JESAJA 62 - Js 62 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1-5 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel : http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

Overzicht van Jesaja : - Js 1 - Js 2 - Js 3 - Js 4 - Js 5 - Js 6 - Js 7 - Js 8 - Js 9 - Js 10 - Js 11 - Js 12 - Js 13 - Js 14 - Js 15 - Js 16 - Js 17 - Js 18 - Js 19 - Js 20 - Js 21 - Js 22 - Js 23 - Js 24 - Js 25 - Js 26 - Js 27 - Js 28 - Js 29 - Js 30 - Js 31 - Js 32 - Js 33 - Js 34 - Js 35 - Js 36 - Js 37 - Js 38 - Js 39 - Js 40 - Js 41 - Js 42 - Js 43 - Js 44 - Js 45 - Js 46 - Js 47 - Js 48 - Js 49 - Js 50 - Js 51 - Js 52 - Js 53 - Js 54 - Js 55 - Js 56 - Js 57 - Js 58 - Js 59 - Js 60 - Js 61 - Js 62 - Js 63 - Js 64 - Js 65 - Js 66 -
Uitleg vers per vers : - Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenach : Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - Z -



Eerste lezing van de 2de (tweede) zondag door het jaar C : Js 62,1-5 (verwijzing : Js 62,1-5) :
Omwille van Sion mag ik niet zwijgen, terwille van Jeruzalem mij niet stilhouden. Want als de zon zal haar gerechtigheid stralen, haar heil branden als een fakkel. De volkeren zullen uw gerechtigheid aanschouwen, alle koningen uw glorie zien en men zal u een nieuwe naam geven, een naam door de Heer bedacht. In de hand van de Heer zult gij een flonkerende kroon zijn, in de hand van uw God een koninklijke diadeem. Gij zult niet meer heten: de Verlatene, uw land niet meer: Woestenij; maar gij zult heten: Mijn Welbehagen, uw land: Gehuwde; want in u heeft de Heer zijn behagen gesteld en uw land wordt Hem ten huwelijk gegeven. Zoals een jongen zijn meisje trouwt, zal Hij die u opbouwt, u trouwen; en zoals een bruidegom zich verheugt in zijn bruid zal uw God zich verheugen in u.

Js 61,1-62,12 . Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -

Js 62,1 - Js 62,1 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -

Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1dia siôn ou siôpèsomai kai dia ierousalèm ouk anèsô eôs an exelthè ôs fôs è dikaiosunè mou to de sôtèrion mou ôs lampas kauthèsetai  1 propter Sion non tacebo et propter Hierusalem non quiescam donec egrediatur ut splendor iustus eius et salvator eius ut lampas accendatur    1 Om Sions wil zal ik niet zwijgen, en om Jeruzalems wil zal ik niet stil zijn; totdat haar gerechtigheid voortkome als een glans, en haar heil als een fakkel, die brandt.  [1] Uit liefde voor Sion kan ik niet zwijgen, uit liefde voor Jeruzalem ken ik geen rust, totdat zijn heil straalt als een gloed en zijn redding als een brandende toorts.   [1] Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem ben ik niet stil, totdat het licht van haar gerechtigheid daagt en de fakkel van haar redding brandt.   1 ¶ Om Sions wil mag ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem zal ik niet rusten,– totdat haar gerechtigheid als de lichtglans uittrekt en haar bevrijding als een fakkel ontbrandt.  1. A cause de Sion je ne me tairai pas, à cause de Jérusalem je ne me tiendrai pas en repos, jusqu'à ce que sa justice jaillisse comme une clarté, et son salut comme une torche allumée.  

King James Bible . [1] For Zion's sake will I not hold my peace, and for Jerusalem's sake I will not rest, until the righteousness thereof go forth as brightness, and the salvation thereof as a lamp that burneth.
Luther-Bibel . 62 1 Um Zions willen will ich nicht schweigen, und um Jerusalems willen will ich nicht innehalten, bis seine Gerechtigkeit aufgehe wie ein Glanz und sein Heil brenne wie eine Fackel,

Tekstanalyse van Js 62,1

Js 62,1.1. lëma`an (omwille van, opdat) . Verwijzing : lëma`an (omwille van, opdat) , zie Js 62,1 . LXX : hina + optatiefzin; dia + zelfstandig naarwoord . In 235 verzen in de bijbel . In twintig verzen in Js . ûlëma`an (en omwille van, en opdat) . In negentien verzen in de bijbel . Omwille van Sion : slechts in Js 62,1 . En omwille van Jeruzalem . In drie verzen in de bijbel : (1) 1 K 11,13 . (2) 1 K 11,32 . (3) Js 62,1 .

Js 62,1.2. צִיּוֹן = tsijjôn (Sion) . Taalgebruik in Tenakh : tsijjôn (Sion) . Getalwaarde : tsade = 18 of 90 , jod = 10 , waw = 6 , nun = 14 of 50 ; totaal : 48 (2³ X 2 X 3) OF 156 (2³ X 3 X 13 OF 6 X 26) . Structuur : 9 - 1 - 6 - 5 . Tenakh (108) . Pentateuch (0) . Eerdere Profeten (4) . Latere Profeten (47) . 12 Kleine Profeten (19) . Geschriften (38) .Js (36) . Js 1-39 (23) : (1) Js 1,8 . (2) Js 1,27 . (3) Js 3,16 . (4) Js 3,17 . (5) Js 4,4 . (6) Js 4,5 . (7) Js 8,18 . (8) Js 10,12 . (9) Js 10,24 . (10) Js 10,32 . (11) Js 12,6 . (12) Js 14,32 . (13) Js 16,1 . (14) Js 18,7 . (15) Js 24,23 . (16) Js 29,8 . (17) Js 31,4 . (18) Js 33,5 . (19) Js 33,20 . (20) Js 34,8 . (21) Js 35,10 . (22) Js 37,22 . (23) Js 37,32 . Js 40-55 (7) : (1) Js 40,9 . (2) Js 49,14 . (3) Js 51,3 . (4) Js 51,11 . (5) Js 52,1 . (6) Js 52,2 . (7) Js 52,8 . Js 55-66 (5) : (1) Js 60,14 . (2) Js 61,3 . (3) Js 62,1 . (4) Js 62,11 . (5) Js 64,9 . (6) Js 66,8 .

Js 62,1.4. act. qal imperf. eerste persoon enkelvoud אֶחֶשֶׁה = ´èchêsjèh (ik zal zwijgen) van het werkw. חָשָׁה = châsjâh (zwijgen, zich stil, rustig houden) . Taalgebruik in Tenakh : châsjâh (zwijgen, zich stil, rustig houden) . Getalswaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 313 (priemgetal) . Structuur : 8 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (2) : (1) Js 62,1 . (2) Js 65,6 . Een vorm van חָשָׁה = châsjâh (zwijgen, zich stil, rustig houden) in Js (6) : (1) Js 42,14 . (2) Js 57,11 . (3) Js 62,1 . (4) Js 62,6 . (5) Js 64,11 . (6) Js 65,6 .

Js 62,1.6. יְרוּשָׁלַם = jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Taalgebruik in Tenakh : jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 ; totaal : 82 (2 X 41) OF 586 (2 X 293) . Structuur : 1 - 2 - 6 -3 - 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (336) . Pentateuch (0) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (38) . Geschriften (116) . Js (26) . Js 1-39 (13) : (1) Js 3,8 . (2) Js 4,4 . (3) Js 5,3 . (4) Js 7,1 . (5) Js 8,14 . (6) Js 10,32 . (7) Js 22,10 . (8) Js 22,21 . (9) Js 31,5 . (10) Js 33,20 . (11) Js 36,20 . (12) Js 37,10 . (13) Js 37,22 . Js 40-66 (13) : (1) Js 40,2 . (2) Js 40,9 . (3) Js 51,17 . (4) Js 52,1 . (5) Js 52,2 . (6) Js 52,9 . (7) Js 62,1 . (8) Js 62,6 . (9) Js 62,7 . (10) Js 64,9 . (11) Js 65,18 . (12) Js 66,10 . (13) Js 66,20 .

Js 62,1.8. ´èsjëqôt (ik zal rusten) . Qal imperfectum prefix eerste persoon enkelvoud .
- sjâqat (rusten, zich rustig houden) . Verwijzing : sjâqat (rusten, zich rustig houden) , zie Js 62,1 .

Js 62,1.9. עַד = `ad (tot) . Taalgebruik in Tenach : `ad (tot) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , daleth = 4 ; totaal : 20 (2² X 5) OF 74 (2 X 37) . Tenach (1012) . wë`ad (en tot) < wë + `ad (tot) . Taalgebruik in Tenach : `ad (tot) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , daleth = 4 ; totaal : 20 (2² X 5) OF 74 (2 X 37) . Structuur : 7 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . Ps (25) . Ps 113 (1) Ps 113,2 . Tenach (1012) . Js (42) . Js 1-39 (29) . Js 40-66 (13) : (1) Js 42,4 . (2) Js 45,17 . (3) Js 47,7 . (4) Js 48,20 . (5) Js 49,6 . (6) Js 55,4 . (7) Js 57,9 . (8) Js 57,15 . (9) Js 62,1 . (10) Js 62,7 . (11) Js 64,8 . (12) Js 64,11 . (13) Js 65,18 .

Js 62,1.11. כַנֹּגַהּ = kannogah (als glans, als straling) < prefix voorzetsel kë + bepaald lidwoord ha + zelfst. naamw. נֹגַהּ = nogah (glans, schijnsel) . Zie het werkw. נָגַהּ = nâgah (stralen, verlichten) . Taalgebruik in Tenakh : nâgah (stralen, verlichten) . Getalswaarde : nun = 14 of 50 , ghimel = 3 , he = 5 ; totaal : 22 of 58 (2 X 29) . Structuur : 5 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (1) : Js 62,1 .

Js 62,1.12. צְדָקָה = tsëdâqâh (rechtvaardigheid) . Zie het bijvoegl. naamw. צֶדֶק = tsèdèq (rechtvaardig) . Taalgebruik : tsèdèq (rechtvaardig) . Getalwaarde : tsade = 18 of 90 , daleth = 4 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 41 OF 194 (2 X 97) . Structuur : 9 - 4 - 1 . De som van de elementen is telkens 5 . ts-d-q-h . Tenakh (32) . Pentateuch (4) : (1) Gn 15,6 . (2) Gn 18,19 . (3) Gn 38,26 . (4) Dt 24,13 . Tenach (32) . Js (10) : (1) Js 10,22 . (2) Js 45,23 . (3) Js 56,1 . (4) Js 58,2 . (5) Js 59,9 . (6) Js 59,17 . (7) Js 60,17 . (8) Js 61,10 . (9) Js 61,11 . (10) Js 62,1 .
- δικαιοσυνη = dikaiosunè (rechtvaardigheid) . Zie het bijvoegl. naamw. δικαιος = dikaios (rechtvaardig) . Taalgebruik in het NT : dikaios (rechtvaardig) . Taalgebruik in de Septuaginta : dikaios (rechtvaardig) . Een vorm van δικαιοσυνη = dikaiosunè (rechtvaardigheid) in de LXX (351) , in het N.T. (91) .
- צְדָקָה = tsëdâqâh (rechtvaardigheid) . Zelfst. naamw. met oorspronkelijk 3 stammedeklinkers en 2 korte klinkers : qatalat-vorm (Lettinga 24 e2) . a is in open lettergreep vóór de bijklemtoon meestal vervluchtigd tot een sjewa (Lettinga 13 j) . In open lettergrepen onmiddellijk vóór de hoofdklemtoon wordt de korte a verlengd tot â (Lettinga 13 i) ; zo komt uit tsadaqat tsëdâqâh . vr. mv. צִדְקוֹת = tsidqôth (rechtvaardigheden) . a is in gesloten lettergrepen zonder klemtoon dikwijls i geworden (Lettinga 13 g) .
- Lat. justitia . Fr. la justice . E. righteousness . D. Gerechtigkeit . Arabisch : `adâlah (rechtvaardigheid) . Taalgebruik in de Koran : `adâlah (rechtvaardigheid) .

Js 62,1.13. יְשׁוּעָה = jësjû`âh . Zie het werkw. יָשַׁע = jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsja` (redden, bevrijden, verlossen) . Getalswaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 47 OF 380 (2² X 5 X 19) . Structuur : 1 - 3 - 7 . De som van dse elementen is telkens 2 . Tenakh (7) : (1) Js 26,1 . (2) Js 49,8 . (3) Js 52,7 . (4) Js 59,17 . (5) Js 60,18 . (6) Hab 3,8 . (7) Ps 119,55 .
- nom. en acc. onz. enk. σωτηριον = sôtèrion (redding) . Zie het zelfst. naamw. σωτηρια = sôtèria (redding) . Taalgebruik in het NT : sôtèria (redding) . Taalgebruik in de LXX : sôtèria (redding) . Bijbel (43) . Pentateuch (4) : (1) Gn 41,16 . (2) Lv 17,4 . (3) Nu 6,14 . (4) Nu 15,8 . Js (11) : (1) Js 26,1 . (2) Js 33,20 . (3) Js 38,11 . (4) Js 40,5 . (5) Js 51,5 . (6) Js 51,6 . (7) Js 51,8 . (8) Js 56,1 . (9) Js 60,6 . (10) Js 60,18 . (11) Js 62,1 . NT (3) : (1) Lc 2,30 . (2) Lc 3,6 . (3) Hnd 28,28 .

sôtèrion (redding)   bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
nom. + acc. onz. enk.  sôtèrion 43  39 (40) 4 0 11 (nl. in Js) 0 24              

14.
- λαμπας = lampas (toorts, fakkel) . Zie : λαμπω = lampô (stralen, schijnen) . Taalgebruik in de Bijbel : lampô (stralen, schijnen) . Bijbel (3) : (1) Js 62,1 . (2) Sir 48,1 . (3) Apk 8,10 .

15.


Js 62,2 - Js 62,2 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai opsontai ethnè tèn dikaiosunèn sou kai basileis tèn doxan sou kai kalesei se to onoma sou to kainon o o kurios onomasei auto  2 et videbunt gentes iustum tuum et cuncti reges inclitum tuum et vocabitur tibi nomen novum quod os Domini nominabit     2 En de heidenen zullen uw gerechtigheid zien, en alle koningen uw heerlijkheid; en gij zult met een nieuwen naam genoemd worden, welken des HEEREN mond uitdrukkelijk noemen zal.   [2] De volken zullen uw heil zien en alle koningen uw heerlijkheid. Zij geven u een nieuwe naam, die de heer zelf heeft bepaald.  [2] Alle volken zullen je gerechtigheid zien, alle koningen je majesteit. Men zal je noemen bij een nieuwe naam die de HEER zelf heeft bepaald.   2 Zien zullen volkeren jouw gerechtigheid, alle koningen jouw glorie; geroepen wordt tot jou een nieuwe naam die de mond van de ENE zal bepalen.  2. Alors les nations verront ta justice, et tous les rois ta gloire. Alors on t'appellera d'un nom nouveau que la bouche de Yahvé désignera.  

King James Bible . [2] And the Gentiles shall see thy righteousness, and all kings thy glory: and thou shalt be called by a new name, which the mouth of the LORD shall name.
Luther-Bibel . 2 dass die Heiden sehen deine Gerechtigkeit und alle Könige deine Herrlichkeit. Und du sollst mit einem neuen Namen genannt werden, welchen des HERRN Mund nennen wird.

Tekstanalyse van Js 62,2

2. mann. mv. gojim (volken) van het zelfst. naamw. gôj (volk) . Taalgebruik in Tenach : gôj (volk) . Taalgebruik in Jesaja : gôj (volk) . Gr. ethnos (volk) . Getalwaarde : gimel = 3 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 19 . Structuur : 3 - 6 - 1 . Taalgebruik in de Septuaginta. : ethnos (volk) . Taalgebruik in het N.T. : ethnos (volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . D. Volk . Tenach (133) . Js (29) . Js 40-66 (16) : (1) Js 40,15 . (2) Js 41,2 . (3) Js 42,6 . (4) Js 45,1. (5) Js 49,6 . (6) Js 49,22 . (7) Js 52,15 . (8) Js 54,3 . (9) Js 60,3 . (10) Js 60,5 . (11) Js 60,11 . (12) Js 60,16 . (13) Js 61,6 . (14) Js 62,2 . (15) Js 64,1 . (16) Js 66,12 .
- haggôjim (de volken) < bepaald lidwoord ha + gôjim . Tenach 174) . Js (18) . Js 40-66 (8) : (1) Js 40,17 . (2) Js 43,9 . (3) Js 45,20 . (4) Js 52,10 . (5) Js 61,11 . (6) Js 66,18 . (7) Js 66,19 . (8) Js 66,20 .
- baggôjim (onder de volken) . Tenach (74) . Js (2) : (1) Js 61,9 . (2) Js 66,19 .
- lëgôjim / laggôjim (voor de volken) . Tenach (16) . Js (3) : (1) Js 5,26 . (2) Js 11,12 . (3) Js 42,1 .

10. châdâsj (nieuw, vers, ongebruikt) . châdâsj (nieuw, vers, ongebruikt) . Taalgebruik in Tenach : châdâsj (nieuw, vers, ongebruikt) . Getalwaarde : chet = 8 , daleth = 4 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13 OF 12 X 26) . Structuur : 8 - 4 - 3 . ch-d-sj . Tenach (61) . Js (5) . châdâsj . Js (4) : (1) Js 41,15 . (2) Js 42,10 . (3) Js 62,2 . (4) Js 66,23 .
- chädâsjâh (nieuw, vers, ongebruikt) . bijvoegL naamw. vr. enk. . ch-d-sj-h . Tenach (17) . chädâsjâh . Js (2) : (1) Js 43,19 . (2) Js 65,17 .
- chädâsjîm (nieuw, vers, ongebruikt) . bijvoegL naamw. mann. mv. . ch-d-sj-i-m . Tenach (38) . Js (1) : Js 65,17 .
- hachädâsjîm < bepaald lidw. ha + bijvoegl. naamw. mann mv. . Tenach (2) : (1) Js 66,22 . (2) Neh 10,34 .
- hachädâsjâh < bepaald lidw. ha + vr. enk. van het bijvoegl. naamw. mann. enk. Tenach (3) : (1) 1 K 11,30 . (2) Js 66,22 . (3) 2 Kr 20,5 .

Js 62,3 - Js 62,3 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kai esè stefanos kallous en ceiri kuriou kai diadèma basileias en ceiri theou sou  3 et eris corona gloriae in manu Domini et diadema regni in manu Dei tui     3 En gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des HEEREN, en een koninklijke hoed in de hand uws Gods.   [3] U zult een schitterende kroon zijn in de hand* van de heer, een koninklijk diadeem in de hand van uw God.  [3] Je zult een schitterende kroon zijn in de hand van de HEER, een koninklijke tulband in de hand van je God.  3 Wezen zul jij een luisterrijke krans in de hand van de ENE, een koninklijk ornaat in de handpalm van je God.  3. Tu seras une couronne de splendeur dans la main de Yahvé, un turban royal dans la main de ton Dieu.  

King James Bible . [3] Thou shalt also be a crown of glory in the hand of the LORD, and a royal diadem in the hand of thy God.
Luther-Bibel . 3 Und du wirst sein eine schöne Krone in der Hand des HERRN und ein königlicher Reif in der Hand deines Gottes.

Tekstanalyse van Js 62,3

Js 62,4 - Js 62,4 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai ouketi klèthèsè kataleleimmenè kai è gè sou ou klèthèsetai erèmos soi gar klèthèsetai thelèma emon kai tè gè sou oikoumenè  4 non vocaberis ultra Derelicta et terra tua non vocabitur amplius Desolata sed vocaberis Voluntas mea in ea et terra tua Inhabitata quia conplacuit Domino in te et terra tua inhabitabitur    4 Tot u zal niet meer gezegd worden: De verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: Het verwoeste; maar gij zult genoemd worden: Mijn lust is aan haar! en uw land: Het getrouwde; want de HEERE heeft een lust aan u, en uw land zal getrouwd worden.   [4] Men noemt u niet langer ‘Verstotene*’, en uw land niet langer ‘Verlatene’, maar u zult heten: ‘Mijn Welbehagen*’, en uw land: ‘Gehuwde’. Want de heer heeft welbehagen in u en uw land wordt gehuwd.  [4] Men noemt je niet langer Verlatene en je land niet langer Troosteloos oord, maar je zult heten Mijn verlangen en je land Mijn bruid. Want de HEER verlangt naar jou en je land wordt ten huwelijk genomen.  4 Tot jou zal niet meer worden gezegd: verlatene, tot je land wordt niet meer gezegd: een woestenij, nee, van jou zal worden geroepen: mijn behagen is zij!, en van je land: gehuwde!– want de ENE heeft behagen in jou en je land wordt nu gehuwd.   4. On ne te dira plus : « Délaissée » et de ta terre on ne dira plus : « Désolation ». Mais on t'appellera : « Mon plaisir est en elle » et ta terre : « Épousée ». Car Yahvé trouvera en toi son plaisir, et ta terre sera épousée.  

King James Bible . [4] Thou shalt no more be termed Forsaken; neither shall thy land any more be termed Desolate: but thou shalt be called Hephzi-bah, and thy land Beulah: for the LORD delighteth in thee, and thy land shall be married.
Luther-Bibel . 4 Man soll dich nicht mehr nennen »Verlassene« und dein Land nicht mehr »Einsame«, sondern du sollst heißen »Meine Lust« und dein Land »Liebe Frau«; denn der HERR hat Lust an dir, und dein Land hat einen lieben Mann.

Tekstanalyse van Js 62,4 .

Js 62,4.2. pass. nifal imperf. 3de pers. mann. enk. יֵאָמֵר = je´âmer (er zal gezegd worden) van het werkw. אמר = ´-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 .
- Grieks . λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . λεγω = legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
- Ned. : zeggen . Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) . D. : sprechen (spreken) . E. : to say . Fr. : dire . Grieks : λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . Hebreeuws : אָמַר = ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Lat. : legere .

act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. jo´mar (hij zegt) van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenach : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in N.T. : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het N.T. (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het N.T. (925) . . Tenach (75) . Js (20) . Js 1-39 (10) . Js 40-55 (6) . Js 56-66 (4) . Js 1-39 (10) : (1) Js 1,11 . (2) Js 1,18 . (3) Js 4,3 . (4) Js 8,12 . (5) Js 10,8 . (6) Js 19,18 . (7) Js 29,16 . (8) Js 32,5 . (9) Js 33,10 . (10) Js 33,24 . Js 40-55 (6) : (1) Js 40,1 . (2) Js 40,25 . (3) Js 41,6 . (4) Js 41,21 . (5) Js 44,5 . (6) Js 44,20 . Js 56-66 (4) : (1) Js 56,3 . (2) Js 61,6 . (3) Js 62,4 . (4) Js 66,9 .

Js 62,4.5. עֲזוּבָה = äzûbhâh (Azuba , verlatene) . Eigennaam en / of werkwoordvorm qal pass. vr. enk. van het werkw. עָזַב = `âzabh (verlaten, achterlaten) . Taalgebruik in Tenakh : `âzabh (verlaten, achterlaten) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , beth = 2 ; totaal : 25 (5²) of 79 . Structuur : 7 - 7 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (9) : (1) 1 K 22,42 . (2) Js 54,6 . (3) Js 60,15 . (4) Js 62,4 . (5) Jr 4,29 . (6) Sef 2,4 . (7) 1 Kr 2,18 . (8) 1 Kr 2,19 . (9) 2 Kr 20,31 .

Js 62,4.10. sjëmâmâh (ontzetting , verwoesting, woestenij) . Taalgebruik in Tenach : sjëmâmâh (ontzetting , verwoesting, woestenij) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 385 (5 X 7 X 11) . Structuur : 3 - 4 - 4 - 5 . Tenach (41) . Pentateuch (2) . Js (5) : (1) Js 1,7 . (2) Js 6,11 . (3) Js 17,9 . (4) Js 62,4 . (5) Js 64,9 .

Js 62,4.19. act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. jèchëpâtsûn (zij verlangen) van het werkw. châphats (verlangen, begeren, behagen scheppen) . Taalgebruik in Tenach : châphats (verlangen, begeren, behagen scheppen) . Getalwaarde : chet = 8 , pe = 17 of 80 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 43 OF 178 (2 X 89) . Structuur : 8 - 8 - 9 . Tenach (1) Js 58,2 . Een vorm van châphats (verlangen, begeren, behagen scheppen) in Jesaja in 11 verzen : (1) Js 1,11 . (2) Js 13,17 . (3) Js 42,21 . (4) Js 53,10 . (5) Js 55,11 . (6) Js 56,4 . (7) Js 58,2 . (8) Js 62,4 . (9) Js 65,12 . (10) Js 66,3 . (11) Js 66,4 .

Js 62,4.20. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 10 + 5 + 6 + 5 = 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Js (366 = 2 X 3 X 61) . Js 56-66 (66 = 2 X 3 X 11) . Js 56 (5) : (1) Js 56,1 . (2) Js 56,3 . (3) Js 56,4 . (4) Js 56,6 . (5) Js 56,8 . Js 57 (1) : Js 57,19 . Js 58 (4) : (1) Js 58,8 . (2) Js 58,11 . (3) Js 58,13 . (4) Js 58,14 . Js 59 (5) : (1) Js 59,1 . (2) Js 59,15 . (3) Js 59,19 . (4) Js 59,20 . (5) Js 59,21 . Js 60 : (1) Js 60,1 . (2) Js 60,2 . (3) Js 60,6 . (4) Js 60,9 . (5) Js 60,14 . (6) Js 60,16 . (7) Js 60,19 . (8) Js 60,20 . (9) Js 60,22 . Js 61 (6) : (1) Js 61,1 . (2) Js 61,3 . (3) Js 61,6 . (4) Js 61,8 . (5) Js 61,9 . (6) Js 61,11 . Js 62 (8) : (1) Js 62,2 . (2) Js 62,3 . (3) Js 62,4 . (4) Js 62,6 . (5) Js 62,8 . (6) Js 62,9 . (7) Js 62,11 . (8) Js 62,12 . Js 63 (4) : (1) Js 63,7 . (2) Js 63,14 . (3) Js 63,16 . (4) Js 63,17 . Js 64 (3) : (1) Js 64,7 . (2) Js 64,8 . (3) Js 64,11 . Js 65 (7) : (1) Js 65,7 . (2) Js 65,8 . (3) Js 65,11 . (4) Js 65,13 . (5) Js 65,15 . (6) Js 65,23 . (7) Js 65,25 . Js 66 (14) : (1) Js 66,1 . (2) Js 66,2 . (3) Js 66,5 . (4) Js 66,6 . (5) Js 66,9 . (6) Js 66,12 . (7) Js 66,14 . (8) Js 66,15 . (9) Js 66,16 . (10) Js 66,17 . (11) Js 66,20 . (12) Js 66,21 . (13) Js 66,22 . (14) Js 66,23 .


Js 62,5 - Js 62,5 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai ôs sunoikôn neaniskos parthenô outôs katoikèsousin oi uioi sou meta sou kai estai on tropon eufranthèsetai numfios epi numfè outôs eufranthèsetai kurios epi soi 5 habitabit enim iuvenis cum virgine et habitabunt in te filii tui et gaudebit sponsus super sponsam gaudebit super te Deus tuus    5 Want gelijk een jongeling een jonkvrouw trouwt, alzo zullen uw kinderen u trouwen; en gelijk de bruidegom vrolijk is over de bruid, alzo zal uw God over u vrolijk zijn.  [5] Zoals een jongeman een meisje huwt, zo zal Hij, die u opbouwt, u huwen. En zoals de bruidegom blij is met zijn bruid, zo zal uw God blij zijn met u.  [5] Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal je God zich over jou verheugen.   5 Want zoals een jonggezel een maagd huwt zal je bouwmeester jou huwen,– een bruidegom is verrukt over een bruid, je God zal verrukt zijn over jou!  5. Comme un jeune homme épouse une vierge, ton bâtisseur t'épousera. Et c'est la joie de l'époux au sujet de l'épouse que ton Dieu éprouvera à ton sujet.  

King James Bible . [5] For as a young man marrieth a virgin, so shall thy sons marry thee: and as the bridegroom rejoiceth over the bride, so shall thy God rejoice over thee.
Luther-Bibel . 5 Denn wie ein junger Mann eine Jungfrau freit, so wird dich dein Erbauer freien, und wie sich ein Bräutigam freut über die Braut, so wird sich dein Gott über dich freuen.

Tekstanalyse van Js 62,5

Js 62,6 - Js 62,6 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai epi tôn teiceôn sou ierousalèm katestèsa fulakas olèn tèn èmeran kai olèn tèn nukta oi dia telous ou siôpèsontai mimnèskomenoi kuriou  6 super muros tuos Hierusalem constitui custodes tota die et tota nocte perpetuo non tacebunt qui reminiscimini Domini ne taceatis    6 O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren besteld, die geduriglijk al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des HEEREN doet gedenken, laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen!   [6] Jeruzalem, op uw muren heb ik wachtposten uitgezet; heel de dag en heel de nacht, nooit mogen zij zwijgen. U die de heer alles in herinnering brengt, er is geen rust voor u.  [6] Jeruzalem, ik heb wachters op je muren gezet die nooit zullen zwijgen, dag noch nacht. Jullie die een beroep doen op de HEER, gun jezelf geen rust  6 ¶ Op jouw muren, Jeruzalem, heb ik wachters uitgezet: heel de dag en heel de nacht, voortdurend mogen ze niet zwijgen; gij die de ENE indachtig maakt, geen rust voor u!  6. Sur tes remparts, Jérusalem, j'ai posté des veilleurs, de jour et de nuit, jamais ils ne se tairont. Vous qui vous rappelez au souvenir de Yahvé, pas de repos pour vous.  

King James Bible . [6] I have set watchmen upon thy walls, O Jerusalem, which shall never hold their peace day nor night: ye that make mention of the LORD, keep not silence,
Luther-Bibel . 6 O Jerusalem, ich habe Wächter über deine Mauern bestellt, die den ganzen Tag und die ganze Nacht nicht mehr schweigen sollen. Die ihr den HERRN erinnern sollt, ohne euch Ruhe zu gönnen,

Tekstuitleg van Js 62,6 .

Js 62,7 - Js 62,7 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7ouk estin gar umin omoios ean diorthôsè kai poièsè ierousalèm agauriama epi tès gès  7 et ne detis silentium ei donec stabiliat et donec ponat Hierusalem laudem in terra    7 En zwijgt niet stil voor Hem, totdat Hij bevestige, en totdat Hij Jeruzalem stelle tot een lof op aarde.   [7] Gun ook Hem geen rust totdat Hij Jeruzalem herstelt en tot de roem van het land maakt.  [7] en gun hem evenmin rust, totdat hij Jeruzalem weer heeft gegrondvest en haar roem op aarde heeft bevestigd.   7 Gunt hem geen rust,– totdat hij heeft gevestigd, totdat hij Jeruzalem maakt tot een lofzang op aarde!   7. Ne lui accordez pas de repos qu'il n'ait établi Jérusalem et fait d'elle une louange au milieu du pays.  

King James Bible . [7] And give him no rest, till he establish, and till he make Jerusalem a praise in the earth.
Luther-Bibel . 7 lasst ihm keine Ruhe, bis er Jerusalem wieder aufrichte und es setze zum Lobpreis auf Erden!

Tekstuitleg van Js 62,7 .

Js 62,8 - Js 62,8 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8ômosen kurios kata tès dexias autou kai kata tès iscuos tou bracionos autou ei eti dôsô ton siton sou kai ta brômata sou tois ecthrois sou kai ei eti piontai uioi allotrioi ton oinon sou ef? ô emocthèsas  8 iuravit Dominus in dextera sua et in brachio fortitudinis suae si dedero triticum tuum ultra cibum inimicis tuis et si biberint filii alieni vinum tuum in quo laborasti    8 De HEERE heeft gezworen bij Zijn rechterhand, en bij den arm Zijner sterkte: indien Ik uw koren meer zal geven tot spijs voor uw vijanden, en indien de vreemden zullen drinken van uw most, waaraan gij gearbeid hebt!  [8] Bij zijn rechterhand* heeft de heer gezworen, en bij zijn machtige arm: ‘Nooit meer geef Ik uw koren aan uw vijanden te eten; nooit drinken vreemden nog de most waarvoor u zich hebt moe gemaakt.’  [8] De HEER heeft gezworen bij zijn rechterhand en bij zijn sterke arm: ‘Nooit meer geef ik jullie graan aan je vijanden te eten, nooit meer zullen vreemdelingen de wijn drinken waarvoor jullie je hebben afgemat.  8 Gezworen heeft de ENE bij zijn rechterhand, bij zijn arm zo vol van kracht: als ik óóit nog je graan weggeef als eten voor je vijand, als óóit de zonen van een vreemde jouw most zullen drinken waarvoor jij hebt gezwoegd!…  8. Yahvé l'a juré par sa droite et par son bras puissant : « Je ne donnerai plus ton blé en nourriture à tes ennemis, les étrangers ne boiront plus ton vin, le fruit de ton labeur, 

King James Bible . [8] The LORD hath sworn by his right hand, and by the arm of his strength, Surely I will no more give thy corn to be meat for thine enemies; and the sons of the stranger shall not drink thy wine, for the which thou hast laboured:
Luther-Bibel . 8 Der HERR hat geschworen bei seiner Rechten und bei seinem starken Arm: Ich will dein Getreide nicht mehr deinen Feinden zu essen geben noch deinen Wein, mit dem du so viel Arbeit hattest, die Fremden trinken lassen,

Tekstuitleg van Js 62,8 .

6. ´im (indien, ofschoon) . Taalgebruik in Tenach : ´im (indien, ofschoon) en ´em (moeder) . Taalgebruik in Tenach : ´em (moeder) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 41 . Tenach (760) . Pentateuch (172) . Js (34) . Js 1-39 (21) . Js 40-55 (5) . Js 56-66 (8) : (1) Js 58,9 . (2) Js 58,13 . (3) Js 59,2 . (4) Js 62,8 . (5) Js 65,6 . (6) Js 65,18 . (7) Js 66,8 . (8) Js 66,9 .

Js 62,9 - Js 62,9 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9all? è oi sunagontes fagontai auta kai ainesousin kurion kai oi sunagontes piontai auta en tais epaulesin tais agiais mou  9 quia qui congregabunt illud comedent et laudabunt Dominum et qui conportant illud bibent in atriis sanctis meis    9 Maar die het inzamelen zullen, die zullen het eten, en zij zullen den HEERE prijzen; en die hem vergaderen zullen, zullen hem drinken in de voorhoven Mijns heiligdoms.   [9] Maar zij die het graan oogsten, zullen het ook eten en de heer erom loven; en degenen die de druiven lezen, zullen de wijn ervan drinken, in mijn heilige voorhof.   [9] Zij die het graan oogsten, zullen er ook van eten en ze zullen de HEER erom prijzen; zij die de druiven plukken, zullen ervan drinken in de voorhoven van mijn heiligdom.’  9 Nee, wie het hebben ingezameld zullen het eten, en loven zullen zij de ENE,– en wie hem oogsten zullen hem ook drinken, in de voorhoven van mijn heiligdom. ••  9. mais les moissonneurs mangeront le blé et loueront Yahvé, les vendangeurs boiront le vin, dans mes parvis sacrés. »  

King James Bible . [9] But they that have gathered it shall eat it, and praise the LORD; and they that have brought it together shall drink it in the courts of my holiness.
Luther-Bibel . 9 sondern die es einsammeln, sollen's auch essen und den HERRN rühmen, und die ihn einbringen, sollen ihn trinken in den Vorhöfen meines Heiligtums.

Tekstuitleg van Js 62,9 .

Js 62,10 - Js 62,10 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10poreuesthe dia tôn pulôn mou kai odopoièsate tô laô mou kai tous lithous tous ek tès odou diarripsate exarate sussèmon eis ta ethnè  10 transite transite per portas praeparate viam populo planum facite iter et eligite lapides elevate signum ad populos    10 Gaat door, gaat door, door de poorten, bereidt den weg des volks; verhoogt, verhoogt een baan, ruimt de stenen weg, steekt een banier omhoog tot de volken!   [10] Ga*, ga de poorten uit, baan een weg voor het volk; hoog de straten op, hoog ze op, verwijder de stenen, steek het vaandel voor de volken omhoog.  [10] Ga door de poorten, ga erdoorheen, maak de weg vrij voor het volk. Ruim baan! Effen de weg en verwijder de stenen, steek het vaandel op voor de volken.  10 ¶ Trekt voorbij, trekt door de poorten, baant de gemeente de weg!– hoogt op, hoogt de heirbaan op, ontdoet hem van stenen, heft een banier omhoog voor de gemeenschappen!  10. Passez, passez par les portes, frayez le chemin de mon peuple, nivelez, nivelez la route, ôtez-en les pierres. Élevez un signal pour les peuples.  

King James Bible . [10] Go through, go through the gates; prepare ye the way of the people; cast up, cast up the highway; gather out the stones; lift up a standard for the people.
Luther-Bibel . 10 Gehet ein, gehet ein durch die Tore! Bereitet dem Volk den Weg! Machet Bahn, machet Bahn, räumt die Steine hinweg! Richtet ein Zeichen auf für die Völker!

Tekstuitleg van Js 62,10 .

Js 62,11 - Js 62,11 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11 ἰδοὺ γὰρ Κύριος ἐποίησεν ἀκουστὸν ἕως ἐσχάτου τῆς γῆς· εἴπατε τῇ θυγατρὶ Σιών· ἰδοὺ ὁ σωτήρ σοι παραγέγονεν ἔχων τὸν ἑαυτοῦ μισθὸν καὶ τὸ ἔργον πρὸ προσώπου αὐτοῦ. 11 ecce Dominus auditum fecit in extremis terrae dicite filiae Sion ecce salvator tuus venit ecce merces eius cum eo et opus eius coram illo    11 Ziet, de HEERE heeft doen horen, tot aan het einde der aarde: zegt der dochter van Sion: Zie, uw Heil komt; zie, Zijn loon is met Hem, en Zijn arbeidsloon is voor Zijn aangezicht.   [11] De heer laat het horen tot het uiteinde van de aarde: ‘Zeg tegen de dochter van Sion: Zie, hier komt uw redding, zijn loon draagt Hij mee, en zijn werk gaat voor Hem uit.  [11] De HEER laat overal horen, tot aan de einden der aarde: ‘Verkondig aan vrouwe Sion: “Je redder komt! Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.”’   11 Zie, de ENE heeft doen horen tot aan de rand der aarde,– zegt tot de dochter Sions: zie, je bevrijder komt!– zie, zijn loon heeft hij bij zich, zijn handelen gaat voor zijn aanschijn uit.  11. Voici que Yahvé se fait entendre jusqu'à l'extrémité de la terre : Dites à la fille de Sion : Voici que vient ton salut, voici avec lui sa récompense, et devant lui son salaire.  

King James Bible . [11] Behold, the LORD hath proclaimed unto the end of the world, Say ye to the daughter of Zion, Behold, thy salvation cometh; behold, his reward is with him, and his work before him.
Luther-Bibel . 11 Siehe, der HERR lässt es hören bis an die Enden der Erde: Sagt der Tochter Zion: Siehe, dein Heil kommt! Siehe, was er gewann, ist bei ihm, und was er sich erwarb, geht vor ihm her!

 הִנֵּה יְהוָה, הִשְׁמִיעַ אֶל-קְצֵה הָאָרֶץ, אִמְרוּ לְבַת-צִיּוֹן, הִנֵּה יִשְׁעֵךְ בָּא; הִנֵּה שְׂכָרוֹ אִתּוֹ, וּפְעֻלָּתוֹ לְפָנָיו.

Tekstuitleg van Js 62,11 .

1. hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenach : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde hen : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . OF getalwaarde hinneh : 24 (2³ X 3) of 60 (2² X 3 X 5) . Structuur : 5 - 5 - 5 . hinneh is een spiegelwoord . Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het N.T. : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . Lat. ecce . E. behold. D. Siehe . Fr. voici < vois ici . idou (zie) in de LXX (1145) , in het N.T. (200) . Tenach (495) . Pentateuch (96) . Grote Prof. (140) ; Jr (63) ; Ez (32) . 12 kleine Prof. (29) . Js (45) . Js 1-39 (23) . Js 40-66 (22) : (1) Js 40,9 . (2) Js 40,10 . (3) Js 41,15 . (4) Js 41,22 . (5) Js 41,27 . (6) Js 42,9 . (7) Js 47,14 . (8) Js 48,7 . (9) Js 48,10 . (10) Js 49,12 . (11) Js 49,22 . (12) Js 51,19 . (13) Js 51,22 . (14) Js 52,13 . (15) Js 54,11 . (16) Js 57,3 . (17) Js 60,2 . (18) Js 62,11 . (19) Js 65,6 . (20) Js 65,13 . (21) Js 65,14 . (22) Js 66,15 .

8. - 9. bath tsijjôn (dochter van Sion) . Tenach (19 + 4 = 23X) . Js (4) : (1) Js 1,8 . (2) Js 37,22 . (3) Js 52,2 . (4) Js 62,11 . Zie ook be(j)th tsijjôn (huis van Sion) , slechts in Js 10,32 . ´èl har bath tsijjôn (naar de berg van de dochter van Sion) . Tenach (1) Js 16,1 . har be(j)th tsijjôn (de berg van het huis van Sion) , slechts in Js 10,32 .

10. hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenach : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde hen : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . OF getalwaarde hinneh : 24 (2³ X 3) of 60 (2² X 3 X 5) . Structuur : 5 - 5 - 5 . hinneh is een spiegelwoord . Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het N.T. : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . Lat. ecce . E. behold. D. Siehe . Fr. voici < vois ici . idou (zie) in de LXX (1145) , in het N.T. (200) . Tenach (495) . Pentateuch (96) . Grote Prof. (140) ; Jr (63) ; Ez (32) . 12 kleine Prof. (29) . Js (45) . Js 1-39 (23) . Js 40-66 (22) : (1) Js 40,9 . (2) Js 40,10 . (3) Js 41,15 . (4) Js 41,22 . (5) Js 41,27 . (6) Js 42,9 . (7) Js 47,14 . (8) Js 48,7 . (9) Js 48,10 . (10) Js 49,12 . (11) Js 49,22 . (12) Js 51,19 . (13) Js 51,22 . (14) Js 52,13 . (15) Js 54,11 . (16) Js 57,3 . (17) Js 60,2 . (18) Js 62,11 . (19) Js 65,6 . (20) Js 65,13 . (21) Js 65,14 . (22) Js 66,15 .

13. hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenach : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde hen : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . OF getalwaarde hinneh : 24 (2³ X 3) of 60 (2² X 3 X 5) . Structuur : 5 - 5 - 5 . hinneh is een spiegelwoord . Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het N.T. : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . Lat. ecce . E. behold. D. Siehe . Fr. voici < vois ici . idou (zie) in de LXX (1145) , in het N.T. (200) . Tenach (495) . Pentateuch (96) . Grote Prof. (140) ; Jr (63) ; Ez (32) . 12 kleine Prof. (29) . Js (45) . Js 1-39 (23) . Js 40-66 (22) : (1) Js 40,9 . (2) Js 40,10 . (3) Js 41,15 . (4) Js 41,22 . (5) Js 41,27 . (6) Js 42,9 . (7) Js 47,14 . (8) Js 48,7 . (9) Js 48,10 . (10) Js 49,12 . (11) Js 49,22 . (12) Js 51,19 . (13) Js 51,22 . (14) Js 52,13 . (15) Js 54,11 . (16) Js 57,3 . (17) Js 60,2 . (18) Js 62,11 . (19) Js 65,6 . (20) Js 65,13 . (21) Js 65,14 . (22) Js 66,15 .

Js 62,12 - Js 62,12 : Zending van de profeet - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Js (Jesaja) -- Js 62 -- Js 61,1-62,12 -- Js 62,1 - Js 62,2 - Js 62,3 - Js 62,4 - Js 62,5 - Js 62,6 - Js 62,7 - Js 62,8 - Js 62,9 - Js 62,10 - Js 62,11 - Js 62,12 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12kai kalesei auton laon agion lelutrômenon upo kuriou su de klèthèsè epizètoumenè polis kai ouk egkataleleimmenè   12 et vocabunt eos Populus sanctus Redempti a Domino tu autem vocaberis Quaesita civitas et non Derelicta    12 En zij zullen hen noemen het heilige volk, de verlosten des HEEREN; en gij zult genoemd worden de gezochte, de stad, die niet verlaten is.   [12] Men noemt hen het heilige volk, en de verlosten van de heer, en u heet de “Gezochte”, en “De nooit verlaten Stad”.’   [12] Dan noemt men hen ‘Het heilige volk’, ‘Volk dat door de HEER is vrijgekocht’, en jij zult ‘Geliefde’ heten, ‘Nooit verlaten stad’.  12 Roepen zullen ze tot hen: gemeente van het heiligdom, verlosten van de ENE !– tot jou zal worden geroepen: ‘langgezochte’, ‘stad–nooit–verlaten’! ••  12. On les appellera : « Le peuple saint », » Les rachetés de Yahvé ». Quant à toi on t'appellera : « Recherchée », » Ville non délaissée ». 

King James Bible . [12] And they shall call them, The holy people, The redeemed of the LORD: and thou shalt be called, Sought out, A city not forsaken.
Luther-Bibel . 12 Man wird sie nennen »Heiliges Volk«, »Erlöste des HERRN«, und dich wird man nennen »Gesuchte« und »Nicht mehr verlassene Stadt«.

Tekstuitleg van Js 62,12 .


MASORETISCHE TEKST (MT)

Isaiah Chapter 62 יְשַׁעְיָהוּ

א  לְמַעַן צִיּוֹן לֹא אֶחֱשֶׁה, וּלְמַעַן יְרוּשָׁלִַם לֹא אֶשְׁקוֹט, עַד-יֵצֵא כַנֹּגַהּ צִדְקָהּ, וִישׁוּעָתָהּ כְּלַפִּיד יִבְעָר. 1 For Zion's sake will I not hold My peace, and for Jerusalem's sake I will not rest, until her triumph go forth as brightness, and her salvation as a torch that burneth.
ב  וְרָאוּ גוֹיִם צִדְקֵךְ, וְכָל-מְלָכִים כְּבוֹדֵךְ; וְקֹרָא לָךְ שֵׁם חָדָשׁ, אֲשֶׁר פִּי יְהוָה יִקֳּבֶנּוּ. 2 And the nations shall see thy triumph, and all kings thy glory; and thou shalt be called by a new name, which the mouth of the LORD shall mark out.
ג  וְהָיִית עֲטֶרֶת תִּפְאֶרֶת, בְּיַד-יְהוָה; וצנוף (וּצְנִיף) מְלוּכָה, בְּכַף-אֱלֹהָיִךְ. 3 Thou shalt also be a crown of beauty in the hand of the LORD, and a royal diadem in the open hand of thy God.
ד  לֹא-יֵאָמֵר לָךְ עוֹד עֲזוּבָה, וּלְאַרְצֵךְ לֹא-יֵאָמֵר עוֹד שְׁמָמָה--כִּי לָךְ יִקָּרֵא חֶפְצִי-בָהּ, וּלְאַרְצֵךְ בְּעוּלָה:  כִּי-חָפֵץ יְהוָה בָּךְ, וְאַרְצֵךְ תִּבָּעֵל. 4 Thou shalt no more be termed Forsaken, neither shall thy land any more be termed Desolate; but thou shalt be called, My delight is in her, and thy land, Espoused; for the LORD delighteth in thee, and thy land shall be espoused.
ה  כִּי-יִבְעַל בָּחוּר בְּתוּלָה, יִבְעָלוּךְ בָּנָיִךְ; וּמְשׂוֹשׂ חָתָן עַל-כַּלָּה, יָשִׂישׂ עָלַיִךְ אֱלֹהָיִךְ. 5 For as a young man espouseth a virgin, so shall thy sons espouse thee; and as the bridegroom rejoiceth over the bride, so shall thy God rejoice over thee.
ו  עַל-חוֹמֹתַיִךְ יְרוּשָׁלִַם, הִפְקַדְתִּי שֹׁמְרִים--כָּל-הַיּוֹם וְכָל-הַלַּיְלָה תָּמִיד, לֹא יֶחֱשׁוּ; הַמַּזְכִּרִים, אֶת-יְהוָה--אַל-דֳּמִי, לָכֶם. 6 I have set watchmen upon thy walls, O Jerusalem, they shall never hold their peace day nor night: 'Ye that are the LORD'S remembrancers, take ye no rest,
ז  וְאַל-תִּתְּנוּ דֳמִי, לוֹ:  עַד-יְכוֹנֵן וְעַד-יָשִׂים אֶת-יְרוּשָׁלִַם, תְּהִלָּה--בָּאָרֶץ. 7 And give Him no rest, till He establish, and till He make Jerusalem a praise in the earth.'
ח  נִשְׁבַּע יְהוָה בִּימִינוֹ, וּבִזְרוֹעַ עֻזּוֹ:  אִם-אֶתֵּן אֶת-דְּגָנֵךְ עוֹד מַאֲכָל, לְאֹיְבַיִךְ, וְאִם-יִשְׁתּוּ בְנֵי-נֵכָר תִּירוֹשֵׁךְ, אֲשֶׁר יָגַעַתְּ בּוֹ. 8 The LORD hath sworn by His right hand, and by the arm of His strength: Surely I will no more give thy corn to be food for thine enemies; and strangers shall not drink thy wine, for which thou hast laboured;
ט  כִּי מְאַסְפָיו יֹאכְלֻהוּ, וְהִלְלוּ אֶת-יְהוָה; וּמְקַבְּצָיו יִשְׁתֻּהוּ, בְּחַצְרוֹת קָדְשִׁי.  {ס} 9 But they that have garnered it shall eat it, and praise the LORD, and they that have gathered it shall drink it in the courts of My sanctuary. {S}
י  עִבְרוּ עִבְרוּ בַּשְּׁעָרִים, פַּנּוּ דֶּרֶךְ הָעָם; סֹלּוּ סֹלּוּ הַמְסִלָּה סַקְּלוּ מֵאֶבֶן, הָרִימוּ נֵס עַל-הָעַמִּים. 10 Go through, go through the gates, clear ye the way of the people; cast up, cast up the highway, gather out the stones; lift up an ensign over the peoples.
יא  הִנֵּה יְהוָה, הִשְׁמִיעַ אֶל-קְצֵה הָאָרֶץ, אִמְרוּ לְבַת-צִיּוֹן, הִנֵּה יִשְׁעֵךְ בָּא; הִנֵּה שְׂכָרוֹ אִתּוֹ, וּפְעֻלָּתוֹ לְפָנָיו. 11 Behold, the LORD hath proclaimed unto the end of the earth: say ye to the daughter of Zion: 'Behold, thy salvation cometh; behold, His reward is with Him, and His recompense before Him.'
יב  וְקָרְאוּ לָהֶם עַם-הַקֹּדֶשׁ, גְּאוּלֵי יְהוָה; וְלָךְ יִקָּרֵא דְרוּשָׁה, עִיר לֹא נֶעֱזָבָה.  {ס} 12 And they shall call them the holy people, The redeemed of the LORD; and thou shalt be called Sought out, a city not forsaken. {S}

 

 

LXX

 ΔΙΑ Σιὼν οὐ σιωπήσομαι καὶ διὰ ῾Ιερουσαλὴμ οὐκ ἀνήσω, ἕως ἂν ἐξέλθῃ ὡς φῶς ἡ δικαιοσύνη μου, τὸ δὲ σωτήριόν μου ὡς λαμπὰς καυθήσεται. 2 καὶ ὄψονται ἔθνη τὴν δικαιοσύνην σου καὶ βασιλεῖς τὴν δόξαν σου, καὶ καλέσει σε τὸ ὄνομά σου τὸ καινόν, ὃ ὁ Κύριος ὀνομάσει αὐτό. 3 καὶ ἔσῃ στέφανος κάλλους ἐν χειρὶ Κυρίου καὶ διάδημα βασιλείας ἐν χειρὶ Θεοῦ σου. 4 καὶ οὐκέτι κληθήσῃ Καταλελυμμένη, καὶ ἡ γῆ σου οὐ κληθήσεται ἔτι ῎Ερημος· σὺ γὰρ κληθήσεται Θέλημα ἐμόν, καὶ τῇ γῇ σου Οἰκουμένη, ὅτι εὐδόκησε Κύριος ἐν σοὶ καὶ ἡ γῆ σου συνοικισθήσεται. 5 καὶ ὡς συνοικῶν νεανίσκος παρθένῳ, οὕτω κατοικήσουσιν οἱ υἱοί σου· καὶ ἔσται ὃν τρόπον εὐφρανθήσεται νυμφίος ἐπὶ νύμφῃ, οὕτως εὐφρανθήσεται Κύριος ἐπὶ σοί. 6 καὶ ἐπὶ τῶν τειχῶν σου, ῾Ιερουσαλήμ, κατέστησα φύλακας ὅλην τὴν ἡμέραν καὶ ὅλην τὴν νύκτα, οἵ διὰ τέλους οὐ σιωπήσονται μιμνησκόμενοι Κυρίου. 7 οὐκ ἔστι γὰρ ὑμῖν ὅμοιος, ἐὰν διορθώσῃ καὶ ποιήσῃ ῾Ιερουσαλὴμ γαυρίαμα ἐπὶ τῆς γῆς. 8 ὤμοσε Κύριος κατὰ τῆς δεξιᾶς αὐτοῦ καὶ κατὰ τῆς ἰσχύος τοῦ βραχίονος αὐτοῦ· εἰ ἔτι δώσω τὸν σῖτόν σου καὶ τὰ βρώματά σου τοῖς ἐχθροῖς σου, καὶ εἰ ἔτι πίονται υἱοὶ ἀλλότριοι τὸν οἶνόν σου, ἐφ ᾧ ἐμόχθησας· 9 ἀλλ᾿ ἢ οἱ συνάγοντες φάγονται αὐτὰ καὶ αἰνέσουσι Κύριον, καὶ οἱ συνάγοντες πίονται αὐτὰ ἐν ταῖς ἐπαύλεσι ταῖς ἁγίαις μου. 10 πορεύεσθε διὰ τῶν πυλῶν μου καὶ ὁδοποιήσατε τῷ λαῷ μου καὶ τοὺς λίθους τοὺς ἐκ τῆς ὁδοῦ διαρρίψατε· ἐξάρατε σύσσημον εἰς τὰ ἔθνη. 11 ἰδοὺ γὰρ Κύριος ἐποίησεν ἀκουστὸν ἕως ἐσχάτου τῆς γῆς· εἴπατε τῇ θυγατρὶ Σιών· ἰδοὺ ὁ σωτήρ σοι παραγέγονεν ἔχων τὸν ἑαυτοῦ μισθὸν καὶ τὸ ἔργον πρὸ προσώπου αὐτοῦ. 12 καὶ καλέσει αὐτὸν λαὸν ἅγιον, λελυτρωμένον ὑπὸ Κυρίου· σὺ δὲ κληθήσῃ ἐπιζητουμένη πόλις καὶ οὐκ ἐγκαταλελειμμένη.

1dia siôn ou siôpèsomai kai dia ierousalèm ouk anèsô eôs an exelthè ôs fôs è dikaiosunè mou to de sôtèrion mou ôs lampas kauthèsetai2kai opsontai ethnè tèn dikaiosunèn sou kai basileis tèn doxan sou kai kalesei se to onoma sou to kainon o o kurios onomasei auto3kai esè stefanos kallous en cheiri kuriou kai diadèma basileias en cheiri theou sou4kai ouketi klèthèsè kataleleimmenè kai è gè sou ou klèthèsetai erèmos soi gar klèthèsetai thelèma emon kai tè gè sou oikoumenè5kai ôs sunoikôn neaniskos parthenô outôs katoikèsousin oi uioi sou meta sou kai estai on tropon eufranthèsetai numfios epi numfè outôs eufranthèsetai kurios epi soi6kai epi tôn teicheôn sou ierousalèm katestèsa fulakas olèn tèn èmeran kai olèn tèn nukta oi dia telous ou siôpèsontai mimnèskomenoi kuriou7ouk estin gar umin omoios ean diorthôsè kai poièsè ierousalèm agauriama epi tès gès8ômosen kurios kata tès dexias autou kai kata tès ischuos tou brachionos autou ei eti dôsô ton siton sou kai ta brômata sou tois echthrois sou kai ei eti piontai uioi allotrioi ton oinon sou ef' ô emochthèsas9all' è oi sunagontes fagontai auta kai ainesousin kurion kai oi sunagontes piontai auta en tais epaulesin tais agiais mou10poreuesthe dia tôn pulôn mou kai odopoièsate tô laô mou kai tous lithous tous ek tès odou diarripsate exarate sussèmon eis ta ethnè11idou gar kurios epoièsen akouston eôs eschatou tès gès eipate tè thugatri siôn idou soi o sôtèr paraginetai echôn ton eautou misthon kai to ergon pro prosôpou autou12kai kalesei auton laon agion lelutrômenon upo kuriou su de klèthèsè epizètoumenè polis kai ouk egkataleleimmenè


VULGAAT

1 propter Sion non tacebo et propter Hierusalem non quiescam donec egrediatur ut splendor iustus eius et salvator eius ut lampas accendatur 2 et videbunt gentes iustum tuum et cuncti reges inclitum tuum et vocabitur tibi nomen novum quod os Domini nominabit 3 et eris corona gloriae in manu Domini et diadema regni in manu Dei tui 4 non vocaberis ultra Derelicta et terra tua non vocabitur amplius Desolata sed vocaberis Voluntas mea in ea et terra tua Inhabitata quia conplacuit Domino in te et terra tua inhabitabitur 5 habitabit enim iuvenis cum virgine et habitabunt in te filii tui et gaudebit sponsus super sponsam gaudebit super te Deus tuus 6 super muros tuos Hierusalem constitui custodes tota die et tota nocte perpetuo non tacebunt qui reminiscimini Domini ne taceatis 7 et ne detis silentium ei donec stabiliat et donec ponat Hierusalem laudem in terra 8 iuravit Dominus in dextera sua et in brachio fortitudinis suae si dedero triticum tuum ultra cibum inimicis tuis et si biberint filii alieni vinum tuum in quo laborasti 9 quia qui congregabunt illud comedent et laudabunt Dominum et qui conportant illud bibent in atriis sanctis meis 10 transite transite per portas praeparate viam populo planum facite iter et eligite lapides elevate signum ad populos 11 ecce Dominus auditum fecit in extremis terrae dicite filiae Sion ecce salvator tuus venit ecce merces eius cum eo et opus eius coram illo 12 et vocabunt eos Populus sanctus Redempti a Domino tu autem vocaberis Quaesita civitas et non Derelicta