BIJBELBOEK Klaagliederen - Kl02 -- Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website

- Hebreeuwse tekst : http://www.mechon-mamre.org/p/pt/pt3202.htm .
- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/ot/chapter.asp?book=46&page=2 . Griekse tekst - Septuaginta .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PNR. . Vulgata.
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/klaa/2.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=56204,56 . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/index.php?p=page&i=56204,56 . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=3052580 . King James Bible .
- Luther Bibel : http://www.die-bibel.de/online-bibeln/luther-bibel-1984/bibeltext/bibelstelle/Klagelieder%202/bibel/text/lesen/ch/e4601de839219d0d8b5da4626404ed . Luther Bibel

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht NT
: NT : overzicht , NT : taalgebruik - NT A - NT B - NT C - NT D - NT E - NT F - NT G - NT H - NT I - NT J - NT K - NT L - NT M - NT N - NT O - NT P - NT Q - NT R - NT S - NT T - NT U - NT V - NT W - NT X - NT Y - NT Z - NT : commentaar .

- Kl - Kl 1 - Kl 2 - Kl 3 - Kl 4 - Kl 5 -

- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   Arabisch : http://wjsn.home.xs4all.nl/arab.htm    4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. http://naardensebijbel.nl/zoek.php .
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing  

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , getallen , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Bibliografie :
Literatuur

Overzicht van de bijbelboeken - bijbeloverzicht -- taalgebruik -
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


- Kl 2,1-22 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -

Kl 2,1 - Kl 2,1 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
ΠΩΣ ἐγνόφωσεν ἐν ὀργῇ αὐτοῦ Κύριος τὴν θυγατέρα Σιών; κατέρριψεν ἐξ οὐρανοῦ εἰς γῆν δόξασμα ᾿Ισραήλ, καὶ οὐκ ἐμνήσθη ὑποποδίου ποδῶν αὐτοῦ ἐν ἡμέρᾳ ὀργῆς αὐτοῦ. 2. 1 ALEPH quomodo obtexit caligine in furore suo Dominus filiam Sion proiecit de caelo terram inclitam Israhel et non recordatus est scabilli pedum suorum in die furoris sui   1 Aleph. Hoe heeft de Heere de dochter Sions in Zijn toorn bewolkt? Hij heeft de heerlijkheid van Israël van den hemel op de aarde nedergeworpen; en Hij heeft aan de voetbank Zijner voeten niet gedacht in den dag Zijns toorns. [1] Ach, de Heer heeft in zijn woede Sion in duisternis gehuld, de pracht van Israël van hemel naar aarde verwezen. Hij dacht op de dag van zijn toorn niet meer aan zijn voetbank*. [1] Ach, hoe hult de Heer in zijn toorn Sion in donkere wolken. Hij heeft vanuit de hemel Israëls luister ter aarde geworpen, hij zag op de dag van zijn toorn niet naar zijn voetenbank om. 2:1 Ach, hoe heeft mijn Heer in zijn woede de dochter Sions omwolkt!- hij heeft uit de hemel ter aarde geworpen Israëls luister; de bank voor zijn voeten was hij niet indachtig ten dage van zijn woede! •• Klaagliederen 1. Quoi! Le Seigneur en sa colère a enténébré la fille de Sion! il a précipité du ciel sur la terre la gloire d'Israël! sans plus se souvenir de son marchepied, au jour de sa colère!

King James Bible . [1] How hath the Lord covered the daughter of Zion with a cloud in his anger, and cast down from heaven unto the earth the beauty of Israel, and remembered not his footstool in the day of his anger!
Luther-Bibel . 21Wie hat der Herr die Tochter Zion mit seinem Zorn überschüttet! Er hat die Herrlichkeit Israels vom Himmel auf die Erde geworfen; er hat nicht gedacht an seinen Fußschemel am Tage seines Zorns.

Tekstuitleg van Kl 2,1 .

1. ´e(j)khâh (hoe) . Taalgebruik in Tenakh : ´e(j)khâh (hoe) . ajkh Tenakh (18) . ´e(j)khâh (hoe) . Tenakh (16) : (1) Dt 1,12 . (2) Dt 7,17 . (3) Dt 12,30 . (4) Dt 18,21 . (5) Dt 32,30 . (6) Re 20,3 . (7) 2 K 6,15 . (8) Js 1,21 . (9) Jr 8,8 . (10) Jr 48,17 . (11) Ps 73,11 . (12) Hl 1,7 . (13) Kl 1,1 . (14) Kl 2,1 . (15) Kl 4,1 . (16) Kl 4,2

13. lo´ (niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Kl (25) : (1) Kl 1,3 . (2) Kl 1,6 . (3) Kl 1,9 . (4) Kl 1,10 . (5) Kl 1,14 . (6) Kl 2,2 . (7) Kl 2,8 . (8) Kl 2,9 . (9) Kl 2,21 . (10) Kl 3,22 . (11) Kl 3,31 . (12) Kl 3,33 . (13) Kl 3,36 . (14) Kl 3,37 . (15) Kl 3,38 . (16) Kl 3,42 . (17) Kl 3,43 . (18) Kl 4,8 . (19) Kl 4,12 . (20) Kl 4,15 . (21) Kl 4,16 . (22) Kl 4,17 . (23) Kl 4,22 . (24) Kl 5,5 . (25) Kl 5,12 .
- wëlo´ (en niet) < prefix verbindingswoord wë + . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine Profeten (90) . Geschriften (365) . Kl (8) : (1) Kl 2,1 . (2) Kl 2,14 . (3) Kl 2,17 . (4) Kl 2,22 . (5) Kl 3,2 . (6) Kl 3,7 . (7) Kl 3,49 . (8) Kl 4,6 .

Kl 2,2 - Kl 2,2 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2 Κατεπόντισε Κύριος οὐ φεισάμενος πάντα τὰ ὡραῖα ᾿Ιακώβ, καθεῖλεν ἐν θυμῷ αὐτοῦ τὰ ὀχυρώματα τῆς θυγατρὸς ᾿Ιούδα, ἐκόλλησεν εἰς τὴν γῆν, ἐβεβήλωσε βασιλέα αὐτῆς καὶ ἄρχοντας αὐτῆς. 2 BETH praecipitavit Dominus nec pepercit omnia speciosa Iacob destruxit in furore suo munitiones virginis Iuda deiecit in terram polluit regnum et principes eius   2 Beth. De Heere heeft al de woningen Jakobs verslonden, en heeft ze niet verschoond; Hij heeft de vastigheden der dochter van Juda afgebroken in Zijn verbolgenheid, Hij heeft gemaakt, dat zij de aarde raken; Hij heeft het koninkrijk en deszelfs vorsten ontheiligd. [2] Meedogenloos heeft de Heer het gebied van Jakob verwoest en in zijn toorn maaide Hij de sterkten van Juda neer. Eerloos zijn rijk en bestuurders op de aarde geworpen. [2] De Heer heeft Jakobs weidegrond meedogenloos verwoest, hij heeft in zijn woede de vestingen van Juda vernietigd, hij heeft het koninkrijk vernederd en zijn leiders onteerd. 2:2 Barmhartigheid was er niet bij toen mijn Heer alle oases van Jakob verslond, in zijn verbolgenheid de bolwerken van Juda's dochter afbrak en ter aarde wierp; hij ontwijdde haar koningschap en haar vorsten. •• 2. Sans pitié le Seigneur a détruit toutes les demeures de Jacob; il a renversé, en sa fureur, les forteresses de la fille de Juda; il a jeté à terre, il a maudit le royaume et ses princes.

King James Bible . [2] The Lord hath swallowed up all the habitations of Jacob, and hath not pitied: he hath thrown down in his wrath the strong holds of the daughter of Judah; he hath brought them down to the ground: he hath polluted the kingdom and the princes thereof.
Luther-Bibel . 2Der Herr hat alle Wohnungen Jakobs ohne Erbarmen vertilgt, er hat die Burgen der Tochter Juda abgebrochen in seinem Grimm und geschleift. Er hat entweiht ihr Königreich und ihre Fürsten.

Tekstuitleg van Kl 2,2 .

3. lo´ (niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Kl (25) : (1) Kl 1,3 . (2) Kl 1,6 . (3) Kl 1,9 . (4) Kl 1,10 . (5) Kl 1,14 . (6) Kl 2,2 . (7) Kl 2,8 . (8) Kl 2,9 . (9) Kl 2,21 . (10) Kl 3,22 . (11) Kl 3,31 . (12) Kl 3,33 . (13) Kl 3,36 . (14) Kl 3,37 . (15) Kl 3,38 . (16) Kl 3,42 . (17) Kl 3,43 . (18) Kl 4,8 . (19) Kl 4,12 . (20) Kl 4,15 . (21) Kl 4,16 . (22) Kl 4,17 . (23) Kl 4,22 . (24) Kl 5,5 . (25) Kl 5,12 .
- wëlo´ (en niet) < prefix verbindingswoord wë + . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine Profeten (90) . Geschriften (365) . Kl (8) : (1) Kl 2,1 . (2) Kl 2,14 . (3) Kl 2,17 . (4) Kl 2,22 . (5) Kl 3,2 . (6) Kl 3,7 . (7) Kl 3,49 . (8) Kl 4,6 .

Kl 2,3 - Kl 2,3 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3 Συνέκλασεν ἐν ὀργῇ θυμοῦ αὐτοῦ πᾶν κέρας ᾿Ισραήλ, ἀπέστρεψεν ὀπίσω δεξιὰν αὐτοῦ ἀπὸ προσώπου ἐχθροῦ καὶ ἀνῆψεν ἐν ᾿Ιακὼβ ὡς πῦρ φλόγα, καὶ κατέφαγε πάντα τὰ κύκλῳ. 3 GIMEL confregit in ira furoris omne cornu Israhel avertit retrorsum dexteram suam a facie inimici et succendit in Iacob quasi ignem flammae devorantis in gyro   3 Gimel. Hij heeft, in ontsteking des toorns, den gehelen hoorn Israëls afgehouwen; Hij heeft Zijn rechterhand achterwaarts getrokken, toen de vijand kwam, en Hij is tegen Jakob ontstoken als een vlammend vuur, dat rondom verteert. [3] Ziedend van toorn heeft Hij de macht van Juda gebroken. Zijn hand trok Hij in het zicht van de vijand terug. Zijn toorn tegen Jakob is als een laaiend vuur dat alles verteert. [3] Hij heeft in brandende toorn Israëls macht gebroken, hij trok zijn rechterhand terug, niet langer weerhield hij de vijand. Hij is tegen Jakob ontbrand als een laaiend, allesvernietigend vuur. 2:3 Gloeiend van woede heeft hij afgehouwen geheel de hoorn van Israël, heeft hij zijn rechterhand achter zich teruggehaald bij de verschijning van een vijand; hij ontbrandde in Jakob als een laaiend vuur dat om zich heen vreet. •• 3. Il a brisé dans l'ardeur de sa colère toute la vigueur d'Israël, retiré en arrière sa droite devant l'ennemi; il a allumé en Jacob un feu flamboyant qui dévore tout alentour.

King James Bible . [3] He hath cut off in his fierce anger all the horn of Israel: he hath drawn back his right hand from before the enemy, and he burned against Jacob like a flaming fire, which devoureth round about.
Luther-Bibel . 3Er hat alle Macht Israels in seinem grimmigen Zorn zerbrochen, er hat seine rechte Hand zurückgezogen, als der Feind kam, und hat in Jakob gewütet wie ein flammendes Feuer, das alles ringsum verzehrt.

Tekstuitleg van Kl 2,3 .

Kl 2,4 - Kl 2,4 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4 ᾿Ενέτεινε τόξον αὐτοῦ ὡς ἐχθρός, ἐστερέωσε δεξιὰν αὐτοῦ ὡς ὑπεναντίος καὶ ἀπέκτεινε πάντα τὰ ἐπιθυμήματα τῶν ὀφθαλμῶν μου ἐν σκηνῇ θυγατρὸς Σιών, ἐξέχεεν ὡς πῦρ τὸν θυμὸν αὐτοῦ. 4 DELETH tetendit arcum suum quasi inimicus firmavit dexteram suam quasi hostis et occidit omne quod pulchrum erat visu in tabernaculo filiae Sion effudit quasi ignem indignationem suam   4 Daleth. Hij heeft Zijn boog gespannen als een vijand; Hij heeft zich met Zijn rechterhand gesteld als een tegenpartijder, dat Hij doodde al de begeerlijke dingen der ogen; Hij heeft Zijn grimmigheid in de tent der dochter Sions uitgestort als een vuur. [4] Als een vijand spande Hij met vaste hand de boog, als een vijand vermoordde Hij iedereen die Sion het dierbaarst was. Zijn kwaadheid kwam als een vuur over haar tenten. [4] Hij spande als een vijand zijn boog, met vaste rechterhand, als een tegenstander doodde hij hun kostbaarste bezit. Als vuur goot hij zijn gramschap uit over de tent van Sion. 2:4 De boog spande hij als was hij een vijand, zijn rechterhand ingezet als benauwer, en wurgde allen die een lust waren voor het oog; in de tent van de dochter Sions heeft hij zijn gramschap uitgegoten als vuur. •• 4. Il a bandé son arc, comme un ennemi, il a assuré sa droite, il a égorgé, tel un adversaire tous ceux qui charmaient les yeux; sur la tente de la fille de Sion il a déversé sa fureur comme un feu.

King James Bible . [4] He hath bent his bow like an enemy: he stood with his right hand as an adversary, and slew all that were pleasant to the eye in the tabernacle of the daughter of Zion: he poured out his fury like fire.
Luther-Bibel . 4Er hat seinen Bogen gespannt wie ein Feind; seine rechte Hand hat er geführt wie ein Widersacher und hat alles getötet, was lieblich anzusehen war im Zelt der Tochter Zion, und hat seinen Grimm wie Feuer ausgeschüttet.

Tekstuitleg van Kl 2,4 .

Kl 2,5 - Kl 2,5 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5 ᾿Εγενήθη Κύριος ὡς ἐχθρός, κατεπόντισεν ᾿Ισραήλ, κατεπόντισε πάσας τὰς βάρεις αὐτῆς, διέφθειρε τὰ ὀχυρώματα αὐτοῦ καὶ ἐπλήθυνε τῇ θυγατρὶ ᾿Ιούδα ταπεινουμένην καὶ τεταπεινωμένην. 5 HE factus est Dominus velut inimicus praecipitavit Israhel praecipitavit omnia moenia eius dissipavit munitiones eius et replevit in filia Iuda humiliatum et humiliatam   5 He. De Heere is geworden als een vijand; Hij heeft Israël verslonden, Hij heeft al haar paleizen verslonden. Hij heeft deszelfs vastigheden verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd. [5] De Heer was als een vijand: Israël heeft Hij vernietigd; de burchten verwoest, de vestingen gesloopt. Daarom kon Juda slechts zuchten en klagen. [5] De Heer was een vijand voor hen: hij verwoestte Israël. Hij heeft de paleizen verwoest, de vestingen vernietigd. Hij heeft in heel Juda de jammerklachten vermeerderd. 2:5 Echt, mijn Heer is als een vijand geweest: hij heeft Israël verslonden, heeft al zijn paleizen verslonden, zijn bolwerken vernietigd; hij bracht bij de dochter van Juda een overvloed aan gekreun en gesteun. •• 5. Le Seigneur a été comme un ennemi; il a détruit Israël, il a détruit tous ses palais, abattu ses forteresses et multiplié pour la fille de Juda gémissements et gémissements. .

King James Bible . [5] The Lord was as an enemy: he hath swallowed up Israel, he hath swallowed up all her palaces: he hath destroyed his strong holds, and hath increased in the daughter of Judah mourning and lamentation.
Luther-Bibel . 5Der Herr ist wie ein Feind geworden, er hat Israel vertilgt. Er hat zerstört alle Paläste und hat die Burgen vernichtet; er hat der Tochter Juda viel Jammer und Leid gebracht.

Tekstuitleg van Kl 2,5 .

Kl 2,6 - Kl 2,6 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6 Καὶ διεπέτασεν ὡς ἄμπελον τὸ σκήνωμα αὐτοῦ, διέφθειρεν ἑορτὴν αὐτοῦ· ἐπελάθετο Κύριος ἃ ἐποίησεν ἐν Σιὼν ἑορτῆς καὶ σαββάτου καὶ παρώξυνεν ἐμβριμήματι ὀργῆς αὐτοῦ βασιλέα καὶ ἱερέα καὶ ἄρχοντα. 6 VAV et dissipavit quasi hortum tentorium suum demolitus est tabernaculum suum oblivioni tradidit Dominus in Sion festivitatem et sabbatum et obprobrio in indignatione furoris sui regem et sacerdotem   6 Vau. En Hij heeft Zijn hut met geweld afgerukt, als een hof, Hij heeft Zijn vergaderplaats verdorven; de HEERE heeft in Sion doen vergeten den hoogtijd en den sabbat, en Hij heeft in de gramschap Zijns toorns den koning en den priester smadelijk verworpen. [6] De heer verwoestte zijn woning en haalde zijn plaats van samenkomst neer. Hij maakte in Sion een eind aan feesten en sabbat, en verwierp koning en priester, in grimmige toorn. [6] De HEER heeft de omheining geslecht als bij een tuin, en de ontmoetingstent zelf heeft hij vernietigd; hij heeft in Sion sabbat en feestdag in onbruik doen raken, in zijn hevige toorn heeft hij koning en priester verstoten. 2:6 Finaal heeft hij zijn loofhut verwoest, als was het een tuinmuur, hij heeft zijn plaats van samenkomst vernietigd; de Ene liet in Sion vergeten samenkomst en sabbat, en verwierp in zijn grimmige woede koning en priester. •• 6. Il a forcé comme un jardin son enclos, abattu son lieu de réunion. Yahvé a fait oublier dans Sion fêtes et sabbats; il a rejeté, dans l'ardeur de sa colère, roi et prêtre. .

King James Bible . [6] And he hath violently taken away his tabernacle, as if it were of a garden: he hath destroyed his places of the assembly: the LORD hath caused the solemn feasts and sabbaths to be forgotten in Zion, and hath despised in the indignation of his anger the king and the priest.
Luther-Bibel . 6Er hat sein eigenes Zelt zerwühlt wie einen Garten und seine Wohnung vernichtet. Der HERR hat in Zion Feiertag und Sabbat vergessen lassen, und in seinem grimmigen Zorn ließ er König und Priester schänden.

Tekstuitleg van Kl 2,6 .

Kl 2,7 - Kl 2,7 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7 ᾿Απώσατο Κύριος θυσιαστήριον αὐτοῦ, ἀπετίναξεν ἁγίασμα αὐτοῦ, συνέτριψεν ἐν χειρὶ ἐχθροῦ τεῖχος βάρεων αὐτῆς· φωνὴν ἔδωκαν ἐν οἴκῳ Κυρίου ὡς ἐν ἡμέρᾳ ἑορτῆς. 7 ZAI reppulit Dominus altare suum maledixit sanctificationi suae tradidit in manu inimici muros turrium eius vocem dederunt in domo Domini sicut in die sollemni   7 Zain. De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft Zijn heiligdom te niet gedaan, Hij heeft de muren harer paleizen in des vijands hand overgegeven; zij hebben in het huis des HEEREN een stem verheven als op den dag eens gezetten hoogtijds. [7] De Heer heeft zijn altaar verlaten, zijn heiligdom prijsgegeven; de muren van de vesting heeft Hij aan de vijand overgeleverd. Zijn geroep weerklonk in het huis van de heer alsof het een feestdag was. [7] De Heer heeft zijn altaar versmaad, zijn heiligdom verworpen, de muren van Sions paleizen prijsgegeven aan haar vijanden; hun stemmen galmen door het huis van de HEER, als op een feestdag. 2:7 Gehoond heeft mijn Heer zijn eigen heiligdom, hij heeft zijn altaar verstoten, in de hand van een vijand heeft hij opgesloten de muren van haar paleizen; ze hebben in het huis van de Ene een geluid laten klinken als op een dag van samenkomst. •• 7. Le Seigneur a pris en dégoût son autel, en horreur son sanctuaire; aux mains de l'ennemi il a livré les remparts de ses palais; clameurs dans le Temple de Yahvé comme en un jour de fête!

King James Bible . [7] The Lord hath cast off his altar, he hath abhorred his sanctuary, he hath given up into the hand of the enemy the walls of her palaces; they have made a noise in the house of the LORD, as in the day of a solemn feast.
Luther-Bibel . 7Der Herr hat seinen Altar verworfen und sein Heiligtum entweiht. Er hat die Mauern ihrer Paläste in des Feindes Hände gegeben, dass sie im Hause des HERRN Geschrei erhoben haben wie an einem Feiertag.

Tekstuitleg van Kl 2,7 .

1. act. qal perf. 3de pers. mann. enk. zânach zânach (verlaten, verstoten, verwerpen) . Taalgebruik in Tenakh : zânach (verlaten, verstoten, verwerpen) . Getalwaarde : zain = 7 , nun = 14 of 50 , chet = 8 ; totaal : 29 OF 65 (5 X 13) . Structuur : 7 - 5 - 8 . Tenakh (4) . Werkwoordvorm (3) : (1) Hos 8,3 . (2) Hos 8,5 . (3) Kl 2,7 . Eigennaam (1) : Neh 11,30 (zânoach = Zanoach) . Een vorm van zânach (verlaten, verstoten, verwerpen) in Kl (3) : (1) Kl 2,7 . (2) Kl 3,17 . (3) Kl 3,31 .

2. ´ädon / ´ädonaj (mijn heer / mijne heren) . Taalgebruik in Tenakh : ´ädonâj / ´ädonaj (mijn heer / mijne heren) . Getalwaarde : aleph = 1 , daleth = 4 , nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 29 OF 65 (5 X 13 of (2 X 26) + 13 . Structuur : 1 - 4 - 5 - 1 . Tenakh (568) . Pentateuch (67) . Eerdere Profeten (106) . Latere Profeten (275) . 12 Kleine Profeten (34) . Geschriften (86) . Kl (13) : (1) Kl 1,14 . (2) Kl 1,15 . (3) Kl 2,1 . (4) Kl 2,2 . (5) Kl 2,5 . (6) Kl 2,7 . (7) Kl 2,18 . (8) Kl 2,19 . (9) Kl 2,20 . (10) Kl 3,31 . (11) Kl 3,36 . (12) Kl 3,37 . (13) Kl 3,58 .

Kl 2,8 - Kl 2,8 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8 Καὶ ἐπέστρεψε Κύριος τοῦ διαφθεῖραι τεῖχος θυγατρὸς Σιών· ἐξέτεινε μέτρον, οὐκ ἀπέστρεψε χεῖρα αὐτοῦ ἀπὸ καταπατήματος, καὶ ἐπένθησε τὸ προτείχισμα, καὶ τεῖχος ὁμοθυμαδὸν ἠσθένησεν. 8 HETH cogitavit Dominus dissipare murum filiae Sion tetendit funiculum suum et non avertit manum suam a perditione luxitque antemurale et murus pariter dissipatus est   8 Cheth. De HEERE heeft gedacht te verderven den muur der dochter Sions; Hij heeft het richtsnoer daarover getogen, Hij heeft Zijn hand niet afgewend, dat Hij ze niet verslonde; en Hij heeft den voormuur en den muur te zamen treurig gemaakt, zij zijn verzwakt. [8] De heer was vastbesloten de muren van Sion omver te halen: Hij spande het meetlint erover en verwoestte ten slotte alles; de muren stortten ineen, de wallen vielen om. [8] De HEER wilde de muur rondom Sion vernietigen: hij spande het meetlint, trok zijn verwoestende hand niet terug, hij bracht rouw over wallen en muren, die tezamen bezweken. 2:8 Hij moest berekenen, de Ene, hoe hij zou vernietigen de ommuring van Sions dochter, hij strekte een meetlint uit, en heeft zijn hand niet weerhouden voordat alles was verzwolgen; voorwal en muur dompelde hij in rouw, samen zakten ze ineen. •• 8. Yahvé a médité d'abattre le rempart de la fille de Sion. Il a étendu le cordeau, ne retirant pas sa main que tout ne soit englouti. Il a endeuillé mur et avant-mur : ensemble ils se désolent.

King James Bible . [8] The LORD hath purposed to destroy the wall of the daughter of Zion: he hath stretched out a line, he hath not withdrawn his hand from destroying: therefore he made the rampart and the wall to lament; they languished together.
Luther-Bibel . 8Der HERR gedachte zu vernichten die Mauer der Tochter Zion; er hat die Messschnur über die Mauern gezogen und seine Hand nicht abgewendet, bis er sie vertilgte. Er ließ Mauer und Wall trauern und miteinander fallen.

Tekstuitleg van Kl 2,8 .

9. lo´ (niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Kl (25) : (1) Kl 1,3 . (2) Kl 1,6 . (3) Kl 1,9 . (4) Kl 1,10 . (5) Kl 1,14 . (6) Kl 2,2 . (7) Kl 2,8 . (8) Kl 2,9 . (9) Kl 2,21 . (10) Kl 3,22 . (11) Kl 3,31 . (12) Kl 3,33 . (13) Kl 3,36 . (14) Kl 3,37 . (15) Kl 3,38 . (16) Kl 3,42 . (17) Kl 3,43 . (18) Kl 4,8 . (19) Kl 4,12 . (20) Kl 4,15 . (21) Kl 4,16 . (22) Kl 4,17 . (23) Kl 4,22 . (24) Kl 5,5 . (25) Kl 5,12 .
- wëlo´ (en niet) < prefix verbindingswoord wë + . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine Profeten (90) . Geschriften (365) . Kl (8) : (1) Kl 2,1 . (2) Kl 2,14 . (3) Kl 2,17 . (4) Kl 2,22 . (5) Kl 3,2 . (6) Kl 3,7 . (7) Kl 3,49 . (8) Kl 4,6 .

Kl 2,9 - Kl 2,9 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9 ᾿Ενεπάγησαν εἰς γῆν πύλαι αὐτῆς, ἀπώλεσε καὶ συνέτριψε μοχλοὺς αὐτῆς· βασιλέα αὐτῆς καὶ ἄρχοντα αὐτῆς ἐν τοῖς ἔθνεσιν· οὐκ ἔστι νόμος, καί γε προφῆται αὐτῆς οὐκ εἶδον ὅρασιν παρὰ Κυρίου. 9 TETH defixae sunt in terra portae eius perdidit et contrivit vectes eius regem eius et principes eius in gentibus non est lex et prophetae eius non invenerunt visionem a Domino   9 Teth. Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet; haar profeten vinden ook geen gezicht van den HEERE. [9] De poorten zijn omgevallen, de grendels gebroken, rijksgroten en koning zijn verspreid zodat er geen leiding meer is. Ook krijgen de profeten van de heer geen openbaring meer. [9] Haar poorten zijn ter aarde gezonken, de grendels stukgeslagen en vernield. Nu haar koning en leiders onder vreemde volken leven, is het onderricht van haar priesters verdwenen; haar profeten ontvangen niet langer visioenen van de HEER. 2:9 In de aarde zonken haar poorten weg, haar sluitbalken liet hij teloorgaan en brak hij; haar koning en haar vorsten zijn bij de volkeren waar geen Wet is, ook hebben haar profeten geen visioen meer gevonden bij de Ene. •• 9. Ses portes sont enfouies sous terre, il en a détruit et brisé les barres; son roi et ses princes sont chez les païens; plus de Loi! Ses prophètes même n'obtiennent plus de vision de Yahvé.

King James Bible . [9] Her gates are sunk into the ground; he hath destroyed and broken her bars: her king and her princes are among the Gentiles: the law is no more; her prophets also find no vision from the LORD.
Luther-Bibel . 9Ihre Tore sind tief in die Erde gesunken; er hat ihre Riegel zerbrochen und zunichte gemacht. Ihr König und ihre Fürsten sind unter den Heiden, wo sie das Gesetz nicht üben können, und ihre Propheten haben keine Gesichte vom HERRN.

Tekstuitleg van Kl 2,9 .

10. ´ajin (er is niet) . Stat. constr. ´e(j)n . Taalgebruik in Tenakh : ´ajin (er is niet) . Getalwaarde : aleph = 1 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal : 25 (5²) OF 61 (priemgetal) . Structuur : 1 - 1 - 5 . Tenakh (362) . Pentateuch (74) . Eerdere Profeten (77) . Latere Profeten (63) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (123) . Kl (8) : (1) Kl 1,2 . (2) Kl 1,9 . (3) Kl 1,17 . (4) Kl 1,21 . (5) Kl 2,9 . (6) Kl 4,4 . (7) Kl 5,3 . (8) Kl 5,8 .

14. lo´ (niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Kl (25) : (1) Kl 1,3 . (2) Kl 1,6 . (3) Kl 1,9 . (4) Kl 1,10 . (5) Kl 1,14 . (6) Kl 2,2 . (7) Kl 2,8 . (8) Kl 2,9 . (9) Kl 2,21 . (10) Kl 3,22 . (11) Kl 3,31 . (12) Kl 3,33 . (13) Kl 3,36 . (14) Kl 3,37 . (15) Kl 3,38 . (16) Kl 3,42 . (17) Kl 3,43 . (18) Kl 4,8 . (19) Kl 4,12 . (20) Kl 4,15 . (21) Kl 4,16 . (22) Kl 4,17 . (23) Kl 4,22 . (24) Kl 5,5 . (25) Kl 5,12 .
- wëlo´ (en niet) < prefix verbindingswoord wë + . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine Profeten (90) . Geschriften (365) . Kl (8) : (1) Kl 2,1 . (2) Kl 2,14 . (3) Kl 2,17 . (4) Kl 2,22 . (5) Kl 3,2 . (6) Kl 3,7 . (7) Kl 3,49 . (8) Kl 4,6 .

14. -15. lo´ mâtsë´û (zij vonden niet) . Tenakh (4) : (1) Job 32,3 . (2) Jr 14,3 . (3) Kl 1,6 . (4) Kl 2,9 .

Kl 2,10 - Kl 2,10 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10 ᾿Εκάθισαν εἰς τὴν γῆν, ἐσιώπησαν πρεσβύτεροι θυγατρὸς Σιών, ἀνεβίβασαν χοῦν ἐπὶ τὴν κεφαλὴν αὐτῶν, περιεζώσαντο σάκκους, κατήγαγον εἰς γῆν ἀρχηγοὺς παρθένους ἐν ῾Ιερουσαλήμ. 10 IOTH sederunt in terra conticuerunt senes filiae Sion consperserunt cinere capita sua accincti sunt ciliciis abiecerunt in terra capita sua virgines Hierusalem   10 Jod. De oudsten der dochter Sions zitten op de aarde, zij zwijgen stil, zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem laten haar hoofd ter aarde hangen. [10] Zwijgend zitten de oudsten van Sion op de grond, in zakken gekleed en met as op het hoofd. Jeruzalems meisjes laten het hoofd hangen. [10] De oudsten van Sion zitten zwijgend op de grond, met stof op hun hoofd, gehuld in een rouwkleed. De meisjes van Jeruzalem buigen het hoofd ter aarde. 2:10 Jeruzalems jonkvrouwen laten haar hoofd ter aarde hangen, zij hebben stof op hun hoofd gestrooid, zich met rouwzakken omgord; verstomd zitten ter aarde neer de grijsaards van de dochter Sions. •• 10. Ils sont assis à terre, en silence, les anciens de la fille de Sion; ils ont mis de la poussière sur leur tête, ils ont revêtu des sacs. Elles penchent la tête vers la terre, les vierges de Jérusalem.

King James Bible . [10] The elders of the daughter of Zion sit upon the ground, and keep silence: they have cast up dust upon their heads; they have girded themselves with sackcloth: the virgins of Jerusalem hang down their heads to the ground.
Luther-Bibel . 10Die Ältesten der Tochter Zion sitzen auf der Erde und sind still, sie werfen Staub auf ihre Häupter und haben den Sack angezogen. Die Jungfrauen von Jerusalem senken ihre Köpfe zur Erde.

Tekstuitleg van Kl 2,10 .

17. jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Taalgebruik in Tenakh : jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 ; totaal : 82 (2 X 41) OF 586 (2 X 293) . Structuur : 1 - 2 - 6 -3 - 3 - 4 . Tenakh (336) . Pentateuch (0) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (38) . Geschriften (116) . Kl (7) : (1) Kl 1,7 . (2) Kl 1,8 . (3) Kl 1,17 . (4) Kl 2,10 . (5) Kl 2,13 . (6) Kl 2,15 . (7) Kl 4,12 .

Kl 2,11 - Kl 2,11 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11 ᾿Εξέλιπον ἐν δάκρυσιν οἱ ὀφθαλμοί μου, ἐταράχθη ἡ καρδία μου, ἐξεχύθη εἰς τὴν γῆν ἡ δόξα μου ἐπὶ τὸ σύντριμμα τῆς θυγατρὸς τοῦ λαοῦ μου ἐν τῷ ἐκλείπειν νήπιον καὶ θηλάζοντα ἐν πλατείαις πόλεως. 11 CAPH defecerunt prae lacrimis oculi mei conturbata sunt viscera mea effusum est in terra iecur meum super contritione filiae populi mei cum deficeret parvulus et lactans in plateis oppidi   11 Caph. Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn ingewand wordt beroerd; mijn lever is ter aarde uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind en de zuigeling op de straten der stad in onmacht zinken; [11] Mijn ogen zijn moe van geween, mijn ingewanden branden, de moed is mij ontnomen: mijn volk is hard geslagen, kinderen en zuigelingen sterven op straat. [11] Mijn ogen zijn door tranen verteerd, mijn ingewanden staan in brand, mijn maag keert zich om – vanwege de wonden van mijn volk, omdat kind en zuigeling versmachten op de pleinen van de stad. 2:11 Kon ik nog maar!- mijn ogen zijn op van tranen, mijn ingewanden zijn een en al onrust, uitgegoten ter aarde is mijn lever, mijn moed, om de verbrijzeling van mijn dochter, mijn gemeente,- nu kleuter en zuigeling versmachten op de pleinen van de vesting. •• 11. Mes yeux sont consumés de larmes, mes entrailles frémissent, mon foie s'épand à terre pour le brisement de la fille de mon peuple, tandis que défaillent enfants et nourrissons sur les places de la Cité. .

King James Bible . [11] Mine eyes do fail with tears, my bowels are troubled, my liver is poured upon the earth, for the destruction of the daughter of my people; because the children and the sucklings swoon in the streets of the city.
Luther-Bibel . 11Ich habe mir fast die Augen ausgeweint, mein Leib tut mir weh, mein Herz ist auf die Erde ausgeschüttet über dem Jammer der Tochter meines Volks, weil die Säuglinge und Unmündigen auf den Gassen in der Stadt verschmachten.

Tekstuitleg van Kl 2,11 .

Kl 2,12 - Kl 2,12 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12 Ταῖς μητράσιν αὐτῶν εἶπαν· ποῦ σῖτος καὶ οἶνος; ἐν τῷ ἐκλύεσθαι αὐτοὺς ὡς τραυματίας ἐν πλατείαις πόλεως, ἐν τῷ ἐκχεῖσθαι αὐτοὺς ὡς τραυματίας ἐν πλατείαις πόλεως, ἐν τῷ ἐκχεῖσθαι ψυχὰς αὐτῶν εἰς κόλπον μητέρων αὐτῶν. 12 LAMED matribus suis dixerunt ubi est triticum et vinum cum deficerent quasi vulnerati in plateis civitatis cum exhalarent animas suas in sinu matrum suarum   12 Lamed. Als zij tot hun moeders zeggen: Waar is koren en wijn, als zij op de straten der stad in onmacht zinken, als de verslagenen; als zich hun ziel uitschudt in den schoot hunner moeders. [12] Zij vroegen hun moeder nog: 'Waar is het brood en de wijn?' maar vochten gewond met de dood in de straten van de stad en stierven op de schoot van hun moeder. [12] Ze blijven hun moeders vragen: 'Is er geen brood en wijn?', versmachtend op de pleinen van de stad, als gewonden op het slagveld; in de armen van hun moeders stroomt het leven uit hen weg. 2:12 Loom zeggen ze tot hun moeders: waar is nog koren of wijn?- terwijl zij als een doorboorde versmachten op de pleinen van de stad, terwijl hun ziel wordt vergoten aan de boezem van hun moeders. •• 12. Ils disent à leurs mères; » Où y a-t-il du pain ? » tandis qu'ils défaillent comme des blessés sur les places de la Ville, et qu'ils versent leur âme sur le sein de leur mère.

King James Bible . [12] They say to their mothers, Where is corn and wine? when they swooned as the wounded in the streets of the city, when their soul was poured out into their mothers' bosom.
Luther-Bibel . 12Zu ihren Müttern sprechen sie: Wo ist Brot und Wein?, da sie auf den Gassen in der Stadt verschmachten wie die tödlich Verwundeten und in den Armen ihrer Mütter den Geist aufgeben.

Tekstuitleg van Kl 2,12 .

9. `îr (stad) . Taalgebruik in Tenakh : `îr (stad) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , jod = 10 , resj = 20 of 200 ; totaal : 46 (2 X 23) OF 280 (2³ X 5 X 7) . Structuur : 7 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 10 -> 1 . Tenakh (136) . Pentateuch (22) . Eerdere Profeten (37) . Latere Profeten (30) . 12 Kleine Profeten (8) . Alle profetische boeken (75) . Geschriften (39) . Kl (1) : Kl 2,12 .

Kl 2,13 - Kl 2,13 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13 Τί μαρτυρήσω σοι ἢ τί ὁμοιώσω σοι, θύγατερ ῾Ιερουσαλήμ; τίς σώσει σε καὶ παρακαλέσει σε, παρθένος θύγατερ Σιών; ὅτι ἐμεγαλύνθη ποτήριον συντριβῆς σου· τίς ἰάσεταί σε; 13 MEM cui conparabo te vel cui adsimilabo te filia Hierusalem cui exaequabo te et consolabor te virgo filia Sion magna enim velut mare contritio tua quis medebitur tui   13 Mem. Wat getuigen zal ik u brengen, wat zal ik bij u vergelijken, gij dochter Jeruzalems? Wat zal ik bij u vergelijken, dat ik u trooste, gij jonkvrouw, dochter Sions, want uw breuk is zo groot als de zee, wie kan u helen? [13] Wat kan ik nog zeggen, waarmee kan ik u vergelijken, Jeruzalem? Wat kan ik nog aanvoeren om u te troosten, Sion? Uw wonden zijn zo groot als de zee en er is niemand die u geneest. [13] Waarmee zal ik je vergelijken, Jeruzalem, welk voorbeeld kan ik je tonen? Waaraan zal ik je gelijkstellen, vrouwe Sion? Hoe kan ik je troosten? Wijd als de zee gapen je wonden – wie kan je genezen? 2:13 Met wat zal ik je vergelijken, wat kan ik je betuigen, o dochter van Jeruzalem,- wat zal ik met jou gelijkstellen om je te troosten, jonkvrouwe, dochter van Sion!- want groot als de zee is jouw verbrijzeling, wie brengt jou nog genezing? •• 13. A quoi te comparer ? A quoi te dire semblable, fille de Jérusalem ? Qui pourra te sauver et te consoler, vierge, fille de Sion ? Car il est grand comme la mer, ton brisement; qui donc va te guérir ?

King James Bible . [13] What thing shall I take to witness for thee? what thing shall I liken to thee, O daughter of Jerusalem? what shall I equal to thee, that I may comfort thee, O virgin daughter of Zion? for thy breach is great like the sea: who can heal thee?
Luther-Bibel . 13Ach du Tochter Jerusalem, wem soll ich dich vergleichen und wie soll ich dir zureden? Du Jungfrau, Tochter Zion, wem soll ich dich vergleichen, damit ich dich tröste? Denn dein Schaden ist groß wie das Meer. Wer kann dich heilen?

Tekstuitleg van Kl 2,13 .

7. jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Taalgebruik in Tenakh : jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 ; totaal : 82 (2 X 41) OF 586 (2 X 293) . Structuur : 1 - 2 - 6 -3 - 3 - 4 . Tenakh (336) . Pentateuch (0) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (38) . Geschriften (116) . Kl (7) : (1) Kl 1,7 . (2) Kl 1,8 . (3) Kl 1,17 . (4) Kl 2,10 . (5) Kl 2,13 . (6) Kl 2,15 . (7) Kl 4,12 .

Kl 2,14 - Kl 2,14 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14 Προφῆταί σου εἴδοσάν σοι μάταια καὶ ἀφροσύνην καὶ οὐκ ἀπεκάλυψαν ἐπὶ τὴν ἀδικίαν σου τοῦ ἐπιστρέψαι αἰχμαλωσίαν σου, καὶ εἴδοσάν σοι λήμματα μάταια καὶ ἐξώσματα. 14 NUN prophetae tui viderunt tibi falsa et stulta nec aperiebant iniquitatem tuam ut te ad paenitentiam provocarent viderunt autem tibi adsumptiones falsas et eiectiones   14 Nun. Uw profeten hebben u ijdelheid en ongerijmdheid gezien, en zij hebben u uw ongerechtigheid niet geopenbaard, om uw gevangenis af te wenden, maar zij hebben voor u gezien ijdele lasten en uitstotingen. [14] De visioenen van uw profeten zijn leugen en bedrog; ze roepen geen schuldbesef op en wenden de rampen niet af; waardeloos en misleidend zijn hun orakels. [14] Je profeten hebben je bedrogen met valse visioenen – hadden ze maar je wandaden onthuld om je lot nog te keren! Ze hebben je valse orakels verkondigd om je te misleiden. 2:14 Nooit hebben ze iets onthuld over je onrecht, om je kerkering te keren, je profeten schouwden voor jou slechts waan en witkalk; ze hebben voor jou geschouwd draaglasten van waan en misleiding. •• 14. Tes prophètes ont eu pour toi des visions d'illusion et de clinquant, Ils n'ont pas révélé ta faute pour changer ton sort. Ils t'ont servi des oracles, d'illusion et de séduction.

King James Bible . [14] Thy prophets have seen vain and foolish things for thee: and they have not discovered thine iniquity, to turn away thy captivity; but have seen for thee false burdens and causes of banishment.
Luther-Bibel . 14Deine Propheten haben dir trügerische und törichte Gesichte verkündet und dir deine Schuld nicht offenbart, wodurch sie dein Geschick abgewandt hätten, sondern sie haben dich Worte hören lassen, die Trug waren und dich verführten.

Tekstuitleg van Kl 2,14 .

Kl 2,15 - Kl 2,15 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15 ᾿Εκρότησαν ἐπὶ σὲ χεῖρας πάντες οἱ παραπορευόμενοι ὁδόν, ἐσύρισαν καὶ ἐκίνησαν τὴν κεφαλὴν αὐτῶν ἐπὶ τὴν θυγατέρα ῾Ιερουσαλήμ· αὕτη ἡ πόλις, ἐροῦσι, στέφανος εὐφροσύνης πάσης τῆς γῆς. 15 SAMECH plauserunt super te manibus omnes transeuntes per viam sibilaverunt et moverunt caput suum super filiam Hierusalem haecine est urbs dicentes perfecti decoris gaudium universae terrae   15 Samech. Allen, die over weg gaan, klappen met de handen over u, zij fluiten en schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, zeggende: Is dit die stad, waar men van zeide, dat zij volkomen van schoonheid was, een vreugde der ganse aarde? [15] Alle voorbijgangers slaan de handen ineen; hoofdschuddend* en verstomd over Jeruzalem zeggen ze: 'Was u die volmaakte schoonheid, die vreugde op aarde?' [15] Allen die voorbijgaan wringen de handen als ze jou zien; ze sissen van afschuw, schudden meewarig het hoofd over Jeruzalem: 'Is dit nu die stad, volmaakt van schoonheid, vreugde voor de wereld?' [ 2:15 Om jou sloegen ontzet de handen ineen al wie voorbijkwamen over de weg, zij floten en schudden hun hoofd over Jeruzalems dochter: is dit nu de stad waarvan ze zeiden 'volmaakt van schoonheid, een blijdschap voor heel de aarde'? •• 15. Ils battent des mains à cause de toi tous les passants sur le chemin; ils sifflotent et hochent la tête sur la fille de Jérusalem. » Est-ce là la ville qu'on appelait toute belle, la joie de toute la terre ? »

King James Bible . [15] All that pass by clap their hands at thee; they hiss and wag their head at the daughter of Jerusalem, saying, Is this the city that men call The perfection of beauty, The joy of the whole earth?
Luther-Bibel . 15Alle, die vorübergehen, klatschen in die Hände, pfeifen und schütteln den Kopf über die Tochter Jerusalem: Ist das die Stadt, von der man sagte, sie sei die allerschönste, an der sich alles Land freut?

Tekstuitleg van Kl 2,15 .

12. jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Taalgebruik in Tenakh : jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 ; totaal : 82 (2 X 41) OF 586 (2 X 293) . Structuur : 1 - 2 - 6 -3 - 3 - 4 . Tenakh (336) . Pentateuch (0) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (38) . Geschriften (116) . Kl (7) : (1) Kl 1,7 . (2) Kl 1,8 . (3) Kl 1,17 . (4) Kl 2,10 . (5) Kl 2,13 . (6) Kl 2,15 . (7) Kl 4,12 .

Kl 2,16 - Kl 2,16 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16 Διήνοιξαν ἐπὶ σὲ στόμα αὐτῶν πάντες οἱ ἐχθροί σου, ἐσύρισαν καὶ ἔβρυξαν ὁδόντας, καὶ εἶπαν· κατεπίομεν αὐτήν, πλὴν αὕτη ἡ ἡμέρα, ἣν προσεδοκῶμεν, εὕρομεν αὐτήν, εἴδομεν. 16 FE aperuerunt super te os suum omnes inimici tui sibilaverunt et fremuerunt dentibus dixerunt devoravimus en ista est dies quam expectabamus invenimus vidimus   16 Pe. Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben hem gevonden, wij hebben hem gezien. [16] In hun grootspraak spotten uw vijanden brutaal met u. Grinnikend zeggen zij: 'Eindelijk is het vernietigd. Nu wij dit mochten beleven, is onze hoop vervuld.' 16] Al je vijanden sperren hun mond naar je open; ze fluiten, grijnzen en spotten: 'We hebben haar verwoest! Ja, dit is de dag waarop we hoopten, hiernaar hebben wij uitgezien!' 2:16 Rondom jou hebben hun mond opengesperd al je vijanden, zij floten en sisten tussen de tanden, zij zeiden 'die hebben we verslonden',- echt, dit is de dag waarop we hebben gehoopt, die we mochten vinden, mochten zien!' •• 16. Contre toi, ils ouvrent la bouche, tous tes ennemis; il sifflotent, grincent des dents, disant : « Nous l'avons engloutie! Voilà donc le Jour que nous espérions. Nous le touchons, nous le voyons! »

King James Bible . [16] All thine enemies have opened their mouth against thee: they hiss and gnash the teeth: they say, We have swallowed her up: certainly this is the day that we looked for; we have found, we have seen it.
Luther-Bibel . 16Alle deine Feinde reißen ihr Maul auf über dich, pfeifen und knirschen mit den Zähnen und sprechen: »Ha! wir haben sie vertilgt! Das ist der Tag, den wir begehrt haben; wir haben's erlangt, wir haben's erlebt.«

Tekstuitleg van Kl 2,16 .

Kl 2,17 - Kl 2,17 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17 ᾿Εποίησε Κύριος ἃ ἐνεθυμήθη, συνετέλεσε ρήματα αὐτοῦ, ἃ ἐνετείλατο ἐξ ἡμερῶν ἀρχαίων, καθεῖλε καί οὐκ ἐφείσατο, καὶ ηὔφρανεν ἐπὶ σὲ ἐχθρόν, ὕψωσε κέρας θλίβοντός σε. 17 AIN fecit Dominus quae cogitavit conplevit sermonem suum quem praeceperat a diebus antiquis destruxit et non pepercit et laetificavit super te inimicum et exaltavit cornu hostium tuorum   17 Ain. De HEERE heeft gedaan, wat Hij gedacht had, Hij heeft Zijn woord vervuld, dat Hij bevolen had van oude dagen; Hij heeft afgebroken en niet gespaard; en Hij heeft den vijand over u verblijd, Hij heeft den hoorn uwer tegenpartijders verhoogd. [17] Eindelijk zijn toch de plannen waarmee Hij sinds lang had gedreigd, genadeloos door de heer ten uitvoer gebracht, en heeft Hij verwoest. De vijand heerst over u, met macht en triomf. [17] De HEER heeft gedaan wat hij bepaald had, hij bracht ten uitvoer wat hij lang geleden had besloten: vernietiging zonder mededogen. Hij liet je vijand triomferen, je tegenstanders gaf hij de macht. 2:17 't Plan dat hij al had heeft de Ene gedáán, van wat hij gezegd had bakte hij brood, van wat hij geboden heeft sinds de dagen van ooit: hij heeft gesloopt en niets en niemand ontzien; hij heeft over jou een vijand vreugde bereid, hij heeft de hoorn van je benauwers verheven. •• 17. Yahvé a accompli ce qu'il avait résolu, exécuté sa parole décrétée depuis les jours anciens; il a détruit sans pitié. Il a réjoui l'ennemi à tes dépens, exalté la vigueur de tes adversaires. .

King James Bible . [17] The LORD hath done that which he had devised; he hath fulfilled his word that he had commanded in the days of old: he hath thrown down, and hath not pitied: and he hath caused thine enemy to rejoice over thee, he hath set up the horn of thine adversaries.
Luther-Bibel . 17Der HERR hat getan, was er vorhatte; er hat sein Wort erfüllt, das er längst zuvor geboten hat. Er hat ohne Erbarmen zerstört, er hat den Feind über dich frohlocken lassen und hat die Macht deiner Widersacher erhöht.

Tekstuitleg van Kl 2,17 .

Kl 2,18 - Kl 2,18 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18 ᾿Εβόησε καρδία αὐτῶν πρὸς Κύριον· τείχη Σιών, καταγάγετε ὡς χειμάρρους δάκρυα ἡμέρας καὶ νυκτός· μὴ δῷς ἔκνηψιν σεαυτῇ, μὴ σιωπήσαιτο, θύγατερ, ὁ ὀφθαλμός σου. 18 SADE clamavit cor eorum ad Dominum super muros filiae Sion deduc quasi torrentem lacrimas per diem et per noctem non des requiem tibi neque taceat pupilla oculi tui   18 Tsade. Hun hart schreeuwde tot den Heere: O gij muur der dochter Sions, laat dag en nacht tranen afvlieten als een beek; geef uzelve geen rust, uw oogappel houde niet op! [18] Roep met uw hart de Heer aan, de schutsmuur van Sion. Houd niet op met wenen, geef uw ogen geen rust en geef uw tranen de vrije loop, dag en nacht. [18] Het hart van het volk schreeuwt tot de Heer. – O, muur van Sion, laat je tranen stromen als een rivier, dag en nacht, aan één stuk door; gun je ogen geen rust. 2:18 Schreeuwde je hart tot mijn Heer,- schutsmuur van de dochter van Sion, laat als een bergbeek je tranen neerdalen dag en nacht, gun jezelf geen verflauwing, laat je oogappel niet stilvallen! •• 18. Crie donc vers le Seigneur, rempart de la fille de Sion; laisse couler tes larmes comme un torrent jour et nuit; ne t'accorde pas de relâche, que tes yeux n'aient pas de repos!

King James Bible . [18] Their heart cried unto the Lord, O wall of the daughter of Zion, let tears run down like a river day and night: give thyself no rest; let not the apple of thine eye cease.
Luther-Bibel . 18Schreie laut zum Herrn, klage, du Tochter Zion, lass Tag und Nacht Tränen herabfließen wie einen Bach; höre nicht auf damit, und dein Augapfel lasse nicht ab!

Tekstuitleg van Kl 2,18 .

Kl 2,19 - Kl 2,19 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19 ᾿Ανάστα, ἀγαλλίασαι ἐν νυκτὶ εἰς ἀρχὰς φυλακῆς σου, ἔκχεον ὡς ὕδωρ καρδίαν σου ἀπέναντι προσώπου Κυρίου, ἆρον πρὸς αὐτὸν χεῖράς σου περὶ ψυχῆς νηπίων σου τῶν ἐκλυομένων λιμῷ ἐπ' ἀρχῆς πασῶν ἐξόδων. 19 COPH consurge lauda in nocte in principio vigiliarum effunde sicut aqua cor tuum ante conspectum Domini leva ad eum manus tuas pro anima parvulorum tuorum qui defecerunt in fame in capite omnium conpetorum   19 Koph. Maak u op, maak geschrei des nachts in het begin der nachtwaken, stort uw hart uit voor het aangezicht des Heeren als water; hef uw handen tot Hem op voor de ziel uwer kinderkens, die in onmacht gevallen zijn van honger, vooraan op alle straten. [19] Roep de hele nacht de Heer aan, stort uw hart uit als water. Bid, met de handen geheven, voor het leven van uw kinderen, die nu op de hoeken van de straten van honger verkwijnen. [19] Weeklaag in de nacht, jammer tot aan de ochtend, stort je hart uit als water, ten overstaan van de Heer. Hef je handen naar hem op, voor het leven van je kinderen, die op elke straathoek van honger versmachten. 2:19 Terwijl het nog nacht is: sta op en jammer, bij het begin van de waken al; stort als was het water je hart uit tegenover het aanschijn van mijn Heer,- heft tot hem je beide handen op om de ziel van je kindertjes die versmacht van de honger neerliggen aan het begin van alle straten. •• 19. Debout! Pousse un cri dans la nuit au commencement des veilles; répands ton cœur comme de l'eau devant la face de Yahvé, élève vers lui tes mains pour la vie de tes petits enfants qui défaillent de faim à l'entrée de toutes les rues !

King James Bible . [19] Arise, cry out in the night: in the beginning of the watches pour out thine heart like water before the face of the Lord: lift up thy hands toward him for the life of thy young children, that faint for hunger in the top of every street.
Luther-Bibel . 19Steh des Nachts auf und schreie zu Beginn jeder Nachtwache, schütte dein Herz aus vor dem Herrn wie Wasser. Hebe deine Hände zu ihm auf um des Lebens deiner jungen Kinder willen, die vor Hunger verschmachten an allen Straßenecken!

Tekstuitleg van Kl 2,19 .

Kl 2,20 - Kl 2,20 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20 ᾿Ιδέ, Κύριε, καὶ ἐπίβλεψον τίνι ἐπφφύλλισας οὕτως· εἰ φάγονται γυναῖκες καρπὸν κοιλίας αὐτῶν; ἐπιφυλλίδα ἐποίησε μάγειρος· φονευθήσονται νήπια θηλάζοντα μαστούς; ἀποκτενεῖς ἐν ἁγιάσματι Κυρίου ἱερέα καὶ προφήτην; 20 RES vide Domine et considera quem vindemiaveris ita ergone comedent mulieres fructum suum parvulos ad mensuram palmae si occidetur in sanctuario Domini sacerdos et propheta   20 Resch. Zie, HEERE, aanschouw toch, aan wien Gij alzo gedaan hebt; zullen dan de vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men op de handen draagt? Zullen dan de profeet en de priester in het heiligdom des HEEREN gedood worden? [20] heer, hebt U ooit iemand zo behandeld? Hoe konden de moeders de kinderen eten die ze beminden? Waarom zijn in het heiligdom van de Heer profeten en priesters gedood? [20] HEER, zie mij, merk toch op wie u dit aandoet. Moeten vrouwen de kinderen eten die ze zelf hebben gebaard? Moeten priester en profeet worden gedood in het heiligdom van de Heer? 2:20 Vrouwen, moeten die hun eigen vrucht opeten, de kindertjes die worden gekoesterd?- zie het aan, Ene, en aanschouw aan wie ge zo hebt gehandeld, of in het heiligdom van mijn Heer moet worden gewurgd priester of profeet? •• 20. « Vois, Yahvé, et regarde : Qui as-tu jamais traité de la sorte ? Fallait-il que des femmes mangent leurs petits, les enfants qu'elles berçaient ? Fallait-il qu'au sanctuaire du Seigneur fussent égorgés prêtre et prophète ?

King James Bible . [20] Behold, O LORD, and consider to whom thou hast done this. Shall the women eat their fruit, and children of a span long? shall the priest and the prophet be slain in the sanctuary of the Lord?
Luther-Bibel . 20HERR, schaue und sieh doch, wen du so verderbt hast! Sollen denn die Frauen ihres Leibes Frucht essen, die Kindlein, die man auf Händen trägt? Sollen denn Propheten und Priester in dem Heiligtum des Herrn erschlagen werden?

Tekstuitleg van Kl 2,20 .

7. ´im (indien, ofschoon) . Taalgebruik in Tenakh : ´im (indien, ofschoon) EN ´em (moeder) . Taalgebruik in Tenach : ´em (moeder) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 41 . Tenakh (760) . Pentateuch (172) . Eerdere Profeten (196) . Latere Profeten (64) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (230) . Kl (4) : (1) Kl 1,12 . (2) Kl 2,20 . (3) Kl 3,32 . (4) Kl 5,22 .

Kl 2,21 - Kl 2,21 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21 ᾿Εκοιμήθησαν εἰς τὴν ἔξοδον παιδάριον καὶ πρεσβύτης. παρθένοι μου καὶ νεανίσκοι μου ἐπορεύθησαν ἐν αἰχμαλωσίᾳ· ἐν ρομφαίᾳ καὶ ἐν λιμῷ ἀπέκτεινας, ἐν ἡμέρᾳ ὀργῆς σου ἐμαγείρευσας, οὐκ ἐφείσω. 21 SEN iacuerunt in terra foris puer et senex virgines meae et iuvenes mei ceciderunt in gladio interfecisti in die furoris tui percussisti nec misertus es   21 Schin. De jongen en de ouden liggen op de aarde op de straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij hebt ze geslacht en niet verschoond. [21] Kinderen en ouden van dagen liggen in het stof van de straten, meisjes en jongens zijn neergeslagen door het zwaard, zonder genade uitgemoord op de dag van uw toorn. [21] Op straat liggen de lijken van mannen, jong en oud, mijn meisjes en mijn jongemannen zijn gevallen door het zwaard; u doodt hen op de dag van uw toorn, meedogenloos slacht u hen af. 2:21 Waar je maar keek lagen op de straten der aarde jong en oud, mijn jonkvrouwen en jongemannen waren gevallen door het zwaard; gij hebt ze omgebracht ten dage van uw woede, afgeslacht zonder iets of iemand te ontzien! •• 21. Sur le sol gisent dans les rues enfants et vieillards, mes vierges et mes jeunes gens sont tombés sous l'épée; tu as égorgé au jour de ta colère, tu as immolé sans pitié.

King James Bible . [21] The young and the old lie on the ground in the streets: my virgins and my young men are fallen by the sword; thou hast slain them in the day of thine anger; thou hast killed, and not pitied.
Luther-Bibel . 21Es lagen in den Gassen auf der Erde Knaben und Alte; meine Jungfrauen und Jünglinge sind durchs Schwert gefallen. Du hast getötet am Tage deines Zorns, du hast ohne Erbarmen geschlachtet.

Tekstuitleg van Kl 2,21 .

14. lo´ (niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Kl (25) : (1) Kl 1,3 . (2) Kl 1,6 . (3) Kl 1,9 . (4) Kl 1,10 . (5) Kl 1,14 . (6) Kl 2,2 . (7) Kl 2,8 . (8) Kl 2,9 . (9) Kl 2,21 . (10) Kl 3,22 . (11) Kl 3,31 . (12) Kl 3,33 . (13) Kl 3,36 . (14) Kl 3,37 . (15) Kl 3,38 . (16) Kl 3,42 . (17) Kl 3,43 . (18) Kl 4,8 . (19) Kl 4,12 . (20) Kl 4,15 . (21) Kl 4,16 . (22) Kl 4,17 . (23) Kl 4,22 . (24) Kl 5,5 . (25) Kl 5,12 .
- wëlo´ (en niet) < prefix verbindingswoord wë + . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine Profeten (90) . Geschriften (365) . Kl (8) : (1) Kl 2,1 . (2) Kl 2,14 . (3) Kl 2,17 . (4) Kl 2,22 . (5) Kl 3,2 . (6) Kl 3,7 . (7) Kl 3,49 . (8) Kl 4,6 .

Kl 2,22 - Kl 2,22 : De Heer als vijand - bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Kl (Klaagliederen) -- Kl 2 -- Kl 2,1-22 -- Kl 2,1 - Kl 2,2 - Kl 2,3 - Kl 2,4 - Kl 2,5 - Kl 2,6 - Kl 2,7 - Kl 2,8 - Kl 2,9 - Kl 2,10 - Kl 2,11 - Kl 2,12 - Kl 2,13 - Kl 2,14 - Kl 2,15 - Kl 2,16 - Kl 2,17 - Kl 2,18 - Kl 2,19 - Kl 2,20 - Kl 2,21 - Kl 2,22 -
Griekse tekst Vulgaat   Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22 ᾿Εκάλεσεν ἡμέραν ἑορτῆς παροικίας μου κυκλόθεν, καὶ οὐκ ἐγένοντο ἐν ἡμέρᾳ ὀργῆς Κυρίου ἀνασῳζόμενος καὶ καταλελειμμένος, ὡς ἐπεκράτησα καὶ ἐπλήθυνα ἐχθρούς μου πάντας. 22 THAU vocasti quasi ad diem sollemnem qui terrerent me de circuitu et non fuit in die furoris Domini qui effugeret et relinqueretur quos educavi et enutrivi inimicus meus consumpsit eos   22 Thau. Gij hebt mijn verschrikkingen van rondom geroepen, als tot een dag eens gezetten hoogtijds; en er is niemand aan den dag des toorns des HEEREN ontkomen of overgebleven; die ik op de handen gedragen en opgetogen heb, die heeft mijn vijand omgebracht. [22] Overal vandaan hebt U verschrikking uitgenodigd, als voor een feest. Aan de felle toorn van de heer kon niemand ontsnappen. Degene die ik met zorg heb grootgebracht, werd door de vijand gedood. [22] U riep mijn ergste vijanden bijeen, als was het een feestdag. Op de dag van de toorn van de HEER kan niemand ontkomen, niemand overleeft; de kinderen die ik baarde en grootbracht, worden door mijn vijand gedood. 2:22 Zoals op een dag van samenkomst hebt gij al wat mij schrik aanjaagt bijeengeroepen van rondom, er is niemand geweest die ten dage van de woede van de Ene kon ontsnappen of ontkomen; wie ik verzorgde en grootbracht, aan hen heeft mijn vijand een einde gemaakt. 22. Tu as convoqué comme pour un jour de fête les terreurs de tous côtés; au jour de la colère de Yahvé, il n'y eut rescapé ni survivant. Ceux que j'avais bercés et élevés, mon ennemi les a exterminés. »

King James Bible . [22] Thou hast called as in a solemn day my terrors round about, so that in the day of the LORD's anger none escaped nor remained: those that I have swaddled and brought up hath mine enemy consumed.
Luther-Bibel . 22Du hast von allen Seiten her meine Feinde gerufen wie zu einem Feiertag, sodass niemand am Tage des Zorns des HERRN entronnen und übrig geblieben ist. Die ich auf den Händen getragen und großgezogen habe, die hat der Feind umgebracht.

Tekstuitleg van Kl 2,22 .


- Hebreeuwse tekst


- Griekse tekst - Septuaginta

ΠΩΣ ἐγνόφωσεν ἐν ὀργῇ αὐτοῦ Κύριος τὴν θυγατέρα Σιών; κατέρριψεν ἐξ οὐρανοῦ εἰς γῆν δόξασμα ᾿Ισραήλ, καὶ οὐκ ἐμνήσθη ὑποποδίου ποδῶν αὐτοῦ ἐν ἡμέρᾳ ὀργῆς αὐτοῦ. 2 Κατεπόντισε Κύριος οὐ φεισάμενος πάντα τὰ ὡραῖα ᾿Ιακώβ, καθεῖλεν ἐν θυμῷ αὐτοῦ τὰ ὀχυρώματα τῆς θυγατρὸς ᾿Ιούδα, ἐκόλλησεν εἰς τὴν γῆν, ἐβεβήλωσε βασιλέα αὐτῆς καὶ ἄρχοντας αὐτῆς. 3 Συνέκλασεν ἐν ὀργῇ θυμοῦ αὐτοῦ πᾶν κέρας ᾿Ισραήλ, ἀπέστρεψεν ὀπίσω δεξιὰν αὐτοῦ ἀπὸ προσώπου ἐχθροῦ καὶ ἀνῆψεν ἐν ᾿Ιακὼβ ὡς πῦρ φλόγα, καὶ κατέφαγε πάντα τὰ κύκλῳ. 4 ᾿Ενέτεινε τόξον αὐτοῦ ὡς ἐχθρός, ἐστερέωσε δεξιὰν αὐτοῦ ὡς ὑπεναντίος καὶ ἀπέκτεινε πάντα τὰ ἐπιθυμήματα τῶν ὀφθαλμῶν μου ἐν σκηνῇ θυγατρὸς Σιών, ἐξέχεεν ὡς πῦρ τὸν θυμὸν αὐτοῦ. 5 ᾿Εγενήθη Κύριος ὡς ἐχθρός, κατεπόντισεν ᾿Ισραήλ, κατεπόντισε πάσας τὰς βάρεις αὐτῆς, διέφθειρε τὰ ὀχυρώματα αὐτοῦ καὶ ἐπλήθυνε τῇ θυγατρὶ ᾿Ιούδα ταπεινουμένην καὶ τεταπεινωμένην. 6 Καὶ διεπέτασεν ὡς ἄμπελον τὸ σκήνωμα αὐτοῦ, διέφθειρεν ἑορτὴν αὐτοῦ· ἐπελάθετο Κύριος ἃ ἐποίησεν ἐν Σιὼν ἑορτῆς καὶ σαββάτου καὶ παρώξυνεν ἐμβριμήματι ὀργῆς αὐτοῦ βασιλέα καὶ ἱερέα καὶ ἄρχοντα. 7 ᾿Απώσατο Κύριος θυσιαστήριον αὐτοῦ, ἀπετίναξεν ἁγίασμα αὐτοῦ, συνέτριψεν ἐν χειρὶ ἐχθροῦ τεῖχος βάρεων αὐτῆς· φωνὴν ἔδωκαν ἐν οἴκῳ Κυρίου ὡς ἐν ἡμέρᾳ ἑορτῆς. 8 Καὶ ἐπέστρεψε Κύριος τοῦ διαφθεῖραι τεῖχος θυγατρὸς Σιών· ἐξέτεινε μέτρον, οὐκ ἀπέστρεψε χεῖρα αὐτοῦ ἀπὸ καταπατήματος, καὶ ἐπένθησε τὸ προτείχισμα, καὶ τεῖχος ὁμοθυμαδὸν ἠσθένησεν. 9 ᾿Ενεπάγησαν εἰς γῆν πύλαι αὐτῆς, ἀπώλεσε καὶ συνέτριψε μοχλοὺς αὐτῆς· βασιλέα αὐτῆς καὶ ἄρχοντα αὐτῆς ἐν τοῖς ἔθνεσιν· οὐκ ἔστι νόμος, καί γε προφῆται αὐτῆς οὐκ εἶδον ὅρασιν παρὰ Κυρίου. 10 ᾿Εκάθισαν εἰς τὴν γῆν, ἐσιώπησαν πρεσβύτεροι θυγατρὸς Σιών, ἀνεβίβασαν χοῦν ἐπὶ τὴν κεφαλὴν αὐτῶν, περιεζώσαντο σάκκους, κατήγαγον εἰς γῆν ἀρχηγοὺς παρθένους ἐν ῾Ιερουσαλήμ. 11 ᾿Εξέλιπον ἐν δάκρυσιν οἱ ὀφθαλμοί μου, ἐταράχθη ἡ καρδία μου, ἐξεχύθη εἰς τὴν γῆν ἡ δόξα μου ἐπὶ τὸ σύντριμμα τῆς θυγατρὸς τοῦ λαοῦ μου ἐν τῷ ἐκλείπειν νήπιον καὶ θηλάζοντα ἐν πλατείαις πόλεως. 12 Ταῖς μητράσιν αὐτῶν εἶπαν· ποῦ σῖτος καὶ οἶνος; ἐν τῷ ἐκλύεσθαι αὐτοὺς ὡς τραυματίας ἐν πλατείαις πόλεως, ἐν τῷ ἐκχεῖσθαι αὐτοὺς ὡς τραυματίας ἐν πλατείαις πόλεως, ἐν τῷ ἐκχεῖσθαι ψυχὰς αὐτῶν εἰς κόλπον μητέρων αὐτῶν. 13 Τί μαρτυρήσω σοι ἢ τί ὁμοιώσω σοι, θύγατερ ῾Ιερουσαλήμ; τίς σώσει σε καὶ παρακαλέσει σε, παρθένος θύγατερ Σιών; ὅτι ἐμεγαλύνθη ποτήριον συντριβῆς σου· τίς ἰάσεταί σε; 14 Προφῆταί σου εἴδοσάν σοι μάταια καὶ ἀφροσύνην καὶ οὐκ ἀπεκάλυψαν ἐπὶ τὴν ἀδικίαν σου τοῦ ἐπιστρέψαι αἰχμαλωσίαν σου, καὶ εἴδοσάν σοι λήμματα μάταια καὶ ἐξώσματα. 15 ᾿Εκρότησαν ἐπὶ σὲ χεῖρας πάντες οἱ παραπορευόμενοι ὁδόν, ἐσύρισαν καὶ ἐκίνησαν τὴν κεφαλὴν αὐτῶν ἐπὶ τὴν θυγατέρα ῾Ιερουσαλήμ· αὕτη ἡ πόλις, ἐροῦσι, στέφανος εὐφροσύνης πάσης τῆς γῆς. 16 Διήνοιξαν ἐπὶ σὲ στόμα αὐτῶν πάντες οἱ ἐχθροί σου, ἐσύρισαν καὶ ἔβρυξαν ὁδόντας, καὶ εἶπαν· κατεπίομεν αὐτήν, πλὴν αὕτη ἡ ἡμέρα, ἣν προσεδοκῶμεν, εὕρομεν αὐτήν, εἴδομεν. 17 ᾿Εποίησε Κύριος ἃ ἐνεθυμήθη, συνετέλεσε ρήματα αὐτοῦ, ἃ ἐνετείλατο ἐξ ἡμερῶν ἀρχαίων, καθεῖλε καί οὐκ ἐφείσατο, καὶ ηὔφρανεν ἐπὶ σὲ ἐχθρόν, ὕψωσε κέρας θλίβοντός σε. 18 ᾿Εβόησε καρδία αὐτῶν πρὸς Κύριον· τείχη Σιών, καταγάγετε ὡς χειμάρρους δάκρυα ἡμέρας καὶ νυκτός· μὴ δῷς ἔκνηψιν σεαυτῇ, μὴ σιωπήσαιτο, θύγατερ, ὁ ὀφθαλμός σου. 19 ᾿Ανάστα, ἀγαλλίασαι ἐν νυκτὶ εἰς ἀρχὰς φυλακῆς σου, ἔκχεον ὡς ὕδωρ καρδίαν σου ἀπέναντι προσώπου Κυρίου, ἆρον πρὸς αὐτὸν χεῖράς σου περὶ ψυχῆς νηπίων σου τῶν ἐκλυομένων λιμῷ ἐπ' ἀρχῆς πασῶν ἐξόδων. 20 ᾿Ιδέ, Κύριε, καὶ ἐπίβλεψον τίνι ἐπφφύλλισας οὕτως· εἰ φάγονται γυναῖκες καρπὸν κοιλίας αὐτῶν; ἐπιφυλλίδα ἐποίησε μάγειρος· φονευθήσονται νήπια θηλάζοντα μαστούς; ἀποκτενεῖς ἐν ἁγιάσματι Κυρίου ἱερέα καὶ προφήτην; 21 ᾿Εκοιμήθησαν εἰς τὴν ἔξοδον παιδάριον καὶ πρεσβύτης. παρθένοι μου καὶ νεανίσκοι μου ἐπορεύθησαν ἐν αἰχμαλωσίᾳ· ἐν ρομφαίᾳ καὶ ἐν λιμῷ ἀπέκτεινας, ἐν ἡμέρᾳ ὀργῆς σου ἐμαγείρευσας, οὐκ ἐφείσω. 22 ᾿Εκάλεσεν ἡμέραν ἑορτῆς παροικίας μου κυκλόθεν, καὶ οὐκ ἐγένοντο ἐν ἡμέρᾳ ὀργῆς Κυρίου ἀνασῳζόμενος καὶ καταλελειμμένος, ὡς ἐπεκράτησα καὶ ἐπλήθυνα ἐχθρούς μου πάντας.


- Vulgata

2. 1 ALEPH quomodo obtexit caligine in furore suo Dominus filiam Sion proiecit de caelo terram inclitam Israhel et non recordatus est scabilli pedum suorum in die furoris sui 2 BETH praecipitavit Dominus nec pepercit omnia speciosa Iacob destruxit in furore suo munitiones virginis Iuda deiecit in terram polluit regnum et principes eius 3 GIMEL confregit in ira furoris omne cornu Israhel avertit retrorsum dexteram suam a facie inimici et succendit in Iacob quasi ignem flammae devorantis in gyro 4 DELETH tetendit arcum suum quasi inimicus firmavit dexteram suam quasi hostis et occidit omne quod pulchrum erat visu in tabernaculo filiae Sion effudit quasi ignem indignationem suam 5 HE factus est Dominus velut inimicus praecipitavit Israhel praecipitavit omnia moenia eius dissipavit munitiones eius et replevit in filia Iuda humiliatum et humiliatam 6 VAV et dissipavit quasi hortum tentorium suum demolitus est tabernaculum suum oblivioni tradidit Dominus in Sion festivitatem et sabbatum et obprobrio in indignatione furoris sui regem et sacerdotem 7 ZAI reppulit Dominus altare suum maledixit sanctificationi suae tradidit in manu inimici muros turrium eius vocem dederunt in domo Domini sicut in die sollemni 8 HETH cogitavit Dominus dissipare murum filiae Sion tetendit funiculum suum et non avertit manum suam a perditione luxitque antemurale et murus pariter dissipatus est 9 TETH defixae sunt in terra portae eius perdidit et contrivit vectes eius regem eius et principes eius in gentibus non est lex et prophetae eius non invenerunt visionem a Domino 10 IOTH sederunt in terra conticuerunt senes filiae Sion consperserunt cinere capita sua accincti sunt ciliciis abiecerunt in terra capita sua virgines Hierusalem 11 CAPH defecerunt prae lacrimis oculi mei conturbata sunt viscera mea effusum est in terra iecur meum super contritione filiae populi mei cum deficeret parvulus et lactans in plateis oppidi 12 LAMED matribus suis dixerunt ubi est triticum et vinum cum deficerent quasi vulnerati in plateis civitatis cum exhalarent animas suas in sinu matrum suarum 13 MEM cui conparabo te vel cui adsimilabo te filia Hierusalem cui exaequabo te et consolabor te virgo filia Sion magna enim velut mare contritio tua quis medebitur tui 14 NUN prophetae tui viderunt tibi falsa et stulta nec aperiebant iniquitatem tuam ut te ad paenitentiam provocarent viderunt autem tibi adsumptiones falsas et eiectiones 15 SAMECH plauserunt super te manibus omnes transeuntes per viam sibilaverunt et moverunt caput suum super filiam Hierusalem haecine est urbs dicentes perfecti decoris gaudium universae terrae 16 FE aperuerunt super te os suum omnes inimici tui sibilaverunt et fremuerunt dentibus dixerunt devoravimus en ista est dies quam expectabamus invenimus vidimus 17 AIN fecit Dominus quae cogitavit conplevit sermonem suum quem praeceperat a diebus antiquis destruxit et non pepercit et laetificavit super te inimicum et exaltavit cornu hostium tuorum 18 SADE clamavit cor eorum ad Dominum super muros filiae Sion deduc quasi torrentem lacrimas per diem et per noctem non des requiem tibi neque taceat pupilla oculi tui 19 COPH consurge lauda in nocte in principio vigiliarum effunde sicut aqua cor tuum ante conspectum Domini leva ad eum manus tuas pro anima parvulorum tuorum qui defecerunt in fame in capite omnium conpetorum 20 RES vide Domine et considera quem vindemiaveris ita ergone comedent mulieres fructum suum parvulos ad mensuram palmae si occidetur in sanctuario Domini sacerdos et propheta 21 SEN iacuerunt in terra foris puer et senex virgines meae et iuvenes mei ceciderunt in gladio interfecisti in die furoris tui percussisti nec misertus es 22 THAU vocasti quasi ad diem sollemnem qui terrerent me de circuitu et non fuit in die furoris Domini qui effugeret et relinqueretur quos educavi et enutrivi inimicus meus consumpsit eos


- Statenvertaling

1 Aleph. Hoe heeft de Heere de dochter Sions in Zijn toorn bewolkt? Hij heeft de heerlijkheid van Israël van den hemel op de aarde nedergeworpen; en Hij heeft aan de voetbank Zijner voeten niet gedacht in den dag Zijns toorns. 2 Beth. De Heere heeft al de woningen Jakobs verslonden, en heeft ze niet verschoond; Hij heeft de vastigheden der dochter van Juda afgebroken in Zijn verbolgenheid, Hij heeft gemaakt, dat zij de aarde raken; Hij heeft het koninkrijk en deszelfs vorsten ontheiligd. 3 Gimel. Hij heeft, in ontsteking des toorns, den gehelen hoorn Israëls afgehouwen; Hij heeft Zijn rechterhand achterwaarts getrokken, toen de vijand kwam, en Hij is tegen Jakob ontstoken als een vlammend vuur, dat rondom verteert. 4 Daleth. Hij heeft Zijn boog gespannen als een vijand; Hij heeft zich met Zijn rechterhand gesteld als een tegenpartijder, dat Hij doodde al de begeerlijke dingen der ogen; Hij heeft Zijn grimmigheid in de tent der dochter Sions uitgestort als een vuur. 5 He. De Heere is geworden als een vijand; Hij heeft Israël verslonden, Hij heeft al haar paleizen verslonden. Hij heeft deszelfs vastigheden verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd. 6 Vau. En Hij heeft Zijn hut met geweld afgerukt, als een hof, Hij heeft Zijn vergaderplaats verdorven; de HEERE heeft in Sion doen vergeten den hoogtijd en den sabbat, en Hij heeft in de gramschap Zijns toorns den koning en den priester smadelijk verworpen. 7 Zain. De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft Zijn heiligdom te niet gedaan, Hij heeft de muren harer paleizen in des vijands hand overgegeven; zij hebben in het huis des HEEREN een stem verheven als op den dag eens gezetten hoogtijds. 8 Cheth. De HEERE heeft gedacht te verderven den muur der dochter Sions; Hij heeft het richtsnoer daarover getogen, Hij heeft Zijn hand niet afgewend, dat Hij ze niet verslonde; en Hij heeft den voormuur en den muur te zamen treurig gemaakt, zij zijn verzwakt. 9 Teth. Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet; haar profeten vinden ook geen gezicht van den HEERE. 10 Jod. De oudsten der dochter Sions zitten op de aarde, zij zwijgen stil, zij werpen stof op hun hoofd, zij hebben zakken aangegord; de jonge dochters van Jeruzalem laten haar hoofd ter aarde hangen. 11 Caph. Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn ingewand wordt beroerd; mijn lever is ter aarde uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind en de zuigeling op de straten der stad in onmacht zinken; 12 Lamed. Als zij tot hun moeders zeggen: Waar is koren en wijn, als zij op de straten der stad in onmacht zinken, als de verslagenen; als zich hun ziel uitschudt in den schoot hunner moeders. 13 Mem. Wat getuigen zal ik u brengen, wat zal ik bij u vergelijken, gij dochter Jeruzalems? Wat zal ik bij u vergelijken, dat ik u trooste, gij jonkvrouw, dochter Sions, want uw breuk is zo groot als de zee, wie kan u helen? 14 Nun. Uw profeten hebben u ijdelheid en ongerijmdheid gezien, en zij hebben u uw ongerechtigheid niet geopenbaard, om uw gevangenis af te wenden, maar zij hebben voor u gezien ijdele lasten en uitstotingen. 15 Samech. Allen, die over weg gaan, klappen met de handen over u, zij fluiten en schudden hun hoofd over de dochter Jeruzalems, zeggende: Is dit die stad, waar men van zeide, dat zij volkomen van schoonheid was, een vreugde der ganse aarde? 16 Pe. Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben hem gevonden, wij hebben hem gezien. 17 Ain. De HEERE heeft gedaan, wat Hij gedacht had, Hij heeft Zijn woord vervuld, dat Hij bevolen had van oude dagen; Hij heeft afgebroken en niet gespaard; en Hij heeft den vijand over u verblijd, Hij heeft den hoorn uwer tegenpartijders verhoogd. 18 Tsade. Hun hart schreeuwde tot den Heere: O gij muur der dochter Sions, laat dag en nacht tranen afvlieten als een beek; geef uzelve geen rust, uw oogappel houde niet op! 19 Koph. Maak u op, maak geschrei des nachts in het begin der nachtwaken, stort uw hart uit voor het aangezicht des Heeren als water; hef uw handen tot Hem op voor de ziel uwer kinderkens, die in onmacht gevallen zijn van honger, vooraan op alle straten. 20 Resch. Zie, HEERE, aanschouw toch, aan wien Gij alzo gedaan hebt; zullen dan de vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, die men op de handen draagt? Zullen dan de profeet en de priester in het heiligdom des HEEREN gedood worden? 21 Schin. De jongen en de ouden liggen op de aarde op de straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij hebt ze geslacht en niet verschoond. 22 Thau. Gij hebt mijn verschrikkingen van rondom geroepen, als tot een dag eens gezetten hoogtijds; en er is niemand aan den dag des toorns des HEEREN ontkomen of overgebleven; die ik op de handen gedragen en opgetogen heb, die heeft mijn vijand omgebracht.



- Willibrordvertaling

[1] Ach, de Heer heeft in zijn woede Sion in duisternis gehuld, de pracht van Israël van hemel naar aarde verwezen. Hij dacht op de dag van zijn toorn niet meer aan zijn voetbank*. [2] Meedogenloos heeft de Heer het gebied van Jakob verwoest en in zijn toorn maaide Hij de sterkten van Juda neer. Eerloos zijn rijk en bestuurders op de aarde geworpen. [3] Ziedend van toorn heeft Hij de macht van Juda gebroken. Zijn hand trok Hij in het zicht van de vijand terug. Zijn toorn tegen Jakob is als een laaiend vuur dat alles verteert. [4] Als een vijand spande Hij met vaste hand de boog, als een vijand vermoordde Hij iedereen die Sion het dierbaarst was. Zijn kwaadheid kwam als een vuur over haar tenten. [5] De Heer was als een vijand: Israël heeft Hij vernietigd; de burchten verwoest, de vestingen gesloopt. Daarom kon Juda slechts zuchten en klagen. [6] De heer verwoestte zijn woning en haalde zijn plaats van samenkomst neer. Hij maakte in Sion een eind aan feesten en sabbat, en verwierp koning en priester, in grimmige toorn. [7] De Heer heeft zijn altaar verlaten, zijn heiligdom prijsgegeven; de muren van de vesting heeft Hij aan de vijand overgeleverd. Zijn geroep weerklonk in het huis van de heer alsof het een feestdag was. [8] De heer was vastbesloten de muren van Sion omver te halen: Hij spande het meetlint erover en verwoestte ten slotte alles; de muren stortten ineen, de wallen vielen om. [9] De poorten zijn omgevallen, de grendels gebroken, rijksgroten en koning zijn verspreid zodat er geen leiding meer is. Ook krijgen de profeten van de heer geen openbaring meer. [10] Zwijgend zitten de oudsten van Sion op de grond, in zakken gekleed en met as op het hoofd. Jeruzalems meisjes laten het hoofd hangen. [11] Mijn ogen zijn moe van geween, mijn ingewanden branden, de moed is mij ontnomen: mijn volk is hard geslagen, kinderen en zuigelingen sterven op straat. [12] Zij vroegen hun moeder nog: 'Waar is het brood en de wijn?' maar vochten gewond met de dood in de straten van de stad en stierven op de schoot van hun moeder. [13] Wat kan ik nog zeggen, waarmee kan ik u vergelijken, Jeruzalem? Wat kan ik nog aanvoeren om u te troosten, Sion? Uw wonden zijn zo groot als de zee en er is niemand die u geneest. [14] De visioenen van uw profeten zijn leugen en bedrog; ze roepen geen schuldbesef op en wenden de rampen niet af; waardeloos en misleidend zijn hun orakels. [15] Alle voorbijgangers slaan de handen ineen; hoofdschuddend* en verstomd over Jeruzalem zeggen ze: 'Was u die volmaakte schoonheid, die vreugde op aarde?' [16] In hun grootspraak spotten uw vijanden brutaal met u. Grinnikend zeggen zij: 'Eindelijk is het vernietigd. Nu wij dit mochten beleven, is onze hoop vervuld.' [17] Eindelijk zijn toch de plannen waarmee Hij sinds lang had gedreigd, genadeloos door de heer ten uitvoer gebracht, en heeft Hij verwoest. De vijand heerst over u, met macht en triomf. [18] Roep met uw hart de Heer aan, de schutsmuur van Sion. Houd niet op met wenen, geef uw ogen geen rust en geef uw tranen de vrije loop, dag en nacht. [19] Roep de hele nacht de Heer aan, stort uw hart uit als water. Bid, met de handen geheven, voor het leven van uw kinderen, die nu op de hoeken van de straten van honger verkwijnen. [20] heer, hebt U ooit iemand zo behandeld? Hoe konden de moeders de kinderen eten die ze beminden? Waarom zijn in het heiligdom van de Heer profeten en priesters gedood? [21] Kinderen en ouden van dagen liggen in het stof van de straten, meisjes en jongens zijn neergeslagen door het zwaard, zonder genade uitgemoord op de dag van uw toorn. [22] Overal vandaan hebt U verschrikking uitgenodigd, als voor een feest. Aan de felle toorn van de heer kon niemand ontsnappen. Degene die ik met zorg heb grootgebracht, werd door de vijand gedood.


- De Nieuwe Bijbelvertaling

[1] Ach, hoe hult de Heer in zijn toorn Sion in donkere wolken. Hij heeft vanuit de hemel Israëls luister ter aarde geworpen, hij zag op de dag van zijn toorn niet naar zijn voetenbank om. [2] De Heer heeft Jakobs weidegrond meedogenloos verwoest, hij heeft in zijn woede de vestingen van Juda vernietigd, hij heeft het koninkrijk vernederd en zijn leiders onteerd. [3] Hij heeft in brandende toorn Israëls macht gebroken, hij trok zijn rechterhand terug, niet langer weerhield hij de vijand. Hij is tegen Jakob ontbrand als een laaiend, allesvernietigend vuur. [4] Hij spande als een vijand zijn boog, met vaste rechterhand, als een tegenstander doodde hij hun kostbaarste bezit. Als vuur goot hij zijn gramschap uit over de tent van Sion. [5] De Heer was een vijand voor hen: hij verwoestte Israël. Hij heeft de paleizen verwoest, de vestingen vernietigd. Hij heeft in heel Juda de jammerklachten vermeerderd. [6] De HEER heeft de omheining geslecht als bij een tuin, en de ontmoetingstent zelf heeft hij vernietigd; hij heeft in Sion sabbat en feestdag in onbruik doen raken, in zijn hevige toorn heeft hij koning en priester verstoten. [7] De Heer heeft zijn altaar versmaad, zijn heiligdom verworpen, de muren van Sions paleizen prijsgegeven aan haar vijanden; hun stemmen galmen door het huis van de HEER, als op een feestdag. [8] De HEER wilde de muur rondom Sion vernietigen: hij spande het meetlint, trok zijn verwoestende hand niet terug, hij bracht rouw over wallen en muren, die tezamen bezweken. [9] Haar poorten zijn ter aarde gezonken, de grendels stukgeslagen en vernield. Nu haar koning en leiders onder vreemde volken leven, is het onderricht van haar priesters verdwenen; haar profeten ontvangen niet langer visioenen van de HEER. [10] De oudsten van Sion zitten zwijgend op de grond, met stof op hun hoofd, gehuld in een rouwkleed. De meisjes van Jeruzalem buigen het hoofd ter aarde. [11] Mijn ogen zijn door tranen verteerd, mijn ingewanden staan in brand, mijn maag keert zich om – vanwege de wonden van mijn volk, omdat kind en zuigeling versmachten op de pleinen van de stad. [12] Ze blijven hun moeders vragen: 'Is er geen brood en wijn?', versmachtend op de pleinen van de stad, als gewonden op het slagveld; in de armen van hun moeders stroomt het leven uit hen weg. [13] Waarmee zal ik je vergelijken, Jeruzalem, welk voorbeeld kan ik je tonen? Waaraan zal ik je gelijkstellen, vrouwe Sion? Hoe kan ik je troosten? Wijd als de zee gapen je wonden – wie kan je genezen? [14] Je profeten hebben je bedrogen met valse visioenen – hadden ze maar je wandaden onthuld om je lot nog te keren! Ze hebben je valse orakels verkondigd om je te misleiden. [15] Allen die voorbijgaan wringen de handen als ze jou zien; ze sissen van afschuw, schudden meewarig het hoofd over Jeruzalem: 'Is dit nu die stad, volmaakt van schoonheid, vreugde voor de wereld?' [16] Al je vijanden sperren hun mond naar je open; ze fluiten, grijnzen en spotten: 'We hebben haar verwoest! Ja, dit is de dag waarop we hoopten, hiernaar hebben wij uitgezien!' [17] De HEER heeft gedaan wat hij bepaald had, hij bracht ten uitvoer wat hij lang geleden had besloten: vernietiging zonder mededogen. Hij liet je vijand triomferen, je tegenstanders gaf hij de macht. [18] Het hart van het volk schreeuwt tot de Heer. – O, muur van Sion, laat je tranen stromen als een rivier, dag en nacht, aan één stuk door; gun je ogen geen rust. [19] Weeklaag in de nacht, jammer tot aan de ochtend, stort je hart uit als water, ten overstaan van de Heer. Hef je handen naar hem op, voor het leven van je kinderen, die op elke straathoek van honger versmachten. [20] HEER, zie mij, merk toch op wie u dit aandoet. Moeten vrouwen de kinderen eten die ze zelf hebben gebaard? Moeten priester en profeet worden gedood in het heiligdom van de Heer? [21] Op straat liggen de lijken van mannen, jong en oud, mijn meisjes en mijn jongemannen zijn gevallen door het zwaard; u doodt hen op de dag van uw toorn, meedogenloos slacht u hen af. [22] U riep mijn ergste vijanden bijeen, als was het een feestdag. Op de dag van de toorn van de HEER kan niemand ontkomen, niemand overleeft; de kinderen die ik baarde en grootbracht, worden door mijn vijand gedood.


- De Naardense bijbel

2:1 Ach, hoe heeft mijn Heer in zijn woede de dochter Sions omwolkt!- hij heeft uit de hemel ter aarde geworpen Israëls luister; de bank voor zijn voeten was hij niet indachtig ten dage van zijn woede! •• Klaagliederen 2:2 Barmhartigheid was er niet bij toen mijn Heer alle oases van Jakob verslond, in zijn verbolgenheid de bolwerken van Juda's dochter afbrak en ter aarde wierp; hij ontwijdde haar koningschap en haar vorsten. •• 2:3 Gloeiend van woede heeft hij afgehouwen geheel de hoorn van Israël, heeft hij zijn rechterhand achter zich teruggehaald bij de verschijning van een vijand; hij ontbrandde in Jakob als een laaiend vuur dat om zich heen vreet. •• 2:4 De boog spande hij als was hij een vijand, zijn rechterhand ingezet als benauwer, en wurgde allen die een lust waren voor het oog; in de tent van de dochter Sions heeft hij zijn gramschap uitgegoten als vuur. •• 2:5 Echt, mijn Heer is als een vijand geweest: hij heeft Israël verslonden, heeft al zijn paleizen verslonden, zijn bolwerken vernietigd; hij bracht bij de dochter van Juda een overvloed aan gekreun en gesteun. •• 2:6 Finaal heeft hij zijn loofhut verwoest, als was het een tuinmuur, hij heeft zijn plaats van samenkomst vernietigd; de Ene liet in Sion vergeten samenkomst en sabbat, en verwierp in zijn grimmige woede koning en priester. •• 2:7 Gehoond heeft mijn Heer zijn eigen heiligdom, hij heeft zijn altaar verstoten, in de hand van een vijand heeft hij opgesloten de muren van haar paleizen; ze hebben in het huis van de Ene een geluid laten klinken als op een dag van samenkomst. •• 2:8 Hij moest berekenen, de Ene, hoe hij zou vernietigen de ommuring van Sions dochter, hij strekte een meetlint uit, en heeft zijn hand niet weerhouden voordat alles was verzwolgen; voorwal en muur dompelde hij in rouw, samen zakten ze ineen. •• 2:9 In de aarde zonken haar poorten weg, haar sluitbalken liet hij teloorgaan en brak hij; haar koning en haar vorsten zijn bij de volkeren waar geen Wet is, ook hebben haar profeten geen visioen meer gevonden bij de Ene. •• 2:10 Jeruzalems jonkvrouwen laten haar hoofd ter aarde hangen, zij hebben stof op hun hoofd gestrooid, zich met rouwzakken omgord; verstomd zitten ter aarde neer de grijsaards van de dochter Sions. •• 2:11 Kon ik nog maar!- mijn ogen zijn op van tranen, mijn ingewanden zijn een en al onrust, uitgegoten ter aarde is mijn lever, mijn moed, om de verbrijzeling van mijn dochter, mijn gemeente,- nu kleuter en zuigeling versmachten op de pleinen van de vesting. •• 2:12 Loom zeggen ze tot hun moeders: waar is nog koren of wijn?- terwijl zij als een doorboorde versmachten op de pleinen van de stad, terwijl hun ziel wordt vergoten aan de boezem van hun moeders. •• 2:13 Met wat zal ik je vergelijken, wat kan ik je betuigen, o dochter van Jeruzalem,- wat zal ik met jou gelijkstellen om je te troosten, jonkvrouwe, dochter van Sion!- want groot als de zee is jouw verbrijzeling, wie brengt jou nog genezing? •• 2:14 Nooit hebben ze iets onthuld over je onrecht, om je kerkering te keren, je profeten schouwden voor jou slechts waan en witkalk; ze hebben voor jou geschouwd draaglasten van waan en misleiding. •• 2:15 Om jou sloegen ontzet de handen ineen al wie voorbijkwamen over de weg, zij floten en schudden hun hoofd over Jeruzalems dochter: is dit nu de stad waarvan ze zeiden 'volmaakt van schoonheid, een blijdschap voor heel de aarde'? •• 2:16 Rondom jou hebben hun mond opengesperd al je vijanden, zij floten en sisten tussen de tanden, zij zeiden 'die hebben we verslonden',- echt, dit is de dag waarop we hebben gehoopt, die we mochten vinden, mochten zien!' •• 2:17 't Plan dat hij al had heeft de Ene gedáán, van wat hij gezegd had bakte hij brood, van wat hij geboden heeft sinds de dagen van ooit: hij heeft gesloopt en niets en niemand ontzien; hij heeft over jou een vijand vreugde bereid, hij heeft de hoorn van je benauwers verheven. •• 2:18 Schreeuwde je hart tot mijn Heer,- schutsmuur van de dochter van Sion, laat als een bergbeek je tranen neerdalen dag en nacht, gun jezelf geen verflauwing, laat je oogappel niet stilvallen! •• 2:19 Terwijl het nog nacht is: sta op en jammer, bij het begin van de waken al; stort als was het water je hart uit tegenover het aanschijn van mijn Heer,- heft tot hem je beide handen op om de ziel van je kindertjes die versmacht van de honger neerliggen aan het begin van alle straten. •• 2:20 Vrouwen, moeten die hun eigen vrucht opeten, de kindertjes die worden gekoesterd?- zie het aan, Ene, en aanschouw aan wie ge zo hebt gehandeld, of in het heiligdom van mijn Heer moet worden gewurgd priester of profeet? •• 2:21 Waar je maar keek lagen op de straten der aarde jong en oud, mijn jonkvrouwen en jongemannen waren gevallen door het zwaard; gij hebt ze omgebracht ten dage van uw woede, afgeslacht zonder iets of iemand te ontzien! •• 2:22 Zoals op een dag van samenkomst hebt gij al wat mij schrik aanjaagt bijeengeroepen van rondom, er is niemand geweest die ten dage van de woede van de Ene kon ontsnappen of ontkomen; wie ik verzorgde en grootbracht, aan hen heeft mijn vijand een einde gemaakt.


- Bible de Jérusalem

1. Quoi! Le Seigneur en sa colère a enténébré la fille de Sion! il a précipité du ciel sur la terre la gloire d'Israël! sans plus se souvenir de son marchepied, au jour de sa colère! 2. Sans pitié le Seigneur a détruit toutes les demeures de Jacob; il a renversé, en sa fureur, les forteresses de la fille de Juda; il a jeté à terre, il a maudit le royaume et ses princes. 3. Il a brisé dans l'ardeur de sa colère toute la vigueur d'Israël, retiré en arrière sa droite devant l'ennemi; il a allumé en Jacob un feu flamboyant qui dévore tout alentour. 4. Il a bandé son arc, comme un ennemi, il a assuré sa droite, il a égorgé, tel un adversaire tous ceux qui charmaient les yeux; sur la tente de la fille de Sion il a déversé sa fureur comme un feu. 5. Le Seigneur a été comme un ennemi; il a détruit Israël, il a détruit tous ses palais, abattu ses forteresses et multiplié pour la fille de Juda gémissements et gémissements. . 6. Il a forcé comme un jardin son enclos, abattu son lieu de réunion. Yahvé a fait oublier dans Sion fêtes et sabbats; il a rejeté, dans l'ardeur de sa colère, roi et prêtre. . 7. Le Seigneur a pris en dégoût son autel, en horreur son sanctuaire; aux mains de l'ennemi il a livré les remparts de ses palais; clameurs dans le Temple de Yahvé comme en un jour de fête! 8. Yahvé a médité d'abattre le rempart de la fille de Sion. Il a étendu le cordeau, ne retirant pas sa main que tout ne soit englouti. Il a endeuillé mur et avant-mur : ensemble ils se désolent. 9. Ses portes sont enfouies sous terre, il en a détruit et brisé les barres; son roi et ses princes sont chez les païens; plus de Loi! Ses prophètes même n'obtiennent plus de vision de Yahvé. 10. Ils sont assis à terre, en silence, les anciens de la fille de Sion; ils ont mis de la poussière sur leur tête, ils ont revêtu des sacs. Elles penchent la tête vers la terre, les vierges de Jérusalem. 11. Mes yeux sont consumés de larmes, mes entrailles frémissent, mon foie s'épand à terre pour le brisement de la fille de mon peuple, tandis que défaillent enfants et nourrissons sur les places de la Cité. . 12. Ils disent à leurs mères; » Où y a-t-il du pain ? » tandis qu'ils défaillent comme des blessés sur les places de la Ville, et qu'ils versent leur âme sur le sein de leur mère. 13. A quoi te comparer ? A quoi te dire semblable, fille de Jérusalem ? Qui pourra te sauver et te consoler, vierge, fille de Sion ? Car il est grand comme la mer, ton brisement; qui donc va te guérir ? 14. Tes prophètes ont eu pour toi des visions d'illusion et de clinquant, Ils n'ont pas révélé ta faute pour changer ton sort. Ils t'ont servi des oracles, d'illusion et de séduction. 15. Ils battent des mains à cause de toi tous les passants sur le chemin; ils sifflotent et hochent la tête sur la fille de Jérusalem. » Est-ce là la ville qu'on appelait toute belle, la joie de toute la terre ? » 16. Contre toi, ils ouvrent la bouche, tous tes ennemis; il sifflotent, grincent des dents, disant : « Nous l'avons engloutie! Voilà donc le Jour que nous espérions. Nous le touchons, nous le voyons! » 17. Yahvé a accompli ce qu'il avait résolu, exécuté sa parole décrétée depuis les jours anciens; il a détruit sans pitié. Il a réjoui l'ennemi à tes dépens, exalté la vigueur de tes adversaires. . 18. Crie donc vers le Seigneur, rempart de la fille de Sion; laisse couler tes larmes comme un torrent jour et nuit; ne t'accorde pas de relâche, que tes yeux n'aient pas de repos! 19. Debout! Pousse un cri dans la nuit au commencement des veilles; répands ton cœur comme de l'eau devant la face de Yahvé, élève vers lui tes mains pour la vie de tes petits enfants qui défaillent de faim à l'entrée de toutes les rues ! 20. « Vois, Yahvé, et regarde : Qui as-tu jamais traité de la sorte ? Fallait-il que des femmes mangent leurs petits, les enfants qu'elles berçaient ? Fallait-il qu'au sanctuaire du Seigneur fussent égorgés prêtre et prophète ? 21. Sur le sol gisent dans les rues enfants et vieillards, mes vierges et mes jeunes gens sont tombés sous l'épée; tu as égorgé au jour de ta colère, tu as immolé sans pitié. 22. Tu as convoqué comme pour un jour de fête les terreurs de tous côtés; au jour de la colère de Yahvé, il n'y eut rescapé ni survivant. Ceux que j'avais bercés et élevés, mon ennemi les a exterminés. »


- King James Bible

[1] How hath the Lord covered the daughter of Zion with a cloud in his anger, and cast down from heaven unto the earth the beauty of Israel, and remembered not his footstool in the day of his anger! [2] The Lord hath swallowed up all the habitations of Jacob, and hath not pitied: he hath thrown down in his wrath the strong holds of the daughter of Judah; he hath brought them down to the ground: he hath polluted the kingdom and the princes thereof. [3] He hath cut off in his fierce anger all the horn of Israel: he hath drawn back his right hand from before the enemy, and he burned against Jacob like a flaming fire, which devoureth round about. [4] He hath bent his bow like an enemy: he stood with his right hand as an adversary, and slew all that were pleasant to the eye in the tabernacle of the daughter of Zion: he poured out his fury like fire. [5] The Lord was as an enemy: he hath swallowed up Israel, he hath swallowed up all her palaces: he hath destroyed his strong holds, and hath increased in the daughter of Judah mourning and lamentation. [6] And he hath violently taken away his tabernacle, as if it were of a garden: he hath destroyed his places of the assembly: the LORD hath caused the solemn feasts and sabbaths to be forgotten in Zion, and hath despised in the indignation of his anger the king and the priest. [7] The Lord hath cast off his altar, he hath abhorred his sanctuary, he hath given up into the hand of the enemy the walls of her palaces; they have made a noise in the house of the LORD, as in the day of a solemn feast. [8] The LORD hath purposed to destroy the wall of the daughter of Zion: he hath stretched out a line, he hath not withdrawn his hand from destroying: therefore he made the rampart and the wall to lament; they languished together. [9] Her gates are sunk into the ground; he hath destroyed and broken her bars: her king and her princes are among the Gentiles: the law is no more; her prophets also find no vision from the LORD. [10] The elders of the daughter of Zion sit upon the ground, and keep silence: they have cast up dust upon their heads; they have girded themselves with sackcloth: the virgins of Jerusalem hang down their heads to the ground. [11] Mine eyes do fail with tears, my bowels are troubled, my liver is poured upon the earth, for the destruction of the daughter of my people; because the children and the sucklings swoon in the streets of the city. [12] They say to their mothers, Where is corn and wine? when they swooned as the wounded in the streets of the city, when their soul was poured out into their mothers' bosom. [13] What thing shall I take to witness for thee? what thing shall I liken to thee, O daughter of Jerusalem? what shall I equal to thee, that I may comfort thee, O virgin daughter of Zion? for thy breach is great like the sea: who can heal thee? [14] Thy prophets have seen vain and foolish things for thee: and they have not discovered thine iniquity, to turn away thy captivity; but have seen for thee false burdens and causes of banishment. [15] All that pass by clap their hands at thee; they hiss and wag their head at the daughter of Jerusalem, saying, Is this the city that men call The perfection of beauty, The joy of the whole earth? [16] All thine enemies have opened their mouth against thee: they hiss and gnash the teeth: they say, We have swallowed her up: certainly this is the day that we looked for; we have found, we have seen it. [17] The LORD hath done that which he had devised; he hath fulfilled his word that he had commanded in the days of old: he hath thrown down, and hath not pitied: and he hath caused thine enemy to rejoice over thee, he hath set up the horn of thine adversaries. [18] Their heart cried unto the Lord, O wall of the daughter of Zion, let tears run down like a river day and night: give thyself no rest; let not the apple of thine eye cease. [19] Arise, cry out in the night: in the beginning of the watches pour out thine heart like water before the face of the Lord: lift up thy hands toward him for the life of thy young children, that faint for hunger in the top of every street. [20] Behold, O LORD, and consider to whom thou hast done this. Shall the women eat their fruit, and children of a span long? shall the priest and the prophet be slain in the sanctuary of the Lord? [21] The young and the old lie on the ground in the streets: my virgins and my young men are fallen by the sword; thou hast slain them in the day of thine anger; thou hast killed, and not pitied. [22] Thou hast called as in a solemn day my terrors round about, so that in the day of the LORD's anger none escaped nor remained: those that I have swaddled and brought up hath mine enemy consumed.


- Luther Bibel

21Wie hat der Herr die Tochter Zion mit seinem Zorn überschüttet! Er hat die Herrlichkeit Israels vom Himmel auf die Erde geworfen; er hat nicht gedacht an seinen Fußschemel am Tage seines Zorns. 2Der Herr hat alle Wohnungen Jakobs ohne Erbarmen vertilgt, er hat die Burgen der Tochter Juda abgebrochen in seinem Grimm und geschleift. Er hat entweiht ihr Königreich und ihre Fürsten. 3Er hat alle Macht Israels in seinem grimmigen Zorn zerbrochen, er hat seine rechte Hand zurückgezogen, als der Feind kam, und hat in Jakob gewütet wie ein flammendes Feuer, das alles ringsum verzehrt. 4Er hat seinen Bogen gespannt wie ein Feind; seine rechte Hand hat er geführt wie ein Widersacher und hat alles getötet, was lieblich anzusehen war im Zelt der Tochter Zion, und hat seinen Grimm wie Feuer ausgeschüttet. 5Der Herr ist wie ein Feind geworden, er hat Israel vertilgt. Er hat zerstört alle Paläste und hat die Burgen vernichtet; er hat der Tochter Juda viel Jammer und Leid gebracht. 6Er hat sein eigenes Zelt zerwühlt wie einen Garten und seine Wohnung vernichtet. Der HERR hat in Zion Feiertag und Sabbat vergessen lassen, und in seinem grimmigen Zorn ließ er König und Priester schänden. 7Der Herr hat seinen Altar verworfen und sein Heiligtum entweiht. Er hat die Mauern ihrer Paläste in des Feindes Hände gegeben, dass sie im Hause des HERRN Geschrei erhoben haben wie an einem Feiertag. 8Der HERR gedachte zu vernichten die Mauer der Tochter Zion; er hat die Messschnur über die Mauern gezogen und seine Hand nicht abgewendet, bis er sie vertilgte. Er ließ Mauer und Wall trauern und miteinander fallen. 9Ihre Tore sind tief in die Erde gesunken; er hat ihre Riegel zerbrochen und zunichte gemacht. Ihr König und ihre Fürsten sind unter den Heiden, wo sie das Gesetz nicht üben können, und ihre Propheten haben keine Gesichte vom HERRN. 10Die Ältesten der Tochter Zion sitzen auf der Erde und sind still, sie werfen Staub auf ihre Häupter und haben den Sack angezogen. Die Jungfrauen von Jerusalem senken ihre Köpfe zur Erde. 11Ich habe mir fast die Augen ausgeweint, mein Leib tut mir weh, mein Herz ist auf die Erde ausgeschüttet über dem Jammer der Tochter meines Volks, weil die Säuglinge und Unmündigen auf den Gassen in der Stadt verschmachten. 12Zu ihren Müttern sprechen sie: Wo ist Brot und Wein?, da sie auf den Gassen in der Stadt verschmachten wie die tödlich Verwundeten und in den Armen ihrer Mütter den Geist aufgeben. 13Ach du Tochter Jerusalem, wem soll ich dich vergleichen und wie soll ich dir zureden? Du Jungfrau, Tochter Zion, wem soll ich dich vergleichen, damit ich dich tröste? Denn dein Schaden ist groß wie das Meer. Wer kann dich heilen? 14Deine Propheten haben dir trügerische und törichte Gesichte verkündet und dir deine Schuld nicht offenbart, wodurch sie dein Geschick abgewandt hätten, sondern sie haben dich Worte hören lassen, die Trug waren und dich verführten. 15Alle, die vorübergehen, klatschen in die Hände, pfeifen und schütteln den Kopf über die Tochter Jerusalem: Ist das die Stadt, von der man sagte, sie sei die allerschönste, an der sich alles Land freut? 16Alle deine Feinde reißen ihr Maul auf über dich, pfeifen und knirschen mit den Zähnen und sprechen: »Ha! wir haben sie vertilgt! Das ist der Tag, den wir begehrt haben; wir haben's erlangt, wir haben's erlebt.« 17Der HERR hat getan, was er vorhatte; er hat sein Wort erfüllt, das er längst zuvor geboten hat. Er hat ohne Erbarmen zerstört, er hat den Feind über dich frohlocken lassen und hat die Macht deiner Widersacher erhöht. 18Schreie laut zum Herrn, klage, du Tochter Zion, lass Tag und Nacht Tränen herabfließen wie einen Bach; höre nicht auf damit, und dein Augapfel lasse nicht ab! 19Steh des Nachts auf und schreie zu Beginn jeder Nachtwache, schütte dein Herz aus vor dem Herrn wie Wasser. Hebe deine Hände zu ihm auf um des Lebens deiner jungen Kinder willen, die vor Hunger verschmachten an allen Straßenecken! 20HERR, schaue und sieh doch, wen du so verderbt hast! Sollen denn die Frauen ihres Leibes Frucht essen, die Kindlein, die man auf Händen trägt? Sollen denn Propheten und Priester in dem Heiligtum des Herrn erschlagen werden? 21Es lagen in den Gassen auf der Erde Knaben und Alte; meine Jungfrauen und Jünglinge sind durchs Schwert gefallen. Du hast getötet am Tage deines Zorns, du hast ohne Erbarmen geschlachtet. 22Du hast von allen Seiten her meine Feinde gerufen wie zu einem Feiertag, sodass niemand am Tage des Zorns des HERRN entronnen und übrig geblieben ist. Die ich auf den Händen getragen und großgezogen habe, die hat der Feind umgebracht.


- Structuur


- Taalgebruik

- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -


- Commentaar

Klaagliederen 2
      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  11.  12.  13.  14.  15.  16.  17.  18.  19.  20.  21.  22.  23.  24.  25.  26.   
 

 

                                                       
 

1

  1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  11.  12.  13.  14. 15.  16.  17.  18.                   
 

2

  19.  20.  21.  22. 23.  24.  25.  26.  27.  28.  29.  30.  31.  32.  33.  34.  35.  36.                  
 

3

  37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53.                    
 

4

  54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69.                      
 

5

  70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84.                        
 

6

  85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99.                        
 

7

  100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115.                      
 

8

  116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132.                    
      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  11.  12.  13.  14.  15.  16.  17.  18.  19.  20.  21.  22.  23.  24.  25.  26.   
 

9

  133. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140. 141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149.                    
 

10

  150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158. 159. 160. 161. 162. 163. 164. 165. 166.                    
 

11

  167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179. 180. 181. 182. 183.                    
 

12

  184. 185. 186. 187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197.                          
 

13

  198. 199. 200. 201. 202. 203. 204. 205. 206. 207. 208. 209. 210. 211. 212. 213. 214. 215. 216. 217. 218.            
 

14

  219. 220. 221. 222. 223. 224. 225. 226. 227. 228. 229. 230. 231. 232. 233. 234.                      
 

15

  235. 236. 237. 238. 239. 240. 241. 242. 243. 244. 245. 246. 247. 248. 249. 250. 251. 252. 253. 254.              
 

16

  255. 256. 257. 258. 259. 260. 261. 262. 263. 264. 265. 266. 267. 268. 269. 270.                      
 

17

  271. 272. 273. 274. 275. 276. 277. 278. 279. 280. 281. 282. 283. 284. 285. 286. 287. 288. 289.                
      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  11.  12.  13.  14.  15.  16.  17.  18.  19.  20.  21.  22.  23.  24.  25.  26.   
 

18

  290. 291. 292. 293. 294. 295. 296. 297. 298. 299. 300. 301. 302. 303. 304. 305. 306. 307. 308. 309.              
 

19

  310.

311.

312. 313. 314. 315. 316. 317. 318. 319. 320. 321. 322. 323. 324. 325. 326. 327. 328. 329. 330. 331.          
 

20

  332. 333. 334. 335. 336. 337. 338. 339. 340. 341. 342. 343. 344. 345. 346. 347. 348. 349.                  
 

21

  350. 351. 352. 353. 354. 355. 356. 357. 358. 359. 360. 361. 362. 363. 364.                        
 

22

  365. 366. 367. 368. 369. 370. 371. 372. 373. 374. 375. 376. 377. 378. 379. 380. 381.                    
      1.  2.  3.  4.  5.  6.  7.  8.  9.  10.  11.  12.  13.  14.  15.  16.  17.  18.  19.  20.  21.  22.  23.  24.  25.  26.   
                                                           

22 (2 X 11) verzen . 66 (6 X 11) versregels . 381 (3 X 127) woorden ; gemiddeld 17,31 woorden per vers ; gemiddeld 5,77 woorden per versregel .