- WEBSITEWEGWIJZER - LEVITICUS 25 - Lv 25 -- Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht
-- bijbelverwijzingen
-- Lv (Leviticus)
-- Lv 25 -
- Lv 25,
1-7 : Het sabbatjaar - Lv
25,8-55 : Het jobeljaar -
Volgens Fokkelman (2003, 97-105) bestaat Lv uit 4 delen . Lv 25 is het 9de hoofdstuk van het vierde deel : de heiligheidswet (Lv 17,1-26,46) .
Tekstuitleg : - Lv 1 - Lv 2 - Lv 3 - Lv 4 - Lv 5 - Lv 6 - Lv 7 - Lv 8 - Lv 9 - Lv 10 - Lv 11 - Lv 12 - Lv 13 - Lv 14 - Lv 15 - Lv 16 - Lv 17 - Lv 18 - Lv 19 - Lv 20 - Lv 21 - Lv 22 - Lv 23 - Lv 24 - Lv 25 - Lv 26 - Lv 27 -
Overzicht vers per vers : - Lv 25,1 - Lv 25,2 - Lv 25,3 - Lv 25,4 - Lv 25,5 - Lv 25,6 - Lv 25,7 - Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 -
- Hebreeuwse tekst : http://www.mechon-mamre.org/p/pt/pt0309.htm . http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Hebreeuws OF modern Hebreeuws (NT) .
- Targum Onkelos : http://www.mechon-mamre.org/i/t/u/u0150.htm . Targum Onkelos . Vertaling : http://targum.info/onk/LevOnk25_27.htm . Vertaling Pseudo-Jonathan : http://targum.info/pj/pjlev25-26.htm .
- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/ot/chapter.asp?book=3&page=25 . Griekse tekst - Septuaginta .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_PNQ.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/levi/25.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/?p=page&i=3481,3535 . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/?p=page&i=3481,3535 . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=407964 . King James Bible .
- Luther Bibel : http://www.die-bibel.de/online-bibeln/luther-bibel-1984/bibeltext/bibelstelle/Leviticus%2025/bibel/text/lesen/ch/b11a29d89e9117496ee0e4c6b9d5a24d/ . Luther Bibel .
- Arabisch : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Arabisch .
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
Lv 25 - 26 maakt deel uit van de eigenlijke heiligingswet (Lv 17-26) . Zie website http://www.labuschagne.nl/vertellen/Vertellen.3.pdf . De tweede serie godsspraakformules zien er als volgt u
1.
Lv 23,9 : JHWH sprak tot Mozes .
2. Lv 23,23 : JHWH sprak tot Mozes .
3. 23,26 : JHWH sprak tot Mozes .
4. 23,33 : JHWH sprak tot Mozes .
5. 24,1 : JHWH sprak tot Mozes .
6. 24,13 : JHWH sprak tot Mozes .
7. 25,1 : JHWH sprak tot Mozes op de berg Sinaï .
Hierbij valt het op dat de 7-de formule anders, dus langer, is – een techniek om de aandacht van de lezer op deze rede te vestigen. De 7-de rede in Leviticus 25-26 handelt namelijk over het Sabbatjaar, ieder 7-de jaar, en het Jubeljaar na 7x7 jaar, en de daarbij behorende bepalingen, evenals de zegen en vloek.
Lv 25, 1-7 : Het sabbatjaar - bijbeloverzicht -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- bijbelverwijzingen -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,1 - Lv 25,2 - Lv 25,3 - Lv 25,4 - Lv 25,5 - Lv 25,6 - Lv 25,7 -
Lv 25,1 - Lv 25,1 : Het sabbatjaar - bijbeloverzicht -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- bijbelverwijzingen -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,1 - Lv 25,2 - Lv 25,3 - Lv 25,4 - Lv 25,5 - Lv 25,6 - Lv 25,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] And the LORD spake unto Moses in mount Sinai, saying,
Luther-Bibel . 251Und der HERR sprach zu Mose auf dem Berge Sinai:
Tekstuitleg van Lv 25,1 . Het vers Lv 25,1 telt 7 woorden en 25 (5²) letters . De getalwaarde van Lv 25,1 is 1232 (2² X 2² X 7 X 11) .
Lv 25,1.1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
bijbel | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | |
וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) | 192 | 140 | 34 | 9 | 1 | 8 | 16 | 20 | 40 | 59 | 7 |
וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) | 1879 | 594 | 868 | 120 | 56 | 241 | 315 | 150 | 10 | 95 | 24 |
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 2
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak)
van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) .
Taalgebruik in het NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô
(zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .
laleô | bijbel | OT | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen | 431 | 400 | 189 | 106 | 39 | 11 | 38 | 25 | 30 | 38 | 68 | 28 | 31 | 7 | 1 | 5 | 6 | 8 | 2 | 1 | 13 | 19 | 2 | |||
act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen | 3024 | 2426 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 |
- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken)
. Taalgebruik in Tenakh : dâbhar
(spreken) . Lat. : loqui .
- De werkwoordvorm וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh
(1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) .
12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) . Deze werkwoordvorm komt meer voor dan וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) behalve in Lv .
Lv 25,1.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Dt (413) . De stam יהוה = JHWH komt voor in Tenakh (9743) .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | |
´èlohîm (God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Taalgebruik in de LXX : kurios (heer) . Een vorm van kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in het NT : kurios (heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Lv
25,1.1. - 2. De getalwaarde van וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm
(en God sprak) is : 42 + 41 = 83 OF 222 + 86 = 308 (2 X 154 = 4 X 77 = 4 X 11 X 7 = 44 X 7 = 28 X 11) .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm
(en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex
20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) .
Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex
6,10 . (2) Ex
6,13 . (3) Ex
6,29 . (4) Ex
13,1 . (5) Ex
14,1 . (6) Ex
16,11 . (7) Ex
25,1 . (8) Ex
30,11 . (9) Ex
30,17 . (10) Ex
30,22 . (11) Ex
31,1 . (12) Ex
32,7 . (13) Ex
33,1 . (14) Ex
40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 .
(24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv
23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) .Gn 1 (9) . Gn 6-11 (4) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex
3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4) .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 16,2 .
- וַיּאֹמֶר אֲלֵיהֶם = wajjo´mèr ´äle(j)hèm (tot hen) . Tenakh (51) .
- וַיְדַבֵּר אֲלֵיהֶם = waJêdabbèr ´ale(j)hèm (en hij sprak tot hen) . Tenakh (5) : (1) Gn 42,24 . (2) Gn 44,6 . (3) 1 K 13,12 . (4) 2 K 1,7 . (5) 2
Kr 10,14 ..
Lv
25,1.4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) .
- Gr. μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
Lv 25,1.3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) .
Lv
25,1.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH 'èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (9
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .
5.
- Grieks : ὁρος = horos (berg) . Taalgebruik in het NT : horos (berg) . Taalgebruik in de LXX : horos (berg) .
- Ned. : berg , gebergte . D. : Gebirge . E. : mount . Fr. : mont / montagne . Grieks : ὁρος = horos (berg) . Taalgebruik in het NT : horos (berg) . Hebr. : הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Lat. mons , -tis .
6.
Lv 25,1.7. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) < prefix voorzetsel lë + act. qal inf. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (897) . Pentateuch (298) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) .
Lv 25,2 - Lv 25,2 : Het sabbatjaar - bijbeloverzicht -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- bijbelverwijzingen -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,1 - Lv 25,2 - Lv 25,3 - Lv 25,4 - Lv 25,5 - Lv 25,6 - Lv 25,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
[2] Speak unto the children of Israel, and say unto them, When ye come into the land which I give you, then shall the land keep a sabbath unto the LORD.
Luther-Bibel . 2Rede mit den Israeliten und sprich zu ihnen: Wenn ihr in das Land kommt, das ich euch geben werde, so soll das Land dem HERRN einen Sabbat feiern.
Tekstuitleg van Lv
25,2 . Het vers Lv
25,2 telt 18 (2 X 3²) woorden en 63 (7 X 9) letters . De getalwaarde van Lv
25,2 is 5248 (2² X 2² X 2³ X 41) . Door de koning van de Perzen mochten de Joden vanuit Babel teruggaan naar hun land . Dat land was het land van herkomst . Dat land behoorde hen toe . De theoloog-auteur wil nog eens beklemtonen dat het land waarnaar zij gaan , eigendom van JHWH is en aan hen wordt gegeven . Daaruit volgt dan ook dat zij de voorschriften die JHWH hen geeft , moeten onderhouden .
Is hiermee de instelling van het sabbatjaar bedoeld of bij de aankomst in het land een sabbatjaar te houden ? In ieder geval worden na dit vers concrete richtlijnen voor het onderhouden van het sabbatjaar gegeven .
Lv 25,2.2. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 .
Lv 25,2.7. כִּי = kî (want, omdat, wanneer) . Taalgebruik in Tenakh : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 .
Lv 25,2.8. act. qal imperf. 2de pers. mann. mv. תָבֹאוּ = thâbo'û (jullie zullen gaan) van het werkw. בָּא = bâ´ (gaan, komen) . Taalgebruik in Tenakh : bâ´ (gaan, komen) . Getalwaarde : beth = 2 , aleph = 1 ; totaal : 3 . Structuur : 2 - 1 . Spiegelbeeld van het woord אַב = ´ab (vader) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (17) : (1) Ex 12,25 . (2) Lv 14,34 . (3) Lv 19,23 . (4) Lv 23,10 . (5) Lv 25,2 . (6) Nu 10,9 . (7) Nu 14,30 . (8) Nu 15,2 . (9) Nu 31,24 . (10) Joz 9,8 . (11) Re 18,10 . (12) 1 K 11,2 . (13) Js 1,12 . (14) Jr 42,19 . (15) Jr 43,2 . (16) Hos 4,15 . (17) Am 5,5 .
Lv
25,2.7. - 8. כִּי תָבֹאוּ = kî thâbo'û (wanneer jullie zullen gaan) . Tenakh (6) : (1) Ex 12,25 . (2) Lv 14,34 . (3) Lv 23,10 . (4) Lv 25,2 . (5) Nu 15,2 . (6) Js 1,12 .
- וְכִּי תָבֹאוּ = wëkî thâbo'û (en wanneer jullie zullen gaan) . Tenakh (2) : (1) ) Lv 19,23 . (2) Nu 10,9 .
- כִּי תָבֹא = kî thâbo' (wanneer je zal gaan) . Tenakh (4) : (1) Dt 17,14 . (2) Dt 23,25 . (3) Dt 23,26 . (4) Spr 3,25 .
Lv 25,2.9. ´l : voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 .
Lv 25,2.10. Het gebruik van een vorm van het woord אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) vooral in Lv 25 . In Lv 25,9 : אַרְצְכֶם = ´arëtsëkhèm (jullie land) : a-r-ts + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. , van het zelfst. naamw. .
אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) | a. | b. | c. | d. | e. | |
Lv 25 | 2 + 1 | 6 (7X) + 1 | 1 + 1 + 1 | 3 | 3 |
a. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (453)
. Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (54) . Latere Profeten (130) . 12 Kleine
Profeten (34) . Geschriften (118) . Lv (7) : (1) Lv 14,34 . (2) Lv 16,22 . (3) Lv 18,3 . (4) Lv 20,24 . (5) Lv 25,24 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 26,38 . Een vorm van אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) in Tenakh (2504) , in Lv 25 (20) .
-
אַרְצְכֶם = ´arëtsëkhèm (jullie land) : a-r-ts + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. , van het zelfst. naamw. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenach : ´èrètz (landlt . Tenach (11) : (1) Lv 19,9 . (2) Lv 23,22 . (3) Lv 25,9 . (4) Lv 26,19 . (5) Lv 26,20 . (6) Lv 26,33 . (7) Nu 22,13 . (8) Dt 11,14 . (9) 1 S 6,5 . (10) Js 1,7 . (11) Jr 44,22 .
b. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde) . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten
(215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Lv 25 (6) : (1) Lv 25,2 (2X) . (2) Lv 25,6 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,31 .
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < wë + bepaald lidw. ha + ´èrèts
(land, aarde) . Tenakh (38) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine
Profeten (4) . Geschriften (4) . Lv (3) : (1) Lv
25,23 . (2) Lv 26,42 . (3) Lv 26,43 .
c. בְּאֶרֶץ / בָּאָרֶץ = bâ´èrèts / bâ´ârèts (in het land) < voorzetsel bë
+ bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. . Tenakh (398) . Pentateuch (150) . Eerdere Profeten (58) . Latere Profeten (100) . 12 Kleine
Profeten (15) . Geschriften (75) . Gn (77) . Gn
12 (2) : (1) Gn
12,6 . (2) Gn
12,10 . Ex (23) . Lv (6) : (1) Lv 19,34 . (2) Lv
25,10 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,34 . (5) Lv 26,41 . (6) Lv 26,44 .
- בְּאַרְצְךָ = bë´arë tsëkhâ (in jouw land) < prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. + suffix bezitt. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Tenakh (14) . Lv (1) : Lv 25,7 .
- בְּאַרְצְכֶם = bë´arëtsëkhèm (in jullie land) : prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. a-r-ts + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. . Tenakh (7) : (1) Lv 19,33 . (2) Lv 25,45 . (3) Lv 26,1 . (4) Lv 26,5 . (5) Lv 26,6 . (6) Nu 10,9 . (7) Jr 5,19 .
d. לָאָרֶץ = lâ´ârèts (voor de aarde) < prefix voorzetsel lë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. . Tenakh (54) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (21) . Lv (3) : (1) Lv 25,4 . (2) Lv 25,5 . (3) Lv 25,24 .
e. מֵאֶרֶץ = me´èrèts (uit het land) < prefix voorzetsel min + zelfst. naamw. . Tenakh
(157) . Pentateuch (56) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (46) . 12 Kleine
Profeten (13) . Geschriften (18) . Ex (21) . Lv (9) : (1) Lv 11,45 . (2) Lv 19,36 . (3) Lv 22,33 . (4) Lv
23,43 . (5) Lv 25,38 . (6) Lv 25,42 . (7) Lv 25,55 . (8) Lv 26,13 . (9) Lv 26,45 .
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- Ned. : aarde . Aramees : אַרְעָא = ´arë`â´ (aarde, land, grond, veld) . Arabisch : أرض =´arD (aarde) . D. : Welt . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ =´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Lat. : terra .
Lv 25,2.9. - 10. אֶל הָאָרֶץ = ´èl hâ´ârèts (naar het land) . Tenakh (53) . Pentateuch (38) . Gn (3) . Ex (3) . Lv (3) . Nu (12) . Dt (17) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Lv (3) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv 23,10 . (3) Lv 25,2 .
Lv
25,2.7. - 10. כִּי תָבֹאוּ אֶל הָאָרֶץ = kî thâbo'û ´èl hâ´ârèts (wanneer jullie zullen gaan naar het land) . Tenakh (3) : (1) Ex 12,25 . (2) Lv 23,10 . (3) Lv 25,2 .
- וְכִּי תָבֹאוּ אֶל הָאָרֶץ = wëkî thâbo'û ´èl hâ´ârèts (en wanneer jullie zullen gaan naar het land) . Tenakh (1) : Lv 19,23 .
- כִּי תָבֹא אֶל הָאָרֶץ = kî thâbo' ´èl hâ´ârèts (wanneer je zal gaan naar het land) . Tenakh (1) : Dt 17,14 .
Lv 25,2.11.אֲשֶׁר = ´äsjèr (die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) .
Tenakh | Pentateuch | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Tob | Jdt | Est | 1 Mak | 2 Mak | Job | Ps | Spr | Pr | Hl | W | Sir | Js | Jr | Kl | Bar | Ez | Da | Hos | Jl | Am | Ob | Jon | Mi | Nah | Hab | Sef | Hag | Zach | Mal | ||
´äsjèr | 4012 | 1378 | 307 | 217 | 226 | 231 | 397 | 167 | 124 | 29 | 176 | 153 | 271 | 223 | 80 | 196 | 18 | 69 | 70 | 32 | 94 | 11 | 55 | 1 | 119 | 339 | 6 | 259 | 36 | 8 | 9 | 10 | 1 | 9 | 9 | 2 | 3 | 5 | 5 | 35 | 10 |
Lv 25,2.9. - 11. הָאָרֶץ אֶל אֲשֶׁר = ´èl hâ´ârèts ´äsjèr (naar het land dat) . Tenakh (40/54) . Pentateuch (33) . Gn (3) . Ex (3) . Lv (2) . Nu (9) . Dt (16) : . Eerdere Profeten (2) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Lv (2) : (1) Lv 23,10 . (2) Lv 25,2 .
Lv
25,2.11. אֲשֶׁר אָנֹכִי נֹתֵן לָכֶם = ´äsjèr ´ânokhî nothen lâhèm (dat ik hen gevende) . Tenakh (4) : (1) Dt 5,31 . (2) Joz 1,2 .
- אֲשֶׁר אֲנִי נֹתֵן לָכֶם = ´äsjèr ´änî nothen lâhèm
(dat ik gevende aan hen) . Tenakh (4) : (1) Lv 14,34 . (2) Lv 23,10 . (3) Lv 25,2 . (4) Nu 15,2 .
Lv
25,2.17. הַשַּׁבָּת = sjâbbath (sabbat) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 .Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (39) . Pentateuch (15) : (1) Ex 16,29 . (2) Ex 20,8 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 31,14 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,16 . (7) Ex 35,3 . (8) Lv 23,11 . (9) Lv 23,15 . (10) Lv 23,16 . (11) Lv 24,8 . (12) Nu 15,32 . (13) Nu 28,9 . (14) Dt 5,12 . (15) Dt 5,15 .
- zelfst. naamw. שַׁבָּת = sjâbbath (sabbat) . Zie : sj-b-th . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (36) . Pentateuch (17) . Gn (1) : Gn
2,3 . Ex (7) : (1) Ex 16,23 . (2) Ex 16,25 . (3) Ex 16,26 . (4) Ex
20,10 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,17 . (7) Ex 35,2 . Lv (6) : (1) Lv 16,31 . (2) Lv 23,3 . (3) Lv
23,32 . (4) Lv 25,2 . (5) Lv 25,4 . (6) Lv 25,6 . Nu (1) : Nu 27,10 . Dt (2) : (1) Dt 1,6 . (2) Dt 5,14 .
Lv 25,2.18. לַיהוה = lJHWH (voor JHWH) < prefix voorzetsel lë + יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Tenakh (538) . Pentateuch (240) . Eerdere Profeten (77) . Latere Profeten (50) . 12 Kleine Profeten (19) . Geschriften (152) . Ex (47) . Ex 20 (1) : Ex 20,10 . Lv (31) . Lv 23 () : (1) Lv 23,3 . (2) Lv 23,5 . (3) Lv 23,8 . (4) Lv 23,12 . (5) Lv 23,13 . (6) Lv 23,16 . (7) Lv 23,17 . (8) Lv 23,18 . (9) Lv 23,20 . (10) Lv 23,25 . (11) Lv 23,27 . (12) Lv 23,34 . (13) Lv 23,36 . (14) Lv 23,37 . (15) Lv 23,38 . (16) Lv 23,41 . Lv 25 (2) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . Dt (31) . Dt 5 (1) : Dt 5,14 .
Lv 25,2.17. - 18. שַׁבָּת לַיהוה = sjabbâth lJHWH (voor JHWH) . Tenakh (4) : (1) Ex 20,10 . (2) Lv 25,2 . (3) Lv 25,4 . (4) Dt 5,14 .
Lv 25,3 - Lv 25,3 : Het sabbatjaar - bijbeloverzicht -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- bijbelverwijzingen -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,1 - Lv 25,2 - Lv 25,3 - Lv 25,4 - Lv 25,5 - Lv 25,6 - Lv 25,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
[3] Six years thou shalt sow thy field, and six years thou shalt prune thy vineyard, and gather in the fruit thereof;
Luther-Bibel . 3Sechs Jahre sollst du dein Feld besäen und sechs Jahre deinen Weinberg beschneiden und die Früchte einsammeln,
Tekstuitleg van Lv
25,3 . Het vers Lv
25,3 telt 11 (priemgetal) woorden en 41 (priemgetal) letters . De getallenwaarde van Lv
25,3 is 5696 (2³ X 2³ X 89) . Het vers bestaat uit 3 zinnen : 4 + 4 + 3 woorden en . De eerste twee horen bij elkaar : zaaien en snoeien . De laatste geeft de eindfase weer . Samen omvatten ze de totaliteit van het werk .
Met de vermelding van wat gedurende zes jaren mag gedaan worden , vermoeden we dat het zevende jaar iets bijzonders moet zijn en zich zal onderscheiden van de zes vorige jaren . Er is een ritme in de week en in het jaar : 6 - 1 .
Lv
25,3.1. שֵׁשׁ = sjesj (zes) . Taalgebruik in Tenakh : sjesj
(zes) . Getallenwaarde sjesj = 2 X 21 of 2 X 300 = 42 (2 X 3 X 7 OF 6 X 7) OF 600 (2³ X 3 X 5²) . Structuur : 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (102) . Pentateuch (34) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (0) . Alle prof. boeken (34) . Geschriften (34) . Ex (14) : (1) Ex 14,7 . (2) Ex 21,2 . (3) Ex 26,1 . (4) Ex 26,9 . (5) Ex 27,9 . (6) Ex 27,18 . (7) Ex 28,39 . (8) Ex 36,8 . (9) Ex 36,16 . (10) Ex 38,9 . (11) Ex 38,16 . (12) Ex 39,27 . (13) Ex 39,28 . (14) Ex 39,29 . Lv (2) : (1) Lv 24,6 . (2) Lv
25,3 .
- Gr. ἑξ = hex . Zie : Taalgebruik
in het NT : ek
(uit) . Taalgebruik
in de Septuaginta : ek
(uit) . Lv 25 (1) : (1) Lv 25,3 . Een vorm van ἑξ = hex (zes) in de LXX (134) , in het NT (13) .
- Lat. sex . Lv (3) : (1) Lv 12,5 . (2) Lv 23,3 . (3) Lv
25,3 . Bijbel (120) . OT (109) . NT (11) . Fr. six . Ned. zes . D. sechs . E. six . Arabisch : سِتة = sittah (zes) . Taalgebruik in de Qoran : sittah (zes) .
Lv
25,3.2. vr. mv. (met mannelijke uitgang) שָׁנֶים = sjânîm (jaren) van het zelfstandig naamwoord שָׁנָה = sjânâh
(jaar) . Taalgebruik in Tenakh : sjânâh
(jaar) . De getalwaarde van שָׁנָה = sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of
300 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Structuur : 3
- 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (270) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (64) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (77) . Ex (8) : (1) Ex 21,2 . (2) Ex 22,3 . (3) Ex 22,6 . (4) Ex 22,8 . (5) Ex 23,10 . (6) Ex 25,18 . (7) Ex 29,1 . (8) Ex 29,38 . Lv (8) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv 23,18 . (3) Lv
25,3 . (4) Lv 25,8 . (5) Lv 25,15 . (6) Lv 25,50 . (7) Lv 27,5 . (8) Lv 27,6 .
- Grieks . nom. + acc. onz. mv. ετη = etè (jaren) van het zelfst. naamw. ετος = etos (jaar) . Taalgebruik in het NT
: etos
(jaar) . Taalgebruik in de LXX
: etos
(jaar) . Bijbel (300) . OT (273) . NT (27) . Lv (7) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv
25,3 . (3) Lv 25,8 . (4) Lv 25,21 . (5) Lv 25,27 . (6) Lv 25,52 . (7) Lv 27,18 . Een vorm van ετος = etos (jaar) in de LXX (718) , in het NT (49) .
- dat. + ablat. mann. mv. annis van het zelfst. naamw. annus (jaar) . Bijbel (205) . OT (186) . NT (19) . Lv (2) : (1) Lv 25,3 (2X) . (2) Lv 25,50 . Fr. an of année . Ned. jaar . E. year . D. Jahr . Arabisch : سَنة = sanah (jaar) . Taalgebruik in de Qoran : sanah (jaar) .
Lv
25,3.1. - 2. שֵׁשׁ = sjesj sjânîm (zes jaar) . Tenakh (9) :
(1) Ex
21,2 // Dt
15,12 (zes jaar dienen) .
(2) Lv 25,3 (tweemaal) (sabbatjaar) .
(3) Dt
15,12 // Ex
21,2 (zes jaar dienen) .
(4) Dt
15,18 (de kwijtschelding) .
(5) Re
12,7 (Jefta zes jaar rechter) .
(6) 1
K 16,23 (Omri zes jaar koning in Tirsa) .
(7) 2
K 11,3 // 2
Kr 22,12 (Joas zes jaar verborgen) .
(8) 2
Kr 22,12 // 2
K 11,3 (Joas zes jaar verborgen) .
(9) Jr
34,14 (verwijzing naar Ex
21,2 // Dt
15,12 : zes jaar dienen) .
- שָׁנֶים וְשֵׁשׁ = wësjesj sjânîm (en zes jaren) . Tenakh (4) : (1) Gn 16,16 . (2) Gn
31,41 . (3) Ex
23,10 . (4) Lv 25,3 .
Lv
25,3.3. act. ind. imperf. 2de pers. enk. תִּזְרַע = thizëra` (jij zult zaaien) van het werkw. זָרַע = zârâ` (zaaien, planten, voortbrengen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâ`
(zaaien, planten, voortbrengen) . Getalwaarde : zain = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17 : getalwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (5) : (1) Ex 23,10 . (2) Ex 23,16 . (3) Lv 25,3 . (4) Dt 11,10 . (5) Js 30,23 . th-z-r-` . Tenakh (10) : (1) Ex 23,10 . (2) Ex 23,16 . (3) Lv 19,19 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 . (6) Dt 11,10 . (7) Dt 22,9 . (8) Dt 29,22 . (9) Js 30,23 . (10) Mi 6,15 .
- Grieks . act. ind. futurum 2de pers. mann. enk. σπερεις = spereis van het werkw. σπειρω = speirô (spreiden, zaaien) . Taalgebruik in het NT : speirô
(spreiden, zaaien) . Taalgebruik in de LXX : speirô
(spreiden, zaaien) . Bijbel (4) : (1) Ex 23,10 . (2) Lv 25,3 . (3) Lv 25,4 . (4) Mi 6,15 . Een vorm van σπειρω = speirô (spreiden, zaaien) in de LXX (62) , in het NT (52) .
- Latijn . act. ind. futurum 2de pers. enk. seminabis van het werkw. seminare . Bijbel : (1) Ex 23,10 . (2) Js 17,10 . (3) Mi 6,15 . Zie Ned. sper-ma (zaad) . Fr. sèmer . E. sow . D. besaën . Arabisch : zara`a (zaaien) . Taalgebruik in de Qoran : zara`a (zaaien) .
Lv 25,3.1. - 3. תִּזְרַע שָׁנֶים שֵׁשׁ = sjesj sjânîm thizëra` (gedurende zes jaar zal je zaaien) . Tenakh (1) : Lv 25,3 . תִּזְרַע שָׁנֶים וְשֵׁשׁ = wë... . Tenakh (1) : Ex 23,10 .
Lv
25,3.4. zelfst. naamw. vr. enk. stat. constr. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. shâdëkhâ / shâdèkhâ (je veld) van het zelfst. naamw. shâdèh (veld) . Taalgebruik in Tenakh : shâdèh
(veld) . Getallenwaarde : shin = 21 of 300 , daleth = 4 , he = 5 ; totaal : 30 ( 2 X 3 X 5) OF 309 (3 X 103) . Structuur : 3 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (5) : (1) Lv 19,9 . (2) Lv 19,19 . (3) Lv 23,22 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 .
- Grieks . acc. mann. enk. agron van het zelfst. naamw. agros (akker, land, veld)
. Zie : agrauleô (op het land,
in de vrije natuur verblijven) . Taalgebruik in het NT : agrauleô
(op het land, in de vrije natuur verblijven) . Bijbel (51) . NT (7) . Lv (7) : (1) Lv 25,3 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,31 . (4) Lv 27,17 . (5) Lv 27,18 . (6) Lv 27,19 . (7) Lv 27,20 . Een vorm van agros in de LXX (246) , in het NT (35) .
- Latijn . acc. mann. enk. agrum van het zelfst. naamw. ager . Bijbel . OT () . NT () . Lv (8) . (1) Lv 14,7 . (2) Lv 14,53 . (3) Lv 19,19 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 . (6) Lv 27,16 . (7) Lv 27,17 . (8) Lv 27,19 . (landbouwer = agricola) . Ned. akker . D. Acker . E. field . Fr. champs .
Lv
25,3.5. וְשֵׁשׁ = wësjesj (en zes) < verbindingswoord wë + telwoord sjesj (zes) . Taalgebruik in Tenakh : sjesj
(zes) . Getallenwaarde sjesj = 2 X 21 of 2 X 300 = 42 (2 X 3 X 7 OF 6 X 7) OF 600 (2³ X 3 X 5²) . Structuur : 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (60) . Pentateuch (29) . Eerdere Profeten (9) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (18) . Ex (16) : (1) Ex 23,10 . (2) Ex 25,4 . (3) Ex 26,31 . (4) Ex 26,36 . (5) Ex 27,16 . (6) Ex 28,6 . (7) Ex 28,8 . (8) Ex 28,15 . (9) Ex 35,6 . (10) Ex 35,23 . (11) Ex 36,35 . (12) Ex 36,37 . (13) Ex 38,18 . (14) Ex 39,2 . (15) Ex 39,5 . (16) Ex 39,8 . Lv (1) : Lv 25,3 .
- Grieks . ἑξ = hex (zes) . εξ = ex < e-k+s) is een voorzetsel en ἑξ = hex (zes) is een telwoord . Zie : Taalgebruik
in de Septuaginta : ek
(uit) . Taalgebruik
in het NT : ek
(uit) . Een vorm van ἑξ = hex (zes) in de LXX (134) , in het NT (13) . Lv (2) : (1) Lv 24,6 . (2) Lv
25,3 . NT (13) : (1) Mt 17,1 . (2) Mc 9,2 . (3) Lc 4,25 . (4) Lc 13,14 . (5) Joh
2,6 . (6) Joh
2,20 . (7) Joh
12,1 . (8) Hnd 11,12 . (9) Hnd 18,11 . (10) Hnd 27,37 . (11) Jak 5,17 . (12) Apk 4,8 . (13) Apk 13,18 .
- Lat. sex . Bijbel (120) . OT (109) . NT (11) . Fr. six . Ned. zes . D. sechs . E. six . Arabisch : سِتة = sittah (zes) . Taalgebruik in de Qoran : sittah (zes) .
Lv
25,3.6. vr. mv. (met mannelijke uitgang) שָׁנֶים = sjânîm (jaren) van het zelfstandig naamwoord שָׁנָה = sjânâh
(jaar) . Taalgebruik in Tenakh : sjânâh
(jaar) . De getalwaarde van שָׁנָה = sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of
300 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Structuur : 3
- 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (270) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (64) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (77) . Lv (8) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv 23,18 . (3) Lv
25,3 . (4) Lv 25,8 . (5) Lv 25,15 . (6) Lv 25,50 . (7) Lv 27,5 . (8) Lv 27,6 .
- Grieks . nom. + acc. onz. mv. ετη = etè (jaren) van het zelfst. naamw. ετος = etos (jaar) . Taalgebruik in het NT
: etos
(jaar) . Taalgebruik in de LXX
: etos
(jaar) . Bijbel (300) . OT (273) . NT (27) . Lv (7) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv
25,3 . (3) Lv 25,8 . (4) Lv 25,21 . (5) Lv 25,27 . (6) Lv 25,52 . (7) Lv 27,18 . Een vorm van ετος = etos (jaar) in de LXX (718) , in het NT (49) .
- dat. + ablat. mann. mv. annis van het zelfst. naamw. annus (jaar) . Bijbel (205) . OT (186) . NT (19) . Lv (2) : (1) Lv 25,3 (2X) . (2) Lv 25,50 . Fr. an of année . Ned. jaar . E. year . D. Jahr . Arabisch : سَنة = sanah (jaar) . Taalgebruik in de Qoran : sanah (jaar) .
Lv
25,3.5. - 6. שָׁנֶים שֵׁשׁ = sjesj sjânîm (zes jaar) . Tenakh (9) :
(1) Ex
21,2 // Dt
15,12 (zes jaar dienen) .
(2) Lv 25,3 (tweemaal) (sabbatjaar) .
(3) Dt
15,12 // Ex
21,2 (zes jaar dienen) .
(4) Dt
15,18 (de kwijtschelding) .
(5) Re
12,7 (Jefta zes jaar rechter) .
(6) 1
K 16,23 (Omri zes jaar koning in Tirsa) .
(7) 2
K 11,3 // 2
Kr 22,12 (Joas zes jaar verborgen) .
(8) 2
Kr 22,12 // 2
K 11,3 (Joas zes jaar verborgen) .
(9) Jr
34,14 (verwijzing naar Ex
21,2 // Dt
15,12 : zes jaar dienen) .
- שָׁנֶים וְשֵׁשׁ = wësjesj sjânîm (en zes jaren) . Tenakh (4) : (1) Gn 16,16 . (2) Gn
31,41 . (3) Ex
23,10 . (4) Lv 25,3 .
Lv 25,4 - Lv 25,4 : Het sabbatjaar - bijbeloverzicht -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- bijbelverwijzingen -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,1 - Lv 25,2 - Lv 25,3 - Lv 25,4 - Lv 25,5 - Lv 25,6 - Lv 25,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] But in the seventh year shall be a sabbath of rest unto the land, a sabbath for the LORD: thou shalt neither sow thy field, nor prune thy vineyard.
Luther-Bibel . 4aber im siebenten Jahr soll das Land dem HERRN einen feierlichen Sabbat halten; da sollst du dein Feld nicht besäen noch deinen Weinberg beschneiden.
Tekstuitleg van Lv 25,4 . Het vers Lv 25,4 telt 14 (2 X 7) woorden en 55 (5 X 11) letters . De getalwaarde van Lv 25,4 is 5715 (3² X 5 X 127) . Zoals reeds gezegd zal het zevende jaar zich onderscheiden van de zes vorige jaren en ook dat het zich zal onderscheiden van wat gedaan wordt . Het zevende jaar is een sabbat voor het land , een sabbat ter ere van JHWH . Dan zal er niet gezaaid en gesnoeid worden .
Lv 25,4.1. וּבַשָּׁנָה = ûbhasjsjânâh (en in het jaar) < prefix voegwoord wë -> û + prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. שָׁנָה = sjânâh (jaar) . Taalgebruik in Tenakh : sjânâh (jaar) . Getalwaarde) : sjin = 21 of 300 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Structuur : 3 - 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (10) . Lv (3) : (1) Lv 19,24 . (2) Lv 19,25 . (3) Lv 25,4 .
Lv 25,4.2. הַשְּׁבִיעִת = hasjsjëbhî`ith (de zevende) < prefix bepaald lidw. + rangtelwoord vr. enk. . Zie : שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7) . Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13 = (26 + 13) OF 372 (2 X 3 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 12 -> 3 . Tenakh (4) : (1) Lv 23,16 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,20 . (4) Dt 15,12 .
Lv 25,4.1. - 2. וּבַשָּׁנָה הַשְּׁבִיעִת = ûbhasjsjânâh hasjsjëbhî`ith (en in het zevende jaar) . Tenakh (2) : (1) Lv 25,4 . (2) Dt 15,12 .
Lv
25,4.3. הַשַּׁבָּת = sjâbbath (sabbat) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 .Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (39) . Pentateuch (15) : (1) Ex 16,29 . (2) Ex 20,8 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 31,14 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,16 . (7) Ex 35,3 . (8) Lv 23,11 . (9) Lv 23,15 . (10) Lv 23,16 . (11) Lv 24,8 . (12) Nu 15,32 . (13) Nu 28,9 . (14) Dt 5,12 . (15) Dt 5,15 .
- zelfst. naamw. שַׁבָּת = sjâbbath (sabbat) . Zie : sj-b-th . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (36) . Pentateuch (17) . Gn (1) : Gn
2,3 . Ex (7) : (1) Ex 16,23 . (2) Ex 16,25 . (3) Ex 16,26 . (4) Ex
20,10 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,17 . (7) Ex 35,2 . Lv (6) : (1) Lv 16,31 . (2) Lv 23,3 . (3) Lv
23,32 . (4) Lv 25,2 . (5) Lv 25,4 . (6) Lv 25,6 . Nu (1) : Nu 27,10 . Dt (2) : (1) Dt 1,6 . (2) Dt 5,14 .
Lv 25,4.3. - 4. שַׁבַּת שַּבָּתוֹן = sjabbath sjabbâtôn (sjabbat van de sjabbatten) . Tenakh (6) : (1) Ex 31,15 . (2) Ex 35,2 . (3) Lv 16,31 . (4) Lv 23,3 . (5) Lv 23,32 . (6) Lv 25,4 .
Lv 25,4.6. Het gebruik van een vorm van het woord אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) vooral in Lv 25 . In Lv 25,9 : אַרְצְכֶם = ´arëtsëkhèm (jullie land) : a-r-ts + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. , van het zelfst. naamw. .
אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) | a. | b. | c. | d. | e. | |
Lv 25 | 2 + 1 | 6 (7X) + 1 | 1 + 1 + 1 | 3 | 3 |
a. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (453)
. Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (54) . Latere Profeten (130) . 12 Kleine
Profeten (34) . Geschriften (118) . Lv (7) : (1) Lv 14,34 . (2) Lv 16,22 . (3) Lv 18,3 . (4) Lv 20,24 . (5) Lv 25,24 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 26,38 . Een vorm van אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) in Tenakh (2504) , in Lv 25 (20) .
-
אַרְצְכֶם = ´arëtsëkhèm (jullie land) : a-r-ts + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. , van het zelfst. naamw. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenach : ´èrètz (landlt . Tenach (11) : (1) Lv 19,9 . (2) Lv 23,22 . (3) Lv 25,9 . (4) Lv 26,19 . (5) Lv 26,20 . (6) Lv 26,33 . (7) Nu 22,13 . (8) Dt 11,14 . (9) 1 S 6,5 . (10) Js 1,7 . (11) Jr 44,22 .
b. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde) . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten
(215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Lv 25 (6) : (1) Lv 25,2 (2X) . (2) Lv 25,6 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,31 .
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < wë + bepaald lidw. ha + ´èrèts
(land, aarde) . Tenakh (38) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine
Profeten (4) . Geschriften (4) . Lv (3) : (1) Lv
25,23 . (2) Lv 26,42 . (3) Lv 26,43 .
c. בְּאֶרֶץ / בָּאָרֶץ = bâ´èrèts / bâ´ârèts (in het land) < voorzetsel bë
+ bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. . Tenakh (398) . Pentateuch (150) . Eerdere Profeten (58) . Latere Profeten (100) . 12 Kleine
Profeten (15) . Geschriften (75) . Gn (77) . Gn
12 (2) : (1) Gn
12,6 . (2) Gn
12,10 . Ex (23) . Lv (6) : (1) Lv 19,34 . (2) Lv
25,10 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,34 . (5) Lv 26,41 . (6) Lv 26,44 .
- בְּאַרְצְךָ = bë´arë tsëkhâ (in jouw land) < prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. + suffix bezitt. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Tenakh (14) . Lv (1) : Lv 25,7 .
- בְּאַרְצְכֶם = bë´arëtsëkhèm (in jullie land) : prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. a-r-ts + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. . Tenakh (7) : (1) Lv 19,33 . (2) Lv 25,45 . (3) Lv 26,1 . (4) Lv 26,5 . (5) Lv 26,6 . (6) Nu 10,9 . (7) Jr 5,19 .
d. לָאָרֶץ = lâ´ârèts (voor de aarde) < prefix voorzetsel lë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. . Tenakh (54) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (21) . Lv (3) : (1) Lv 25,4 . (2) Lv 25,5 . (3) Lv 25,24 .
e. מֵאֶרֶץ = me´èrèts (uit het land) < prefix voorzetsel min + zelfst. naamw. . Tenakh
(157) . Pentateuch (56) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (46) . 12 Kleine
Profeten (13) . Geschriften (18) . Ex (21) . Lv (9) : (1) Lv 11,45 . (2) Lv 19,36 . (3) Lv 22,33 . (4) Lv
23,43 . (5) Lv 25,38 . (6) Lv 25,42 . (7) Lv 25,55 . (8) Lv 26,13 . (9) Lv 26,45 .
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- Ned. : aarde . Aramees : אַרְעָא = ´arë`â´ (aarde, land, grond, veld) . Arabisch : أرض =´arD (aarde) . D. : Welt . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ =´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Lat. : terra .
7. הַשַּׁבָּת = sjâbbath (sabbat) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 .Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (39) . Pentateuch (15) : (1) Ex 16,29 . (2) Ex 20,8 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 31,14 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,16 . (7) Ex 35,3 . (8) Lv 23,11 . (9) Lv 23,15 . (10) Lv 23,16 . (11) Lv 24,8 . (12) Nu 15,32 . (13) Nu 28,9 . (14) Dt 5,12 . (15) Dt 5,15 .
- zelfst. naamw. שַׁבָּת = sjâbbath (sabbat) . Zie : sj-b-th . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (36) . Pentateuch (17) . Gn (1) : Gn
2,3 . Ex (7) : (1) Ex 16,23 . (2) Ex 16,25 . (3) Ex 16,26 . (4) Ex
20,10 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,17 . (7) Ex 35,2 . Lv (6) : (1) Lv 16,31 . (2) Lv 23,3 . (3) Lv
23,32 . (4) Lv 25,2 . (5) Lv 25,4 . (6) Lv 25,6 . Nu (1) : Nu 27,10 . Dt (2) : (1) Dt 1,6 . (2) Dt 5,14 .
8. לַיהוה = lJHWH (voor JHWH) < prefix voorzetsel lë + יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Tenakh (538) . Pentateuch (240) . Eerdere Profeten (77) . Latere Profeten (50) . 12 Kleine Profeten (19) . Geschriften (152) . Ex (47) . Ex 20 (1) : Ex 20,10 . Lv (31) . Lv 23 () : (1) Lv 23,3 . (2) Lv 23,5 . (3) Lv 23,8 . (4) Lv 23,12 . (5) Lv 23,13 . (6) Lv 23,16 . (7) Lv 23,17 . (8) Lv 23,18 . (9) Lv 23,20 . (10) Lv 23,25 . (11) Lv 23,27 . (12) Lv 23,34 . (13) Lv 23,36 . (14) Lv 23,37 . (15) Lv 23,38 . (16) Lv 23,41 . Lv 25 (2) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . Dt (31) . Dt 5 (1) : Dt 5,14 .
Lv 25,4.7. - 8. שַׁבָּת לַיהוה = sjabbâth lJHWH (voor JHWH) . Tenakh (4) : (1) Ex 20,10 . (2) Lv 25,2 . (3) Lv 25,4 . (4) Dt 5,14 .
Lv
25,4.9. שָׂדְךָ / שָׂדֶךָ = shâdëkhâ / shâdèkhâ (je veld) < zelfst. naamw. vr. enk. stat. constr. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. שָׂדֶה = shâdèh (veld) . Taalgebruik in Tenakh : shâdèh
(veld) . Getallenwaarde : shin = 21 of 300 , daleth = 4 , he = 5 ; totaal : 30 ( 2 X 3 X 5) OF 309 (3 X 103) . Structuur : 3 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (5) : (1) Lv 19,9 . (2) Lv 19,19 . (3) Lv 23,22 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 .
-
Grieks . acc. mann. enk. αγρον = agron van het zelfst. naamw. αγρος = agros (akker, land, veld) . Zie : αγραυλεω = agrauleô (op het land, in de vrije natuur verblijven) . Taalgebruik in het NT : agrauleô (op het land, in de vrije natuur verblijven) . Bijbel (51) . NT (7) . Lv (7) : (1) Lv 25,3 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,31 . (4) Lv 27,17 . (5) Lv 27,18 . (6) Lv 27,19 . (7) Lv 27,20 . Een vorm van αγρος = agros in de LXX (246) , in het NT (35) .
- Latijn . acc. mann. enk. agrum van het zelfst. naamw. ager . Bijbel . OT () . NT () . Lv (8) . (1) Lv 14,7 . (2) Lv 14,53 . (3) Lv 19,19 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 . (6) Lv 27,16 . (7) Lv 27,17 . (8) Lv 27,19 . (landbouwer = agricola) .
- Ned. : akker . D. : Acker . E. : field . Fr. : champs . Grieks : αγρος = agros (akker, land, veld) . Hebreeuws : שָׂדֶה = shâdèh (veld) . Taalgebruik in Tenakh : shâdèh
(veld) . Latijn : ager (akker) .
Lv
25,4.10. לֹא = lo´ (niet) . Taalgebruik
in Tenakh : lo´ (niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).
De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze
van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch
(801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten
(150) . Geschriften (749) . Lv (174) . Lv 25 (16) : (1) Lv 25,4 . (2) Lv 25,5 . (3) Lv 25,11 . (4) Lv 25,20 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,26 . (7) Lv 25,28 . (8) Lv 25,30 . (9) Lv 25,34 . (10) Lv 25,37 . (11) Lv 25,39 . (12) Lv 25,42 . (13) Lv 25,43 . (14) Lv 25,46 . (15) Lv 25,53 . (16) Lv 25,54 .
- וְלֹא = wëlo´ (en niet) . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine
Profeten (90) . Geschriften (365) . Lv (56) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,11 . (2) Lv 25,17 . (3) Lv 25,20 .
- Grieks . ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in het NT
: ou
- ouk - ouch (niet) . Taalgebruik
in de LXX : ou
- ouk - ouch (niet) .
- Ned. : niet . D. : nicht . E. : not . Fr. : ne... pas . Grieks : ου - ουκ - ουχ = ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in het NT
: ou
- ouk - ouch (niet) . Hebreeuws . לֹא = lo´(niet) . Taalgebruik
in Tenakh : lo´(niet) . Latijn : non .
Lv 25,4.9. - 10. שָׂדְךָ לֹא = shâdëkhâ lo´ (je akker niet) . Tenakh (2) : (1) Lv 19,19 . (2) Lv 25,4 .
Lv
25,4.11. act. ind. imperf. 2de pers. mann. enk. . Jussiefvorm ? תִּזְרָע = thizërâ` van het werkw. זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâ`
(zaaien, planten, voortbrengen) . Getallenwaarde : zain = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17 : getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Deze vorm komt slechts in Lv 25,4 voor . th-z-r-` . Tenakh (10) : (1) Ex 23,10 . (2) Ex 23,16 . (3) Lv 19,19 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 . (6) Dt 11,10 . (7) Dt 22,9 . (8) Dt 29,22 . (9) Js 30,23 . (10) Mi 6,15 .
- Grieks . act. ind. futurum 2de pers. mann. enk. spereis van het werkw. speirô (spreiden, zaaien) . Taalgebruik in het NT : speirô
(spreiden, zaaien) . Taalgebruik in de LXX : speirô
(spreiden, zaaien) . Bijbel (4) : (1) Ex 23,10 . (2) Lv 25,3 . (3) Lv 25,4 . (4) Mi 6,15 . Een vorm van speirô (spreiden, zaaien) in de LXX (62) , in het NT (52) .
- Latijn . act. ind. futurum 2de pers. enk. seres (jij zult zaaien) van het werkw. serrere (zaaien) . Bijbel (4) : (1) Lv 19,19 . (2) Lv 25,3 . (3) Lv 25,4 . (4) Dt 22,9 . Zie Ned. sper-ma (zaad) . Fr. sèmer . E. sow . D. besaën . Arabisch : zara`ah (zaaien) . Taalgebruik in de Qoran : zara`ah (zaaien) .
Lv 25,4.10. - 11. תִּזְרָע לֹא = lo´ thizërâ` (zaait niet , dat je niet zaaie) . Slechts in Lv 25,4 .
Lv 25,5 - Lv 25,5 : Het sabbatjaar - bijbeloverzicht -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- bijbelverwijzingen -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,1 - Lv 25,2 - Lv 25,3 - Lv 25,4 - Lv 25,5 - Lv 25,6 - Lv 25,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] That which groweth of its own accord of thy harvest thou shalt not reap, neither gather the grapes of thy vine undressed: for it is a year of rest unto the land.
Luther-Bibel . 5Was von selber nach deiner Ernte wächst, sollst du nicht ernten, und die Trauben, die ohne deine Arbeit wachsen, sollst du nicht lesen; ein Sabbatjahr des Landes soll es sein.
Tekstuitleg van Lv 25,5 . Het vers Lv 25,5 telt 14 (2 X 7) woorden en 52 (4 X 13) letters . De getalwaarde van Lv 25,5 is 5214 (2 X 3 X 11 X 79) . In het vorige vers werd aangeduid wat het zevende jaar onderscheid van de zes andere jaren wat zaaien en snoeien betreft . Maar er werd niets gezegd over het oogsten . In dit vers wordt gezegd dat men in het zevende jaar niet mag oogsten van wat het land spontaan voortbrengt .
Lv
25,5.4. lo´ (niet) . Taalgebruik
in Tenakh : lo´ (niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).
De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze
van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch
(801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten
(150) . Geschriften (749) . Lv (174) . Lv 25 (16) : (1) Lv 25,4 . (2) Lv 25,5 . (3) Lv 25,11 . (4) Lv 25,20 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,26 . (7) Lv 25,28 . (8) Lv 25,30 . (9) Lv 25,34 . (10) Lv 25,37 . (11) Lv 25,39 . (12) Lv 25,42 . (13) Lv 25,43 . (14) Lv 25,46 . (15) Lv 25,53 . (16) Lv 25,54 .
- wëlo´ (en niet) . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine
Profeten (90) . Geschriften (365) . Lv (56) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,11 . (2) Lv 25,17 . (3) Lv 25,20 .
- Grieks . ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in het NT
: ou
- ouk - ouch (niet) . Taalgebruik
in de LXX : ou
- ouk - ouch (niet) .
- Lat. non of ne . Fr.non of ne... pas . E. no . D. nicht .
Lv
25,5.9. lo´ (niet) . Taalgebruik
in Tenakh : lo´ (niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).
De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze
van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch
(801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten
(150) . Geschriften (749) . Lv (174) . Lv 25 (16) : (1) Lv 25,4 . (2) Lv 25,5 . (3) Lv 25,11 . (4) Lv 25,20 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,26 . (7) Lv 25,28 . (8) Lv 25,30 . (9) Lv 25,34 . (10) Lv 25,37 . (11) Lv 25,39 . (12) Lv 25,42 . (13) Lv 25,43 . (14) Lv 25,46 . (15) Lv 25,53 . (16) Lv 25,54 .
- wëlo´ (en niet) . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine
Profeten (90) . Geschriften (365) . Lv (56) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,11 . (2) Lv 25,17 . (3) Lv 25,20 .
- Grieks . ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in het NT
: ou
- ouk - ouch (niet) . Taalgebruik
in de LXX : ou
- ouk - ouch (niet) .
- Lat. non of ne . Fr.non of ne... pas . E. no . D. nicht .
Lv 25,6 - Lv 25,6 : Het sabbatjaar - bijbeloverzicht -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- bijbelverwijzingen -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,1 - Lv 25,2 - Lv 25,3 - Lv 25,4 - Lv 25,5 - Lv 25,6 - Lv 25,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] And the sabbath of the land shall be meat for you; for thee, and for thy servant, and for thy maid, and for thy hired servant, and for thy stranger that sojourneth with thee,
Luther-Bibel . 6Was das Land während seines Sabbats trägt, davon sollt ihr essen, du und dein Knecht und deine Magd, dein Tagelöhner und dein Beisasse, die bei dir weilen,
Tekstuitleg van Lv
25,6 . Het vers Lv
25,6 telt 12 (2² X 3) woorden en 58 (2 X 29) letters . De getalwaarde van Lv
25,6 is 4017 (3 X 13 X 103) . Er lijkt een tegenstelling te bestaan tussen dit vers en het vorige . In het vorige vers is het een voorschrift voor het sabbatjaar om niet te oogsten wat het land uit zichzelf voortbrengt . In dit vers wordt gezegd dat het land voldoende voedsel zal voortbrengen wat uit zichzelf groeit . Dan worden de verschillende categoriën van mensen die van het voedsel zullen eten , opgesomd . Het vers Lv 25,7 sluit aan bij Lv
25,6 ; naast de mensen zullen ook de dieren ervan eten . 7 in totaal .
Voor het jubeljaar gelden dezelfde voorschriften (Lv 25,11 - Lv 25,12) als voor het sabbatjaar .
2. הַשַּׁבָּת = sjâbbath (sabbat) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 .Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (39) . Pentateuch (15) : (1) Ex 16,29 . (2) Ex 20,8 . (3) Ex 20,11 . (4) Ex 31,14 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,16 . (7) Ex 35,3 . (8) Lv 23,11 . (9) Lv 23,15 . (10) Lv 23,16 . (11) Lv 24,8 . (12) Nu 15,32 . (13) Nu 28,9 . (14) Dt 5,12 . (15) Dt 5,15 .
- zelfst. naamw. שַׁבָּת = sjâbbath (sabbat) . Zie : sj-b-th . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45
(5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (36) . Pentateuch (17) . Gn (1) : Gn
2,3 . Ex (7) : (1) Ex 16,23 . (2) Ex 16,25 . (3) Ex 16,26 . (4) Ex
20,10 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,17 . (7) Ex 35,2 . Lv (6) : (1) Lv 16,31 . (2) Lv 23,3 . (3) Lv
23,32 . (4) Lv 25,2 . (5) Lv 25,4 . (6) Lv 25,6 . Nu (1) : Nu 27,10 . Dt (2) : (1) Dt 1,6 . (2) Dt 5,14 .
Lv
25,6.3. hâ´ârèts (en de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten
(215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Lv 25 (6) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,6 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,31 .
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- Grieks . gen. vr. enk. gès van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (40) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,6 . (2) Lv 25,10 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,24 . (5) Lv 25,31 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 25,42 . (8) Lv 25,55 . Lv 26 (6) : (1) Lv 26,5 . (2) Lv 26,6 . (3) Lv 26,13 . (4) Lv 26,22 . (5) Lv 26,42 . (6) Lv 26,45 .
- Grieks . acc. mann. enk. gèn van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (10) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,24 . (3) Lv 25,38 . Lv 26 (2) : (1) Lv 26,19 . (2) Lv 26,32 .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 | ||
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 884 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
- Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Arabisch : ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Koran : ´arD (aarde) .
Lv 25,6.5. lë´âkhëlâh (tot voedsel) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. ´âkhëlâh (spijs, voedsel) . Zie het werkw. ´âkhal (eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal (eten) . De getalwaarde van ´âkhal (eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . In achttien verzen in de bijbel : (1) Gn 1,29 . (2) Gn 1,30 . (3) Gn 6,21 . (4) Gn 9,3 . (5) Ex 16,15 . (6) Lv 11,39 . (7) Lv 25,6 . (8) Jr 12,9 . (9) Ez 15,4 . (10) Ez 15,6 . (11) Ez 21,37 . (12) Ez 23,37 . (13) Ez 29,5 . (14) Ez 34,5 . (15) Ez 34,8 . (16) Ez 34,10 . (17) Ez 35,12 . (18) Ez 39,4 .
Lv 25,7 - Lv 25,7 : Het sabbatjaar - bijbeloverzicht -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- bijbelverwijzingen -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,1 - Lv 25,2 - Lv 25,3 - Lv 25,4 - Lv 25,5 - Lv 25,6 - Lv 25,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] And for thy cattle, and for the beast that are in thy land, shall all the increase thereof be meat.
Luther-Bibel . 7dein Vieh und das Wild in deinem Lande; all sein Ertrag soll zur Nahrung dienen.
Tekstuitleg van Lv
25,7 . Het vers Lv
25,7 telt 8 (2³) woorden en 36 (2² X 3²) letters . De getalwaarde van Lv
25,7 is 2741 (priemgetal) . Wat in vers gezegd wordt voor de mens (vrije Israëliet , slaaf , slavin , dagloner , vreemdeling) geldt ook voor het vee en de andere dieren : zij mogen eten van wat het land tijdens het sabbatjaar uit zichzelf voortbrengt . Met deze laatste bepaling worden de voorschriften voor het sabbatjaar afgesloten .
In Lv 25,19 wordt gesteld dat men zonder zorgen zal kunnen wonen in het land . In het erop volgende vers Lv 25,20 wordt dan de vraag gesteld : "wat zullen wij eten in het 7de jaar" . Hieruit blijkt de bezorgdheid om wat men in het sabbatjaar zal eten . Deze bezorgdheid wordt in de tekst van het sabbatjaar niet uitgedrukt , maar we mogen die wellicht veronderstellen , omdat zowel bij het sabbatjaar als het jubeljaar het werkwoord "eten" zo veelvuldig voorkomt dat we mogen besluiten dat de klemtoon erop ligt .
Lv 25,8-55 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 -
Lv 25,8 - Lv 25,8 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] And thou shalt number seven sabbaths of years unto thee, seven times seven years; and the space of the seven sabbaths of years shall be unto thee forty and nine years.
Luther-Bibel .
8Und du sollst zählen sieben Sabbatjahre, siebenmal sieben Jahre, dass die Zeit der sieben Sabbatjahre neunundvierzig Jahre mache.
Tekstuitleg van Lv 25,8 . Het vers Lv 25,8 telt 18 (2 X 3²) woorden en 67 (priemgetal) . De getalwaarde van 7524 (2² X 3² X 1 X 19) . In Lv 25, 1-7 werd gehandeld over de zeven jaar (zes jaren en het sabbatjaar) . In het vervolg van het hoofdstuk zal er gehandeld worden over het jubeljaar . In dit vers gaat het om de 7 X 7 = 49 jaar .
5. mann. mv. sjânîm (jaren) van het zelfstandig naamwoord sjânâh
(jaar) . Taalgebruik in Tenakh : sjânâh
(jaar) . De getalwaarde van sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of
300 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Structuur : 3
- 5 - 5 . Tenakh (270) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (64) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (77) . Lv (8) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv 23,18 . (3) Lv
25,3 . (4) Lv 25,8 . (5) Lv 25,15 . (6) Lv 25,50 . (7) Lv 27,5 . (8) Lv 27,6 .
- Grieks . gen. onz. mv. etôn (van jaren) van het zelfst. naamw. etos (jaar) . Taalgebruik in het NT
: etos
(jaar) . Taalgebruik in de LXX
: etos
(jaar) . Bijbel (124) . OT (109) . NT (15) . Lv (6) : (1) Lv 25,8 . (2) Lv 25,15 . (3) Lv 25,16 . (4) Lv 25,51 . (5) Lv 25,52 . (6) Lv 27,5 . Een vorm van etos (jaar) in de LXX (718) , in het NT (49) .
- Lat. gen. mann. mv. annorum (van de jaren) van het zelfst. naamw. annus (jaar) . Bijbel (107) . OT (99) . NT (8) . Lv (7) : (1) Lv 25,8 . (2) Lv 25,14 . (3) Lv 25,21 . (4) Lv 25,50 . (5) Lv 25,52 . (6) Lv 27,18 . (7) Lv 27,23 . Fr. an of année . Ned. jaar . E. year . D. Jahr . Arabisch : sanah (jaar) . Taalgebruik in de Qoran : sanah (jaar) .
7. mann. mv. sjânîm (jaren) van het zelfstandig naamwoord sjânâh
(jaar) . Taalgebruik in Tenakh : sjânâh
(jaar) . De getalwaarde van sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of
300 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Structuur : 3
- 5 - 5 . Tenakh (270) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (64) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (77) . Lv (8) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv 23,18 . (3) Lv
25,3 . (4) Lv 25,8 . (5) Lv 25,15 . (6) Lv 25,50 . (7) Lv 27,5 . (8) Lv 27,6 .
- Grieks . nom. + acc. onz. mv. etè (jaren van het zelfst. naamw. etos (jaar) . Taalgebruik in het NT
: etos
(jaar) . Taalgebruik in de LXX
: etos
(jaar) . Bijbel (300) . OT (273) . NT (27) . Lv (7) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv
25,3 . (3) Lv 25,8 . (4) Lv 25,21 . (5) Lv 25,27 . (6) Lv 25,52 . (7) Lv 27,18 . Een vorm van etos (jaar) in de LXX (718) , in het NT (49) .
- Fr. an of année . Ned. jaar . E. year . D. Jahr . Arabisch : sanah (jaar) . Taalgebruik in de Qoran : sanah (jaar) .
15.
Lv 25,9 - Lv 25,9 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] Then shalt thou cause the trumpet of the jubile to sound on the tenth day of the seventh month, in the day of atonement shall ye make the trumpet sound throughout all your land.
Luther-Bibel .
9Da sollst du die Posaune blasen lassen durch euer ganzes Land am zehnten Tage des siebenten Monats, am Versöhnungstag.
Tekstuitleg van Lv 25,9 . Het vers Lv 25,9 telt 13 woorden en 61 letters . De getalwaarde van Lv 25,9 is 5661 (3² X 17 X 37) . Op de 10de van de 7de maand van het 49ste jaar moet over het hele land op de ramshoorn geblazen worden . Dat is het teken dat het 50ste jaar wordt ingezet (in de 7de maand begint immers het nieuwe jaar) . Op de 10de dag is het grote verzoendag . Dan is het ook grote sjabbat .
Lv
25,9.5. הַשְּׁבִיעִי = hasjsjëbhî`î (de zevende) . Zie : שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7) . Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Getalwaarde :
sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13 = (26 +
13) OF 372 (2 X 3 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 12 -> 3 . Tenakh (69) . Pentateuch (45) . Eerdere Profeten (10) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (11) . Lv (16) : (1) Lv 13,5 . (2) Lv 13,6 . (3) Lv 13,27 . (4) Lv 13,32 . (5) Lv 13,34 . (6) Lv 13,51 . (7) Lv 14,9 . (8) Lv 14,39 . (9) Lv 16,29 . (10) Lv 23,3 . (11) Lv 23,8 . (12) Lv 23,24 . (13) Lv 23,27 . (14) Lv
23,34 . (15) Lv
23,39 . (16) Lv
23,41 .
- הַשְּׁבִעִי = hasjsjëbhî`î (de zevende) . Tenakh (8) : (1) Ex 12,15 . (2) Ex 16,30 . (3) Lv 25,9 . (4) 1 Kr 2,15 . (5) 1 Kr12,12 . (6) 1 Kr 24,10 . (7) 1 Kr 25,14 . (8) 2 Kr 5,3 .
- Grieks : ἑπτα = hepta
. Bijbel (334) . OT (272) . NT (62) . Een vorm van ἑπτα = hepta (zeven) in de LXX (377) , in het NT (87) .
- Lat. septem . Bijbel (325) . OT (264) . NT (61) .
- Ned. : zeven . Arabisch : sab`ah (zeven) : سَبْعة. Taalgebruik in de Qoran : sab`ah (zeven) . D. : Sieben . E. seven . Fr. : sept . Grieks : ἑπτα = hepta
. Hebreeuws : de) . Zie : שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7) . Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Lat. : septem .
- De eerste medeklinker : s ; in het Grieks werd het een aangeblazen ha ; in het Nederlands werd de s een z . De tweede medeklinker : b : in het Arabisch en het Duits ; in het Hebreeuws is het een zachte b , uitgesproken als v ; zo ook in het E. en het Ned. ; in het Gr. , het Lat. en het Fr. werd het een p ; in het Fr. wordt de p niet uitgesproken . De derde medeklinker : de ajin in het Arabisch en het Hebreeuws ; in het Gr. en het Lat. door de letter t . Het Franse sept is afkorting van het Lat. septem ; de -en uitgang in het D. , E. en Ned. komt wellicht uit de Latijnse uitgang -em .
Lv
25,9.6. - 7. בֶּעָשׂוֹר לַחֹדֶשׁ = bè`âshôr lachodèsj (op de tiende van de maand) . Tenakh (10) : (1) Lv 16,29 (van de 7de maand) . (2) Lv 23,27 (van de 7de maand) . (3) Lv
25,9 (van de 7de maand) . (4) Joz 4,19 (van de 1ste maand) . (5) 2 K 25,1 (van de 10de maand) . (6) Jr 52,4 (van de 10de maand) . (7) Jr 52,12 (van de 5de maand) . (8) Ez 20,1 (van de 5de maand) . (9) Ez 24,1 (van de 10de maand) . (10) Ez
40,1 (van de 1ste maand) .
- De 10de dag van de maand lijkt in het geheugen geprent . Het is de dag van de voorbereiding van het paasfeest , verzoendag , het beleg van Jeruzalem door Nebukadnezar , de val van Jeruzalem .
- Het wordt wel niet vermeld in Lv 25 , maar op de 10de van de 7de maand is het verzoendag en is het grote sjabbat . Dat is naast de 7de dag van de week . zelfst. naamw. שַׁבָּת = sjâbbath (sjabbat) . Zie : sj-b-th . Taalgebruik in Tenakh : sj-b-th . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 45 (5 X 19) OF 702 (2 X 3³ X 13) . Structuur : 3 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Stat. constructus . Tenakh (11) : (1) Ex 16,23 . (2) Ex 31,15 . (3) Ex 35,2 . (4) Lv 16,31 . (5) Lv 23,3 . (6) Lv 23,32 . (7) Lv 25,4 . (8) Lv 25,6 . (9) Nu 28,10 . (10) Neh 9,14 . (11) 1 Kr 9,32 . Een vorm van שַׁבָּת = sjâbbath (sjabbat) in Tenakh (125) .
Lv 25,9.13. Het gebruik van een vorm van het woord אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) vooral in Lv 25 . In Lv 25,9 : אַרְצְכֶם = ´arëtsëkhèm (jullie land) : a-r-ts + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. , van het zelfst. naamw. .
אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) | a. | b. | c. | d. | e. | |
Lv 25 | 2 + 1 | 6 (7X) + 1 | 1 + 1 + 1 | 3 | 3 |
a. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (453)
. Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (54) . Latere Profeten (130) . 12 Kleine
Profeten (34) . Geschriften (118) . Lv (7) : (1) Lv 14,34 . (2) Lv 16,22 . (3) Lv 18,3 . (4) Lv 20,24 . (5) Lv 25,24 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 26,38 . Een vorm van אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) in Tenakh (2504) , in Lv 25 (20) .
-
אַרְצְכֶם = ´arëtsëkhèm (jullie land) : a-r-ts + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. , van het zelfst. naamw. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenach : ´èrètz (landlt . Tenach (11) : (1) Lv 19,9 . (2) Lv 23,22 . (3) Lv 25,9 . (4) Lv 26,19 . (5) Lv 26,20 . (6) Lv 26,33 . (7) Nu 22,13 . (8) Dt 11,14 . (9) 1 S 6,5 . (10) Js 1,7 . (11) Jr 44,22 .
b. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde) . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten
(215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Lv 25 (6) : (1) Lv 25,2 (2X) . (2) Lv 25,6 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,31 .
- וְהָאָרֶץ = wëhâ´ârèts (en de aarde) < wë + bepaald lidw. ha + ´èrèts
(land, aarde) . Tenakh (38) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine
Profeten (4) . Geschriften (4) . Lv (3) : (1) Lv
25,23 . (2) Lv 26,42 . (3) Lv 26,43 .
c. בְּאֶרֶץ / בָּאָרֶץ = bâ´èrèts / bâ´ârèts (in het land) < voorzetsel bë
+ bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. . Tenakh (398) . Pentateuch (150) . Eerdere Profeten (58) . Latere Profeten (100) . 12 Kleine
Profeten (15) . Geschriften (75) . Gn (77) . Gn
12 (2) : (1) Gn
12,6 . (2) Gn
12,10 . Ex (23) . Lv (6) : (1) Lv 19,34 . (2) Lv
25,10 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,34 . (5) Lv 26,41 . (6) Lv 26,44 .
- בְּאַרְצְךָ = bë´arë tsëkhâ (in jouw land) < prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. + suffix bezitt. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Tenakh (14) . Lv (1) : Lv 25,7 .
- בְּאַרְצְכֶם = bë´arëtsëkhèm (in jullie land) : prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. a-r-ts + bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. . Tenakh (7) : (1) Lv 19,33 . (2) Lv 25,45 . (3) Lv 26,1 . (4) Lv 26,5 . (5) Lv 26,6 . (6) Nu 10,9 . (7) Jr 5,19 .
d. לָאָרֶץ = lâ´ârèts (voor de aarde) < prefix voorzetsel lë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. . Tenakh (54) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (21) . Lv (3) : (1) Lv 25,4 . (2) Lv 25,5 . (3) Lv 25,24 .
e. מֵאֶרֶץ = me´èrèts (uit het land) < prefix voorzetsel min + zelfst. naamw. . Tenakh
(157) . Pentateuch (56) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (46) . 12 Kleine
Profeten (13) . Geschriften (18) . Ex (21) . Lv (9) : (1) Lv 11,45 . (2) Lv 19,36 . (3) Lv 22,33 . (4) Lv
23,43 . (5) Lv 25,38 . (6) Lv 25,42 . (7) Lv 25,55 . (8) Lv 26,13 . (9) Lv 26,45 .
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van γη = gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- Ned. : aarde . Aramees : אַרְעָא = ´arë`â´ (aarde, land, grond, veld) . Arabisch : أرض =´arD (aarde) . D. : Welt . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ =´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Lat. : terra .
Lv 25,10 - Lv 25,10 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] And ye shall hallow the fiftieth year, and proclaim liberty throughout all the land unto all the inhabitants thereof: it shall be a jubile unto you; and ye shall return every man unto his possession, and ye shall return every man unto his family.
Luther-Bibel . 10Und ihr sollt das fünfzigste Jahr heiligen und sollt eine Freilassung ausrufen im Lande für alle, die darin wohnen; es soll ein Erlassjahr für euch sein. Da soll ein jeder bei euch wieder zu seiner Habe und zu seiner Sippe kommen.
Tekstuitleg van Lv 25,10 . Het vers Lv 25,10 telt 22 (2 X 11) woorden en 87 (3 X 29) letters . De getalwaarde van Lv 25,10 is 8588 (2² X 19 X 113) . Het 50ste jaar is een heilig jaar . Dan moet vrijheid afgekondigd worden . In dat jaar keren stamgenoten naar hun landsdeel en stam terug . Is dit bedoeld als een blijvende terugkeer of als een bezoek ? Wellicht moet dit gezien worden in het teken van de grote verzoening . Het is een (tijdelijke) terugkeer van uitgeweken of verloren gelopen stamgenoten . In dit vers wordt de essentie van het jubeljaar verwoord . In Lv 25,10 - Lv 25,11 worden de voorschriften gegeven die ook voor het sabbatjaar gelden . Daarna wordt overgegaan naar de specifieke voorschriften .
Lv
25,10.6. וּקְרָאתֶם = ûqërâ´thèm (en jij zult uitroepen) < prefix verbindingswoord wë + act. qal perf. 2de pers. mann. mv. van het werkw. קָרָא = qârâ´ (roepen, heten) . Taalgebruik in Tenakh : qârâ´
(roepen, heten) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , aleph
= 1 ; totaal : 40 of 301 . Structuur : 1 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (4) : (1) Lv 23,21 . (2) Lv
25,10 . (3) 1 K 18,24 . (4) Jr 29,12 .
- Grieks : act. imperat. 2de pers. mv. διαβοησετε = diaboèseta (schreeuwt uit) van het werkw. διαβοαω = diaboaô (door elkaar hard roepen, uitschreeuwen) . Taalgebruik in het NT : diaboaô (door elkaar hard roepen, uitschreeuwen) . Taalgebruik in de LXX : diaboaô (door elkaar hard roepen, uitschreeuwen) . Bijbel (1) : Lv 25,10 . Een vorm van διαβοαω = diaboaô (door elkaar hard roepen, uitschreeuwen) in de LXX (3) : (1) Gn 45,16 . (2) Lv 25,10 . (3) Jdt 10,18 . In het NT (0) .
- In Js 61,1 wordt לִקְרֹא = liqëro´ (om te roepen) < prefix voorzetsel lë + werkwoordvorm act. qal inf. stat. construct. van het werkw. קָרָא = qârâ´ (roepen, heten) . Taalgebruik in Tenakh : qârâ´
(roepen, heten) in de LXX vertaald door act. inf. aor. κηρυξαι = kèruxai van het werkw. κηρυσσω = kèrussô (verkondigen) . Taalgebruik in het NT : kèrussô
(verkondigen) .
Lv
25,10.7. דְרוֹר = dërôr 1. (vrijheid, vrijlating) . 2. zwaluw . 3. vanzelf vloeiende myrrhe . Taalgebruik in Tenakh : dërôr (vrijheid, vrijlating) . Getalwaarde : daleth = 4 , resj = 20 of 200 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 404 (2² X 101) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (6) : (1) Ex 30,23 . (2) Lv 25,10 . (3) Js 61,1 . (4) Jr 34,8 . (5) Jr 34,15 . (6) Jr 34,17 .
- Grieks . acc. vr. enk. αφεσιν = afesin van het zelfst. naamw. αφεσις = afesis (vergeving) . Taalgebruik
in het NT : afesis
(vergeving) . Taalgebruik
in de LXX : afesis
(vergeving) . Bijbel (25) : (1) Ex 18,2 . (2) Ex 23,11 . (3) Lv 16,26 . (4) Lv 25,10 . (5) Lv 27,18 . (6) Dt 15,1 . (7) Dt 15,3 . (8) Js 61,1 . (9) Jr 34,8 . (10) Jr 34,15 . (11) Jr 34,17 . (12) Est 2,18 . (13) Jdt 11,14 . (14) 1 Mak 13,34 . (15) Mt
26,28 . (16) Mc
1,4 . (17) Mc
3,29 . (18) Lc
3,3 . (19) Lc
24,47 . (20) Hnd 2,38 . (21) Hnd 5,31 . (22) Hnd 10,43 .
(23) Hnd 26,18 . (24) Ef 1,7 . (25) Kol 1,14 . Een vorm van αφεσις = afesis in de LXX (50) , in het NT (17) .
αφεσις = afesis (af-lating) | bijbel | OT | NT | ev. | Mt | Mc | Lc | Hnd | Br. |
nom vr. enk. afesis | 5 | 2 | 3 | 1 : Hnd 13,38 | 2 : (1) Heb 9,2 . (2) Heb 10,18 | ||||
gen. vr. enk. afeseôs | 21 | 21 | |||||||
dat. vr. enk.: afesei | 8 | 6 | 2 | 2 | 2 : (1) Lc 1,77 . (2) Lc 4,18 . | ||||
acc. vr. enk. afesin | 26 | 14 | 12 | 5 | 1 : Mt 26,28 . | 2 : (1) Mc 1,4 . (2) Mc 3,29 . | 3 : (1) Lc 3,3 . (2) Lc 4,18 . (3) Lc 24,47 . | 4 : (1) Hnd 2,38 . (2) Hnd 5,31 . (3) Hnd 10,43 . (4) Hnd 26,18 . | 2 : (1) Ef 1,7 . (2) Kol 1,14 . |
totaal | 60 | 44 | 17 | 1 | 2 | 5 | 5 | 4 |
Lv 25,10.6. - 7. In 5 van de 6 teksten staat de combinatie van het werkw. קָרָא = qârâ´ (roepen, heten) met het lijdend voorwerp דְרוֹר = dërôr 1. (vrijheid, vrijlating) . Tenakh (5) : ) Lv 25,10 . (2) Js 61,1 . (3) Jr 34,8 . (4) Jr 34,15 . (5) Jr 34,17 .
Lv 25,10.8. בְּאֶרֶץ / בָּאָרֶץ
= bâ´èrèts / bâ´ârèts (in het land) < voorzetsel bë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֶרֶץ
= ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (398) . Pentateuch (150) . Eerdere Profeten (58) . Latere Profeten (100) . 12 Kleine
Profeten (15) . Geschriften (75) . Gn (77) . Gn
12 (2) : (1) Gn
12,6 . (2) Gn
12,10 . Ex (23) . Lv (6) : (1) Lv 19,34 . (2) Lv
25,10 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,34 . (5) Lv 26,41 . (6) Lv 26,44 .
- Grieks . gen. vr. enk. γης = gès van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) . Lv (40) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,6 . (2) Lv 25,10 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,24 . (5) Lv 25,31 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 25,42 . (8) Lv 25,55 . Lv 26 (6) : (1) Lv 26,5 . (2) Lv 26,6 . (3) Lv 26,13 . (4) Lv 26,22 . (5) Lv 26,42 . (6) Lv 26,45 .
- Grieks . acc. mann. enk. γην = gèn van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) . Lv (10) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,24 . (3) Lv 25,38 . Lv 26 (2) : (1) Lv 26,19 . (2) Lv 26,32 .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 | ||
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 884 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
- Ned. aarde . Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Qoran : ´arD (aarde) . D. : Welt . E. : earth . Fr. : terre . Grieks : γη = gè (aarde, land) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Hebreeuws : אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Lat. : terra .
Lv 25,10.11. יוֹבֵל = jôbhel (ram / jobel , vergeving) . Taalgebruik in Tenakh : jôbhel (ram / jobel , vergeving) . Getalwaarde : jod = 10, waw = 6 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 48 (2² X 2² X 3) . Structuur : 1 - 6 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (11) . Lv (3) : (1) Lv 25,10 . (2) Lv 25,11 . (3) Lv 25,12 .
Lv 25,10.21. מִשְׁפַּחְתּוֹ = misjëpachëthô (zijn stam) : zelfst. naamw. stat. constr. vr. enk. + suffix bezitt. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Zie het zelfst. naamw. מִשְׁפַּחְתָה = misjëpâchâh (geslacht, stam) . Taalgebruik in Tenakh : misjëpâchâh (geslacht, stam) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 , chet = 8 , he = 5 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 433 (priemgetal) . Strructuur : 4 - 3 -8 - 8 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (4) : (1) Lv 25,10 . (2) Lv 25,41 . (3) Nu 27,4 . (4) Re 1,25 .
Lv
25,10.20. - 21. אֶל מִשְׁפַּחְתּוֹ = `el misjëpachëthô (naar zijn stam) . Tenakh (1) : Lv
25,10 .
- εις την πατριδα αυτου = eis tèn patrida autou (naar zijn vaderstad) . Bijbel (3) : (1) Lv 25,10 . (2) Mt
13,54 . (3) Mc 6,1 .
Lv 25,11 - Lv 25,11 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [11] A jubile shall that fiftieth year be unto you: ye shall not sow, neither reap that which groweth of itself in it, nor gather the grapes in it of thy vine undressed.
Luther-Bibel . 11Als Erlassjahr soll das fünfzigste Jahr euch gelten. Ihr sollt nicht säen und, was von selber wächst, nicht ernten, auch, was ohne Arbeit wächst, im Weinberg nicht lesen;
Tekstuitleg van Lv 25,11 . Het vers Lv 25,11 telt 17 woorden en 64 (2³ X 2³) letters . De getalwaarde van Lv 25,11 is 5607 (3² X 7 X 89) . De voorschriften die gelden voor het sabbatjaar (Lv 25,4 - Lv 25,5) gelden ook voor het jubeljaar : niet zaaien , niet snoeien , niet oogsten .
Lv 25,12 - Lv 25,12 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] For it is the jubile; it shall be holy unto you: ye shall eat the increase thereof out of the field.
Luther-Bibel . 12denn das Erlassjahr soll euch heilig sein; vom Felde weg dürft ihr essen, was es trägt.
Tekstuitleg van Lv 25,12 . Het vers Lv 25,12 telt 11 woorden en 38 (2 X 19) letters . De getalwaarde van Lv 25,12 is 3080 (2³ X 5 X 7 X 11) . Zoals in het sabbatjaar (Lv 25,6 - Lv 25,7) mag men wel eten van wat het land uit zichzelf voortbrengt .
Lv 25,13 - Lv 25,13 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] In the year of this jubile ye shall return every man unto his possession.
Luther-Bibel . 13Das ist das Erlassjahr, da jedermann wieder zu dem Seinen kommen soll.
Tekstuitleg van Lv 25,13 . Het vers Lv 25,13 telt 7 woorden en 27 (3³) letters . De getalwaarde van Lv 25,13 is 2690 (2 X 5 X 269) . Na de verwoording van de essentie van het jubeljaar en van de voorschriften die ook voor een sabbatjaar gelden wordt nu nader ingegaan op de terugkeer van ieder naar zijn eigen land . Immers , sommigen hadden hun erfdeel 'verkocht' (in feite verhuurd) . Omdat de verkoopprijs (of verhuurprijs in zijn totaliteit) afhankelijk is van de tijdsafstand tot het jubeljaar , worden nu enkele voorschriften gegeven in verband met de 'verkoop' (verhuur) van een erfgoed .
Lv 25,14 - Lv 25,14 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] And if thou sell ought unto thy neighbour, or buyest ought of thy neighbour's hand, ye shall not oppress one another:
Luther-Bibel . 14Wenn du nun deinem Nächsten etwas verkaufst oder ihm etwas abkaufst, soll keiner seinen Bruder übervorteilen,
Tekstuitleg van Lv 25,14 . Het vers Lv 25,14 telt 13 woorden en 46 (2 X 23) letters . De getalwaarde van Lv 25,14 is 3558 (2 X 3 X 593) . Bij het 'verkopen' (verhuren) van een erfdeel wordt eerst het algemene principe voor de koper en verkoper gegeven : elkaar niet benadelen . Daarna wordt het principe van het vaststellen van de prijs bepaald .
Lv 25,15 - Lv 25,15 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] According to the number of years after the jubile thou shalt buy of thy neighbour, and according unto the number of years of the fruits he shall sell unto thee:
Luther-Bibel . 15sondern nach der Zahl der Jahre vom Erlassjahr an sollst du es von ihm kaufen; danach, wie viel Jahre noch Ertrag bringen, soll er dir's verkaufen.
Tekstuitleg van Lv 25,15 . Het vers Lv 25,15 telt 12 (2² X 3) en 48 (2² X 2² X 3) letters . De getalwaarde van Lv 25,15 is 4451 (priemgetal) . In dit vers wordt het principe van het vaststellen van de prijs van een erfdeel bepaald . De prijs is afhankelijk van het aantal jaren tussen de verkoop en het jubeljaar .
11. j-m-k-r . (1) act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. jimëkâr / jimëkor (hij verkocht) . (2) pass. (nifal) imperf. 3de pers. enk. jimmâkher (het zal verkocht worden) van het werkw. mâkhar (verkopen)
. Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 44 (2² X 11) OF 260 (2² X 5 X 13) . Structuur : 4 - 2 - 2 . Bijbel (8) : (1) Ex 21,7 . (2) Lv 25,15 . (3) Lv 25,29 . (4) Lv 25,34 . (5) Lv 27,28 . (6) Dt 15,12 . (7) Re 4,9 . (8) Jr 34,14 . Een vorm van mâkhar (verkopen) in Lv (16) .
- Grieks . med. indic. futurum 3de pers. enk. apodôsetai (hij zal verkopen) van het werkw. apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) . Taalgebruik in het NT : apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) . Taalgebruik in de LXX : apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) . Bijbel (6) : (1) Lv 25,15 . (2) Lv 25,16 . (3) Lv 27,28 . (4) Re 4,9 . (5) Spr 28,21 . (6) Da 8,25 .
- D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre .
Lv 25,16 - Lv 25,16 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] According to the multitude of years thou shalt increase the price thereof, and according to the fewness of years thou shalt diminish the price of it: for according to the number of the years of the fruits doth he sell unto thee.
Luther-Bibel . 16Sind es noch viele Jahre, so darfst du den Kaufpreis steigern; sind es noch wenige Jahre, sollst du den Kaufpreis verringern; denn die Zahl der Ernten verkauft er dir.
Tekstuitleg van Lv 25,16 . Het vers Lv 25,16 telt 16 (2² X 2²) woorden en 60 (2² X 3 X 5) letters . De getalwaarde van Lv 25,16 is 5246 (2 X 43 X 61) . In dit vers wordt verduidelijkt wat de 'verkoop' inhoudt . De koopprijs is het getal van de inkomsten vanaf de verkoopsdatum tot het jubeljaar .
15. Hebreeuws . m-k-r : (1) act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. mâkhar (hij verkocht) . (2) act. participium perf. nom. mann. enk. mokher (verkopende) . (3) zelfst. naamw. mèkhèr (koopprijs, koopwaar) . Zie : mâkhar (verkopen)
. Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 44 (2² X 11) OF 260 (2² X 5 X 13) . Structuur : 4 - 2 - 2 . Tenakh (5) : (1) Lv 25,16 . (2) Lv 25,27 . (3) Lv 27,20 . (4) Dt 14,21 . (5) Neh 13,16 .
- Grieks . med. indic. futurum 3de pers. enk. apodôsetai (hij zal verkopen) van het werkw. apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) . Taalgebruik in het NT : apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) . Taalgebruik in de LXX : apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) . Bijbel (6) : (1) Lv 25,15 . (2) Lv 25,16 . (3) Lv 27,28 . (4) Re 4,9 . (5) Spr 28,21 . (6) Da 8,25 .
- D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre .
Lv 25,17 - Lv 25,17 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] Ye shall not therefore oppress one another; but thou shalt fear thy God: for I am the LORD your God.
Luther-Bibel . 17So übervorteile nun keiner seinen Nächsten, sondern fürchte dich vor deinem Gott; denn ich bin der HERR, euer Gott.
Tekstuitleg van Lv 25,17 . Het vers Lv 25,17 telt 11 woorden en 43 letters . De getalwaarde van Lv 25,17 is 2683 (priemgetal) . Het principe bij een verkoop werd reeds gegeven in Lv 25,14 en wordt nu herhaald . Dit gedeelte van een verkoop (Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17) wordt afgesloten met een verwijzing naar : Ik ben de Heer jullie God . De verwijzing is terecht . Immers , het land wordt gezien als een gave van God . De stammen van Israël zijn eigenlijk geen eigenaars , maar beheerders . De gave van het land is bedoeld opdat ieder met respect wordt behandelt en het goed mag hebben .
Lv 25,18 - Lv 25,18 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] Wherefore ye shall do my statutes, and keep my judgments, and do them; and ye shall dwell in the land in safety.
Luther-Bibel . 18Darum tut nach meinen Satzungen und haltet meine Rechte, dass ihr danach tut, auf dass ihr im Lande sicher wohnen könnt.
Tekstuitleg van Lv 25,18 . Het vers Lv 25,18 telt 12 (2² X 3) wxoorden en 50 (2 X 5²) letters . De getalwaarde van Lv 25,18 is 6007 (priemgetal) . Tijdens het 7de jaar , het sabbatjaar , moest het land rust krijgen . Tijdens het jubeljaar werd land en stam in zijn oorspronkelijke staat hersteld . In de volgende verzen handelt het over het leven in het land zonder zorgen . Voorwaarde daartoe is het onderhouden van de thorah .
2. - 5. Tenakh (3) : (1) Lv 18,5 . (2) Lv 18,26 . (3) Lv 25,18 .
Lv
25,18.11. הָאָרֶץ = hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten
(215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Lv 25 (6) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,6 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,31 .
- Grieks . nom. + dat. vr. enk. γη / γῃ = gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- Grieks . gen. vr. enk. γης = gès van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) . Lv (40) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,6 . (2) Lv 25,10 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,24 . (5) Lv 25,31 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 25,42 . (8) Lv 25,55 . Lv 26 (6) : (1) Lv 26,5 . (2) Lv 26,6 . (3) Lv 26,13 . (4) Lv 26,22 . (5) Lv 26,42 . (6) Lv 26,45 .
- Grieks . acc. mann. enk. γην = gèn van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) . Lv (10) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,24 . (3) Lv 25,38 . Lv 26 (2) : (1) Lv 26,19 . (2) Lv 26,32 .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 | ||
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 884 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
- Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Arabisch : أَرْض = ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Koran : ´arD (aarde) .
9. - 11. Tenakh (1) : Lv 25,18 .
12. לַבֶטַח = labhètach (veilig, zonder vrees, zorgeloos) . Zie het werkw. בָטַח = bâtach (vertrouwen, zich veilig voelen) . Taalgebruik in Tenakh : bâtach (vertrouwen, zich veilig voelen) . Getalwaarde : beth = 2 , tet = 9 , chet = 8 ; totaal = 19 . Structuur : 2 - 9 - 8 . Tenakh (31) . Lv (3) : (1) Lv 25,18 . (2) Lv 25,19 . (3) Lv 26,5 .
10 - 12 . Tenakh (1) : Lv 25,18 .
Lv 25,19 - Lv 25,19 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] And the land shall yield her fruit, and he shall eat your fill, and dwell therein in safety.
Luther-Bibel . 19Denn das Land soll euch seine Früchte geben, dass ihr genug zu essen habt und sicher darin wohnt.
Tekstuitleg van Lv 25,19 . Het vers Lv 25,19 telt 8 (2³) woorden en 37 letters . De getalwaarde van Lv 25,19 is 2923 (37 X 79) . Bij het onderhouden van de thorah zal het land vruchten geven , zal men tot verzadigens toe kunnen eten en zal men zonder zorgen kunnen leven in het land .
Lv
25,19.1. w-n-th-n-h . (1) prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. perf. 3de pers. vr. enk. wënâthënâh (en zij zal geven) . (2) prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. perf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vr. enk. ûnëthânâh / ûnathânâh (en hij zal haar geven) . (3) prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. ind. imperf. 1ste pers. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vr. enk. wanniththënâh (en wij zullen haar geven) . (4) prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. ind. imperf. cohortatief 1ste pers. mv. wëniththënâh (en laten we geven) . (5) prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm passief nifal perf. 3de pers. vr. enk. wëniththenâh (en zij / het zal gegeven worden) . nâthan (geven) . Taalgebruik
in Tenakh : nâthan
(geven) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50
of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . Tenakh (11) : (1) Gn 29,27 . (2) Ex
13,11 . (3) Lv 25,19 . (4) Lv 26,4 . (5) Nu 14,8 . (6) Dt 20,13 . (7) Dt 29,7 . (8) Joz 8,7 . (9) 1 S 15,28 . (10) 1 S 25,27 . (11) Jr 38,18 .
- Grieks . act. ind. fut. 3de pers. enk. dôsei (hij zal geven) van het werkw. didômi (geven) . Taalgebruik in de
Septuaginta : didômi
(geven) . Taalgebruik in het NT : didômi
(geven) . Lv (6) : (1) Lv 5,16 . (2) Lv 15,14 . (3) Lv 22,14 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 26,4 . (6) Lv 26,20 . Een vorm van didômi (geven) in de LXX (2131) , in het NT (416) , in Mt (56) .
didômi (geven) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
act. ind. fut. 3de pers. enk. dôsei | 124 | 108 | 18 | 3 | 2 : (1) Mc 12,9 . (2) Mc 13,24 . | 5 | 4 | 3 | 1 | 10 | 14 | 2 | 1 |
Lv
25,19.2. hâ´ârèts (de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten
(215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Lv 25 (6) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,6 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,31 .
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- Grieks . gen. vr. enk. gès van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (40) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,6 . (2) Lv 25,10 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,24 . (5) Lv 25,31 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 25,42 . (8) Lv 25,55 . Lv 26 (6) : (1) Lv 26,5 . (2) Lv 26,6 . (3) Lv 26,13 . (4) Lv 26,22 . (5) Lv 26,42 . (6) Lv 26,45 .
- Grieks . acc. mann. enk. gèn van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (10) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,24 . (3) Lv 25,38 . Lv 26 (2) : (1) Lv 26,19 . (2) Lv 26,32 .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 | ||
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 884 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
- Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Arabisch : ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Koran : ´arD (aarde) .
Lv 25,19.1. - 2. wënâthënâh hâ´ârèts (en de aarde zal geven) ; LXX : kai dôsei hè gè . Tenakh (2) : (1) Lv 25,19 . (2) Lv 26,4 .
Lv 25,19.3. pirëjâh < zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vr. enk. Tenakh (15) : (1) Lv 25,19 . (2) Nu 13,27 . (3) Js 17,6 . (4) Js 32,14 . (5) Jr 2,7 . (6) Jr 50,27 . (7) Ez 17,9 . (8) Ez 19,10 . (9) Ez 19,12 . (10) Ez 19,14 . (11) Zach 8,12 . (12) Ps 128,3 . (13) Spr 18,21 . (14) Spr 27,18 . (15) Neh 9,36 .
Lv
25,19.4. wë´äkhalëthèm (en jullie zullen eten) < prefix verbindingswoord wë + werkw. act. ind. perf. 2de pers. mann. mv. Tenakh (20) : (1) Ex 12,11 . (2) Lv 10,13 . (3) Lv 25,19 . (4) Lv 25,22 . (5) Lv 26,5 . (6) Lv 26,10 . (7) Lv 26,26 . (8) Lv 26,29 . (9) Nu 11,18 . (10) Nu 18,31 . (11) Dt 2,6 . (12) Dt 12,7 . (13) 1 S 9,19 . (14) 1 S 14,34 . (15) Jr 5,14 . (16) Ez 39,17 . (17) Ez 39,19 . (18) Hos 2,14 . (19) Jl 2,26 . (20) Ezr 9,12 . Een vorm van ´âkhal
(eten) in Lv (6) : (1) Lv 25,7 . (2) Lv 25,12 . (3) Lv 25,19 . (4) Lv 25,20 . (5) Lv 25,22 .
- med. futurum 2de pers. mv. fagesthe (jullie zullen eten) . Zie het werkw. esthiô (eten)
. Taalgebruik in de Bijbel : esthiô
(eten) . Gr. esthiô , fut. edomai , aor. efagon , perf. edèdôs
. Bijbel (62) . Lv () : (1) Lv 8,31 . (2) Lv 10,12 . (3) Lv 10,13 . (4) Lv 10,14 . (5) Lv 10,18 . (6) Lv 11,2 . (7) Lv 11,3 . (8) Lv 11,4 . (9) Lv 11,8 . (10) Lv 11,9 . (11) Lv 11,21 . (12) Lv 11,22 . (13) Lv 11,42 . (14) Lv 17,14 . (15) Lv 19,25 . (16) Lv 23,14 . (17) Lv 25,12 . (18) Lv 25,19 . (19) Lv 25,22 . (20) Lv 26,5 . (21) Lv 26,10 . (22) Lv 26,26 . (23) Lv 26,29 .
- Lat. manducare . F. manger . Ned. eten . (vgl Gr. e -s-th-) . Oind. odmi 'ik
eet' .E. to eat . D. essen
. Arabisch : ´akala (eten) . Taalgebruik in de Koran : ´akala (eten) .
Lv
25,19.Lv
25,19.7. לָבֶטַח = labhètach (veilig, zonder vrees, zorgeloos) . Zie het werkw. בָטַח = bâtach (vertrouwen, zich veilig voelen) . Taalgebruik
in Tenakh : bâtach
(vertrouwen, zich veilig voelen) . Getalwaarde : beth = 2 , tet = 9 , chet = 8 ; totaal = 19 . Structuur : 2 - 9 - 8 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (31) . Lv (3) : (1) Lv 25,18 . (2) Lv 25,19 . (3) Lv 26,5 .
- Het Hebreeuwse bijwoord לָבֶטַח = lâbhètach (veilig, zonder vrees, zorgeloos) wordt in het Grieks vaak vertaald door een vorm van het perfect deelwoord van het Griekse werkw. πειθω = peithô (overtuigen, zich laten overtuigen, vertrouwen) . Taalgebruik in Tenakh : peithô (overtuigen, zich laten overtuigen, vertrouwen) . In Lv 25,18 is het act. ind. perf. part. nom. mann. mv. πεποιθοτες = pepoithotes (vertrouwen hebbende) . Bijbel (29) . Lv (2) : (1) Lv 25,18 . (2) Lv 25,19 .
Lv 25,20 - Lv 25,20 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] And if ye shall say, What shall we eat the seventh year? behold, we shall not sow, nor gather in our increase:
Luther-Bibel . 20Und wenn ihr sagt: Was sollen wir essen im siebenten Jahr? Denn wenn wir nicht säen, so sammeln wir auch kein Getreide ein –,
Targum Onkolos . וַאֲרֵי תֵּימְרוּן, מָא נֵיכוֹל בְּשַׁתָּא שְׁבִיעֵיתָא: הָא לָא נִזְרַע, וְלָא נִכְנוֹשׁ יָת עֲלַלְתַּנָא.
Tekstuitleg van Lv 25,20 . Het vers Lv 25,20 telt 13 woorden en 48 (2² X 2² X 3) letters . De getalwaarde van Lv 25,20 is 3880 (2³ X 5 X 87) . In Lv 25,20 wordt de bezorgdheid uitgedrukt over wat de Israëlieten zullen eten in het zevende jaar vermits ze niet zaaien en oogsten . Die bezorgdheid komt eveneens tot uiting in Mt 6,31 : vraag je dus niet bezorgd af : "Wat zullen we eten" ? ... In Mt 6,31 is de bezorgdheid naar eten algemener uitgedrukt en de vraag is verruimd : het gaat niet alleen meer om eten , maar ook om drinken en om kleding , m.a.w. om de meest noodzakelijke menselijke behoeften .
Lv
25,20.4. Hebreeuws UBS en NBG Mt
6,31 . act. ind. imperf. 1ste pers. mv. נֹאכֵל / נֹאכַל = no´khel / no´khal (wij zullen eten) van het werkw. אָכַל = ´âkhal
(eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal
(eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal
(eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (5) : (1) Gn 3,2 . (2) Lv 25,20 . (3) Nu 11,5 . (4) 2 K 6,28 . (5) Js 4,1 .
- Grieks . med. futurum 1ste pers. mv. φαγομεθα = fagometha (wij zullen eten) . Zie het werkw. εσθιω = esthiô (eten)
. Taalgebruik in de Bijbel : esthiô
(eten) . Gr. εσθιω = esthiô , fut. εδομαι = edomai , aor. εφαγον = efagon , perf. εδηδως = edèdôs
EΝ het werkw. φαγω = fagô (eten) . Βιjbel (7) : (1) Gn 3,2 . (2) Lv 25,20 . (3) 1 K 17,12 . (4) 2 K 6,28 . (5) Js 4,1 . (6) Neh 5,2 . (7) Neh 5,3 .
- Latijn . fut. 1ste pers. mv. vescemur (wij zullen eten) van het werkw. vescari (zich voeden, nuttigen, eten) . Bijbel (1) : Gn 3,2 . comedere (eten) . Ned. eten . (vgl Gr. e -s-th-) . E. to eat . D. essen
. Arabisch : أَكَلَ = ´akala (eten) . Taalgebruik in de Koran : ´akala (eten) .
Lv 25,21 - Lv 25,21 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] Then I will command my blessing upon you in the sixth year, and it shall bring forth fruit for three years.
Luther-Bibel . 21so will ich meinem Segen über euch im sechsten Jahr gebieten, dass er Getreide schaffen soll für drei Jahre,
Tekstuitleg van Lv 25,21 . Het vers Lv 25,21 telt 11 woorden en 46 (2 X 23) letters . De getalwaarde van Lv 25,21 is 5678 2 X 17 X 167) . Op de opwerping : "wat zullen we eten in het zevende jaar" komt het antwoord dat het land in het 6de jaar voor 3 jaren zal opbrengen . M.a.w. maak je geen zorgen .
Lv
25,21.5. basjsjânâh
(in het jaar) < prefix voorzetsel bë (in) + bepaald lidw. ha + zelfst.naamw. sjânâh
(jaar) . Taalgebruik in Tenakh : sjânâh
(jaar) . De getalwaarde van sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of
300 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Structuur : 3
- 5 - 5 . Tenakh (65) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (10) . Lv (5) : (1) Lv 16,34 . (2) Lv
23,41 . (3) Lv 25,20 . (4) Lv 25,21 . (5) Lv 25,53 .
- dat. onz. enk. etei ('in het' jaar) van het zelfst. naamw. etos (jaar) . Taalgebruik in het NT
: etos
(jaar) . Taalgebruik in de LXX
: etos
(jaar) . Bijbel (129) . OT (128) . NT (1) . Lv (7) : (1) Lv 19,24 . (2) Lv 19,25 . (3) Lv 25,4 . (4) Lv 25,13 . (5) Lv 25,20 . (6) Lv 25,21 . (7) Lv 25,54 . Een vorm van etos (jaar) in de LXX (718) , in het NT (49) .
- Lat. dat. mann. enk. anno ('in het' jaar) van het zelfst. naamw. annus (jaar) . Bijbel (231) . OT (226) . NT (5) . Lv (11) : (1) Lv 16,34 . (2) Lv 19,24 . (3) Lv 19,25 . (4) Lv 25,4 . (5) Lv 25,13 . (6) Lv 25,20 . (7) Lv 25,21 . (8) Lv 25,22 . (9) Lv 25,54 . (10) Lv 27,5 . (11) Lv 27,17 . Fr. an of année . Ned. jaar . E. year . D. Jahr . Arabisch : sanah (jaar) . Taalgebruik in de Qoran : sanah (jaar) .
Lv
25,21.6. hasjsjisjsjîth (de zesde) . Zie : sjesj (zes) . Taalgebruik in Tenakh : sjesj
(zes) . Getallenwaarde sjesj = 2 X 21 of 2 X 300 = 42 (2 X 3 X 7 OF 6 X 7) OF 600 (2³ X 3 X 5²) . Structuur : 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (3) : (1) Ex 26,9 . (2) Lv 25,21 . (3) Ez 8,1 .
- Grieks . dat. mann. + onz. enk. hectô(i) . Zie : Taalgebruik
in de Septuaginta : ek
(uit) . Taalgebruik
in het NT : ek
(uit) . Bijbel (8) : (1) Lv 25,21 . (2) 2 K 18,10 . (3) Ez 8,1 . (4) Hag 1,1 . (5) 1
Kr 27,9 . (6) 1
Mak 2,70. (7) Lc
1,26 . (8) Apk 9,14 .
- Latijn . dat. mann. + onz. enk. sexto . Lat. sex . Taalgebruik in de Qoran : sittah (zes) . Bijbel (14) : (1) Ex 16,29 . (2) Lv 25,21 . (3) Nu 7,42 . (4) Nu 29,29 . (5) 1 K 16,8 . (6) 2 K 18,10 . (7) Ez 8,1 . (8) Hag 1,1 . (9) Hag 1,15 . (10) 1
Kr 27,9 . (11) 2 Kr 16,1 . (12) 1
Mak 2,70 . (13) Lc
1,26 . (14) Apk 9,14 . Fr. six . Ned. zes . D. sechs . E. six . Arabisch : sittah (zes) .
Lv 25,21.5. - 6. basjsjânâh hasjsjisjsjîth (in het zesde jaar) . De uitdrukking telt 2 woorden en 9 (3²) letters . De getalwaarde is 1777 . Tenakh (2) : (1) Lv 25,21 . (2) Ez 8,1 .
9. haththëbhû´âh < bepaald lidw. + zelfst. naamw. thëbhû´âh (gewin, inkomsten, oogst, opbrengst) . Taalgebruik in Tenakh : thëbhû´âh (gewin, inkomsten, oogst, opbrengst) . Getalwaarde : thaw = 22 of 400 , beth = 2 , waw = 6 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 414 (2 X 3² X 23) . Tenakh (2) : (1) Lv 25,21 . (2) Lv 25,22 .
Lv 25,22 - Lv 25,22 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] And ye shall sow the eighth year, and eat yet of old fruit until the ninth year; until her fruits come in ye shall eat of the old store.
Luther-Bibel . 22dass ihr sät im achten Jahr und von dem alten Getreide esst bis in das neunte Jahr, sodass ihr vom alten esst, bis wieder neues Getreide kommt.
Tekstuitleg van Lv 25,22 . Het vers Lv 25,22 telt 16 (2² X 2²) woorden en 66 (2 X 3 X 11) letters . De getalwaarde van 6988 (2² X 1747) . De verzekering van voldoende voedsel voor het 7de jaar wordt in dit vers verwoord . In het 8ste jaar zal men zaaien . Dit heeft betrekking op de sabbatjaren . Het jubeljaar volgt echter op een sabbatjaar . Dan mag men gedurende 2 jaren noch zaaien noch oogsten .
7. haththëbhû´âh < bepaald lidw. + zelfst. naamw. thëbhû´âh (gewin, inkomsten, oogst, opbrengst) . Taalgebruik in Tenakh : thëbhû´âh (gewin, inkomsten, oogst, opbrengst) . Getalwaarde : thaw = 22 of 400 , beth = 2 , waw = 6 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 414 (2 X 3² X 23) . Tenakh (2) : (1) Lv 25,21 . (2) Lv 25,22 .
Lv 25,23 - Lv 25,23 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] The land shall not be sold for ever: for the land is mine; for ye are strangers and sojourners with me.
Luther-Bibel . 23Darum sollt ihr das Land nicht verkaufen für immer; denn das Land ist mein, und ihr seid Fremdlinge und Beisassen bei mir.
Tekstuitleg van Lv 25,23 . Het vers Lv 25,23 telt 12 (2² X 3) woorden en 44 (2² X 11) letters . De getalwaarde van Lv 25,23 is 3931 (priemgetal) . Vers Lv 25,23 behoort tot het centrale gedeelte Lv 25,18-24 van Lv 25,1-55 . Samen met vers Lv 25,19 omsluit vers Lv 25,23 de vraag : wat zullen wij eten , en het antwoord erop (Lv 25,20-22) . (Volgens Luciani Didier , Sainteté et pardon ,
Lv
25,23.1. wëhâ´ârèts (en de aarde) < wë + bepaald lidw. ha + ´èrèts
(land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Tenakh (38) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine
Profeten (4) . Geschriften (4) . Lv (3) : (1) Lv
25,23 . (2) Lv 26,42 . (3) Lv 26,43 .
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 |
- Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Arabisch : ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Koran : ´arD (aarde) .
Lv
25,23.2. lo´ (niet) . Taalgebruik
in Tenakh : lo´ (niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld).
De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze
van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch
(801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten
(150) . Geschriften (749) . Lv (174) . Lv 25 (16) : (1) Lv 25,4 . (2) Lv 25,5 . (3) Lv 25,11 . (4) Lv 25,20 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,26 . (7) Lv 25,28 . (8) Lv 25,30 . (9) Lv 25,34 . (10) Lv 25,37 . (11) Lv 25,39 . (12) Lv 25,42 . (13) Lv 25,43 . (14) Lv 25,46 . (15) Lv 25,53 . (16) Lv 25,54 .
- wëlo´ (en niet) . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine
Profeten (90) . Geschriften (365) . Lv (56) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,11 . (2) Lv 25,17 . (3) Lv 25,20 .
- Grieks . ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in het NT
: ou
- ouk - ouch (niet) . Taalgebruik
in de LXX : ou
- ouk - ouch (niet) .
- Lat. non of ne . Fr.non of ne... pas . E. no . D. nicht .
Lv
25,23.3. th-m-k-r . (1) act. ind. imperf. 2de pers. mann. enk. thimëkhor (jij zult verkopen) . Tenakh (2) (1) Ps 45,13 . (2) Spr 23,23 . (2) passief nifal perf. 3de pers. vr. enk. thimmâkher (het zal verkocht worden) . Tenakh (1) : Lv 25,23 . mâkhar (verkopen)
. Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 44 (2² X 11) OF 260 (2² X 5 X 13) . Structuur : 4 - 2 - 2 . Een vorm van mâkhar (verkopen) in Lv (16) : (1) Lv 25,14 . (2) Lv 25,15 . (3) Lv 25,16 . (4) Lv 25,23 . (5) Lv 25,25 . (6) Lv 25,27 . (7) Lv 25,29 . (8) Lv 25,34 . (9) Lv 25,39 . (10) Lv 25,42 . (11) Lv 25,47 . (12) Lv 25,48 . (13) Lv 25,50 . (14) Lv 27,20 . (15) Lv 27,27 . (16) Lv 27,28 .
- Grieks . pass. indic. futurum 3de pers. enk. prathèsetai (het zal verkocht worden) van het werkw. pipraskô (verkopen) . Taalgebruik
in de Bijbel : pipraskô
(verkopen) . Bijbel (6) : (1) Lv 25,23 . (2) Lv 25,42 . (3) Lv 27,27 . (4) Dt 21,14 . (5) Jr 34,14 . (6) Ez 48,14 . Een vorm van pipraskô (verkopen) in de LXX (32) , in het NT (9) . Een synoniem is : pôleô
(verkopen) . Taalgebruik in het NT : pôleô
(verkopen) . Een vorm van pôleô
(verkopen) in de LXX (16) , in het NT (22) .
- D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre .
7. 2. hâ´ârèts (en de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten
(215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Lv 25 (6) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,6 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,31 .
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- Grieks . gen. vr. enk. gès van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (40) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,6 . (2) Lv 25,10 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,24 . (5) Lv 25,31 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 25,42 . (8) Lv 25,55 . Lv 26 (6) : (1) Lv 26,5 . (2) Lv 26,6 . (3) Lv 26,13 . (4) Lv 26,22 . (5) Lv 26,42 . (6) Lv 26,45 .
- Grieks . acc. mann. enk. gèn van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (10) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,24 . (3) Lv 25,38 . Lv 26 (2) : (1) Lv 26,19 . (2) Lv 26,32 .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 | ||
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 884 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
- Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Arabisch : ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Koran : ´arD (aarde) .
Lv 25,24 - Lv 25,24 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] And in all the land of your possession ye shall grant a redemption for the land.
Luther-Bibel .
24Und bei all eurem Grundbesitz sollt ihr für das Land die Einlösung gewähren.
Einlösung von Grundbesitz
Tekstuitleg van Lv 25,24 .
2. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (453) . Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (54) . Latere Profeten (130) . 12 Kleine Profeten (34) . Geschriften (118) . Lv (7) : (1) Lv 14,34 . (2) Lv 16,22 . (3) Lv 18,3 . (4) Lv 20,24 . (5) Lv 25,24 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 26,38 .
Lv 25,25 - Lv 25,25 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] If thy brother be waxen poor, and hath sold away some of his possession, and if any of his kin come to redeem it, then shall he redeem that which his brother sold.
Luther-Bibel . 25Wenn dein Bruder verarmt und etwas von seiner Habe verkauft, so soll sein nächster Verwandter kommen und einlösen, was sein Bruder verkauft hat.
Tekstuitleg van Lv 25,25 .
Lv 25,26 - Lv 25,26 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] And if the man have none to redeem it, and himself be able to redeem it;
Luther-Bibel . 26Wenn aber jemand keinen Löser hat und selbst so viel aufbringen kann, um es einzulösen,
Tekstuitleg van Lv 25,26 .
Lv 25,27 - Lv 25,27 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] Then let him count the years of the sale thereof, and restore the overplus unto the man to whom he sold it; that he may return unto his possession.
Luther-Bibel .
27so soll er die Jahre abrechnen, seitdem er's verkauft hat, und was noch übrig ist, dem Käufer zurückzahlen und so wieder zu seiner Habe kommen.
Tekstuitleg van Lv 25,27 .
Lv 25,28 - Lv 25,28 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] But if he be not able to restore it to him, then that which is sold shall remain in the hand of him that hath bought it until the year of jubile: and in the jubile it shall go out, and he shall return unto his possession.
Luther-Bibel . 28Kann er aber nicht so viel aufbringen, um es ihm zurückzuzahlen, so soll, was er verkauft hat, in der Hand des Käufers bleiben bis zum Erlassjahr. Dann soll es frei werden und er wieder zu seiner Habe kommen.
Tekstuitleg van Lv 25,28 .
2. לֹא = lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) . De getalwaarde van לֹא = lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Structuur : 3 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Lv (174) . Lv 25 (16) : (1) Lv 25,4 . (2) Lv 25,5 . (3) Lv 25,11 . (4) Lv 25,20 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,26 . (7) Lv 25,28 . (8) Lv 25,30 . (9) Lv 25,34 . (10) Lv 25,37 . (11) Lv 25,39 . (12) Lv 25,42 . (13) Lv 25,43 . (14) Lv 25,46 . (15) Lv 25,53 . (16) Lv 25,54 .
15.
Lv 25,29 - Lv 25,29 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] And if a man sell a dwelling house in a walled city, then he may redeem it within a whole year after it is sold; within a full year may he redeem it.
Luther-Bibel .
29Wer ein Wohnhaus verkauft in einer Stadt mit Mauern, der hat ein ganzes Jahr Frist, es wieder einzulösen. Das soll die Zeit sein, darin er es einlösen kann.
Tekstuitleg van Lv 25,29 .
3. j-m-k-r . (1) act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. יִמְכֹּר / יִמְכָּר = jimëkâr / jimëkor (hij verkocht) . (2) pass. (nifal) imperf. 3de pers. mann. enk. יִמָּכֵר = jimmâkher (het zal verkocht worden) . Zie het werkw. מָכַר = mâkhar (verkopen)
. Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 44 (2² X 11) OF 260 (2² X 5 X 13) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Bijbel (8) : (1) Ex 21,7 . (2) Lv 25,15 . (3) Lv 25,29 . (4) Lv 25,34 . (5) Lv 27,28 . (6) Dt 15,12 . (7) Re 4,9 . (8) Jr 34,14 . Een vorm van מָכַר = mâkhar (verkopen) in Gn (10) : (1) Gn 25,31 . (2) Gn 25,33 . (3) Gn
31,15 . (4) Gn 37,27 . (5) Gn 37,28 . (6) Gn 37,36 . (7) Gn 45,4 . (8) Gn 45,5 . (9) Gn 47,20 . (10) Gn 47,22 . Een vorm van מָכַר = mâkhar (verkopen) in Lv (16) : (1) Lv 25,14 . (2) Lv 25,15 . (3) Lv 25,16 . (4) Lv 25,23 . (5) Lv 25,25 . (6) Lv 25,27 . (7) Lv 25,29 . (8) Lv 25,34 . (9) Lv 25,39 . (10) Lv 25,42 . (11) Lv 25,47 . (12) Lv 25,48 . (13) Lv 25,50 . (14) Lv 27,20 . (15) Lv 27,27 . (16) Lv 27,28 .
- Grieks . med. indic. futurum 3de pers. enk. αποδωσεται = apodôsetai (hij zal verkopen) van het werkw. αποδιδωμι = apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) . Taalgebruik in het NT : apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) . Taalgebruik in de LXX : apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) . Bijbel (6) : (1) Lv 25,15 . (2) Lv 25,16 . (3) Lv 27,28 . (4) Re 4,9 . (5) Spr 28,21 . (6) Da 8,25 . Een vorm van αποδιδωμι = apodidômi (teruggeven, betalen, vergoeden, verkopen) in de LXX (220) , in het NT (47) .
- Lat. redimere . E. to buy (off) , to redeem .
D. loskaufen , auslösen . Fr. racheter , délivrer . Arabisch : فَدَى = fadâ (loskopen, vrijkopen) . Taalgebruik in de Qoran : fada (loskopen, vrijkopen) .
14. mann. mv. יָמִים = jâmîm (dagen) van het zelfst. naamw. יוֹם = jôm (dag) . Taalgebruik
in Tenakh : jôm
(dag) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29
OF 56 (2³ X 7) . Structuur : 1 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 2 . j-m-m . Tenakh (289) . Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (45) . Latere Profeten (45) . 12 Kleine
Profeten (10) . Geschriften (66) . Lv (31) : (1) Lv 8,33 . (2) Lv 8,35 . (3) Lv 12,2 . (4) Lv 12,4 . (5) Lv 12,5 . (6) Lv 13,4 . (7) Lv 13,5 . (8) Lv 13,21 . (9) Lv 13,26 . (10) Lv 13,31 . (11) Lv 13,33 . (12) Lv 13,50 . (13) Lv 13,54 . (14) Lv 14,8 . (15) Lv 14,38 . (16) Lv 15,13 . (17) Lv 15,19 . (18) Lv 15,24 . (19) Lv 15,25 . (20) Lv 15,28 . (21) Lv 22,27 . (22) Lv 23,3 . (23) Lv 23,6 .
(24) Lv 23,8 . (25) Lv
23,34 . (26) Lv
23,36 . (27) Lv
23,39 . (28) Lv
23,40 . (29) Lv
23,41 . (30) Lv
23,42 . (31) Lv 25,29 .
- Grieks . ἡμερα = hèmera (dag) . Taalgebruik
in het NT : hèmera
(dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera
(dag) . gen. vr. enk. + acc. vr. mv. hèmeras (dagen) .
hèmera (dag) | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
5 | gen. vr. mv. hèmerôn | 206 | 184 | 22 | 3 | 2 | 4 | 1 | 8 | 3 | 1 | 9 | 10 | 2 | 1 |
- Lat. dies . Ned. dag . D. Tag . E. day . F. jour < Lat. diurnum . Cfr journaal . Arabisch : يَوم = jaum (dag) . Taalgebruik in de Qoran : dag (jaum) .
Lv 25,30 - Lv 25,30 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] And if it be not redeemed within the space of a full year, then the house that is in the walled city shall be established for ever to him that bought it throughout his generations: it shall not go out in the jubile.
Luther-Bibel . 30Wenn er's aber nicht einlöst, ehe das ganze Jahr um ist, so soll es der Käufer für immer behalten und seine Nachkommen, und es soll nicht frei werden im Erlassjahr.
Tekstuitleg van Lv 25,30 .
Lv 25,31 - Lv 25,31 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [31] But the houses of the villages which have no wall round about them shall be counted as the fields of the country: they may be redeemed, and they shall go out in the jubile.
Luther-Bibel . 31Ist's aber ein Haus auf dem Dorf, um das keine Mauer ist, so soll man es dem Feld des Landes gleichrechnen, und es soll immer eingelöst werden können und im Erlassjahr frei werden.
Tekstuitleg van Lv 25,31 .
10. hâ´ârèts (en de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten
(215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Lv 25 (6) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,6 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,31 .
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- Grieks . gen. vr. enk. gès van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (40) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,6 . (2) Lv 25,10 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,24 . (5) Lv 25,31 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 25,42 . (8) Lv 25,55 . Lv 26 (6) : (1) Lv 26,5 . (2) Lv 26,6 . (3) Lv 26,13 . (4) Lv 26,22 . (5) Lv 26,42 . (6) Lv 26,45 .
- Grieks . acc. mann. enk. gèn van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (10) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,24 . (3) Lv 25,38 . Lv 26 (2) : (1) Lv 26,19 . (2) Lv 26,32 .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 | ||
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 884 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
- Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Arabisch : ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Koran : ´arD (aarde) .
Lv 25,32 - Lv 25,32 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [32] Notwithstanding the cities of the Levites, and the houses of the cities of their possession, may the Levites redeem at any time.
Luther-Bibel . 32Was aber die Städte der Leviten anlangt, so sollen sie die Häuser in den Städten, die ihnen gehören, jederzeit einlösen können.
Tekstuitleg van Lv 25,32 . De verzen Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 betreffen regels in verband met de Levieten .
Lv 25,33 - Lv 25,33 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [33] And if a man purchase of the Levites, then the house that was sold, and the city of his possession, shall go out in the year of jubile: for the houses of the cities of the Levites are their possession among the children of Israel.
Luther-Bibel . 33Wenn einer von den Leviten nicht einlöst, so soll das verkaufte Haus in der Stadt, die ihnen gehört, im Erlassjahr frei werden; denn die Häuser in den Städten der Leviten sind ihr Besitz inmitten der Israeliten.
Tekstuitleg van Lv 25,33 .
Lv 25,34 - Lv 25,34 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [34] But the field of the suburbs of their cities may not be sold; for it is their perpetual possession.
Luther-Bibel . 34Auch das Weideland vor ihren Städten soll man nicht verkaufen; denn das ist ihr Eigentum für immer.
Verbot des Zinsnehmens
Tekstuitleg van Lv 25,34 .
3. j-m-k-r . (1) act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. jimëkâr / jimëkor (hij verkocht) . (2) pass. (nifal) imperf. 3de pers. mann. enk. jimmâkher (het zal verkocht worden) van het werkw. mâkhar (verkopen)
. Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 44 (2² X 11) OF 260 (2² X 5 X 13) . Structuur : 4 - 2 - 2 . Bijbel (8) : (1) Ex 21,7 . (2) Lv 25,15 . (3) Lv 25,29 . (4) Lv 25,34 . (5) Lv 27,28 . (6) Dt 15,12 . (7) Re 4,9 . (8) Jr 34,14 . Een vorm van mâkhar (verkopen) in Lv (16) .
- Grieks . pass. ind. futurum 3de pers. mv. prathèsontai (zij zullen verkocht worden) van het werkw. pipraskô (verkopen) . Taalgebruik
in de Bijbel : pipraskô
(verkopen) . Bijbel (1) : Lv 25,34 . Een vorm van pipraskô (verkopen) in de LXX (32) , in het NT (9) . In de Pentateuch (12) .
- D. verkaufen . E. to sell . Lat. vendere . Fr. vendre .
Lv 25,35 - Lv 25,35 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [35] And if thy brother be waxen poor, and fallen in decay with thee; then thou shalt relieve him: yea, though he be a stranger, or a sojourner; that he may live with thee.
Luther-Bibel . 35Wenn dein Bruder neben dir verarmt und nicht mehr bestehen kann, so sollst du dich seiner annehmen wie eines Fremdlings oder Beisassen, dass er neben dir leben könne;
Tekstuitleg van Lv 25,35 .
Lv 25,36 - Lv 25,36 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [36] Take thou no usury of him, or increase: but fear thy God; that thy brother may live with thee.
Luther-Bibel . 36und du sollst nicht Zinsen von ihm nehmen noch Aufschlag, sondern sollst dich vor deinem Gott fürchten, dass dein Bruder neben dir leben könne.
Tekstuitleg van Lv 25,36 .
Lv 25,37 - Lv 25,37 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [37] Thou shalt not give him thy money upon usury, nor lend him thy victuals for increase.
Luther-Bibel . 37Denn du sollst ihm dein Geld nicht auf Zinsen leihen noch Speise geben gegen Aufschlag.
Tekstuitleg van Lv 25,37 .
Lv 25,38 - Lv 25,38 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [38] I am the LORD your God, which brought you forth out of the land of Egypt, to give you the land of Canaan, and to be your God.
Luther-Bibel . 38Ich bin der HERR, euer Gott, der euch aus Ägyptenland geführt hat, um euch das Land Kanaan zu geben und euer Gott zu sein.
Einlösung von Schuldsklaven
Tekstuitleg van Lv 25,38 . Het vers Lv 25,38 telt 16 (2² X 2²) woorden en 64 (2² X 2² X 2²) letters ; verhouding : 1 op 4 . De getalwaarde van Lv 25,38 is 4837 (7 X 691) .
7. gen. vr. enk. γης = gès van het zelfst. naamw. γη = gè (aarde, land) . Lv (40) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,6 . (2) Lv 25,10 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,24 . (5) Lv 25,31 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 25,42 . (8) Lv 25,55 . Lv 26 (6) : (1) Lv 26,5 . (2) Lv 26,6 . (3) Lv 26,13 . (4) Lv 26,22 . (5) Lv 26,42 . (6) Lv 26,45 .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 |
7. - 8. מִצְרַיִם מֵאֶרֶץ = me´èrèts mitsërajim (uit het land Egypte) . Tenakh (45) . Pentateuch (23) . Gn (1) : Gn 21,21 . Ex (13) : (1) Ex 6,13 . (2) Ex 12,17 . (3) Ex 12,41 . (4) Ex 12,42 . (5) Ex
13,18 . (6) Ex 16,1 . (7) Ex 16,6 . (8) Ex 16,32 . (9) Ex 19,1 . (10) Ex 32,4 . (11) Ex 32,7 . (12) Ex 32,8 . (13) Ex 33,1 . Lv (5) : (1) Lv 19,36 . (2) Lv
23,43 . (3) Lv 25,38 . (4) Lv 25,42 . (5) Lv 25,55 . Nu (1) : Nu 26,4 . Dt (3) : (1) Dt 1,27 . (2) Dt 20,1 . (3) Dt 29,24 . 12 kl. Prof. (5) : (1) Hos
2,17 . (2) Hos
12,10 . (3) Hos
13,4 . (4) Am
2,10 . (5) Mi 7,15 .
- Grieks . = ek tès gès Aiguptou (uit het land Egypte) . Latijn . de terra Aegypti (uit het land Egypte) . Aramees : דְמִצְרָיִם מֵאַרְ?ָא = me´arë`â´ dëmitsërâjim (uit het land van Egypte) . Arabisch : مِصْرَ أرضِ مِن = min ´arDi misra (uit het land Egypte) .
12. אֶרֶץ = ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 291 (3 X 97) . Structuur : 1 - 2 - 9 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (453) . Pentateuch (117) . Eerdere Profeten (54) . Latere Profeten (130) . 12 Kleine Profeten (34) . Geschriften (118) . Lv (7) : (1) Lv 14,34 . (2) Lv 16,22 . (3) Lv 18,3 . (4) Lv 20,24 . (5) Lv 25,24 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 26,38 .
Lv 25,39 - Lv 25,39 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [39] And if thy brother that dwelleth by thee be waxen poor, and be sold unto thee; thou shalt not compel him to serve as a bondservant:
Luther-Bibel . 39Wenn dein Bruder neben dir verarmt und sich dir verkauft, so sollst du ihn nicht als Sklaven dienen lassen;
Tekstuitleg van Lv 25,39 .
Lv 25,40 - Lv 25,40 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [40] But as an hired servant, and as a sojourner, he shall be with thee, and shall serve thee unto the year of jubile:
Luther-Bibel . 40sondern wie ein Tagelöhner, wie ein Beisasse soll er bei dir sein und bis an das Erlassjahr bei dir dienen.
Tekstuitleg van Lv 25,40 .
Lv 25,41 - Lv 25,41 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [41] And then shall he depart from thee, both he and his children with him, and shall return unto his own family, and unto the possession of his fathers shall he return.
Luther-Bibel . 41Dann soll er von dir frei ausgehen und seine Kinder mit ihm und soll zurückkehren zu seiner Sippe und wieder zu seiner Väter Habe kommen.
Tekstuitleg van Lv 25,41 .
Lv 25,42 - Lv 25,42 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [42] For they are my servants, which I brought forth out of the land of Egypt: they shall not be sold as bondmen.
Luther-Bibel . 42Denn sie sind meine Knechte, die ich aus Ägyptenland geführt habe. Darum soll man sie nicht als Sklaven verkaufen.
Tekstuitleg van Lv 25,42 .
Lv 25,43 - Lv 25,43 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [43] Thou shalt not rule over him with rigour; but shalt fear thy God.
Luther-Bibel . 43Du sollst nicht mit Härte über sie herrschen, sondern dich fürchten vor deinem Gott.
Tekstuitleg van Lv 25,43 .
Lv 25,44 - Lv 25,44 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [44] Both thy bondmen, and thy bondmaids, which thou shalt have, shall be of the heathen that are round about you; of them shall ye buy bondmen and bondmaids.
Luther-Bibel .
44Willst du aber Sklaven und Sklavinnen haben, so sollst du sie kaufen von den Völkern, die um euch her sind,
Tekstuitleg van Lv 25,44 .
Lv 25,45 - Lv 25,45 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [45] Moreover of the children of the strangers that do sojourn among you, of them shall ye buy, and of their families that are with you, which they begat in your land: and they shall be your possession.
Luther-Bibel . 45und auch von den Beisassen, die als Fremdlinge unter euch wohnen, und von ihren Nachkommen, die sie bei euch in eurem Lande zeugen. Die mögt ihr zu Eigen haben
Tekstuitleg van Lv 25,45 .
Lv 25,46 - Lv 25,46 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [46] And ye shall take them as an inheritance for your children after you, to inherit them for a possession; they shall be your bondmen for ever: but over your brethren the children of Israel, ye shall not rule one over another with rigour.
Luther-Bibel . 46und sollt sie vererben euren Kindern zum Eigentum für immer; die sollt ihr Sklaven sein lassen. Aber von euren Brüdern, den Israeliten, soll keiner über den andern herrschen mit Härte.
Tekstuitleg van Lv 25,46 .
6. vr. enk. ´ächuzzâh (bezit) . Zie het werkw. ´âchaz (grijpen, vatten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âchaz
(grijpen, vatten) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , zajin = 7 ; totaal
: 16 (2² X 2²) . Structuur : 1 - 8 - 7 . ´-ch-z-h . Tenakh (10) . ´ächuzzâh in Tenakh (3) : (1) Gn 47,11 . (2) Lv 25,46 . (3) Nu 27,4 .
- ´ächuzzâthâm (hun bezit) < zelfst. naamw. vr. enk. stat. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. . Zie het werkw. ´âchaz (grijpen, vatten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âchaz
(grijpen, vatten) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , zajin = 7 ; totaal
: 16 (2² X 2²) . Structuur : 1 - 8 - 7 . ´-ch-z-th-m . Tenakh (8) . ´ächuzzâthâm (hun erfgoed, hun bezit) . Tenakh (7) : (1) Gn 36,43 . (2) Lv 25,32 . (3) Lv 25,33 . (4) Nu 35,2 . (5) Joz 22,9 . (6) Ez
44,28 . (7) Ez 46,16 . Sommigen vertalen het Griekse ta ktèmata (de bezittingen) van Hnd
2,45 met ´ächuzzâthâm (hun bezit) .
- mann. mv. katochimoi van het bijvoegl. naamw. katochimos (in bezit houden, bezet, bezeten) . Bijbel (1) : Lv 25,46 .
Lv 25,47 - Lv 25,47 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [47] And if a sojourner or stranger wax rich by thee, and thy brother that dwelleth by him wax poor, and sell himself unto the stranger or sojourner by thee, or to the stock of the stranger's family:
Luther-Bibel . 47Wenn irgendein Fremdling oder Beisasse bei dir zu Besitz kommt und dein Bruder neben ihm verarmt und sich dem Fremdling oder Beisassen bei dir oder jemandem von dessen Sippe verkauft,
Tekstuitleg van Lv 25,47 .
Lv 25,48 - Lv 25,48 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [48] After that he is sold he may be redeemed again; one of his brethren may redeem him:
Luther-Bibel . 48so soll er, nachdem er sich verkauft hat, das Recht haben, wieder frei zu werden, und es soll ihn jemand unter seinen Brüdern einlösen
Tekstuitleg van Lv 25,48 .
Lv 25,49 - Lv 25,49 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [49] Either his uncle, or his uncle's son, may redeem him, or any that is nigh of kin unto him of his family may redeem him; or if he be able, he may redeem himself.
Luther-Bibel . 49oder sein Oheim oder sein Vetter oder sonst sein nächster Blutsverwandter aus seinem Geschlecht; oder wenn er selbst so viel aufbringen kann, so soll er selbst sich einlösen.
Tekstuitleg van Lv 25,49 .
Lv 25,50 - Lv 25,50 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [50] And he shall reckon with him that bought him from the year that he was sold to him unto the year of jubile: and the price of his sale shall be according unto the number of years, according to the time of an hired servant shall it be with him.
Luther-Bibel . 50Und er soll mit seinem Käufer rechnen vom Jahr an, da er sich verkauft hatte, bis aufs Erlassjahr. Und das Geld, um das er sich verkauft hat, soll nach der Zahl der Jahre berechnet werden, als wäre er die ganze Zeit Tagelöhner bei ihm gewesen.
Tekstuitleg van Lv 25,50 .
Lv 25,51 - Lv 25,51 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [51] If there be yet many years behind, according unto them he shall give again the price of his redemption out of the money that he was bought for.
Luther-Bibel . 51Sind noch viele Jahre bis zum Erlassjahr, so soll er entsprechend mehr zu seiner Einlösung erstatten von dem Gelde, für das er gekauft wurde.
Tekstuitleg van Lv 25,51 .
Lv 25,52 - Lv 25,52 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [52] And if there remain but few years unto the year of jubile, then he shall count with him, and according unto his years shall he give him again the price of his redemption.
Luther-Bibel . 52Sind aber nur wenige Jahre übrig bis zum Erlassjahr, so soll er sie berechnen und entsprechend weniger zu seiner Einlösung erstatten.
Tekstuitleg van Lv 25,52 .
Lv 25,53 - Lv 25,53 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [53] And as a yearly hired servant shall he be with him: and the other shall not rule with rigour over him in thy sight.
Luther-Bibel . 53Wie ein Tagelöhner soll er von Jahr zu Jahr bei ihm sein, doch soll er nicht mit Härte über ihn herrschen vor deinen Augen.
Tekstuitleg van Lv 25,53 .
Lv 25,54 - Lv 25,54 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [54] And if he be not redeemed in these years, then he shall go out in the year of jubile, both he, and his children with him.
Luther-Bibel . 54Wird er aber nicht auf diese Weise eingelöst, so soll er im Erlassjahr frei ausgehen und seine Kinder mit ihm.
Tekstuitleg van Lv 25,54 .
Lv 25,55 - Lv 25,55 : Het jobeljaar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Lv (Leviticus) -- Lv 25 -- Lv 25, 1-7 -- Lv 25,8-55 -- Lv 25,8 - Lv 25,9 - Lv 25,10 - Lv 25,11 - Lv 25,12 - Lv 25,13 - Lv 25,14 - Lv 25,15 - Lv 25,16 - Lv 25,17 - Lv 25,18 - Lv 25,19 - Lv 25,20 - Lv 25,21 - Lv 25,22 - Lv 25,23 - Lv 25,24 - Lv 25,25 - Lv 25,26 - Lv 25,27 - Lv 25,28 - Lv 25,29 - Lv 25,30 - Lv 25,31 - Lv 25,32 - Lv 25,33 - Lv 25,34 - Lv 25,35 - Lv 25,36 - Lv 25,37 - Lv 25,38 - Lv 25,39 - Lv 25,40 - Lv 25,41 - Lv 25,42 - Lv 25,43 - Lv 25,44 - Lv 25,45 - Lv 25,46 - Lv 25,47 - Lv 25,48 - Lv 25,49 - Lv 25,50 - Lv 25,51 - Lv 25,52 - Lv 25,53 - Lv 25,54 - Lv 25,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [55] For unto me the children of Israel are servants; they are my servants whom I brought forth out of the land of Egypt: I am the LORD your God.
Luther-Bibel . 55Denn mir gehören die Israeliten als Knechte; meine Knechte sind sie, die ich aus Ägyptenland geführt habe. Ich bin der HERR, euer Gott.
Tekstuitleg van Lv 25,55 .
- Hebreeuwse tekst OF modern Hebreeuws NT
- Hebreeuwse tekst OF modern Hebreeuws NT
1kai elalèsen kurios pros môusèn en tô orei sina legôn2lalèson tois uiois israèl kai ereis pros autous ean eiselthète eis tèn gèn èn egô didômi umin kai anapausetai è gè èn egô didômi umin sabbata tô kuriô3ex etè spereis ton agron sou kai ex etè temeis tèn ampelon sou kai sunaxeis ton karpon autès4tô de etei tô ebdomô sabbata anapausis estai tè gè sabbata tô kuriô ton agron sou ou spereis kai tèn ampelon sou ou temeis5kai ta automata anabainonta tou agrou sou ouk ektheriseis kai tèn stafulèn tou agiasmatos sou ouk ektrugèseis eniautos anapauseôs estai tè gè6kai estai ta sabbata tès gès brômata soi kai tô paidi sou kai tè paidiskè sou kai tô misthôtô sou kai tô paroikô tô proskeimenô pros se7kai tois ktènesin sou kai tois thèriois tois en tè gè sou estai pan to genèma autou eis brôsin8kai exarithmèseis seautô epta anapauseis etôn epta etè eptakis kai esontai soi epta ebdomades etôn ennea kai tessarakonta etè9kai diaggeleite salpiggos fônè en pasè tè gè umôn tô mèni tô ebdomô tè dekatè tou mènos tè èmera tou ilasmou diaggeleite salpiggi en pasè tè gè umôn10kai agiasete to etos to pentèkoston eniauton kai diaboèsete afesin epi tès gès pasin tois katoikousin autèn eniautos afeseôs sèmasia autè estai umin kai apeleusetai eis ekastos eis tèn ktèsin autou kai ekastos eis tèn patrida autou apeleusesthe11afeseôs sèmasia autè to etos to pentèkoston eniautos estai umin ou spereite oude amèsete ta automata anabainonta autès kai ou trugèsete ta ègiasmena autès12oti afeseôs sèmasia estin agion estai umin apo tôn pediôn fagesthe ta genèmata autès13en tô etei tès afeseôs sèmasia autès epaneleusetai ekastos eis tèn ktèsin autou14ean de apodô prasin tô plèsion sou ean kai ktèsè para tou plèsion sou mè thlibetô anthrôpos ton plèsion15kata arithmon etôn meta tèn sèmasian ktèsè para tou plèsion kata arithmon eniautôn genèmatôn apodôsetai soi16kathoti an pleion tôn etôn plèthunè tèn egktèsin autou kai kathoti an elatton tôn etôn elattonôsè tèn ktèsin autou oti arithmon genèmatôn autou outôs apodôsetai soi17mè thlibetô anthrôpos ton plèsion kai fobèthèsè kurion ton theon sou egô eimi kurios o theos umôn18kai poièsete panta ta dikaiômata mou kai pasas tas kriseis mou kai fulaxasthe kai poièsete auta kai katoikèsete epi tès gès pepoithotes19kai dôsei è gè ta ekforia autès kai fagesthe eis plèsmonèn kai katoikèsete pepoithotes ep' autès20ean de legète ti fagometha en tô etei tô ebdomô toutô ean mè speirômen mède sunagagômen ta genèmata èmôn21kai apostelô tèn eulogian mou umin en tô etei tô ektô kai poièsei ta genèmata autès eis ta tria etè22kai spereite to etos to ogdoon kai fagesthe apo tôn genèmatôn palaia eôs tou etous tou enatou eôs an elthè to genèma autès fagesthe palaia palaiôn23kai è gè ou prathèsetai eis bebaiôsin emè gar estin è gè dioti prosèlutoi kai paroikoi umeis este enantion mou24kai kata pasan gèn katascheseôs umôn lutra dôsete tès gès25ean de penètai o adelfos sou o meta sou kai apodôtai apo tès katascheseôs autou kai elthè o agchisteuôn eggizôn eggista autou kai lutrôsetai tèn prasin tou adelfou autou26ean de mè è tini o agchisteuôn kai euporèthè tè cheiri kai eurethè autô to ikanon lutra autou27kai sullogieitai ta etè tès praseôs autou kai apodôsei o uperechei tô anthrôpô ô apedoto eauton autô kai apeleusetai eis tèn kataschesin autou28ean de mè euporèthè è cheir autou to ikanon ôste apodounai autô kai estai è prasis tô ktèsamenô auta eôs tou ektou etous tès afeseôs kai exeleusetai tè afesei kai apeleusetai eis tèn kataschesin autou29ean de tis apodôtai oikian oikètèn en polei teteichismenè kai estai è lutrôsis autès eôs plèrôthè eniautos èmerôn estai è lutrôsis autès30ean de mè lutrôthè eôs an plèrôthè autès eniautos olos kurôthèsetai è oikia è ousa en polei tè echousè teichos bebaiôs tô ktèsamenô autèn eis tas geneas autou kai ouk exeleusetai en tè afesei31ai de oikiai ai en epaulesin ais ouk estin en autais teichos kuklô pros ton agron tès gès logisthètôsan lutrôtai dia pantos esontai kai en tè afesei exeleusontai32kai ai poleis tôn leuitôn oikiai tôn poleôn autôn katascheseôs lutrôtai dia pantos esontai tois leuitais33kai os an lutrôsamenos para tôn leuitôn kai exeleusetai è diaprasis autôn oikiôn poleôs katascheseôs autôn en tè afesei oti oikiai tôn poleôn tôn leuitôn kataschesis autôn en mesô uiôn israèl34kai oi agroi oi afôrismenoi tais polesin autôn ou prathèsontai oti kataschesis aiônia touto autôn estin35ean de penètai o adelfos sou kai adunatèsè tais chersin para soi antilèmpsè autou ôs prosèlutou kai paroikou kai zèsetai o adelfos sou meta sou36ou lèmpsè par' autou tokon oude epi plèthei kai fobèthèsè ton theon sou egô kurios kai zèsetai o adelfos sou meta sou37to argurion sou ou dôseis autô epi tokô kai epi pleonasmon ou dôseis autô ta brômata sou38egô kurios o theos umôn o exagagôn umas ek gès aiguptou dounai umin tèn gèn chanaan ôste einai umôn theos39ean de tapeinôthè o adelfos sou para soi kai prathè soi ou douleusei soi douleian oiketou40ôs misthôtos è paroikos estai soi eôs tou etous tès afeseôs ergatai para soi41kai exeleusetai tè afesei kai ta tekna autou met' autou kai apeleusetai eis tèn genean autou eis tèn kataschesin tèn patrikèn apodrameitai42dioti oiketai mou eisin outoi ous exègagon ek gès aiguptou ou prathèsetai en prasei oiketou43ou katateneis auton en tô mochthô kai fobèthèsè kurion ton theon sou44kai pais kai paidiskè osoi an genôntai soi apo tôn ethnôn osoi kuklô sou eisin ap' autôn ktèsesthe doulon kai doulèn45kai apo tôn uiôn tôn paroikôn tôn ontôn en umin apo toutôn ktèsesthe kai apo tôn suggenôn autôn osoi an genôntai en tè gè umôn estôsan umin eis kataschesin46kai katamerieite autous tois teknois umôn meth' umas kai esontai umin katochimoi eis ton aiôna tôn adelfôn umôn tôn uiôn israèl ekastos ton adelfon autou ou katatenei auton en tois mochthois47ean de eurè è cheir tou prosèlutou è tou paroikou tou para soi kai aporètheis o adelfos sou prathè tô prosèlutô è tô paroikô tô para soi ek genetès prosèlutô48meta to prathènai autô lutrôsis estai autô eis tôn adelfôn autou lutrôsetai auton49adelfos patros autou è uios adelfou patros lutrôsetai auton è apo tôn oikeiôn tôn sarkôn autou ek tès fulès autou lutrôsetai auton ean de euporètheis tais chersin lutrôsètai eauton50kai sullogieitai pros ton kektèmenon auton apo tou etous ou apedoto eauton autô eôs tou eniautou tès afeseôs kai estai to argurion tès praseôs autou ôs misthiou etos ex etous estai met' autou51ean de tini pleion tôn etôn è pros tauta apodôsei ta lutra autou apo tou arguriou tès praseôs autou52ean de oligon kataleifthè apo tôn etôn eis ton eniauton tès afeseôs kai sullogieitai autô kata ta etè autou kai apodôsei ta lutra autou53ôs misthôtos eniauton ex eniautou estai met' autou ou katateneis auton en tô mochthô enôpion sou54ean de mè lutrôtai kata tauta exeleusetai en tô etei tès afeseôs autos kai ta paidia autou met' autou55oti emoi oi uioi israèl oiketai paides mou outoi eisin ous exègagon ek gès aiguptou egô kurios o theos umôn
- Vulgata
1 locutusque est Dominus ad Mosen in monte Sinai dicens 2 loquere filiis Israhel et dices ad eos quando ingressi fueritis terram quam ego dabo vobis sabbatizet sabbatum Domini 3 sex annis seres agrum tuum et sex annis putabis vineam tuam colligesque fructus eius 4 septimo autem anno sabbatum erit terrae requietionis Domini agrum non seres et vineam non putabis 5 quae sponte gignit humus non metes et uvas primitiarum tuarum non colliges quasi vindemiam annus enim requietionis terrae est 6 sed erunt vobis in cibum tibi et servo tuo ancillae et mercennario tuo et advenae qui peregrinantur apud te 7 iumentis tuis et pecoribus omnia quae nascuntur praebebunt cibum 8 numerabis quoque tibi septem ebdomades annorum id est septem septies quae simul faciunt annos quadraginta novem 9 et clanges bucina mense septimo decima die mensis propitiationis tempore in universa terra vestra 10 sanctificabisque annum quinquagesimum et vocabis remissionem cunctis habitatoribus terrae tuae ipse est enim iobeleus revertetur homo ad possessionem suam et unusquisque rediet ad familiam pristinam 11 quia iobeleus est et quinquagesimus annus non seretis neque metetis sponte in agro nascentia et primitias vindemiae non colligetis 12 ob sanctificationem iobelei sed statim ablata comedetis 13 anno iobelei redient omnes ad possessiones suas 14 quando vendes quippiam civi tuo vel emes ab eo ne contristes fratrem tuum sed iuxta numerum annorum iobelei emes ab eo 15 et iuxta supputationem frugum vendet tibi 16 quanto plus anni remanserint post iobeleum tanto crescet et pretium et quanto minus temporis numeraveris tanto minoris et emptio constabit tempus enim frugum vendet tibi 17 nolite adfligere contribules vestros sed timeat unusquisque Deum suum quia ego Dominus Deus vester 18 facite praecepta mea et iudicia custodite et implete ea ut habitare possitis in terra absque ullo pavore 19 et gignat vobis humus fructus suos quibus vescamini usque ad saturitatem nullius impetum formidantes 20 quod si dixeritis quid comedemus anno septimo si non seruerimus neque collegerimus fruges nostras 21 dabo benedictionem meam vobis anno sexto et faciet fructus trium annorum 22 seretisque anno octavo et comedetis veteres fruges usque ad nonum annum donec nova nascantur edetis vetera 23 terra quoque non veniet in perpetuum quia mea est et vos advenae et coloni mei estis 24 unde cuncta regio possessionis vestrae sub redemptionis condicione vendetur 25 si adtenuatus frater tuus vendiderit possessiunculam suam et voluerit propinquus eius potest redimere quod ille vendiderat 26 sin autem non habuerit proximum et ipse pretium ad redimendum potuerit invenire 27 conputabuntur fructus ex eo tempore quo vendidit et quod reliquum est reddet emptori sicque recipiet possessionem suam 28 quod si non invenerit manus eius ut reddat pretium habebit emptor quod emerat usque ad annum iobeleum in ipso enim omnis venditio redit ad dominum et ad possessorem pristinum 29 qui vendiderit domum intra urbis muros habebit licentiam redimendi donec unus impleatur annus 30 si non redemerit et anni circulus fuerit evolutus emptor possidebit eam et posteri eius in perpetuum et redimi non poterit etiam in iobeleo 11 sin autem in villa fuerit domus quae muros non habet agrorum iure vendetur si ante redempta non fuerit in iobeleo revertetur ad dominum 12 aedes Levitarum quae in urbibus sunt semper possunt redimi 13 si redemptae non fuerint in iobeleo revertentur ad dominos quia domus urbium leviticarum pro possessionibus sunt inter filios Israhel 14 suburbana autem eorum non venient quia possessio sempiterna est 15 si adtenuatus fuerit frater tuus et infirmus manu et susceperis eum quasi advenam et peregrinum et vixerit tecum 16 ne accipias usuras ab eo nec amplius quam dedisti time Deum tuum ut vivere possit frater tuus apud te 17 pecuniam tuam non dabis ei ad usuram et frugum superabundantiam non exiges 18 ego Dominus Deus vester qui eduxi vos de terra Aegypti ut darem vobis terram Chanaan et essem vester Deus 19 si paupertate conpulsus vendiderit se tibi frater tuus non eum opprimes servitute famulorum 40 sed quasi mercennarius et colonus erit usque ad annum iobeleum operabitur apud te 41 et postea egredietur cum liberis suis et revertetur ad cognationem et ad possessionem patrum suorum 42 mei enim servi sunt et ego eduxi eos de terra Aegypti non venient condicione servorum 43 ne adfligas eum per potentiam sed metuito Deum tuum 44 servus et ancilla sint vobis de nationibus quae in circuitu vestro sunt 45 et de advenis qui peregrinantur apud vos vel qui ex his nati fuerint in terra vestra hos habebitis famulos 46 et hereditario iure transmittetis ad posteros ac possidebitis in aeternum fratres autem vestros filios Israhel ne opprimatis per potentiam 47 si invaluerit apud vos manus advenae atque peregrini et adtenuatus frater tuus vendiderit se ei aut cuiquam de stirpe eius 48 post venditionem potest redimi qui voluerit ex fratribus suis redimet eum 49 et patruus et patruelis et consanguineus et adfinis sin autem et ipse potuerit redimet se 50 supputatis dumtaxat annis a tempore venditionis suae usque ad annum iobeleum et pecunia qua venditus fuerat iuxta annorum numerum et rationem mercennarii supputata 51 si plures fuerint anni qui remanent usque ad iobeleum secundum hos reddet et pretium 52 si pauci ponet rationem cum eo iuxta annorum numerum et reddet emptori quod reliquum est annorum 53 quibus ante servivit mercedibus inputatis non adfliget eum violenter in conspectu tuo 54 quod si per haec redimi non potuerit anno iobeleo egredietur cum liberis suis 55 mei sunt enim servi filii Israhel quos eduxi de terra Aegypti
met kanttekeningen 1 Verder sprak de HEERE tot Mozes, aan den berg Sinaï, zeggende: 2 Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land, dat Ik u geve, dan zal dat land rusten, een sabbat den HEERE. 3 Zes jaren zult gij uw akker bezaaien, en zes jaren uw wijngaard besnijden, en de inkomst daarvan inzamelen. 4 Doch in het zevende jaar zal voor het land een sabbat der rust zijn, een sabbat den HEERE; uw akker zult gij niet bezaaien en uw wijngaard niet besnijden. 5 Wat van zelf van uw oogst zal gewassen zijn, zult gij niet inoogsten, en de druiven uwer afzondering zult gij niet afsnijden; het zal een jaar der ruste voor het land zijn. 6 En de inkomst van den sabbat des lands zal voor u tot spijze zijn, voor u, en voor uw knecht, en voor uw dienstmaagd, en voor uw dagloner, en voor uw bijwoner, die bij u als vreemdelingen verkeren; 7 Mitsgaders voor het vee, en voor het gedierte, dat in uw land is, zal al de inkomst daarvan tot spijze zijn. 8 Gij zult u ook tellen zeven jaarweken, zevenmaal zeven jaren; zodat de dagen der zeven jaarweken u negen en veertig jaren zullen zijn. 9 Daarna zult gij in de zevende maand, op den tienden der maand, de bazuin des geklanks doen doorgaan; op den verzoendag zult gij de bazuin doen doorgaan in uw ganse land. 10 En gij zult dat vijftigste jaar heiligen, en vrijheid uitroepen in het land, voor al zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; en gij zult wederkeren een ieder tot zijn bezittingen, en zult wederkeren een ieder tot zijn geslacht. 11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste jaar zijn; gij zult niet zaaien, noch inoogsten wat van zelf daarin zal gewassen zijn, noch ook de druiven der afzonderingen in hetzelve afsnijden. 12 Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan eten. 13 Op dat jubeljaar zult gij ieder wederkeren tot zijn bezitting. 14 Daarom, wanneer gij aan uw naaste wat veilbaars verkopen, of uit de hand uws naasten kopen zult, dat niemand de een den ander verdrukke. 15 Naar het getal der jaren, van het jubeljaar af, zult gij van uw naaste kopen, en naar het getal van de jaren der inkomsten zal hij het aan u verkopen. 16 Naar de veelheid der jaren zult gij zijn koop vermeerderen, en naar de weinigheid der jaren zult gij zijn koop verminderen; want hij verkoopt aan u het getal der inkomsten. 17 Dat dan niemand zijn naaste verdrukke; maar vreest voor uw God; want Ik ben de HEERE, uw God! 18 En doet Mijn inzettingen, en houdt Mijn rechten, en doet dezelve; zo zult gij zeker wonen in het land. 19 En het land zal zijn vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen. 20 En als gij zoudt zeggen: Wat zullen wij eten in het zevende jaar! Ziet, wij zullen niet zaaien, en onze inkomst niet inzamelen; 21 Zo zal Ik Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het de inkomst voor drie jaren zal voortbrengen. 22 Het achtste jaar nu zult gij zaaien, en zult van de oude inkomst eten, tot het negende jaar toe; totdat zijn inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten. 23 Het land ook zal niet voor altoos verkocht worden; want het land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen en bijwoners bij Mij zijt. 24 Daarom zult gij, in het ganse land uwer bezitting, lossing voor het land toelaten. 25 Wanneer uw broeder zal verarmd zijn, en iets van zijn bezitting verkocht zal hebben, zo zal zijn losser, die hem nabestaande is, komen, en zal het verkochte zijns broeders lossen. 26 En wanneer iemand geen losser zal hebben, maar zijn hand bekomen en hij gevonden zal hebben, zoveel genoeg is tot zijn lossing; 27 Dan zal hij de jaren zijner verkoping rekenen, en het overschot zal hij den man, wien hij het verkocht had, weder uitkeren; en hij zal weder tot zijn bezitting komen. 28 Maar indien zijn hand niet gevonden heeft, wat genoeg is, om aan hem weder uit te keren, zo zal zijn verkochte goed zijn in de hand van deszelfs koper tot het jubeljaar toe; maar in het jubeljaar zal het uitgaan, en hij zal tot zijn bezitting wederkeren. 29 Insgelijks, wanneer iemand een woonhuis in een bemuurde stad zal verkocht hebben, zo zal zijn lossing zijn, totdat het jaar zijner verkoping volkomen zal zijn; in een vol jaar zal zijn lossing wezen. 30 Maar is het, dat het niet gelost wordt, tegen dat hem het gehele jaar zal vervuld zijn, zo zal dat huis, hetwelk in die stad is, die een muur heeft, voor altoos blijven aan hem, die dat gekocht heeft, onder zijn geslachten; het zal in het jubeljaar niet uitgaan. 31 Doch de huizen der dorpen, die rondom geen muur hebben, zullen als het veld des lands gerekend worden; daarvoor zal lossing zijn, en zij zullen in het jubeljaar uitgaan. 32 Aangaande de steden der Levieten, en de huizen der steden hunner bezitting; de Levieten zullen een eeuwige lossing hebben. 33 En als men onder de Levieten lossing zal gedaan hebben, zo zal de koop van het huis en van de stad zijner bezitting in het jubeljaar uitgaan; want de huizen van de steden der Levieten zijn hun bezitting in het midden van de kinderen Israëls. 34 Doch het veld van de voorstad hunner steden zal niet verkocht worden; want het is een eeuwige bezitting voor hen. 35 En als uw broeder zal verarmd zijn, en zijn hand bij u wankelen zal, zo zult gij hem vasthouden, zelfs een vreemdeling en bijwoner, opdat hij bij u leve. 36 Gij zult geen woeker noch overwinst van hem nemen; maar gij zult vrezen voor uw God, opdat uw broeder bij u leve. 37 Uw geld zult gij hem niet op woeker geven, en gij zult uw spijze niet op overwinst geven. 38 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland gevoerd heb, om u het land Kanaän te geven, opdat Ik u tot een God zij. 39 Desgelijks, wanneer uw broeder bij u zal verarmd zijn, en zich aan u verkocht zal hebben, gij zult hem niet doen dienen den dienst van een slaaf; 40 Als een dagloner, als een bijwoner zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar zal hij bij u dienen. 41 Dan zal hij van u uitgaan, hij en zijn kinderen met hem, en hij zal tot zijn geslacht wederkeren, en tot de bezitting zijner vaderen wederkeren. 42 Want zij zijn Mijn dienstknechten, die Ik uit Egypteland uitgevoerd heb; zij zullen niet verkocht worden, gelijk men een slaaf verkoopt. 43 Gij zult geen heerschappij over hem hebben met wreedheid; maar gij zult vrezen voor uw God. 44 Aangaande uw slaaf of uw slavin, die gij zult hebben, die zullen van de volken zijn, die rondom u zijn; van die zult gij een slaaf of een slavin kopen. 45 Gij zult ze ook kopen van de kinderen der bijwoners, die bij u als vreemdelingen verkeren, uit hen en uit hun geslachten, die bij u zullen zijn, die zij in uw land zullen gewonnen hebben; en zij zullen u tot een bezitting zijn. 46 En gij zult u tot bezitters over hen stellen voor uw kinderen na u, opdat zij de bezitting erven; gij zult hen in eeuwigheid doen dienen; maar over uw broeders, de kinderen Israëls, een iegelijk over zijn broeder, gij zult over hem geen heerschappij hebben met wreedheid. 47 En wanneer de hand eens vreemdelings en bijwoners, die bij u is, wat bekomen zal hebben, en uw broeder, die bij hem is, verarmd zal zijn, dat hij zich aan den vreemdeling, den bijwoner, die bij u is, of aan den stam van het geslacht des vreemdelings zal verkocht hebben; 48 Nadat hij zich zal verkocht hebben, zal er lossing voor hem zijn; een van zijn broeders zal hem lossen; 49 Of zijn oom, of de zoon zijns ooms, zal hem lossen, of die uit de naasten zijns vleses van zijn geslacht is, zal hem lossen; of heeft zijn hand wat bekomen, dat hij zichzelven losse. 50 En hij zal met zijn koper rekenen van dat jaar af, dat hij zich aan hem verkocht heeft tot het jubeljaar toe; alzo dat het geld zijner verkoping zal zijn naar het getal van de jaren, naar de dagen eens dagloners zal het met hem zijn. 51 Indien nog vele van die jaren zijn, naar die zal hij tot zijn lossing van het geld, waarover hij gekocht is, wedergeven. 52 En indien er nog weinige van die jaren overgebleven zijn, tot aan het jubeljaar, zo zal hij met hem rekenen; naar zijn jaren zal hij zijn lossing wedergeven. 53 Als een dagloner zal hij van jaar tot jaar bij hem zijn; men zal over hem geen heerschappij hebben met wreedheid voor uw ogen. 54 En is het, dat hij hierdoor niet gelost wordt, zo zal hij in het jubeljaar uitgaan, hij en zijn kinderen met hem. 55 Want de kinderen Israëls zijn Mij tot dienstknechten; Mijn dienstknechten zijn zij, die Ik uit Egypteland uitgevoerd heb; Ik ben de HEERE, uw God!
Hoofdstuk 25 Het sabbatjaar [1] De* heer sprak tot Mozes op de Sinai: [2] 'Zeg tegen de Israëlieten: Wanneer u in het land komt dat Ik u schenk, moet het land sabbat houden ter ere van de heer. [3] Zes jaar kunt u uw akkers inzaaien, zes jaar uw wijngaarden snoeien en de oogst binnenhalen, [4] maar in het zevende jaar zal het sabbat zijn voor het land. Dan mag u geen akkers inzaaien, geen wijngaarden snoeien, [5] de nagroei van het vorige gewas niet oogsten en de druiven van uw ongesnoeide wijngaard niet plukken. Het land zal een heel jaar sabbat houden. [6] Wat het land tijdens de sabbat uit zichzelf voortbrengt, zal voldoende zijn om uw slaaf en slavin, de dagloners en de buitenlanders die bij u wonen, te voeden. [7] Ook uw vee en de andere dieren in uw land zullen daarvan kunnen eten. Het jobeljaar [8] Na verloop van zeven sabbatjaren, zeven keer zeven jaar, tezamen negenenveertig jaar, [9] moet u op de dag van verzoening, de tiende dag van de zevende maand, de bazuin luid laten klinken. In heel uw land moet u de bazuin laten schallen. [10] Dat vijftigste jaar moet een heilig jaar zijn: dan moet u in het land afkondigen dat alle bewoners hun slaven vrijlaten. Het moet een jobeljaar* voor u zijn; iedereen wordt hersteld in zijn vroeger bezit en keert terug naar zijn familie. [11] Het vijftigste jaar zal een jobeljaar voor u zijn; dan mag u niet zaaien, de nagroei niet oogsten en de druiven van uw ongesnoeide wijngaard niet plukken, [12] want het is het jobeljaar; dat moet heilig zijn. Alleen wat het land uit zichzelf voortbrengt, mag u eten. [13] In het jobeljaar zal iedereen in zijn vroeger bezit worden hersteld. [14] Wanneer u een stuk grond verkoopt aan een volksgenoot of grond van hem koopt, mag u elkaar niet benadelen. [15] Koopt u grond van een volksgenoot, dan moet u bij het vaststellen van de prijs rekening houden met het aantal jaren sinds het laatste jobeljaar. En hij moet de verkoopsprijs berekenen naar het aantal jaren dat hij nog oogst opbrengt. [16] De prijs zal hoger zijn als er nog veel jaren komen, en lager als er weinig jaren moeten verstrijken, want hij verkoopt u een aantal oogstjaren. [17] Benadeel* uw volksgenoot niet en heb eerbied voor uw God. Ik ben de heer, uw God. [18] Volbreng mijn geboden en onderhoud mijn wetten. Dan zult u ongestoord in het land wonen. [19] Het land zal rijke vrucht opbrengen, zodat u volop te eten hebt; ongestoord zult u er wonen. [20] En denkt u soms: "Wat moeten wij in het zevende jaar eten, als we niet zaaien en geen oogst binnenhalen?", [21] wees er dan van verzekerd, dat Ik u in het zesde jaar zo zal zegenen dat de oogst voor drie jaar genoeg zal zijn. [22] Als u het achtste jaar zaait, zult u nog steeds eten van de oude oogst. En u zult daar nog van eten als u de oogst van het negende jaar binnenhaalt. [23] Verkoop van land mag terugkoop niet uitsluiten, want het land behoort aan Mij; u bent er vreemdelingen en gasten. [24] Op al het land dat u bezit, moet u een recht van terugkoop toestaan. [25] Raakt uw broeder in moeilijkheden, zodat hij een deel van zijn bezit moet verkopen, dan moet zijn naaste verwant het bezit dat zijn broeder verkocht heeft, terugkopen. [26] Heeft hij niemand die het voor hem terugkoopt, maar gaat het hem zo goed, dat hij zelf weer in staat is het bezit terug te kopen, [27] dan moet hij het aantal jaren sinds de verkoop in mindering brengen op de verkoopsprijs en het verschil terugbetalen aan de man aan wie hij het bezit had verkocht: dan krijgt hij zijn grond weer terug. [28] Is hij niet in staat om het terug te kopen, dan blijft het verkochte tot het jobeljaar in het bezit van de koper. Maar in het jobeljaar komt het vrij; dan wordt hij in zijn bezit hersteld. [29] Verkoopt iemand een woonhuis in een ommuurde stad, dan kan hij het alleen gedurende het eerste jaar na de verkoop terugkopen; alleen die tijd heeft hij recht van terugkoop. [30] Is het huis in de ommuurde stad na verloop van een jaar niet teruggekocht, dan blijft het voor altijd eigendom van de koper, door alle generaties heen. Het recht van terugkoop is vervallen; ook in het jobeljaar komt het niet vrij. [31] Huizen in niet ommuurde dorpen horen bij de landerijen; het recht van terugkoop blijft en in het jobeljaar komen ze vrij. [32] De Levieten behouden altijd het recht om de huizen die zij in de Levietensteden bezitten, terug te kopen. [33] Heeft een Leviet in een stad waar hij bezitsrechten heeft, een huis verkocht en is hij niet in staat het terug te kopen, dan komt dat huis in het jobeljaar vrij; want in de Levietensteden van Israël behoren de huizen aan de Levieten. [34] Ook de weidegrond rondom die steden mag niet worden verkocht; het is hun bezit voor altijd. [35] Vervalt uw broer tot armoede en kan hij zich niet handhaven, dan moet u hem hulp bieden, zodat hij bij u kan leven, op dezelfde wijze als een vreemdeling of een buitenlander. [36] Uit eerbied voor uw God mag u van uw broer geen* rente of toeslag vragen, zodat hij bij u kan blijven leven. [37] Leen hem geld zonder rente en geef hem te eten zonder toeslag. [38] Ik ben de heer uw God; Ik heb u uit Egypte geleid om u Kanaän te geven en uw God te zijn. [39] Vervalt uw broer tot grote armoede, zodat hij zich aan u moet verkopen, behandel hem dan niet als een slaaf; [40] beschouw hem als een dagloner of een buitenlander. Hij moet tot het jobeljaar in dienst blijven; [41] dan kan hij met zijn kinderen van u weggaan: hij kan terugkeren naar zijn familie en wordt in zijn bezit hersteld. [42] Want zij zijn dienaren van Mij: Ik heb hen uit Egypte geleid. Zij kunnen niet als slaaf worden verkocht. [43] Uit eerbied voor uw God mag u hem niet tiranniseren. [44] Slaven en slavinnen die u nodig hebt, zult u uit de u omringende volkeren kopen; [45] of koop de vreemdelingen die bij u wonen, of koop de kinderen die zij bij u in het land hebben gekregen. Die kunt u als slaven bezitten [46] en aan uw kinderen als erfgoed nalaten; die kunt u voor altijd als slaven in dienst houden. Maar niemand van u mag een broeder, een Israëliet, tiranniseren. [47] Als een vreemdeling die bij u woont rijk wordt en uw broer vervalt tot een zo grote armoede dat hij zich aan hem of aan iemand van diens familie verkoopt, [48] dan heeft hij daarna recht van verlossing. Een van zijn verwanten moet hem verlossen; [49] zijn oom, diens zoon of iemand anders van zijn naaste familie. Is zijn vermogen weer toereikend geworden, dan kan hij zichzelf vrijkopen. [50] Hij moet met de koper de tijd tussen het jaar van de verkoop en het jobeljaar berekenen en in overeenstemming daarmee de prijs van de verkoop bepalen. Voor de jaren dat hij bij hem gewerkt heeft, geldt het tarief van een dagloner. [51] Resten er nog veel jaren tot aan het jobeljaar, dan moet hij een evenredig deel van de koopsom als losprijs betalen. [52] Resten er nog weinig jaren, ook dan moet de losprijs in overeenstemming daarmee worden berekend. [53] De tijd dat hij bij hem is, moet hij behandeld worden als een dagloner; hij mag onder uw ogen niet worden getiranniseerd. [54] Wordt hij op geen van deze manieren losgekocht, dan komt hij met zijn kinderen vrij in het jobeljaar. [55] Want de Israëlieten zijn dienaren van Mij; Ik heb hen uit Egypte geleid. Ik ben de heer uw God.
Hoofdstuk 25 Sabbatsjaar en jubeljaar [1] De HEER zei tegen Mozes, op de Sinai: [2] 'Zeg tegen de Israëlieten: "Wanneer jullie eenmaal in het land zijn dat ik je zal geven, moet het land rust krijgen, een sabbatsrust gewijd aan de HEER. [3] Zes jaar achtereen mogen jullie je land inzaaien, je wijngaard snoeien en de oogst binnenhalen. [4] Maar het zevende jaar moeten jullie het land laten rusten. Het is een sabbatsjaar dat aan de HEER gewijd is. Je mag dan je land niet inzaaien, je wijngaarden niet snoeien, [5] het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen en niet de druiven oogsten van je ongesnoeide wijnstokken. Het moet een jaar zijn van volstrekte rust voor het land. [6] Wat er in dat jaar op het land groeit is voor jullie allen. Je mag er zelf van eten, maar ook je slaven en slavinnen, je loonarbeiders en de vreemdelingen die bij je te gast zijn; [7] ook voor je veestapel en voor de in het wild levende dieren kan het als voedsel dienen. [8] Na verloop van zeven sabbatsjaren, na zeven maal zeven jaar, wanneer er negenenveertig jaren verstreken zijn, [9] moeten jullie op de tiende dag van de zevende maand de ramshoorn luid laten schallen. Op Grote verzoendag moet in heel het land de ramshoorn schallen. [10] Elk vijftigste jaar zal voor jullie een heilig jaar zijn, waarin kwijtschelding wordt afgekondigd voor alle inwoners van het land. Dit is het jubeljaar, waarin ieder naar zijn eigen grond en zijn eigen familie kan terugkeren. [11] Elk vijftigste jaar zal voor jullie een jubeljaar zijn. Je mag dan niet zaaien, het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen en niet de druiven oogsten van je ongesnoeide wijnstokken. [12] Het is een jubeljaar, dat als heilig beschouwd moet worden. Jullie zullen dat jaar leven van wat er vanzelf opkomt. [13] In het jubeljaar zal ieder naar zijn eigen grond terugkeren. [14] Wanneer je een stuk grond aan een ander verpandt of van een ander in pand neemt, mag je elkaar niet benadelen. [15] Het aantal jaren dat na een jubeljaar verstreken is, bepaalt de prijs die de pandnemer moet betalen; het aantal jaren dat de pandgever heeft kunnen oogsten, bepaalt de prijs die hij mag vragen. [16] Hoe meer jaren er nog resten, des te hoger de prijs; hoe minder jaren, des te lager, want wat verhandeld wordt is het aantal oogsten. [17] Benadeel je volksgenoten niet. Toon ontzag voor je God; ik ben de HEER, jullie God. [18] Leef mijn bepalingen na, houd je aan mijn regels en handel ernaar, dan zul je onbezorgd in je land kunnen leven. [19] Het land zal vruchtbaar zijn en jullie zullen volop te eten hebben. Je zult er onbezorgd kunnen wonen, [20] en mochten jullie je afvragen waarvan je het zevende jaar moet leven als je niet mag zaaien en oogsten, [21] bedenk dan dat ik jullie het zesde jaar zal zegenen met een oogst die voor drie jaar toereikend is, [22] zodat je in het achtste jaar weer kunt zaaien en tot in het negende jaar kunt leven van de oude oogst, totdat je dat jaar de oogst kunt binnenhalen. [23] Land mag nooit verkocht worden, alleen verpand, want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn. [24] In heel jullie land moet voor grond altijd het lossingsrecht blijven gelden. [25] Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en een deel van zijn grond moet verpanden, kan zijn losser, zijn naaste verwant, zich aanmelden om het pand voor hem in te lossen. [26] Gebeurt dat niet, maar beschikt hij na verloop van tijd zelf over voldoende middelen om het pand in te lossen, [27] dan moet hij nagaan hoeveel jaar het verpand is geweest en het resterende deel van het oorspronkelijke bedrag terugbetalen aan degene aan wie hij het verpand had. Dan kan hij naar zijn eigen grond terugkeren. [28] Vindt hij niet voldoende middelen om het pand in te lossen, dan blijft het tot aan het jubeljaar in handen van de pandnemer. Maar in het jubeljaar valt het aan hem terug en kan hij naar zijn eigen grond terugkeren. [29] Als iemand een woonhuis in een ommuurde stad verpandt, geldt het lossingsrecht niet langer dan een jaar na het moment van verpanding; in dat geval geldt het lossingsrecht dus tijdelijk. [30] Wordt het pand niet binnen het jaar ingelost, dan vervalt het huis – indien het dus in een ommuurde stad staat – voorgoed aan de pandnemer en diens nakomelingen. Het valt in het jubeljaar niet aan de oorspronkelijke eigenaar terug. [31] Huizen in dorpen die niet ommuurd zijn, worden gerekend bij het land waarop ze staan. Daarvoor geldt het gewone lossingsrecht en in het jubeljaar vallen ze aan de oorspronkelijke eigenaars terug. [32] In de door de Levieten bewoonde steden, die zij als grondgebied toebedeeld hebben gekregen, geldt voor hen onbeperkt lossingsrecht voor huizen. [33] Zo'n huis kan door een Leviet worden ingelost en valt – indien het op hun grondgebied staat – in het jubeljaar aan de oorspronkelijke eigenaar terug, want de huizen in de steden die bij de verdeling van het land onder de Israëlieten aan de Levieten zijn toegewezen, gelden als hun grondbezit. [34] De akkers en weidegronden bij die steden mogen helemaal niet verpand worden, want die vormen hun onvervreemdbaar bezit. [35] Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en zich niet kan handhaven, moet je hem bijstand verlenen, zoals je ook een vreemdeling zou helpen die bij je te gast is; je mag hem niet laten verkommeren. [36] Toon ontzag voor je God en laat je volksgenoten niet verkommeren. Wanneer je een volksgenoot iets leent, mag je hem vooraf noch achteraf rente vragen. [37] Je mag van hem geen rente vragen als je hem geld leent, en geen winst maken als je hem voedsel geeft. [38] Ik ben de HEER, jullie God, die jullie uit Egypte heeft geleid om jullie Kanaän in bezit te geven en jullie God te zijn. [39] Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en zichzelf aan jou verpandt, mag je hem niet als slaaf behandelen. [40] Je moet hem beschouwen als een loonarbeider of als een vreemdeling die bij je woont. Tot aan het jubeljaar zal hij voor je werken, [41] dan hoeft hij je niet meer te dienen en kan hij met zijn gezin terugkeren naar zijn eigen familie en naar de grond van zijn voorouders. [42] Het volk dat ik uit Egypte heb weggeleid behoort mij toe, Israëlieten kunnen dus niet als slaaf verkocht worden. [43] Toon ontzag voor je God en beul hen niet af als slaven. [44] Als slaven en slavinnen kun je mensen kopen uit de omringende volken, [45] of vreemdelingen die bij jullie wonen of de nakomelingen die zij in jullie land hebben gekregen. Die slaven en slavinnen zijn je eigendom, [46] je kunt hen als erfelijk bezit aan je nakomelingen nalaten; zij zullen voor altijd als slaaf voor je blijven werken. Maar je volksgenoten, de Israëlieten, je eigen verwanten, mag je nooit als slaven afbeulen. [47] Wanneer mensen die als vreemdeling bij jullie wonen, rijkdom vergaren en een van jullie tot armoede vervalt en zich aan zo'n vreemdeling of een afstammeling van een vreemdeling verpandt, [48] behoudt hij het recht op lossing. Hij kan worden vrijgekocht door een broer, [49] een oom of een neef of een andere bloedverwant, of hij kan, wanneer hij weer over voldoende middelen beschikt, zich zelf vrijkopen. [50] Samen met degene aan wie hij zich verpand heeft, moet hij nagaan hoeveel jaren er liggen tussen het jaar van de pandstelling en het eerstvolgende jubeljaar; de pandsom wordt berekend naar het aantal dienstjaren, volgens het tarief van een loonarbeider. [51] Als er nog veel jaren resten, moet een evenredig deel van het bedrag als losgeld worden betaald; [52] als er volgens de berekening nog weinig jaren resten tot aan het jubeljaar, moet een evenredig deel worden afgelost. [53] Zo iemand moet op dezelfde manier behandeld worden als een loonarbeider die per jaar in dienst wordt genomen; jullie mogen niet toestaan dat hij als een slaaf wordt afgebeuld. [54] Wanneer hij niet op de een of andere manier wordt vrijgekocht, komt hij in het jubeljaar met zijn kinderen vrij. [55] Want de Israëlieten behoren mij toe; ik heb hen uit Egypte weggeleid. Ik ben de HEER, jullie God.
25:1 Dan spreekt de Ene tot Mozes op de berg Sinaï en zegt: Leviticus 25:2 spreek tot de zonen Israëls en zeg tot hen: wanneer ge kómt in het land dat ik u ga geven, laat het land dan sabbat houden, een sabbat voor de Ene. 25:3 Zes jaren bezaai je je veld, zes jaren snoei je je wijngaard en zamel je haar opbrengst in. 25:4 In het zevende jaar zal het sjabbat sjabbatoon wezen voor het land, een sabbat voor de Ene; je veld zul je niet bezaaien en je wijngaard niet snoeien! 25:5 Wat er opschiet nadat je gemaaid hebt zul je niet afmaaien en de druiven waarvan je je moet onthouden zul je niet afsnijden; een jaar van sjabbatoon zal het wezen voor het land. 25:6 De sabbat van het land zal u tot spijze wezen,- voor jou, je dienaar en je slavin; voor je dagloner en de bijwoner die bij jou te gast zijn; 25:7 voor je vee en voor wat in het wild leeft op het land zal heel zijn opbrengst wezen, om te eten. •• 25:8 Tellen zul je je zeven sabbatten van járen,- zeven jaren zevenmaal; wezen zullen voor jou de dagen van zeven sabbatten van jaren: negenenveertig jaar. 25:9 Laat dan rondgaan: een ramshoorn met geschal, bij de zevende nieuwemaan op de tiende na nieuwemaan; op de 'dag van de verzoeningen' , laat ge een ramshoorn rondgaan in heel uw land. 25:10 Héiligen zult ge het jaar van de vijftig jaar, en vrijlating uitroepen in het land voor al zijn bewoners: een joveel zal het voor u wezen,- terugkeren zult ge ieder naar zijn stek,- ieder naar zijn familie keert ge terug! 25:11 Joveel, dát zal het jaar van de vijftig jaar voor u wezen: ge zult niet zaaien,- wat daarin spontaan opschiet zult ge niet maaien, en waarvan ge u moet onthouden, dat zult ge niet afsnijden. 25:12 Want joveel is het,- iets van heiliging zal het voor u wezen; zó van het veld moogt ge zijn opbrengst wel eten. 25:13 In dit jaar van de joveel keert ge terug, ieder naar zijn eigen stek. 25:14 Wanneer ge iets verkoopt, bij een verkoop aan je maat, of iets aankoopt uit de hand van je maat: dan zult ge elkaar -man en broeders- niet benadelen. 25:15 Rekenend met het getal van jaren ná de joveel koop je iets bij je maat; rekenend met het aantal jaren van opbrengst verkoopt hij iets aan jou. 25:16 Naarmate het méér jaren zijn zal hij zijn koopprijs vermeerderen, en naarmate het minder jaren zijn vermindert hij zijn koopprijs; want een aantal ópbrengsten is het wat hij aan jou verkoopt. 25:17 Ge zult elkaar -man en maat- niet benadelen,- ontzag zul je hebben voor je God; want ik, de Ene, ben je God! 25:18 Dóen zult ge mijn inzettingen,- mijn rechtsregels zult ge bewaken en ze dóen; dan zult ge veilig wonen in het land. 25:19 Geven zal het land zijn vrucht en eten zult ge tot verzadiging; zetelen zult ge daarin in veiligheid. 25:20 Wanneer ge zult zeggen 'wat moeten we eten in het zevende jaar?- zie, we zaaien niet en zamelen onze opbrengst niet in...', 25:21 dan zal ik in het zesde jaar mijn zegen over u gebieden; die maakt de opbrengst goed voor drie jaren. 25:22 Zááien zult ge pas weer in het achtste jaar,- eten zult ge van de oude opbrengst; tot aan het negende jaar,- tot de opbrengst dáárvan binnenkomt zult ge de oude eten. 25:23 Het land mag nooit voor immer worden verkocht, want van mij is het land; want zwervers en bijbewoners zijt gij bij mij. 25:24 Bij al het land dat uw eigendom is zult ge de mogelijkheid van 'lossing' geven voor het land. •• 25:25 Stel, er raakt een broeder van jou aan lager wal en hij heeft iets van zijn eigendom moeten verkopen: laat dan zijn 'losser' komen die hem het naaste staat en loskopen wat zijn broeder heeft verkocht. 25:26 En stel, voor iemand is er géén 'losser',- maar zijn hand wordt weer toereikend en hij heeft genoeg gevonden om zelf los te kopen, 25:27 dan verrekent hij de jaren na zijn verkoop, brengt wat overblijft terug aan de man aan wie hij het heeft verkocht,- en keert terug naar zijn bezit. 25:28 En als zijn hand genoeg om hem terug te geven níet heeft gevonden, dan blijft zijn verkoop in de hand van die hem heeft gekocht tot aan het jaar van de joveel bij de joveel komt het vrij en keert het bij hem in eigendom terug. 25:29 Stel, iemand verkoopt een woonhuis in een bemuurde stad,- blíjven zal zijn recht op 'lossing' tot een vol jaar nadat hij het verkocht; al die dagen blijft zijn recht op lossing. 25:30 Als er niet wordt ingelost tot voor hem een vol jaar is verstreken, blijft het huis in de stad -ook een zonder muur- voor immer staan op naam van die het gekocht heeft,- tot in zijn komende generaties; het komt niet vrij bij de joveel. 25:31 Een huis in de dorpen waar geen muur omheen staat, wordt bij het veld van het land gerekend; 'lossing' zal er daarvoor mogelijk blíjven, en bij de joveel komt het vrij. 25:32 De steden van de Levieten,- huizen in steden die eigendom van hen zijn: een eeuwig recht op lossing zal er wezen voor de Levieten. 25:33 Wanneer een van de Levieten loskoopt, komt een verkocht huis in een stad uit zijn eigendom vrij bij de joveel; want de huizen in de steden van de Levieten, dat is hún eigendom onder de zonen Israëls. 25:34 Het veld dat als dreef dient voor hun steden zal niet worden verkocht; want een eigendom voor eeuwig is dat voor hen. •• 25:35 Stel, een broeder van jou raakt aan lager wal,- zijn hand wankelt en zoekt steun bij jou: vasthouden zul je hem -ook als hij zwerver en bijwoner is- en léven zal hij bij jou. 25:36 Neem van hem nooit rente of winst,- ontzag zul je hebben voor je God; leven zal je broeder bij jou! 25:37 Je geld geef je hem niet tegen rente; en niet tegen wínst zul je hem je eten geven. 25:38 Ik ben de Ene, uw aller God, die u heb uitgeleid uit het land van Egypte,- om u het land van Kanaän te geven, om u ten God te wezen! •• 25:39 En stel, je broeder raakt aan lager wal bij jou en heeft zich aan jou verkocht: bedien je dan niet van hem met de slavendienst van een slaaf! 25:40 Als dagloner, als iemand met woonrecht zal hij bij jou wezen; tót het jaar van de joveel kan hij bij jou dienen. 25:41 Dan mag hij wegtrekken, weg bij jou, hij en zijn zonen bij hem; terugkeren zal hij naar zijn familie,- naar het eigendom van zijn vaderen keert hij terug. 25:42 Want dienstknechten van mij zijn zij, die ik heb laten wegtrekken uit het land van Egypte; die zullen niet worden verkocht zoals men een knecht verkoopt. 25:43 Loop niet met wreed geweld over hem heen: heb ontzag voor je God! 25:44 Wat betreft je dienstknecht en je slavin die er voor jou moeten wezen: van bij de volkeren rondom u, van hén kunt ge een dienstknecht of een slavin kopen. 25:45 En evenzo uit de zonen van de bijwoners die bij u te gast zijn: uit hén kunt ge er kopen,- en uit hun families die bij u zijn, die ze hebben voortgebracht in uw land; die kunnen voor u wezen tot een eigendom. 25:46 Nalaten kunt ge ze ook aan uw zonen ná u als erfelijk eigendom; voor eeuwig moogt ge u van hen bedienen. Maar over uw broeders, de zonen Israëls, zult ge -man over broeder- nooit met wreed geweld heenlopen. •• 25:47 En stel, ver genoeg reikt tenslotte de hand van een zwerver-en-bijwoner bij jou, en aan lager wal raakt een broeder van jou bij hem: die heeft zich verkocht aan een zwerver-te-gast, bijwoner bij jou, of aan een telg van de familie van de zwerver: 25:48 nádat hij zich heeft verkocht blijft er recht op lossing voor hem; één uit zijn broeders kan hem loskopen. 25:49 Of zijn oom of de zoon van zijn oom kan hem loskopen, of een andere verwant van zijn vlees-en-bloed, uit zijn familie koopt hem los; of zijn hand is ver genoeg gaan reiken en hij koopt zichzelf los. 25:50 Rekenen moet hij dan samen met wie hem kocht vanaf het jaar dat hij zich aan hem verkocht tot het jaar van de joveel: wezen zal het geld voor zijn verkoop overeenkomstig dat aantal jaren; als een huurling een aantal dágen, zo moet hij bij hem zijn geweest. 25:51 Als het nog vele jaren zijn,- naar de maat daarvan geeft hij dan als losprijs aan hem terug van het geld waarvoor hij is aangeworven; 25:52 en als er weinig is overgebleven aan jaren tot aan het jaar van de joveel, zal hij dát voor hem berekenen; naar de maat van zijn jaren zal hij als losprijs aan hem teruggeven; 25:53 als een huurling van-jaar-op-jaar zal hij bij hem zijn geweest; hij mag niet voor jouw ogen wreed over hem heen lopen. 25:54 En als hij niet wordt losgekocht op een van deze manieren, dan komt hij vrij in het jaar van de joveel, hijzelf en zijn zonen met hem. 25:55 Want bij mij zijn de zonen Israëls in dienst, dienaren van mij zijn zij, die ik heb uitgeleid uit het land van Egypte,- ik, de Ene, God-over-u!
1. Yahvé parla à Moïse sur le mont Sinaï ; il dit : 2. Parle aux Israélites, tu leur diras : Lorsque vous entrerez au pays que je vous donne, la terre chômera un sabbat pour Yahvé. 3. Pendant six ans tu ensemenceras ton champ, pendant six ans tu tailleras ta vigne et tu en récolteras les produits. 4. Mais en la septième année la terre aura son repos sabbatique, un sabbat pour Yahvé : tu n'ensemenceras pas ton champ et tu ne tailleras pas ta vigne, 5. tu ne moissonneras pas tes épis, qui ne seront pas mis en gerbe, et tu ne vendangeras pas tes raisins, qui ne seront pas émondés. Ce sera pour la terre une année de repos. 6. Le sabbat même de la terre vous nourrira, toi, ton serviteur, ta servante, ton journalier, ton hôte, bref ceux qui résident chez toi. 7. A ton bétail aussi et aux bêtes de ton pays tous ses produits serviront de nourriture. 8. Tu compteras sept semaines d'années, sept fois sept ans, c'est-à-dire le temps de sept semaines d'années, quarante-neuf ans. 9. Le septième mois, le dixième jour du mois tu feras retentir l'appel de la trompe ; le jour des Expiations vous sonnerez de la trompe dans tout le pays. 10. Vous déclarerez sainte cette cinquantième année et proclamerez l'affranchissement de tous les habitants du pays. Ce sera pour vous un jubilé : chacun de vous rentrera dans son patrimoine, chacun de vous retournera dans son clan. 11. Cette cinquantième année sera pour vous une année jubilaire : vous ne sèmerez pas, vous ne moissonnerez pas les épis qui n'auront pas été mis en gerbe, vous ne vendangerez pas les ceps qui auront poussé librement. 12. Le jubilé sera pour vous chose sainte, vous mangerez des produits des champs. 13. En cette année jubilaire vous rentrerez chacun dans votre patrimoine. 14. Si tu vends ou si tu achètes à ton compatriote, que nul ne lèse son frère ! 15. C'est en fonction du nombre d'années écoulées depuis le jubilé que tu achèteras à ton compatriote ; c'est en fonction du nombre d'années productives qu'il te fixera le prix de vente. 16. Plus sera grand le nombre d'années, plus tu augmenteras le prix, moins il y aura d'années, plus tu le réduiras, car c'est un certain nombre de récoltes qu'il te vend. 17. Que nul d'entre vous ne lèse son compatriote, mais aie la crainte de ton Dieu, car c'est moi Yahvé votre Dieu. 18. Vous mettrez en pratique mes lois et mes coutumes, vous les garderez pour les mettre en pratique, et ainsi vous habiterez dans le pays en sécurité. 19. La terre donnera son fruit, vous mangerez à satiété et vous habiterez en sécurité. 20. Pour le cas où vous diriez : « Que mangerons-nous en cette septième année si nous n'ensemençons pas et ne récoltons pas nos produits ? » - 21. j'ai prescrit à ma bénédiction de vous être acquise la sixième année en sorte qu'elle assure des produits pour trois ans. 22. Quand vous sèmerez la huitième année vous pourrez encore manger des produits anciens jusqu'à la neuvième année ; jusqu'à ce que viennent les produits de cette année-là vous mangerez des anciens. 23. La terre ne sera pas vendue avec perte de tout droit, car la terre m'appartient et vous n'êtes pour moi que des étrangers et des hôtes. 24. Pour toute propriété foncière vous laisserez un droit de rachat sur le fonds. 25. Si ton frère tombe dans la gêne et doit vendre de son patrimoine, son plus proche parent viendra chez lui exercer ses droits familiaux sur ce que vend son frère. 26. Celui qui n'a personne pour exercer ce droit pourra, lorsqu'il aura trouvé de quoi faire le rachat, 27. calculer les années que devrait durer l'aliénation, restituer à l'acheteur le montant pour le temps encore à courir, et rentrer dans son patrimoine. 28. S'il ne trouve pas de quoi opérer cette restitution, le fonds vendu restera à l'acquéreur jusqu'à l'année jubilaire. C'est au jubilé que celui-ci en sortira pour rentrer dans son propre patrimoine. 29. Si quelqu'un vend une maison d'habitation dans une ville enclose d'une muraille, il aura droit de rachat jusqu'à l'expiration de l'année qui suit la vente ; son droit de rachat est limité à l'année 30. et, si le rachat n'a pas été fait à l'expiration de l'année, cette maison en ville close sera la propriété de l'acquéreur et de ses descendants à l'exclusion de tout autre droit : il n'aura pas à en sortir au jubilé. 31. Mais les maisons des villages non enclos de murailles seront considérées comme sises à la campagne, elles comporteront droit de rachat et l'acquéreur en devra sortir au jubilé. 32. Quant aux villes des lévites, aux maisons des villes que ceux-ci possèdent, elles comportent à leur profit un droit de rachat perpétuel. 33. Et si c'est un lévite qui subit l'effet du droit de rachat, il quittera au jubilé le bien vendu pour retourner à sa maison, à la ville où il a un titre de propriété. Les maisons des villes des lévites sont en effet leur propriété au milieu des Israélites, 34. et les champs de culture dépendant de ces villes ne pourront pas être vendus, car c'est leur propriété pour toujours. 35. Si ton frère qui vit avec toi tombe dans la gêne et s'avère défaillant dans ses rapports avec toi, tu le soutiendras à titre d'étranger ou d'hôte et il vivra avec toi. 36. Ne lui prends ni travail ni intérêts, mais aie la crainte de ton Dieu et que ton frère vive avec toi. 37. Tu ne lui donneras pas d'argent pour en tirer du profit ni de la nourriture pour en percevoir des intérêts : 38. je suis Yahvé votre Dieu qui vous ai fait sortir du pays d'Égypte pour vous donner le pays de Canaan, pour être votre Dieu. 39. Si ton frère tombe dans la gêne alors qu'il est en rapports avec toi et s'il se vend à toi, tu ne lui imposeras pas un travail d'esclave ; 40. il sera pour toi comme un salarié ou un hôte et travaillera avec toi jusqu'à l'année jubilaire. 41. Alors il te quittera, lui et ses enfants, et il retournera dans son clan, il rentrera dans la propriété de ses pères. 42. Ils sont en effet mes serviteurs, eux que j'ai fait sortir du pays d'Égypte, et ils ne doivent pas se vendre comme un esclave se vend. 43. Tu n'exerceras pas sur lui un pouvoir de contrainte mais tu auras la crainte de ton Dieu. 44. Les serviteurs et servantes que tu auras viendront des nations qui vous entourent ; c'est d'elles que vous pourrez acquérir serviteurs et servantes. 45. De plus vous en pourrez acquérir parmi les enfants des hôtes qui résident chez vous ainsi que de leurs familles qui vivent avec vous et qu'ils ont engendrées sur votre sol : ils seront votre propriété 46. et vous les laisserez en héritage à vos fils après vous pour qu'ils les possèdent à titre de propriété perpétuelle. Vous les aurez pour esclaves, mais sur vos frères, les Israélites, nul n'exercera un pouvoir de contrainte. 47. Si l'étranger ou celui qui est ton hôte atteint une certaine aisance alors que ton frère, dans ses rapports avec lui, tombe dans la gêne et se vend à cet étranger, à cet hôte, ou au descendant de la famille d'un résident, 48. il jouira d'un droit de rachat, vente faite, et l'un de ses frères pourra le racheter. 49. Pourront le racheter son oncle paternel, le fils de son oncle ou l'un des membres de sa famille ; ou, s'il en a les moyens, il pourra se racheter lui-même. 50. En accord avec celui qui l'a acquis, il fera le compte des années comprises entre l'année de la vente et l'année jubilaire ; le montant du prix de vente sera évalué en fonction des années, en comptant ses journées comme celles d'un salarié. 51. S'il reste encore beaucoup d'années à courir, c'est en fonction de leur nombre qu'il remboursera comme valeur de son rachat une partie de son prix de vente. 52. S'il ne reste que peu d'années à courir jusqu'au jubilé, c'est en fonction de leur nombre qu'il calculera ce qu'il remboursera pour son rachat, 53. comme s'il était salarié à l'année. On ne le traitera pas arbitrairement sous tes yeux. 54. S'il n'a été racheté d'aucune de ces manières, c'est en l'année jubilaire qu'il s'en ira, lui et ses enfants avec lui. 55. Car c'est de moi que les Israélites sont les serviteurs ; ce sont mes serviteurs que j'ai fait sortir du pays d'Égypte. Je suis Yahvé votre Dieu.
[1] And the LORD spake unto Moses in mount Sinai, saying, [2] Speak unto the children of Israel, and say unto them, When ye come into the land which I give you, then shall the land keep a sabbath unto the LORD. [3] Six years thou shalt sow thy field, and six years thou shalt prune thy vineyard, and gather in the fruit thereof; [4] But in the seventh year shall be a sabbath of rest unto the land, a sabbath for the LORD: thou shalt neither sow thy field, nor prune thy vineyard. [5] That which groweth of its own accord of thy harvest thou shalt not reap, neither gather the grapes of thy vine undressed: for it is a year of rest unto the land. [6] And the sabbath of the land shall be meat for you; for thee, and for thy servant, and for thy maid, and for thy hired servant, and for thy stranger that sojourneth with thee, [7] And for thy cattle, and for the beast that are in thy land, shall all the increase thereof be meat. [8] And thou shalt number seven sabbaths of years unto thee, seven times seven years; and the space of the seven sabbaths of years shall be unto thee forty and nine years. [9] Then shalt thou cause the trumpet of the jubile to sound on the tenth day of the seventh month, in the day of atonement shall ye make the trumpet sound throughout all your land. [10] And ye shall hallow the fiftieth year, and proclaim liberty throughout all the land unto all the inhabitants thereof: it shall be a jubile unto you; and ye shall return every man unto his possession, and ye shall return every man unto his family. [11] A jubile shall that fiftieth year be unto you: ye shall not sow, neither reap that which groweth of itself in it, nor gather the grapes in it of thy vine undressed. [12] For it is the jubile; it shall be holy unto you: ye shall eat the increase thereof out of the field. [13] In the year of this jubile ye shall return every man unto his possession. [14] And if thou sell ought unto thy neighbour, or buyest ought of thy neighbour's hand, ye shall not oppress one another: [15] According to the number of years after the jubile thou shalt buy of thy neighbour, and according unto the number of years of the fruits he shall sell unto thee: [16] According to the multitude of years thou shalt increase the price thereof, and according to the fewness of years thou shalt diminish the price of it: for according to the number of the years of the fruits doth he sell unto thee. [17] Ye shall not therefore oppress one another; but thou shalt fear thy God: for I am the LORD your God. [18] Wherefore ye shall do my statutes, and keep my judgments, and do them; and ye shall dwell in the land in safety. [19] And the land shall yield her fruit, and he shall eat your fill, and dwell therein in safety. [20] And if ye shall say, What shall we eat the seventh year? behold, we shall not sow, nor gather in our increase: [21] Then I will command my blessing upon you in the sixth year, and it shall bring forth fruit for three years. [22] And ye shall sow the eighth year, and eat yet of old fruit until the ninth year; until her fruits come in ye shall eat of the old store. [23] The land shall not be sold for ever: for the land is mine; for ye are strangers and sojourners with me. [24] And in all the land of your possession ye shall grant a redemption for the land. [25] If thy brother be waxen poor, and hath sold away some of his possession, and if any of his kin come to redeem it, then shall he redeem that which his brother sold. [26] And if the man have none to redeem it, and himself be able to redeem it; [27] Then let him count the years of the sale thereof, and restore the overplus unto the man to whom he sold it; that he may return unto his possession. [28] But if he be not able to restore it to him, then that which is sold shall remain in the hand of him that hath bought it until the year of jubile: and in the jubile it shall go out, and he shall return unto his possession. [29] And if a man sell a dwelling house in a walled city, then he may redeem it within a whole year after it is sold; within a full year may he redeem it. [30] And if it be not redeemed within the space of a full year, then the house that is in the walled city shall be established for ever to him that bought it throughout his generations: it shall not go out in the jubile. [31] But the houses of the villages which have no wall round about them shall be counted as the fields of the country: they may be redeemed, and they shall go out in the jubile. [32] Notwithstanding the cities of the Levites, and the houses of the cities of their possession, may the Levites redeem at any time. [33] And if a man purchase of the Levites, then the house that was sold, and the city of his possession, shall go out in the year of jubile: for the houses of the cities of the Levites are their possession among the children of Israel. [34] But the field of the suburbs of their cities may not be sold; for it is their perpetual possession. [35] And if thy brother be waxen poor, and fallen in decay with thee; then thou shalt relieve him: yea, though he be a stranger, or a sojourner; that he may live with thee. [36] Take thou no usury of him, or increase: but fear thy God; that thy brother may live with thee. [37] Thou shalt not give him thy money upon usury, nor lend him thy victuals for increase. [38] I am the LORD your God, which brought you forth out of the land of Egypt, to give you the land of Canaan, and to be your God. [39] And if thy brother that dwelleth by thee be waxen poor, and be sold unto thee; thou shalt not compel him to serve as a bondservant: [40] But as an hired servant, and as a sojourner, he shall be with thee, and shall serve thee unto the year of jubile: [41] And then shall he depart from thee, both he and his children with him, and shall return unto his own family, and unto the possession of his fathers shall he return. [42] For they are my servants, which I brought forth out of the land of Egypt: they shall not be sold as bondmen. [43] Thou shalt not rule over him with rigour; but shalt fear thy God. [44] Both thy bondmen, and thy bondmaids, which thou shalt have, shall be of the heathen that are round about you; of them shall ye buy bondmen and bondmaids. [45] Moreover of the children of the strangers that do sojourn among you, of them shall ye buy, and of their families that are with you, which they begat in your land: and they shall be your possession. [46] And ye shall take them as an inheritance for your children after you, to inherit them for a possession; they shall be your bondmen for ever: but over your brethren the children of Israel, ye shall not rule one over another with rigour. [47] And if a sojourner or stranger wax rich by thee, and thy brother that dwelleth by him wax poor, and sell himself unto the stranger or sojourner by thee, or to the stock of the stranger's family: [48] After that he is sold he may be redeemed again; one of his brethren may redeem him: [49] Either his uncle, or his uncle's son, may redeem him, or any that is nigh of kin unto him of his family may redeem him; or if he be able, he may redeem himself. [50] And he shall reckon with him that bought him from the year that he was sold to him unto the year of jubile: and the price of his sale shall be according unto the number of years, according to the time of an hired servant shall it be with him. [51] If there be yet many years behind, according unto them he shall give again the price of his redemption out of the money that he was bought for. [52] And if there remain but few years unto the year of jubile, then he shall count with him, and according unto his years shall he give him again the price of his redemption. [53] And as a yearly hired servant shall he be with him: and the other shall not rule with rigour over him in thy sight. [54] And if he be not redeemed in these years, then he shall go out in the year of jubile, both he, and his children with him. [55] For unto me the children of Israel are servants; they are my servants whom I brought forth out of the land of Egypt: I am the LORD your God.
Sabbatjahr und Erlassjahr 251Und der HERR sprach zu Mose auf dem Berge Sinai: 2Rede mit den Israeliten und sprich zu ihnen: Wenn ihr in das Land kommt, das ich euch geben werde, so soll das Land dem HERRN einen Sabbat feiern. 3Sechs Jahre sollst du dein Feld besäen und sechs Jahre deinen Weinberg beschneiden und die Früchte einsammeln, 4aber im siebenten Jahr soll das Land dem HERRN einen feierlichen Sabbat halten; da sollst du dein Feld nicht besäen noch deinen Weinberg beschneiden. 5Was von selber nach deiner Ernte wächst, sollst du nicht ernten, und die Trauben, die ohne deine Arbeit wachsen, sollst du nicht lesen; ein Sabbatjahr des Landes soll es sein. 6Was das Land während seines Sabbats trägt, davon sollt ihr essen, du und dein Knecht und deine Magd, dein Tagelöhner und dein Beisasse, die bei dir weilen, 7dein Vieh und das Wild in deinem Lande; all sein Ertrag soll zur Nahrung dienen. 8Und du sollst zählen sieben Sabbatjahre, siebenmal sieben Jahre, dass die Zeit der sieben Sabbatjahre neunundvierzig Jahre mache. 9Da sollst du die Posaune blasen lassen durch euer ganzes Land am zehnten Tage des siebenten Monats, am Versöhnungstag. 10Und ihr sollt das fünfzigste Jahr heiligen und sollt eine Freilassung ausrufen im Lande für alle, die darin wohnen; es soll ein Erlassjahr für euch sein. Da soll ein jeder bei euch wieder zu seiner Habe und zu seiner Sippe kommen. 11Als Erlassjahr soll das fünfzigste Jahr euch gelten. Ihr sollt nicht säen und, was von selber wächst, nicht ernten, auch, was ohne Arbeit wächst, im Weinberg nicht lesen; 12denn das Erlassjahr soll euch heilig sein; vom Felde weg dürft ihr essen, was es trägt. 13Das ist das Erlassjahr, da jedermann wieder zu dem Seinen kommen soll. 14Wenn du nun deinem Nächsten etwas verkaufst oder ihm etwas abkaufst, soll keiner seinen Bruder übervorteilen, 15sondern nach der Zahl der Jahre vom Erlassjahr an sollst du es von ihm kaufen; danach, wie viel Jahre noch Ertrag bringen, soll er dir's verkaufen. 16Sind es noch viele Jahre, so darfst du den Kaufpreis steigern; sind es noch wenige Jahre, sollst du den Kaufpreis verringern; denn die Zahl der Ernten verkauft er dir. 17So übervorteile nun keiner seinen Nächsten, sondern fürchte dich vor deinem Gott; denn ich bin der HERR, euer Gott. 18Darum tut nach meinen Satzungen und haltet meine Rechte, dass ihr danach tut, auf dass ihr im Lande sicher wohnen könnt. 19Denn das Land soll euch seine Früchte geben, dass ihr genug zu essen habt und sicher darin wohnt. 20Und wenn ihr sagt: Was sollen wir essen im siebenten Jahr? Denn wenn wir nicht säen, so sammeln wir auch kein Getreide ein –, 21so will ich meinem Segen über euch im sechsten Jahr gebieten, dass er Getreide schaffen soll für drei Jahre, 22dass ihr sät im achten Jahr und von dem alten Getreide esst bis in das neunte Jahr, sodass ihr vom alten esst, bis wieder neues Getreide kommt. 23Darum sollt ihr das Land nicht verkaufen für immer; denn das Land ist mein, und ihr seid Fremdlinge und Beisassen bei mir. 24Und bei all eurem Grundbesitz sollt ihr für das Land die Einlösung gewähren. Einlösung von Grundbesitz 25Wenn dein Bruder verarmt und etwas von seiner Habe verkauft, so soll sein nächster Verwandter kommen und einlösen, was sein Bruder verkauft hat. 26Wenn aber jemand keinen Löser hat und selbst so viel aufbringen kann, um es einzulösen, 27so soll er die Jahre abrechnen, seitdem er's verkauft hat, und was noch übrig ist, dem Käufer zurückzahlen und so wieder zu seiner Habe kommen. 28Kann er aber nicht so viel aufbringen, um es ihm zurückzuzahlen, so soll, was er verkauft hat, in der Hand des Käufers bleiben bis zum Erlassjahr. Dann soll es frei werden und er wieder zu seiner Habe kommen. 29Wer ein Wohnhaus verkauft in einer Stadt mit Mauern, der hat ein ganzes Jahr Frist, es wieder einzulösen. Das soll die Zeit sein, darin er es einlösen kann. 30Wenn er's aber nicht einlöst, ehe das ganze Jahr um ist, so soll es der Käufer für immer behalten und seine Nachkommen, und es soll nicht frei werden im Erlassjahr. 31Ist's aber ein Haus auf dem Dorf, um das keine Mauer ist, so soll man es dem Feld des Landes gleichrechnen, und es soll immer eingelöst werden können und im Erlassjahr frei werden. 32Was aber die Städte der Leviten anlangt, so sollen sie die Häuser in den Städten, die ihnen gehören, jederzeit einlösen können. 33Wenn einer von den Leviten nicht einlöst, so soll das verkaufte Haus in der Stadt, die ihnen gehört, im Erlassjahr frei werden; denn die Häuser in den Städten der Leviten sind ihr Besitz inmitten der Israeliten. 34Auch das Weideland vor ihren Städten soll man nicht verkaufen; denn das ist ihr Eigentum für immer. Verbot des Zinsnehmens 35Wenn dein Bruder neben dir verarmt und nicht mehr bestehen kann, so sollst du dich seiner annehmen wie eines Fremdlings oder Beisassen, dass er neben dir leben könne; 36und du sollst nicht Zinsen von ihm nehmen noch Aufschlag, sondern sollst dich vor deinem Gott fürchten, dass dein Bruder neben dir leben könne. 37Denn du sollst ihm dein Geld nicht auf Zinsen leihen noch Speise geben gegen Aufschlag. 38Ich bin der HERR, euer Gott, der euch aus Ägyptenland geführt hat, um euch das Land Kanaan zu geben und euer Gott zu sein. Einlösung von Schuldsklaven 39Wenn dein Bruder neben dir verarmt und sich dir verkauft, so sollst du ihn nicht als Sklaven dienen lassen; 40sondern wie ein Tagelöhner, wie ein Beisasse soll er bei dir sein und bis an das Erlassjahr bei dir dienen. 41Dann soll er von dir frei ausgehen und seine Kinder mit ihm und soll zurückkehren zu seiner Sippe und wieder zu seiner Väter Habe kommen. 42Denn sie sind meine Knechte, die ich aus Ägyptenland geführt habe. Darum soll man sie nicht als Sklaven verkaufen. 43Du sollst nicht mit Härte über sie herrschen, sondern dich fürchten vor deinem Gott. 44Willst du aber Sklaven und Sklavinnen haben, so sollst du sie kaufen von den Völkern, die um euch her sind, 45und auch von den Beisassen, die als Fremdlinge unter euch wohnen, und von ihren Nachkommen, die sie bei euch in eurem Lande zeugen. Die mögt ihr zu Eigen haben 46und sollt sie vererben euren Kindern zum Eigentum für immer; die sollt ihr Sklaven sein lassen. Aber von euren Brüdern, den Israeliten, soll keiner über den andern herrschen mit Härte. 47Wenn irgendein Fremdling oder Beisasse bei dir zu Besitz kommt und dein Bruder neben ihm verarmt und sich dem Fremdling oder Beisassen bei dir oder jemandem von dessen Sippe verkauft, 48so soll er, nachdem er sich verkauft hat, das Recht haben, wieder frei zu werden, und es soll ihn jemand unter seinen Brüdern einlösen 49oder sein Oheim oder sein Vetter oder sonst sein nächster Blutsverwandter aus seinem Geschlecht; oder wenn er selbst so viel aufbringen kann, so soll er selbst sich einlösen. 50Und er soll mit seinem Käufer rechnen vom Jahr an, da er sich verkauft hatte, bis aufs Erlassjahr. Und das Geld, um das er sich verkauft hat, soll nach der Zahl der Jahre berechnet werden, als wäre er die ganze Zeit Tagelöhner bei ihm gewesen. 51Sind noch viele Jahre bis zum Erlassjahr, so soll er entsprechend mehr zu seiner Einlösung erstatten von dem Gelde, für das er gekauft wurde. 52Sind aber nur wenige Jahre übrig bis zum Erlassjahr, so soll er sie berechnen und entsprechend weniger zu seiner Einlösung erstatten. 53Wie ein Tagelöhner soll er von Jahr zu Jahr bei ihm sein, doch soll er nicht mit Härte über ihn herrschen vor deinen Augen. 54Wird er aber nicht auf diese Weise eingelöst, so soll er im Erlassjahr frei ausgehen und seine Kinder mit ihm. 55Denn mir gehören die Israeliten als Knechte; meine Knechte sind sie, die ich aus Ägyptenland geführt habe. Ich bin der HERR, euer Gott.
- Arabisch
وكلم الرب موسى في جبل سيناء قائلا .1 كلم بني اسرائيل وقل لهم. متى أتيتم الى الارض التي انا اعطيكم تسبت الارض سبتا للرب. .2 ست سنين تزرع حقلك وست سنين تقضب كرمك وتجمع غلتهما. .3 واما السنة السابعة ففيها يكون للارض سبت عطلة سبتا للرب. لا تزرع حقلك ولا تقضب كرمك. .4 زرّيع حصيدك لا تحصد وعنب كرمك المحول لا تقطف. سنة عطلة تكون للارض. .5 ويكون سبت الارض لكم طعاما. لك ولعبدك ولامتك ولاجيرك ولمستوطنك النازلين عندك .6 ولبهائمك وللحيوان الذي في ارضك تكون كل غلتها طعاما .7 وتعدّ لك سبعة سبوت سنين. سبع سنين سبع مرات. فتكون لك ايام السبعة السبوت السنوية تسعا واربعين سنة. .8 ثم تعبر بوق الهتاف في الشهر السابع في عاشر الشهر في يوم الكفّارة تعبّرون البوق في جميع ارضكم. .9 وتقدسون السنة الخمسين وتنادون بالعتق في الارض لجميع سكانها. تكون لكم يوبيلا وترجعون كل الى ملكه وتعودون كل الى عشيرته. .10 يوبيلا تكون لكم السنة الخمسون لا تزرعوا ولا تحصدوا زرّيعها ولا تقطفوا كرمها المحول. .11 انها يوبيل. مقدسة تكون لكم. من الحقل تأكلون غلتها. .12 في سنة اليوبيل هذه ترجعون كل الى ملكه. .13 فمتى بعت صاحبك مبيعا او اشتريت من يد صاحبك فلا يغبن احدكم اخاه. .14 حسب عدد السنين بعد اليوبيل تشتري من صاحبك وحسب سني الغلة يبيعك. .15 على قدر كثرة السنين تكثر ثمنه وعلى قدر قلّة السنين تقلل ثمنه لانه عدد الغلات يبيعك. .16 فلا يغبن احدكم صاحبه بل اخش الهك. اني انا الرب الهكم. .17 فتعملون فرائضي وتحفظون احكامي وتعملونها لتسكنوا على الارض آمنين. .18 وتعطي الارض ثمرها فتاكلون للشبع وتسكنون عليها آمنين. .19 واذا قلتم ماذا ناكل في السنة السابعة ان لم نزرع ولم نجمع غلتنا. .20 فاني آمر ببركتي لكم في السنة السادسة فتعمل غلة لثلاث سنين. .21 فتزرعون السنة الثامنة وتاكلون من الغلة العتيقة الى السنة التاسعة. الى ان تاتي غلتها تاكلون عتيقا .22 والارض لا تباع بتّة. لان لي الارض وانتم غرباء ونزلاء عندي. .23 بل في كل ارض ملككم تجعلون فكاكا للارض. .24 اذا افتقر اخوك فباع من ملكه ياتي وليّه الاقرب اليه ويفك مبيع اخيه. .25 ومن لم يكن له ولي فان نالت يده ووجد مقدار فكاكه .26 يحسب سني بيعه ويرد الفاضل للانسان الذي باع له فيرجع الى ملكه. .27 وان لم تنل يده كفاية ليرد له يكون مبيعه في يد شاريه الى سنة اليوبيل ثم يخرج في اليوبيل فيرجع الى ملكه .28 واذا باع انسان بيت سكن في مدينة ذات سور فيكون فكاكه الى تمام سنة بيعه. سنة يكون فكاكه. .29 وان لم يفك قبل ان تكمل له سنة تامة وجب البيت الذي في المدينة ذات السور بتّة لشاريه في اجياله. لا يخرج في اليوبيل. .30 لكن بيوت القرى التي ليس لها سور حولها فمع حقول الارض تحسب يكون لها فكاك وفي اليوبيل تخرج. .31 واما مدن اللاويين بيوت مدن ملكهم فيكون لها فكاك مؤبّد للاويين. .32 والذي يفكه من اللاويين المبيع من بيت او من مدينة ملكه يخرج في اليوبيل لان بيوت مدن اللاويين هي ملكهم في وسط بني اسرائيل. .33 واما حقول المسارح لمدنهم فلا تباع لانها ملك دهري لهم .34 واذا افتقر اخوك وقصرت يده عندك فاعضده غريبا او مستوطنا فيعيش معك. .35 لا تأخذ منه ربا ولا مرابحة بل اخش الهك فيعيش اخوك معك. .36 فضتك لا تعطه بالربا وطعامك لا تعط بالمرابحة. .37 انا الرب الهكم الذي اخرجكم من ارض مصر ليعطيكم ارض كنعان فيكون لكم الها .38 واذا افتقر اخوك عندك وبيع لك فلا تستعبده استعباد عبد. .39 كاجير كنزيل يكون عندك. الى سنة اليوبيل يخدم عندك. .40 ثم يخرج من عندك هو وبنوه معه ويعود الى عشيرته. والى ملك آبائه يرجع. .41 لانهم عبيدي الذين اخرجتهم من ارض مصر لا يباعون بيع العبيد. .42 لا تتسلط عليه بعنف. بل اخش الهك. .43 واما عبيدك واماؤك الذين يكونون لك فمن الشعوب الذين حولكم. منهم تقتنون عبيدا واماء. .44 وايضا من ابناء المستوطنين النازلين عندكم منهم تقتنون ومن عشائرهم الذين عندكم الذين يلدونهم في ارضكم فيكونون ملكا لكم. .45 وتستملكونهم لابنائكم من بعدكم ميراث ملك. تستعبدونهم الى الدهر. واما اخوتكم بنو اسرائيل فلا يتسلط انسان على اخيه بعنف .46 واذا طالت يد غريب او نزيل عندك وافتقر اخوك عنده وبيع للغريب المستوطن عندك او لنسل عشيرة الغريب .47 فبعد بيعه يكون له فكاك. يفكه واحد من اخوته .48 او يفكه عمه او ابن عمه او يفكه واحد من اقرباء جسده من عشيرته او اذا نالت يده يفك نفسه. .49 فيحاسب شاريه من سنة بيعه له الى سنة اليوبيل ويكون ثمن بيعه حسب عدد السنين. كايام اجير يكون عنده. .50 ان بقي كثير من السنين فعلى قدرها يرد فكاكه من ثمن شرائه. .51 وان بقي قليل من السنين الى سنة اليوبيل يحسب له وعلى قدر سنيه يرد فكاكه. .52 كاجير من سنة الى سنة يكون عنده. لا يتسلط عليه بعنف امام عينيك. .53 وان لم يفك بهؤلاء يخرج في سنة اليوبيل هو وبنوه معه. .54 لان بني اسرائيل لي عبيد هم عبيدي الذين اخرجتهم من ارض مصر. انا الرب الهكم .55
- A
- act. ind. imperf. 1ste pers. mv. no´khel / no´khal (wij zullen eten) van het werkw. ´âkhal
(eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal
(eten) . De getalwaarde van ´âkhal
(eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (5) : (1) Gn 3,2 . (2) Lv 25,20 . (3) Nu 11,5 . (4) 2 K 6,28 . (5) Js 4,1 . Een vorm van ´âkhal
(eten) in Lv (6) : (1) Lv 25,7 . (2) Lv 25,12 . (3) Lv 25,19 . (4) Lv 25,20 . (5) Lv 25,22 .
- wë´äkhalëthèm (en jullie zullen eten) < prefix verbindingswoord wë + werkw. act. ind. perf. 2de pers. mann. mv. Tenakh (20) : (1) Ex 12,11 . (2) Lv 10,13 . (3) Lv 25,19 . (4) Lv 25,22 . (5) Lv 26,5 . (6) Lv 26,10 . (7) Lv 26,26 . (8) Lv 26,29 . (9) Nu 11,18 . (10) Nu 18,31 . (11) Dt 2,6 . (12) Dt 12,7 . (13) 1 S 9,19 . (14) 1 S 14,34 . (15) Jr 5,14 . (16) Ez 39,17 . (17) Ez 39,19 . (18) Hos 2,14 . (19) Jl 2,26 . (20) Ezr 9,12 .
- med. futurum 1ste pers. mv. fagometha (wij zullen eten) . Zie het werkw. esthiô (eten)
. Taalgebruik in de Bijbel : esthiô
(eten) . Gr. esthiô , fut. edomai , aor. efagon , perf. edèdôs
. Bijbel (7) : (1) Gn 3,2 . (2) Lv 25,20 . (3) 1 K 17,12 . (4) 2 K 6,28 . (5) Js 4,1 . (6) Neh 5,2 . (7) Neh 5,3.
- med. futurum 2de pers. mv. fagesthe (jullie zullen eten) . Zie het werkw. esthiô (eten)
. Taalgebruik in de Bijbel : esthiô
(eten) . Gr. esthiô , fut. edomai , aor. efagon , perf. edèdôs
. Bijbel (62) . Lv () : (1) Lv 8,31 . (2) Lv 10,12 . (3) Lv 10,13 . (4) Lv 10,14 . (5) Lv 10,18 . (6) Lv 11,2 . (7) Lv 11,3 . (8) Lv 11,4 . (9) Lv 11,8 . (10) Lv 11,9 . (11) Lv 11,21 . (12) Lv 11,22 . (13) Lv 11,42 . (14) Lv 17,14 . (15) Lv 19,25 . (16) Lv 23,14 . (17) Lv 25,12 . (18) Lv 25,19 . (19) Lv 25,22 . (20) Lv 26,5 . (21) Lv 26,10 . (22) Lv 26,26 . (23) Lv 26,29 .
- Lat. manducare . F. manger . Ned. eten . (vgl Gr. e -s-th-) . Oind. odmi 'ik
eet' .E. to eat . D. essen
. Arabisch : ´akala (eten) . Taalgebruik in de Koran : ´akala (eten) .
- B - C - D - E
- wëhâ´ârèts (en de aarde) < wë + bepaald lidw. ha + ´èrèts
(land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ;
39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Tenakh (38) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine
Profeten (4) . Geschriften (4) . Lv (3) : (1) Lv
25,23 . (2) Lv 26,42 . (3) Lv 26,43 .
- hâ´ârèts (en de aarde) < bepaald lidw. ha + zelfst.
naamw ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz
(land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal
: 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten
(215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Lv (31) . Lv 25 (6) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,6 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,19 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,31 .
- Grieks. nom. + dat. vr. enk. gè
/ gè(i) (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè
(aarde) . Taalgebruik in het NT : gè
(aarde) . Lv (29) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,5 . (4) Lv 25,7 . (5) Lv 25,9 . (6) Lv 25,19 . (7) Lv 25,23 . (8) Lv 25,45 . Lv 26 (12) : (1) Lv 26,1 . (2) Lv 26,4 . (3) Lv 26,6 . (4) Lv 26,20 . (5) Lv 26,33 . (6) Lv 26,34 . (7) Lv 26,36 . (8) Lv 26,38 . (9) Lv 26,39 . (10) Lv 26,41 . (11) Lv 26,43 . (12) Lv 26,44 . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Een
vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) .
- Grieks . gen. vr. enk. gès van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (40) . Lv 25 (8) : (1) Lv 25,6 . (2) Lv 25,10 . (3) Lv 25,18 . (4) Lv 25,24 . (5) Lv 25,31 . (6) Lv 25,38 . (7) Lv 25,42 . (8) Lv 25,55 . Lv 26 (6) : (1) Lv 26,5 . (2) Lv 26,6 . (3) Lv 26,13 . (4) Lv 26,22 . (5) Lv 26,42 . (6) Lv 26,45 .
- Grieks . acc. mann. enk. gèn van het zelfst. naamw. gè (aarde, land) . Lv (10) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,2 . (2) Lv 25,24 . (3) Lv 25,38 . Lv 26 (2) : (1) Lv 26,19 . (2) Lv 26,32 .
gè | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. + dat. vr. enk gè(i) | 771 | 736 | 35 | 10 | 2 | 3 | 7 | 7 | 6 | 15 | 15 | 3 | 4 | |
2 | gen. vr. enk. gès | 1203 | 1082 | 121 | 17 | 11 | 10 | 5 | 15 | 21 | 42 | 38 | 43 | ||
3 | acc. vr. enk. gèn | 961 | 884 | 77 | 13 | 5 | 12 | 6 | 10 | 6 | 25 | 30 | 36 | 4 | 2 |
- Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Arabisch : ´arD (aarde) . Taalgebruik in de Koran : ´arD (aarde) .
- F - G - H - I - J
- יוֹבֵל = jôbhel (ram / jobel , vergeving) . Taalgebruik in Tenakh : jôbhel (ram) . Getalwaarde : jod = 10, waw = 6 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 48 (2² X 2² X 3) . Structuur : 1 - 6 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh () : (1) Lv 25,10 . (2) Lv 25,11 . (3) Lv 25,12 .
- הַיּוֹבֵל = hajjôbhel < bepaald lidw. ha + יוֹבֵל = jôbhel (ram / jobel , vergeving) . Taalgebruik in Tenakh : jôbhel (ram) . Getalwaarde : jod = 10, waw = 6 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 48 (2² X 2² X 3) . Structuur : 1 - 6 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (4) : (1) Lv 25,13 . (2) Lv 25,15 . (3) Lv 25,28 . (4) Lv 27,24 .
- K - L - M - N
- לֹא = lo´(niet) . Taalgebruik
in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .
De getalwaarde van לֹא = lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze
van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch
(801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten
(150) . Geschriften (749) . Structuur : 3 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Lv (174) . Lv 25 (16) : (1) Lv 25,4 . (2) Lv 25,5 . (3) Lv 25,11 . (4) Lv 25,20 . (5) Lv 25,23 . (6) Lv 25,26 . (7) Lv 25,28 . (8) Lv 25,30 . (9) Lv 25,34 . (10) Lv 25,37 . (11) Lv 25,39 . (12) Lv 25,42 . (13) Lv 25,43 . (14) Lv 25,46 . (15) Lv 25,53 . (16) Lv 25,54 .
- wëlo´ (en niet) . Tenakh (1381) . Pentateuch (325) . Eerdere Profeten (278) . Latere Profeten (323) . 12 Kleine
Profeten (90) . Geschriften (365) . Lv (56) . Lv 25 (3) : (1) Lv 25,11 . (2) Lv 25,17 . (3) Lv 25,20 .
- Grieks . ou - ouk - ouch (niet) . Taalgebruik in het NT
: ou
- ouk - ouch (niet) . Taalgebruik
in de LXX : ou
- ouk - ouch (niet) .
- Lat. non of ne . Fr.non of ne... pas . E. no . D. nicht .
- O - P - Q - R - S
- zelfst. naamw. vr. enk. stat. constr. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. shâdëkhâ / shâdèkhâ (je veld) van het zelfst. naamw. shâdèh (veld) . Taalgebruik in Tenakh : shâdèh
(veld) . Getallenwaarde : shin = 21 of 300 , daleth = 4 , he = 5 ; totaal : 30 ( 2 X 3 X 5) OF 309 (3 X 103) . Structuur : 3 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (5) : (1) Lv 19,9 . (2) Lv 19,19 . (3) Lv 23,22 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 .
- Grieks . acc. mann. enk. agron van het zelfst. naamw. agros (akker, land, veld)
. Zie : agrauleô (op het land,
in de vrije natuur verblijven) . Taalgebruik in het NT : agrauleô
(op het land, in de vrije natuur verblijven) . Bijbel (51) . NT (7) . Lv (7) : (1) Lv 25,3 . (2) Lv 25,4 . (3) Lv 25,31 . (4) Lv 27,17 . (5) Lv 27,18 . (6) Lv 27,19 . (7) Lv 27,20 . Een vorm van agros in de LXX (246) , in het NT (35) .
- Latijn . acc. mann. enk. agrum van het zelfst. naamw. ager . Bijbel . OT () . NT () . Lv (8) . (1) Lv 14,7 . (2) Lv 14,53 . (3) Lv 19,19 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 . (6) Lv 27,16 . (7) Lv 27,17 . (8) Lv 27,19 . (landbouwer = agricola) . Ned. akker . D. Acker . E. field . Fr. champs .
- basjsjânâh
(in het jaar) < prefix voorzetsel bë (in) + bepaald lidw. ha + zelfst.naamw. sjânâh
(jaar) . Taalgebruik in Tenakh : sjânâh
(jaar) . De getalwaarde van sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of
300 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Structuur : 3
- 5 - 5 . Tenakh (65) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (10) . Lv (5) : (1) Lv 16,34 . (2) Lv
23,41 . (3) Lv 25,20 . (4) Lv 25,21 . (5) Lv 25,53 .
- dat. onz. enk. etei ('in het' jaar) van het zelfst. naamw. etos (jaar) . Taalgebruik in het NT
: etos
(jaar) . Taalgebruik in de LXX
: etos
(jaar) . Bijbel (129) . OT (128) . NT (1) . Lv (7) : (1) Lv 19,24 . (2) Lv 19,25 . (3) Lv 25,4 . (4) Lv 25,13 . (5) Lv 25,20 . (6) Lv 25,21 . (7) Lv 25,54 . Een vorm van etos (jaar) in de LXX (718) , in het NT (49) .
- Lat. dat. mann. enk. anno ('in het' jaar) van het zelfst. naamw. annus (jaar) . Bijbel (231) . OT (226) . NT (5) . Lv (11) : (1) Lv 16,34 . (2) Lv 19,24 . (3) Lv 19,25 . (4) Lv 25,4 . (5) Lv 25,13 . (6) Lv 25,20 . (7) Lv 25,21 . (8) Lv 25,22 . (9) Lv 25,54 . (10) Lv 27,5 . (11) Lv 27,17 . Fr. an of année . Ned. jaar . E. year . D. Jahr . Arabisch : sanah (jaar) . Taalgebruik in de Qoran : sanah (jaar) .
- basjsjânâh
hasjsjisjsjîth (in het zesde jaar) . Tenakh (2) : (1) Lv 25,21 . (2) Ez 8,1 .
- mann. mv. sjânîm (jaren) van het zelfstandig naamwoord sjânâh
(jaar) . Taalgebruik in Tenakh : sjânâh
(jaar) . De getalwaarde van sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of
300 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Structuur : 3
- 5 - 5 . Tenakh (270) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (64) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (77) . Lv (8) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv 23,18 . (3) Lv
25,3 . (4) Lv 25,8 . (5) Lv 25,15 . (6) Lv 25,50 . (7) Lv 27,5 . (8) Lv 27,6 .
- Grieks . nom. + acc. onz. mv. etè (jaren van het zelfst. naamw. etos (jaar) . Taalgebruik in het NT
: etos
(jaar) . Taalgebruik in de LXX
: etos
(jaar) . Bijbel (300) . OT (273) . NT (27) . Lv (7) : (1) Lv 19,23 . (2) Lv
25,3 . (3) Lv 25,8 . (4) Lv 25,21 . (5) Lv 25,27 . (6) Lv 25,52 . (7) Lv 27,18 . Een vorm van etos (jaar) in de LXX (718) , in het NT (49) .
- Lat. gen. mann. mv. annorum (van de jaren) van het zelfst. naamw. annus (jaar) . Bijbel (107) . OT (99) . NT (8) . Lv (7) : (1) Lv 25,8 . (2) Lv 25,14 . (3) Lv 25,21 . (4) Lv 25,50 . (5) Lv 25,52 . (6) Lv 27,18 . (7) Lv 27,23 . Fr. an of année . Ned. jaar . E. year . D. Jahr . Arabisch : sanah (jaar) . Taalgebruik in de Qoran : sanah (jaar) . dat. + ablat. mann. mv. annis van het zelfst. naamw. annus (jaar) . Bijbel (205) . OT (186) . NT (19) . Lv (2) : (1) Lv 25,3 (2X) . (2) Lv 25,50 .
- sjesj (zes) . Taalgebruik in Tenakh : sjesj
(zes) . Getallenwaarde sjesj = 2 X 21 of 2 X 300 = 42 (2 X 3 X 7 OF 6 X 7) OF 600 (2³ X 3 X 5²) . Structuur : 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (102) . Pentateuch (34) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (0) . Alle prof. boeken (34) . Geschriften (34) . Lv (2) : (1) Lv 24,6 . (2) Lv
25,3 .
- Gr. hex . Zie : Taalgebruik
in het NT : ek
(uit) . Taalgebruik
in de Septuaginta : ek
(uit) . Lv 25 (1) : (1) Lv 25,3 . Een vorm van hex (zes) in de LXX (134) , in het NT (13) .
- Lat. sex . Lv (3) : (1) Lv 12,5 . (2) Lv 23,3 . (3) Lv
25,3 . Bijbel (120) . OT (109) . NT (11) . Fr. six . Ned. zes . D. sechs . E. six . Arabisch : sittah (zes) . Taalgebruik in de Qoran : sittah (zes) .
- wësjesj (en zes) < verbindingswoord wë + telwoord sjesj (zes) . Taalgebruik in Tenakh : sjesj
(zes) . Getallenwaarde sjesj = 2 X 21 of 2 X 300 = 42 (2 X 3 X 7) OF 600 (2³ X 3 X 5²) . Tenakh (60) . Pentateuch (29) . Eerdere Profeten (9) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (18) . Lv (1) : Lv 25,3 .
- sjesj sjânîm (zes jaar) . Tenakh (9) :
(1) Ex
21,2 // Dt
15,12 (zes jaar dienen) .
(2) Lv 25,3 (tweemaal) (sabbatjaar) .
(3) Dt
15,12 // Ex
21,2 (zes jaar dienen) .
(4) Dt
15,18 (de kwijtschelding) .
(5) Re
12,7 (Jefta zes jaar rechter) .
(6) 1
K 16,23 (Omri zes jaar koning in Tirsa) .
(7) 2
K 11,3 // 2
Kr 22,12 (Joas zes jaar verborgen) .
(8) 2
Kr 22,12 // 2
K 11,3 (Joas zes jaar verborgen) .
(9) Jr
34,14 (verwijzing naar Ex
21,2 // Dt
15,12 : zes jaar dienen) .
- wësjesj sjânîm (en zes jaren) . Tenakh (4) : (1) Gn 16,16 . (2) Gn
31,41 . (3) Ex
23,10 . (4) Lv 25,3 .
- T
- U - V - W - X -Y - Z
- act. ind. imperf. 2de pers. enk. thizëra` (jij zult zaaien) van het werkw. zârâ` (zaaien, planten, voortbrengen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâ`
(zaaien, planten, voortbrengen) . Getalwaarde : zain = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17 : getalwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (10) : (1) Ex 23,10 . (2) Ex 23,16 . (3) Lv 19,19 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 . (6) Dt 11,10 . (7) Dt 22,9 . (8) Dt 29,22 . (9) Js 30,23 . (10) Mi 6,15 .
- Grieks . act. ind. futurum 2de pers. mann. enk. spereis van het werkw. speirô (spreiden, zaaien) . Taalgebruik in het NT : speirô
(spreiden, zaaien) . Taalgebruik in de LXX : speirô
(spreiden, zaaien) . Bijbel (4) : (1) Ex 23,10 . (2) Lv 25,3 . (3) Lv 25,4 . (4) Mi 6,15 . Een vorm van speirô (spreiden, zaaien) in de LXX (62) , in het NT (52) .
- Latijn . act. ind. futurum 2de pers. enk. seres (jij zult zaaien) van het werkw. serrere (zaaien) . Bijbel (4) : (1) Lv 19,19 . (2) Lv 25,3 . (3) Lv 25,4 . (4) Dt 22,9 . act. ind. futurum 2de pers. enk. seminabis van het werkw. seminare . Bijbel : (1) Ex 23,10 . (2) Js 17,10 . (3) Mi 6,15 . Zie Ned. sper-ma (zaad) . Fr. sèmer . E. sow . D. besaën . Arabisch : zara`ah (zaaien) . Taalgebruik in de Qoran : zara`ah (zaaien) .