BIJBELBOEK MICHA 1 , Mi 1 - Mi 1,2-3,12 -
- Bibliografie
- Literatuur
- Liturgisch
gebruik - Overzicht
bijbelboeken - Overzicht
van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht
van deze website
Overzicht van Micha : - Mi
1 - Mi 2
- Mi 3 - Mi
4 - Mi 5
- Mi 6 - Mi
7
Bijbeluitleg per pericope
Uitleg vers per vers : - Mi 1,1 - Mi 1,2 - Mi 1,3 - Mi 1,4 - Mi 1,5 - Mi 1,6 - Mi 1,7 - Mi 1,8 - Mi 1,9 - Mi 1,10 - Mi 1,11 - Mi 1,12 - Mi 1,13 - Mi 1,14 - Mi 1,15 - Mi 1,16 -
Overzicht van Tenach : Tenach
: overzicht , Tenach
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Tenach
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE
VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email:
arseen.de.kesel@pandora.be
.
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/
en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA
- AGENDA
- BIJ
DE HAND - NIEUW
- OVERZICHT
- TIJDSCHRIFTEN
-
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
-
A - B
- C - D
- E - F
- G - H
- I - J
- K - L
- M - N
- O - P
- Q - R
- S - T
- U - V
- W - X
-Y - Z
HOOFDTHEMA'S :
allochtonen
, armoede
, bahá'í
, bezinningsteksten
,
bijbel
, bijbel en
koran , boeddhisme
, christendom
, extreemrechts
( Vlaams Blok
) , fundamentalisme
, globalisering
en antiglobalisering , hindoeïsme
, interlevensbeschouwelijke
dialoog , interreligieuze
meditatie , islam
, jodendom
, koran
, levensbeschouwing
, levensbeschouwing
/ godsdienst en onderwijs , racisme
, samenleving
, sikhisme
, spiritualiteit
, tewerkstelling
van allochtonen , vluchtelingen
en asielzoekers , vrijzinnigheid
, witte
scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige
beschouwingen , Het
kleine of grote ongenoegen
|
Woordenschat
Bibliografie
Literatuur .
Liturgisch gebruik
ALGEMEEN OVERZICHT
- bijbeloverzicht
, taalgebruik
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
van Paulus , Apostolische
brieven .
Overzicht van het N.T. : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , NT
: commentaar ,
- OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus) ,
Lv (Leviticus) ,
Nu (Numeri) , Dt
(Deuteronomium) , Joz
(Jozua) , Re (Rechters)
, Rt (Ruth) , 1
S (1 Samuël) , 2
S (2 Samuël) , 1
K (1 Koningen) , 2
K (2 Koningen) , 1
Kr ( 1 Kronieken) , 2
Kr (2 Kronieken) , Ezr
(Ezra) , Neh (Nehemia)
, Tob (Tobia) ,
Jdt (Judith) ,
Est (Esther) ,
1 Mak (1 Makkabeeën)
, 2 Mak (2 Makkabeeën)
, Job , Ps
(Psalmen ) , Spr
(Spreuken) , Pr
(Prediker) , Hl
(Hooglied) , W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja) ,
Jr (Jeremia) , Kl
(Klaagliederen) , Bar
(Baruch) , Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël) ,
Hos (Hosea) , Jl
(Joël) , Am (Amos)
, Ob (Obadja) ,
Jon (Jona) , Mi
(Micha) , Nah (Nahum)
, Hab (Habakuk)
, Sef (Sefanja)
, Hag (Haggai)
, Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
- NT : Mt (Matteüs)
- Mc (Marcus)
- Lc (Lucas) -
Joh (Johannes)
- Hnd (Handelingen)
, Rom (Rome) ,
1 Kor (Korinte)
, 2 Kor (Korinte)
, Gal (Galatië)
, Ef (Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1 Tes
(Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , 2 Joh
(Johannes) , Jud
(Judas) , Apk (Apokalyps)
.
Overzicht van de
bibliografie van de bijbelboeken - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën) :
Mi 1,1 - Mi
1,1 -- Mi
1 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
1kai egeneto logos kuriou pros michaian ton tou
môrasthi en èmerais iôatham kai achaz kai ezekiou
basileôn iouda uper ôn eiden peri samareias kai peri ierousalèm |
1 verbum Domini quod factum est ad Micham Morasthiten
in diebus Ioatham Ahaz Ezechiae regum Iuda quod vidit super Samariam
et Hierusalem |
|
1 Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Micha,
den Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen
van Juda; dat hij gezien heeft over Samaria en Jeruzalem. |
[1] Het woord van de heer, dat gericht is tot Micha
van Moreset, in de tijd dat Jotam, Achaz en Hizkia regeerden over
Juda. Het visioen dat hij gezien heeft over Samaria en Jeruzalem.
|
[1] Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot
Micha uit Moreset, toen Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden;
het visioen dat hij zag over Samaria en Jeruzalem. |
1 ¶ Het spreken van de ENE dat is geschied aan Micha
de Morasjtiet, in de dagen van Juda’s koningen Jotam, Achaz en Jechizkia,–
en dat hij heeft geschouwd over Samaria en Jeruzalem. |
1. Parole de Yahvé qui fut adressée à Michée de
Moréshèt, au temps de Yotam, d'Achaz et d'Ézéchias, rois de Juda.
Ses visions sur Samarie et Jérusalem. |
|
King James Bible . [1] The word of the LORD that came to Micah the Morasthite
in the days of Jotham, Ahaz, and Hezekiah, kings of Judah, which he saw concerning
Samaria and Jerusalem.
Luther-Bibel . 1 1 Dies ist das Wort des HERRN, welches geschah zu Micha aus
Moreschet zur Zeit des Jotam, Ahas und Hiskia, der Könige von Juda, das er geschaut
hat über Samaria und Jerusalem.
Tekstuitleg van Mi
1,1 .
1. - 2. יהוה דְבַר = dëbhar JHWH (woord van JHWH) . De ene opzoeking geeft volgende gegevens . Tenakh (77) . 12 kl. Prof. (15)
: (1) Hos
1,1 . (2) Jl
1,1 . (3) Am
8,12 . (4) Jon
1,1 . (5) Mi
1,1 . (6) Sef
1,1 . (7) Sef
2,5 . (8) Hag
1,3 . (9) Hag
2,1 . (10) Hag
2,10 . (11) Zach
4,6 . (12) Zach 7,4 . (13) Zach 7,8 . (14) Zach
8,1 . (15) Zach
8,18 . De andere opzoeking geeft volgende gegevens . Tenakh (111) . 12 kleine Profeten () : (1) Hos 4,1 . (2) Hag 1,1 . (3) Hag 2,20 . (4) Zach
1,1 . (5) Zach
1,7 . (6) Zach
4,8 . (7) Zach
6,9 . (8) Zach 7,1 . (9) Zach
9,1 . (10) Zach
11,11 . (11) Zach
12,1 . (12) Mal
1,1 .
Mi 1,2-3,12 .
Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3 -- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 -
Mi 1,2 - Mi
1,2 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
2akousate laoi logous kai prosechetô è
gè kai pantes oi en autè kai estai kurios en umin eis
marturion kurios ex oikou agiou autou |
2 audite populi omnes et adtendat terra et plenitudo
eius et sit Dominus Deus vobis in testem Dominus de templo sancto
suo |
|
2 Hoort, gij volken altemaal! merk op, gij aarde,
mitsgaders derzelver volheid! de Heere HEERE nu zal tot een getuige
zijn tegen ulieden, de Heere uit den tempel Zijner heiligheid. |
[2] Luister, alle volken! Let op, aarde en al uw
bewoners! Laat de Heer god tegen u getuigen, de Heer in zijn heilige
tempel. |
[2] Luister, volken, allemaal, hoor, aarde en wie
haar bewonen, hoe God, de HEER, tegen jullie getuigen zal vanuit zijn
heilige tempel. |
2 Hoort, alle gemeenschappen, wees opmerkzaam,
aarde en wat haar vervult!– en zij mijn Heer, de ENE, bij u getuige,
mijn Heer vanuit zijn heilige hal! |
2. Écoutez, tous les peuples! Sois attentive, terre,
et tout ce qui t'emplit! Yahvé va témoigner contre vous, le Seigneur,
au sortir de son palais sacré! |
|
King James Bible . [2] Hear, all ye people; hearken, O earth, and all that
therein is: and let the Lord GOD be witness against you, the Lord from his holy
temple.
Luther-Bibel . 2 Höret, alle Völker! Merk auf, Land und alles, was darinnen
ist! Denn Gott der HERR hat mit euch zu reden, ja, der Herr aus seinem heiligen
Tempel.
Tekstuitleg van Mi
1,2 .
1. act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. sjime`û (hoort, luistert)
OF act. qal perf. 3de pers. mv. sjâme`û (zij luisterden) van het
werkw. sjâmâ` (horen, luisteren) . Taalgebruik in Tenach : sjâm`â
(horen, luisteren) . Taalgebruik in Micha : sjâm`â
(horen, luisteren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , ajin
= 16 of 70 ; totaal : 50 of 410 . Gr. akouô (horen) . Taalgebruik in de
Septuaginta : akouô
(horen) . Taalgebruik in het N.T. : akouô
(horen) . Beide zijn verwant met elkaar . oor < Lat. aus , auris , zie
Gr. ous / ôs , ôtis . auscultare (het oor lenen aan , toehoren ,
aanhoren) -> écouter . Lat. audire . Ned. horen . E. to hear . D.
höhren . Een vorm van akouô (horen) in het N.T. (427) , in de LXX
(1069) .Horen veronderstelt een lijdend voorwerp . Horen kan verwijzen naar
iets dat voorafging of het kan gevolgd worden door een object of een objectzin
. Mi (7) : (1) Mi
1,2 . (2) Mi
3,1 . (3) Mi
3,9 . (4) Mi
5,14 . (5) Mi
6,1 . (6) Mi
6,2 . (7) Mi
6,9 .
1. - 3. sjime`û `ammîm kullâm (hoort, alle volken) . Tenach
(3) : (1) 1
K 22,28 . (2) 2
Kr 18,27 . (3) Mi
1,2 .
13. mehe(j)khal (uit de tempel) < min + he(j)khal (tempel, heiligdom, paleis) . Taalgebruik in Tenakh : he(j)khal (tempel, heiligdom, paleis) . Getalwaarde : he = 5 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 2 - 3 . Tenakh (3) : (1) 2 K 23,4 . (2) Js 66,6 . (3) Mi 1,2 .
Mi 1,3 - Mi
1,3 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
3dioti idou kurios ekporeuetai ek tou topou autou
kai katabèsetai kai epibèsetai epi ta upsè tès
gès |
3 quia ecce Dominus egreditur de loco suo et descendet
et calcabit super excelsa terrae |
|
3 Want ziet, de HEERE gaat uit van Zijn plaats,
en Hij zal nederdalen en treden op de hoogten der aarde. |
[3] Daar komt de heer uit zijn verblijf. Hij daalt
neer en loopt over de toppen van de aarde. |
[3] Zie hoe de HEER zijn verblijf verlaat, afdaalt,
en over de hoogten van de aarde schrijdt. |
3 Want zie, reeds trekt de ENE weg uit zijn woonplaats;
neerdalen zal hij en treden over de offerhoogten der aarde. |
3. Car voici Yahvé qui sort de son lieu saint :
il descend, il foule les sommets de la terre. |
|
King James Bible . [3] For, behold, the LORD cometh forth out of his place,
and will come down, and tread upon the high places of the earth.
Luther-Bibel . 3 Denn siehe, der HERR wird herausgehen aus seiner Wohnung und
herabfahren und treten auf die Höhen der Erde,
Tekstuitleg van Mi
1,3 .
Mi 1,4 - Mi
1,4 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
4kai saleuthèsetai ta orè upokatôthen
autou kai ai koilades takèsontai ôs kèros apo
prosôpou puros kai ôs udôr kataferomenon en katabasei |
4 et consumentur montes subtus eum et valles scindentur
sicut cera a facie ignis sicut aquae quae decurrunt in praeceps |
|
4 En de bergen zullen onder Hem versmelten, en de
dalen gekloofd worden, gelijk was voor het vuur, gelijk wateren, die
uitgestort worden in de laagte. |
[4] Onder zijn voeten smelten de bergen en splijten
de dalen vaneen, zij smelten als was voor het vuur, zij splijten als
water dat langs een bergwand gutst. |
[4] Onder hem smelten de bergen en splijten de dalen
als was dat smelt voor vuur, als water dat van een helling stort.
|
4 Onder hem smelten dan de bergen en zullen de dalen
splijten,– zoals was voor de verschijning van vuur, zoals wateren
langs een helling storten. |
4. Les montagnes fondent sous ses pas, les vallées
s'effondrent, comme la cire devant le feu, comme l'eau répandue sur
la pente. |
|
King James Bible . [4] And the mountains shall be molten under him, and the
valleys shall be cleft, as wax before the fire, and as the waters that are poured
down a steep place.
Luther-Bibel . 4 dass die Berge unter ihm schmelzen und die Täler sich spalten,
gleichwie Wachs vor dem Feuer zerschmilzt, wie die Wasser, die talwärts stürzen.
Tekstuitleg van Mi
1,4 .
7. mippëne(j) (van het aanschijn van) < prefix voorzetsel min + stat.
constr. mann. mv. pëne(j) (aanschijn van) van het zelfst. naamw. panîm
(gezicht, aangezicht) . Taalgebruik in Tenach : panîm
(gezicht, aangezicht) . Getalwaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , mem
= 13 of 40 ; totaal : 44 (4 X 11) OF 170 . Structuur : 8 - 5 - 4 . Gr. prosôpon
(aangezicht) . Taalgebruik in het N.T. : prosôpon
(aangezicht) . Taalgebruik in de Septuaginta. : prosôpon
(aangezicht) . Taalgebruik in Lc : prosôpon
(aangezicht) . pros : naar , bij (aan-) , ôpon , zie optie , optieken
enz ... op- : zien . aangezicht , waarnaar je kijkt . Of : pro -s -opon , waaruit
het Latijnse per- son -a (doorheen -klinken) , wat wijst op een masker waardoor
men sprak . Lat. facies . Fr. la face . E. face . D. Angesicht . Een vorm van
prosôpon (aangezicht) in de LXX (1297) , in het N.T. (74) . Tenach (180)
. Pentateuch (30) . 12 kl. Prof. (8) : (1) Hos
10,15 . (2) Am
5,19 . (3) Mi
1,4 . (4) Sef
1,7 . (5) Hag
1,12 . (6) Zach
2,17 . (7) Zach
14,5 . (8) Mal
3,14 .
Mi 1,5 - Mi
1,5 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
5dia asebeian iakôb panta tauta kai dia amartian
oikou israèl tis è asebeia tou iakôb ou samareia
kai tis è amartia oikou iouda ouchi ierousalèm |
5 in scelere Iacob omne istud et in peccatis domus
Israhel quod scelus Iacob nonne Samaria et quae excelsa Iudae nonne
Hierusalem |
|
5 Dit alles, om de overtreding van Jakob, en om
de zonden van het huis Israëls; wie is het begin van de overtreding
van Jakob? Is het niet Samaria? En wie van de hoogten van Juda? Is
het niet Jeruzalem? |
[5] Dit alles om de misdaad van Jakob, om de zonden
van het huis Israël. Wat is die misdaad van Jakob? Is het Samaria
niet? Wat zijn de offerhoogten* van Juda? Is het Jeruzalem niet? |
[5] Dit alles gebeurt om Jakobs misdaad, om de zonden
van het volk van Israël. Wat is de misdaad van Jakob? Samaria! Wat
zijn de offerhoogten van Juda? Jeruzalem! |
5 Om de misstap van Jakob is dit alles, om de zonden
van het huis van Israël; wat is de misstap van Jakob,– is het niet
Samaria?– wat zijn de offerhoogten van Juda, is het niet Jeruzalem? |
5. Tout cela, à cause du crime de Jacob, du péché
de la maison d'Israël. Quel est le crime de Jacob ? N'est-ce pas Samarie
? Quel est le péché de la maison de Juda ? N'est-ce pas Jérusalem
? |
|
King James Bible . [5] For the transgression of Jacob is all this, and for
the sins of the house of Israel. What is the transgression of Jacob? is it not
Samaria? and what are the high places of Judah? are they not Jerusalem?
Luther-Bibel . 5 Das alles um Jakobs Übertretung willen und um der Sünden willen
des Hauses Israel. Was ist aber die Übertretung Jakobs? Ist's nicht Samaria?
Was sind aber die Opferhöhen Judas? Ist's nicht Jerusalem?
Tekstuitleg van Mi
1,5 .
Mi 1,6 - Mi
1,6 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
6kai thèsomai samareian eis opôrofulakion
agrou kai eis futeian ampelônos kai kataspasô eis chaos
tous lithous autès kai ta themelia autès apokalupsô |
6 et ponam Samariam quasi acervum lapidum in agro
cum plantatur vinea et detraham in vallem lapides eius et fundamenta
eius revelabo |
|
6 Daarom zal Ik Samaria stellen tot een steenhoop
des velds, tot plantingen eens wijngaards; en Ik zal haar stenen in
de vallei storten, en haar fondamenten ontdekken. |
[6] ‘Van Samaria maak Ik een puinhoop* op het veld,
alsof er een wijngaard was aangelegd; zijn stenen gooi Ik in het dal,
zijn fundamenten leg Ik bloot. |
[6] Van Samaria maak ik een ruïne, kale grond, alleen
geschikt voor een wijngaard. Zijn stenen stort ik in het dal, zijn
fundamenten leg ik bloot. |
6 ‘Ik zal Samaria maken tot een puinhoop op het
veld, tot plantgebied voor een wijngaard; ik zal haar stenen in de
vallei storten en haar fundamenten blootleggen; |
6. « Je vais faire de Samarie une ruine dans la
campagne, une terre à vignes. Je ferai rouler ses pierres à la vallée,
je mettrai à nu ses fondations. |
|
King James Bible . [6] Therefore I will make Samaria as an heap of the field,
and as plantings of a vineyard: and I will pour down the stones thereof into
the valley, and I will discover the foundations thereof.
Luther-Bibel . 6 Und ich will Samaria zu Steinhaufen im Felde machen, die man
für die Weinberge nimmt, und will seine Steine ins Tal schleifen und es bis
auf den Grund bloßlegen.
Tekstuitleg van Mi
1,6 .
Mi 1,7 - Mi
1,7 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
7kai panta ta glupta autès katakopsousin
kai panta ta misthômata autès emprèsousin en puri
kai panta ta eidôla autès thèsomai eis afanismon
dioti ek misthômatôn porneias sunègagen kai ek
misthômatôn porneias sunestrepsen |
7 et omnia sculptilia eius concidentur et omnes
mercedes eius conburentur igni et omnia idola eius ponam in perditionem
quia de mercedibus meretricis congregata sunt et usque ad mercedem
meretricis revertentur |
|
7 En al haar gesneden beelden zullen vermorzeld
worden, en al haar hoerenbeloningen zullen met vuur verbrand worden,
en al haar afgoden zal Ik stellen tot een woestheid; want zij heeft
ze van hoerenloon vergaderd, en zij zullen tot hoerenloon wederkeren.
|
[7] Al zijn godenbeelden worden stukgeslagen en
al zijn hoerenloon* in het vuur verbrand; al zijn afgoden sla Ik tot
puin want die zijn bijeengebracht met hoerenloon, en hoerenloon zullen
ze weer worden.’ |
[7] Al zijn godenbeelden worden verbrijzeld, al
dat hoerenloon gaat in vlammen op. Al die beelden zal ik vernietigen,
want met hoerenloon zijn ze betaald en als hoerenloon zullen ze weer
dienen. |
7 al haar snijbeelden zullen stukgeslagen worden,
al haar wijgaven worden verbrand in het vuur, van al haar afgoden
maak ik een woestenij; want uit een hoerengift heeft ze die verzameld
en tot hoerengift zullen zij weerkeren!’ |
7. Toutes ses statues seront brisées, tous ses salaires
dévorés par le feu, toutes ses idoles, je les livrerai à la solitude,
car elles ont été amassées avec le salaire des prostituées et elles
redeviendront salaire de prostituées. » Complainte sur les cités du
Bas-Pays. |
|
King James Bible . [7] And all the graven images thereof shall be beaten to
pieces, and all the hires thereof shall be burned with the fire, and all the
idols thereof will I lay desolate: for she gathered it of the hire of an harlot,
and they shall return to the hire of an harlot.
Luther-Bibel . 7 Alle seine Götzen sollen zerbrochen und all sein Hurenlohn
soll mit Feuer verbrannt werden. Und ich will alle seine Götzenbilder zerstören;
denn sie sind von Hurenlohn zusammengebracht und sollen auch wieder zu Hurenlohn
werden.
Tekstuitleg van Mi
1,7 .
Mi 1,8 - Mi
1,8 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
8eneken toutou kopsetai kai thrènèsei
poreusetai anupodetos kai gumnè poièsetai kopeton ôs
drakontôn kai penthos ôs thugaterôn seirènôn |
8 super hoc plangam et ululabo vadam spoliatus
et nudus faciam planctum velut draconum et luctum quasi strutionum |
|
8 Hierom zal ik misbaar bedrijven en huilen; ik
zal beroofd en naakt gaan; ik zal misbaar maken als de draken, en
treuren als de jonge struisen. |
[8] Laat mij daarom klagen en jammeren, barrevoets
en naakt lopen; laat mij huilen als de jakhals, en kermen als de struisvogel.
|
[8] Laat mij dan klagen, laat me schreeuwen, laat
mij naakt en blootsvoets gaan, laat mij huilen als een jakhals, laat
mij roepen als een struisvogel. |
8 ¶ Daarover zal ik weeklagen en jammeren, zal ik
berooid en naakt rondlopen; ik moet weeklagen als een draak en rouw
bedrijven als struisvogeldochters. |
8. Pour cela, je vais gémir et me lamenter, je
vais aller déchaussé et nu, je pousserai des gémissements comme les
chacals, des plaintes comme les autruches. |
|
King James Bible . [8] Therefore I will wail and howl, I will go stripped and
naked: I will make a wailing like the dragons, and mourning as the owls.
Luther-Bibel . 8 Darüber muss ich klagen und heulen, ich muss barfuß und bloß
dahergehen; ich muss klagen wie die Schakale und jammern wie die Strauße:
Tekstuitleg van Mi
1,8 .
1. - 2. Ps
113,7.
Mi 1,9 - Mi
1,9 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
9oti katekratèsen è plègè
autès dioti èlthen eôs iouda kai èpsato
eôs pulès laou mou eôs ierousalèm |
9 quia desperata est plaga eius quia venit usque
ad Iudam tetigit portam populi mei usque ad Hierusalem |
|
9 Want haar plagen zijn dodelijk; want zij zijn
gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks,
tot aan Jeruzalem. |
[9] Want zijn wonden zijn ongeneeslijk, ja, tot
in Juda zijn ze gekomen, ze reiken tot aan de poort van mijn volk,
tot aan Jeruzalem. |
[9] De wonden van Samaria zijn ongeneeslijk, ze
reiken tot aan Juda, ze raken aan de poort van mijn volk, ze raken
Jeruzalem. |
9 Want ongeneeslijk is haar geslagenheid,– nu die
is gekomen tot Juda, de poort van mijn gemeente bereikt heeft, Jeruzalem.
|
9. Car il n'y a pas de remède au coup de Yahvé;
il atteint jusqu'à Juda, il frappe jusqu'à la porte de mon peuple,
jusqu'à Jérusalem! |
|
King James Bible . [9] For her wound is incurable; for it is come unto Judah;
he is come unto the gate of my people, even to Jerusalem.
Luther-Bibel . 9 Denn unheilbar ist die Plage des HERRN: Sie kommt bis nach
Juda, sein Schlag reicht bis an meines Volkes Tor, bis hin nach Jerusalem.
Tekstuitleg van Mi
1,9 .
Mi 1,10 - Mi
1,10 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
10oi en geth mè megalunesthe oi en akim mè
anoikodomeite ex oikou kata gelôta gèn katapasasthe kata
gelôta umôn |
10 in Geth nolite adnuntiare lacrimis ne ploretis
in domo Pulveris pulvere vos conspergite |
|
10 Verkondigt het niet te Gath, weent zo jammerlijk
niet; wentelt u in het stof in het huis van Afra. |
[10] Verkondig* het niet in Gat, ween niet in Baka.
Wentel u in het stof van Bet-le-Afra. |
[10] Vertel het niet in Gat, ween daar niet. Wentel
je in het stof van Bet-le-Afra. |
10 In Gat moet ge dit niet melden, in Bacho,– geween,
het niet bewenen; in Bet Leafra,– stofhuis, moet je je wentelen in
het stof; |
10. A Gat, ne le publiez pas, à... ne versez pas
vos pleurs! A Bet-Léaphra, roulez-vous dans la poussière! |
|
King James Bible . [10] Declare ye it not at Gath, weep ye not at all: in the
house of Aphrah roll thyself in the dust.
Luther-Bibel . 10 Verkündet's ja nicht in Gat; lasst euer Weinen nicht hören;
in Bet-Leafra wälzt euch im Staube!
Tekstuitleg van Mi
1,10 .
Mi 1,11 - Mi
1,11 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
11katoikousa kalôs tas poleis autès
ouk exèlthen katoikousa sennaan kopsasthai oikon echomenon
autès lèmpsetai ex umôn plègèn odunès |
11 et transite vobis habitatio Pulchra confusa
ignominia non est egressa quae habitat in Exitu planctum domus Vicinae
accipiet ex vobis quae stetit sibimet |
|
11 Ga door, gij inwoneres van Safir! met blote schaamte;
de inwoneres van Zaanan gaat niet uit; rouwklage is te Beth-haezel;
hij zal zijn stand van ulieden nemen. |
[11] Trek voorbij, bewoners van Safir, in schandelijke
naaktheid. Kom niet naar buiten, bewoners van Saänan. Het rouwen in
Bet-Haësel belemmert u om daar te blijven. |
[11] Trek verder in gevangenschap, bevolking van
Safir, naakt en in schande. Ook de bevolking van Saänan is niet ontkomen.
Een rouwklacht in Bet-Haësel, de stad wordt jullie ontnomen. |
11 ga voorbij, daar bij u, ingezetene van Sjafier,–
schandelijk naakt; laat zij die zetelt in Tsaänan,– uittocht, niet
uittrekken; de weeklacht van Bet Haëtsel ontneme u dat men er stilstaat!–
|
11. Sonne du cor, toi qui demeures à Shaphir! Elle
n'est pas sortie de sa cité, celle qui demeure à Çaanân! Bet-ha-Éçel
est arrachée de ses fondations, de la base de son assise! |
|
King James Bible . [11] Pass ye away, thou inhabitant of Saphir, having thy
shame naked: the inhabitant of Zaanan came not forth in the mourning of Beth-ezel;
he shall receive of you his standing.
Luther-Bibel . 11 Ihr Einwohner von Schafir müsst dahin mit allen Schanden;
die Einwohner von Zaanan werden nicht ausziehen; das Leid Bet-Ezels wird euch
wehren, dass ihr euch da lagert.
Tekstuitleg van Mi
1,11 .
Mi 1,12 - Mi
1,12 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
12tis èrxato eis agatha katoikousè
odunas oti katebè kaka para kuriou epi pulas ierousalèm |
12 quia infirmata est in bonum quae habitat in Amaritudinibus
quia descendit malum a Domino in portam Hierusalem |
|
12 Want de inwoneres van Maroth is krank om des
goeds wil; want een kwaad is van den HEERE afgedaald, tot aan de poort
van Jeruzalem. |
[12] Want de bewoners van Marot zijn ziek van angst
om hun welzijn, omdat van de heer onheil is neergedaald tot aan de
poort van Jeruzalem. |
[12] De bevolking van Marot heeft gehoopt op het
goede, maar het kwaad van de HEER daalde neer tot bij de poorten van
Jeruzalem. |
12 want ziek van zorg om het goede is zij die zetelt
in Marot,– bitterheden, nu kwaad van bij de ENE is neergedaald naar
de poort van Jeruzalem! |
12. Pourrait-elle donc espérer le bonheur, celle
qui demeure à Marôt ? Car le malheur est descendu de chez Yahvé à
la porte de Jérusalem. |
|
King James Bible . [12] For the inhabitant of Maroth waited carefully for good:
but evil came down from the LORD unto the gate of Jerusalem.
Luther-Bibel . 12 Die Einwohner von Marot vermögen sich nicht zu trösten; denn
es wird das Unglück vom HERRN kommen auch bis an die Tore Jerusalems.
Tekstuitleg van Mi
1,12 .
Mi 1,13 - Mi
1,13 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
13psofos armatôn kai ippeuontôn katoikousa
lachis archègos amartias autè estin tè thugatri
siôn oti en soi eurethèsan asebeiai tou israèl |
13 tumultus quadrigae stuporis habitanti Lachis
principium peccati est filiae Sion quia in te inventa sunt scelera
Israhel |
|
13 Span de snelle dieren aan den wagen, gij inwoners
van Lachis! (deze is der dochter Sions het beginsel der zonde) want
in u zijn Israëls overtredingen gevonden. |
[13] Span de paarden voor de strijdwagens, bewoners
van Lakis die het begin* van de zonde geweest zijn voor de dochter
van Sion, want bij u zijn Israëls misdaden te vinden. |
[13] Bind de wagen aan het span, bevolking van Lachis;
in jou huist het kwaad van Israël, de oorsprong van de zonde van Sion.
|
13 Span het gerij aan de rossen, ingezetene van
Lachiesj!– het begin van de zonde was zij voor de dochter Sions, ja,
in jou zijn Israëls misstappen terug te vinden! |
13. Attelle au char le coursier, toi qui demeures
à Lakish! Ce fut le début du péché pour la fille de Sion, car c'est
en toi que l'on trouve les forfaits d'Israël. |
|
King James Bible . [13] O thou inhabitant of Lachish, bind the chariot to the
swift beast: she is the beginning of the sin to the daughter of Zion: for the
transgressions of Israel were found in thee.
Luther-Bibel . 13 Du Stadt Lachisch, spanne Rosse an und fahre davon; denn du
bist für die Tochter Zion der Anfang zur Sünde, und in dir finden sich die Übertretungen
Israels.
Tekstuitleg van Mi
1,13 .
Mi 1,14 - Mi
1,14 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
14dia touto dôseis exapostellomenous eôs
klèronomias geth oikous mataious eis kena egeneto tois basileusin
tou israèl |
14 propterea dabit emissarios super hereditatem
Geth domus Mendacii in deceptionem regibus Israhel |
|
14 Daarom geef geschenken aan Morescheth-gaths;
de huizen van Achzib zullen den koningen van Israël tot een leugen
zijn. |
[14] Daarom zult u vaarwel moeten zeggen tegen Moreset-Gat.
De huizen van Akzib worden een ontgoocheling voor de koningen van
Israël. |
[14] Neem daarom afscheid van Moreset-Gat; Achzibs
werkplaatsen worden voor Israëls koningen als een beek die plotseling
droogvalt. |
14 Geef daarom heenzendgaven aan Moresjet Gat,–
erfgoed van Gat, de huizen van Achziev,– leugen, als leugengoed aan
Israëls koningen. |
14. Aussi tu devras verser une dot pour Moréshèt-Gat.
Bet-Akzib sera une déception pour les rois d'Israël. |
|
King James Bible . [14] Therefore shalt thou give presents to Moresheth-gath:
the houses of Achzib shall be a lie to the kings of Israel.
Luther-Bibel . 14 Du wirst dich scheiden müssen von Moreschet-Gat; die Häuser
von Achsib werden den Königen von Israel zum Trug werden.
Tekstuitleg van Mi
1,14 .
Mi 1,15 - Mi
1,15 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
15eôs tous klèronomous agagô
soi katoikousa lachis klèronomia eôs odollam èxei
è doxa tès thugatros israèl |
15 adhuc heredem adducam tibi quae habitas in Maresa
usque Adollam veniet gloria Israhel |
|
15 Ik zal u nog een erfgenaam toebrengen, gij inwoneres
van Maresa! Hij zal komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid
Israëls. |
[15] Opnieuw laat Ik de veroveraar over u komen,
bewoners van Maresa. De heerlijkheid van Israël zal wijken naar Adullam.
|
[15] Opnieuw zal ik een bezetter sturen, bevolking
van Maresa; Israëls leiders zullen naar Adullam vluchten. |
15 Nogmaals laat ik de beërver tot je komen, ingezetene
van Maresja,– erflaatster; tot aan Adoelam zal hij komen, de glorie
van Israël. |
15. Le pillard te reviendra encore, toi qui demeures
à Maresha! Jusqu'à Adullam s'en ira la gloire d'Israël. |
|
King James Bible . [15] Yet will I bring an heir unto thee, O inhabitant of
Mareshah: he shall come unto Adullam the glory of Israel.
Luther-Bibel . 15 Ich will über dich, Marescha, den rechten Erben bringen, und
die Herrlichkeit Israels soll kommen bis Adullam.
Tekstuitleg van Mi
1,15 .
Mi 1,16 - Mi
1,16 . Onheilsprofetieën - Mi
1,2-3,12 -- Mi
1 - Mi 2
- Mi 3
-- Mi
1,1 - Mi
1,2 - Mi
1,3 - Mi
1,4 - Mi
1,5 - Mi
1,6 - Mi
1,7 - Mi
1,8 - Mi
1,9 - Mi
1,10 - Mi
1,11 - Mi
1,12 - Mi
1,13 - Mi
1,14 - Mi
1,15 - Mi
1,16 - |
Griekse tekst |
Vulgaat |
MT |
Statenvertaling |
Willibrordvertaling |
Nieuwe vertaling (2005) |
Naardense bijbel |
Bible de Jérusalem |
16xurèsai kai keirai epi ta tekna ta trufera
sou emplatunon tèn chèreian sou ôs aetos oti èchmalôteuthèsan
apo sou |
16 decalvare et tondere super filios deliciarum
tuarum dilata calvitium tuum sicut aquila quoniam captivi ducti sunt
ex te |
|
16 Maak u kaal en scheer u, om uw troetelkinderen;
verwijd uw kaalheid, als de arend, omdat zij gevankelijk van u zijn
weggevoerd. |
[16] Scheer u kaal, vrouw, snijd uw haren weg, vanwege
de kinderen die uw vreugde waren; maak u zo kaal als een gier, omdat
zij als ballingen van u weggehaald worden. |
[16] Scheer je haar af, scheer je kaal om de kinderen
die je geluk uitmaken. Scheer je zo kaal als een gier, want ze worden
bij je weggehaald. |
16 Knip je kaal, scheer je glad af om je troetelkinderen;
maak je kale plek zo breed als die van een adelaar, want ze worden
als ballingen van je weggevoerd! |
16. Arrache tes cheveux, rase-les, pour les fils
qui faisaient ta joie! Rends-toi chauve comme le vautour, car ils
sont exilés loin de toi! |
|
King James Bible . [16] Make thee bald, and poll thee for thy delicate children;
enlarge thy baldness as the eagle; for they are gone into captivity from thee.
Luther-Bibel . 16 Lass dir die Haare abscheren und geh kahl um deiner verzärtelten
Kinder willen; ja, mach dich kahl wie ein Geier, denn sie sind gefangen von
dir weggeführt.
Tekstuitleg van Mi
1,16 .
SEPTUAGINTA
1kai egeneto logos kuriou pros michaian ton tou môrasthi en èmerais
iôatham kai achaz kai ezekiou basileôn iouda uper ôn eiden
peri samareias kai peri ierousalèm2akousate laoi logous kai prosechetô
è gè kai pantes oi en autè kai estai kurios en umin eis
marturion kurios ex oikou agiou autou3dioti idou kurios ekporeuetai ek tou topou
autou kai katabèsetai kai epibèsetai epi ta upsè tès
gès4kai saleuthèsetai ta orè upokatôthen autou kai
ai koilades takèsontai ôs kèros apo prosôpou puros
kai ôs udôr kataferomenon en katabasei5dia asebeian iakôb
panta tauta kai dia amartian oikou israèl tis è asebeia tou iakôb
ou samareia kai tis è amartia oikou iouda ouchi ierousalèm6kai
thèsomai samareian eis opôrofulakion agrou kai eis futeian ampelônos
kai kataspasô eis chaos tous lithous autès kai ta themelia autès
apokalupsô7kai panta ta glupta autès katakopsousin kai panta ta
misthômata autès emprèsousin en puri kai panta ta eidôla
autès thèsomai eis afanismon dioti ek misthômatôn
porneias sunègagen kai ek misthômatôn porneias sunestrepsen8eneken
toutou kopsetai kai thrènèsei poreusetai anupodetos kai gumnè
poièsetai kopeton ôs drakontôn kai penthos ôs thugaterôn
seirènôn9oti katekratèsen è plègè autès
dioti èlthen eôs iouda kai èpsato eôs pulès
laou mou eôs ierousalèm10oi en geth mè megalunesthe oi en
akim mè anoikodomeite ex oikou kata gelôta gèn katapasasthe
kata gelôta umôn11katoikousa kalôs tas poleis autès
ouk exèlthen katoikousa sennaan kopsasthai oikon echomenon autès
lèmpsetai ex umôn plègèn odunès12tis èrxato
eis agatha katoikousè odunas oti katebè kaka para kuriou epi pulas
ierousalèm13psofos armatôn kai ippeuontôn katoikousa lachis
archègos amartias autè estin tè thugatri siôn oti
en soi eurethèsan asebeiai tou israèl14dia touto dôseis
exapostellomenous eôs klèronomias geth oikous mataious eis kena
egeneto tois basileusin tou israèl15eôs tous klèronomous
agagô soi katoikousa lachis klèronomia eôs odollam èxei
è doxa tès thugatros israèl16xurèsai kai keirai
epi ta tekna ta trufera sou emplatunon tèn chèreian sou ôs
aetos oti èchmalôteuthèsan apo sou
VULGAAT
1 verbum Domini quod factum est ad Micham Morasthiten in diebus Ioatham Ahaz
Ezechiae regum Iuda quod vidit super Samariam et Hierusalem 2 audite populi
omnes et adtendat terra et plenitudo eius et sit Dominus Deus vobis in testem
Dominus de templo sancto suo 3 quia ecce Dominus egreditur de loco suo et descendet
et calcabit super excelsa terrae 4 et consumentur montes subtus eum et valles
scindentur sicut cera a facie ignis sicut aquae quae decurrunt in praeceps 5
in scelere Iacob omne istud et in peccatis domus Israhel quod scelus Iacob nonne
Samaria et quae excelsa Iudae nonne Hierusalem 6 et ponam Samariam quasi acervum
lapidum in agro cum plantatur vinea et detraham in vallem lapides eius et fundamenta
eius revelabo 7 et omnia sculptilia eius concidentur et omnes mercedes eius
conburentur igni et omnia idola eius ponam in perditionem quia de mercedibus
meretricis congregata sunt et usque ad mercedem meretricis revertentur 8 super
hoc plangam et ululabo vadam spoliatus et nudus faciam planctum velut draconum
et luctum quasi strutionum 9 quia desperata est plaga eius quia venit usque
ad Iudam tetigit portam populi mei usque ad Hierusalem 10 in Geth nolite adnuntiare
lacrimis ne ploretis in domo Pulveris pulvere vos conspergite 11 et transite
vobis habitatio Pulchra confusa ignominia non est egressa quae habitat in Exitu
planctum domus Vicinae accipiet ex vobis quae stetit sibimet 12 quia infirmata
est in bonum quae habitat in Amaritudinibus quia descendit malum a Domino in
portam Hierusalem 13 tumultus quadrigae stuporis habitanti Lachis principium
peccati est filiae Sion quia in te inventa sunt scelera Israhel 14 propterea
dabit emissarios super hereditatem Geth domus Mendacii in deceptionem regibus
Israhel 15 adhuc heredem adducam tibi quae habitas in Maresa usque Adollam veniet
gloria Israhel 16 decalvare et tondere super filios deliciarum tuarum dilata
calvitium tuum sicut aquila quoniam captivi ducti sunt ex te