- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website
Overzicht van Numeri : - Nu
1 - Nu 2 - Nu 3 - Nu
4 - Nu 5 - Nu 6 - Nu
7 - Nu 8 - Nu 9 - Nu
10 - Nu 11 - Nu 12 - Nu
13 - Nu 14 - Nu 15 - Nu
16 - Nu 17 - Nu 18 - Nu
19 - Nu 20 - Nu 21 - Nu
22 - Nu 23 - Nu 24 - Nu
25 - Nu 26 - Nu 27 - Nu
28 - Nu 29 - Nu 30 - Nu
31 - Nu 32 - Nu 33 - Nu
34 - Nu 35 - Nu 36 -
Uitleg vers per vers : - Nu 6,1 - Nu 6,2
- Nu 6,3 -
Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6
- Nu 6,7 -
Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10
- Nu 6,11
- Nu 6,12
- Nu 6,13
- Nu 6,14
- Nu 6,15
- Nu 6,16
- Nu 6,17
- Nu 6,18
- Nu 6,19
- Nu 6,20
- Nu 6,21
- Nu 6,22
- Nu 6,23
- Nu 6,24
- Nu 6,25
- Nu 6,26
- Nu 6,27
-
- Hebreeuws OF modern Hebreeuws (NT) : http://www.mechon-mamre.org/p/pt/pt0406.htm . Hebreeuws OF modern Hebreeuws (NT) .
- Targum Onkelos : http://www.mechon-mamre.org/i/t/u/u0406.htm . Targum Onkelos .
- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/ot/chapter.asp?book=4&page=6 . . Griekse tekst - Septuaginta .
- Vulgata : http://www.intratext.com/IXT/LAT0001/_P3F.HTM . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/nume/6.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/?p=page&i=3837,3863 . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : http://www.willibrordbijbel.nl/?p=page&i=3837,3863 . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=547346 . King James Bible .
- Luther Bibel : https://www.dbg.de/ . Luther Bibel .
- Arabisch :http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Arabisch .
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm | Studiebijbel 3 | Luther-Bibel 1984 |
bijbelvertalingen Lexilogos | De Griekse bijbel | bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
Nu 6,1 - Nu 6,1 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [1] And the LORD spake unto Moses, saying,
Luther-Bibel . 1Und der HERR redete mit Mose und sprach:
Tekstuitleg van Nu 6,1 .
1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) . Ex (20) . Lv (40) . Nu (57 = 3 X 19) . Dt (7) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Nu 6 (2) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,22 . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalwaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 15 ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) .
- In Ex 20,1 is het vervoegd werkw. vergezeld van het lijdend voorwerp met dezelfde stam als het werkw. . Bovendien is in Ex 20,1 nog een werkw. van 'zeggen' toegevoegd .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) . Taalgebruik in het NT : legô (zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô (zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .
laleô | bijbel | OT | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | ||
act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen | 431 | 400 | 189 | 106 | 39 | 11 | 38 | 25 | 30 | 38 | 68 | 28 | 31 | 7 | 1 | 5 | 6 | 8 | 2 | 1 | 13 | 19 | 2 | |||
act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen | 3024 | 2426 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 |
- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .
- De werkwoordvorm וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) . Gn 19 - 24 (11) . Ex 19 (7) : (1) Ex 19,9 (JHWH tot Mozes) . (2) Ex 19,10 (JHWH tot Mozes) . (3) Ex 19,15 (Mozes tot het volk) . (4) Ex 19,21 (JHWH tot Mozes) . (5) Ex 19,23 (Mozes tot JHWH) . (6) Ex 19,24 (JHWH - tot Mozes - ) . (7) Ex 19,25 (Mozes - tot het volk - ) . Ex 20 (2) : (1) Ex 20,20 . (2) Ex 20,22 . Ex 24 (2) : (1) Ex 24,8 . (2) Ex 24,12 . Deze werkwoordvorm komt meer voor dan וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) behalve in Lv .
2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Nu (287 = 7 X 41) . Nu 6 (7) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,16 . (3) Nu 6,20 . (4) Nu 6,22 . (5) Nu 6,24 . (6) Nu 6,25 . (7) Nu 6,26 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | 6 | 17 |
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 2 | 11 | 4 | 0 | 199 | 5 | 7 |
´èlohekhèm (jullie God) | 154 | 82 | 32 | 15 | 10 | 15 | 1 | 7 | 26 | 3 | 45 | 0 | 2 |
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) | 267 | 1 | 8 | 116 | 4 | 7 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
1. - 2. De getalswaarde van וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) is : 42 + 41 = 83 OF 222 + 86 = 308 (2 X 154 = 4 X 77 = 4 X 11 X 7 = 44 X 7 = 28 X 11) .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm (en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) . Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Gn (0) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 . (24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv 23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 . Nu (44) . Dt (3) . Andere boeken (4) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27 = 3³) . Gn (21 = 3 X 7) .Gn 1 (9 = 3²) . Gn 6-11 (4 = 2²) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex 3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4 = 2²) . Getalwaarde : 257 + 86 = 343 (7³) . Zie ook : גֶשֶׁם = gèsjèm (regen) . Taalgebruik in Tenakh : gèsjèm (regen) . Getalwaarde : gimel = 3 , sjem = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; 37 OF 343 (7³) . Structuur : 3-3-4 . De som van de elementen is telkens 1 . Zie ook : אֲרוֹן אֱלֹהִים = ´ärôn ´ëlohîm (ark, kast, kist van God) . Getalwaarde : 257 + 86 = 343 .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) .
- וַיּאֹמֶר אֲלֵיהֶם = wajjo´mèr ´äle(j)hèm (tot hen) . Tenakh (51) .
- וַיְדַבֵּר אֲלֵיהֶם = waJêdabbèr ´ale(j)hèm (en hij sprak tot hen) . Tenakh (5) : (1) Gn 42,24 . (2) Gn 44,6 . (3) 1 K 13,12 . (4) 2 K 1,7 . (5) 2 Kr 10,14 .
- Zie Labuschagne C. J. , Numerical Secrets of the Bible . Rediscovering the Bible Codes , Texas , North Richland Hills , Bibal Press , 2000 , p. 49-53 .
3. voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . De Godsnaam אֵל = El is de verkorte vorm van de Godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm .
4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh (Mozes) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569) . Ex (248) . Lv (80) . Nu (207) . Dt (34) . Rest (106) . Nu 6 (2) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,22 .
- Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 .
- שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13 = (26 + 13) OF 372 (2 X 3 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 3 .
- Grieks . μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès (Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès (Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Getalswaarde : 13 OF 31 + 39 OF 345 = 52 (2 X 26) OF 376 (2³ X 47) . 52 is 2 X 26 ; 26 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH .
- 52 en 376 is de getalwaarde van het woord שָׁלוֹם = sjâlôm (vrede) . Taalgebruik in Tenakh : sjâlôm (vrede) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 52 (2 X 26) OF 376 (2³ X 47) . Structuur : 3 - 3 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 .
1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex 4 (3) : (1) Ex 4,4 . (2) Ex 4,19 . (3) Ex 4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex 16 (2) : (1) Ex 16,4 . (2) Ex 16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex 24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex 32 (2) : : (1) Ex 32,9 .(2) Ex 32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh (91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex 6,10 . (2) Ex 6,13 . (3) Ex 6,29 . (4) Ex 13,1 . (5) Ex 14,1 . (6) Ex 16,11 . (7) Ex 25,1 . (8) Ex 30,11 . (9) Ex 30,17 . (10) Ex 30,22 . (11) Ex 31,1 . (12) Ex 32,7 . (13) Ex 33,1 . (14) Ex 40,1 . Lv (33) . Lv 6 (3) : (1) Lv 6,1 . (2) Lv 6,12 . (3) Lv 6,17 . Nu () : Nu 6 (2) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,22 . Dt (1) . Getalswaarde : 624 (24 X 26) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex 3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm ´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .
5. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) < prefix voorzetsel lë + act. qal inf. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (897) . Pentateuch (298 = 2 X 149) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) . Gn (74 = 2 X 37) . Ex (49 = 7 X 7) . Lv (51 = 3 X 17) . Nu (84 = 7 X 12) . Dt (40) .
Op een rijtje : (via de getalswaarden klinken de verschillende Godsnamen door de tekst door) .
- דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalswaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) .
- De getalswaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 16 = 2² X 2² ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) . De getallen 17 en 26 geven de getalswaarden van de Godsnaam JHWH weer .
- יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 .
- voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . De Godsnaam אֵל = El is de verkorte vorm van de Godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm .
- אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Getalswaarde : 13 OF 31 + 39 OF 345 = 52 (2 X 26) OF 376 (2³ X 47) . 52 is 2 X 26 ; 26 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Getalswaarde : 624 (24 X 26) .
Nu 6,2 - Nu 6,2 - Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [2] Speak unto the children of Israel, and say unto them, When either man or woman shall separate themselves to vow a vow of a Nazarite, to separate themselves unto the LORD:
Luther-Bibel . 2Sage den Israeliten und sprich zu ihnen: Wenn jemand, Mann oder Frau, das besondere Gelübde tut, sich dem HERRN zu weihen,
Tekstuitleg van Nu 6,2 .
Nu 6,3 - Nu 6,3 - Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [3] He shall separate himself from wine and strong drink, and shall drink no vinegar of wine, or vinegar of strong drink, neither shall he drink any liquor of grapes, nor eat moist grapes, or dried.
Luther-Bibel . 3so soll er sich des Weins und starken Getränkes enthalten; Würzwein und starken Würztrank soll er auch nicht trinken, auch nichts, was aus Weinbeeren gemacht wird; er soll weder frische noch gedörrte Weinbeeren essen.
Tekstuitleg van Nu 6,3 .
Nu 6,4 - Nu 6,4 - Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [4] All the days of his separation shall he eat nothing that is made of the vine tree, from the kernels even to the husk.
Luther-Bibel . 4Solange sein Gelübde währt, soll er nichts essen, was man vom Weinstock nimmt, von den unreifen bis zu den überreifen Trauben.
Tekstuitleg van Nu 6,4 .
Nu 6,5 - Nu 6,5 - Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [5] All the days of the vow of his separation there shall no rasor come upon his head: until the days be fulfilled, in the which he separateth himself unto the LORD, he shall be holy, and shall let the locks of the hair of his head grow.
Luther-Bibel . 5Solange die Zeit seines Gelübdes währt, soll kein Schermesser über sein Haupt fahren. Bis die Zeit um ist, für die er sich dem HERRN geweiht hat, ist er heilig und soll das Haar auf seinem Haupt frei wachsen lassen.
Tekstuitleg van Nu 6,5 .
Nu 6,6 - Nu 6,6 - Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [6] All the days that he separateth himself unto the LORD he shall come at no dead body.
Luther-Bibel . 6Während der ganzen Zeit, für die er sich dem HERRN geweiht hat, soll er zu keinem Toten gehen.
Tekstuitleg van Nu 6,6 .
7. ind. fut. 3de pers. enk. επελευσεται = epeleusetai (hij zal komen over) van het werkw. επερχομαι = eperchomai (komen op) . Taalgebruik in het NT : eperchomai (komen op) . Taalgebruik in de LXX : eperchomai (komen op) . Taalgebruik in Lc : eperchomai (komen op) . Prefix epi (over) en het werkwoord erchomai (gaan, komen) . Bijbel (15) : (1) Nu 6,5 . (2) Nu 8,7 . (3) Spr 26,2 . (4) Job 19,29 . (5) Job 20,22 . (6) Job 21,17 . (7) Job 23,6 . (8) Job 23,17 . (9) Job 25,3 . (10) Pr 2,12 . (11) Da 11,15 . (12) Da 11,41 . (13) Bar 4,24 . (14) Bar 4,35 . (15) Lc 1,35 . Een vorm van επερχομαι = eperchomai (komen op) in de LXX (112) , in het NT (9) , Lc (3) : (1) Lc 1,35 . (2) Lc 11,22 . (3) Lc 21,26 .Nu 6,7 - Nu 6,7 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [7] He shall not make himself unclean for his father, or for his mother, for his brother, or for his sister, when they die: because the consecration of his God is upon his head.
Luther-Bibel .
7Er soll sich auch nicht unrein machen beim Tode seines Vaters, seiner Mutter, seines Bruders oder seiner Schwester; denn das Gelübde seines Gottes ist auf seinem Haupt.
Tekstuitleg van Nu 6,7 .
Nu 6,8 - Nu 6,8 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [8] All the days of his separation he is holy unto the LORD.
Luther-Bibel . 8Während der ganzen Zeit seines Gelübdes soll er dem HERRN heilig sein.
Tekstuitleg van Nu 6,8 .
3. נִזַרוֹ / נִזְרוֹ = nizarô / nizërô (zijn nazireaat) < zelfst. naamw. stat. constr. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Zie het werkw. נָזַר = nâzar (zich afzonderen, onthouden, wijden) . Taalgebruik in Tenakh : nâzar (zich afzonderen, onthouden, wijden) . Getalswaarde : nun = 14 of 50 , zajin = 7 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 of 257 (priemgetal) . Tenakh (13) : (1) Nu 6,4 . (2) Nu 6,5 . (3) Nu 6,8 . (4) Nu 6,9 . (5) Nu 6,12 . (6) Nu 6,13 . (7) Nu 6,18 . (8) Nu 6,19 . (9) Nu 6,21 . (10) Ps 89,40 . (11) Ps 132,18 .
Nu 6,9 - Nu 6,9 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [9] And if any man die very suddenly by him, and he hath defiled the head of his consecration; then he shall shave his head in the day of his cleansing, on the seventh day shall he shave it.
Luther-Bibel . 9Wenn aber jemand neben ihm plötzlich stirbt und dadurch sein geweihtes Haupt unrein wird, so soll er sein Haupt scheren an dem Tage, da er wieder rein wird, das ist am siebenten Tage.
Tekstuitleg van Nu 6,9 .
15. הַשְּׁבִיעִי = hasjsjëbhî`î (de zevende) . Zie : שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7) . Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13 = (26 + 13) OF 372 (2 X 3 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 12 -> 3 . Tenakh (69) . Pentateuch (45) . Gn (3) . Ex (13) . Lv (16) . Nu (11) . Dt (2) . Rest (24) . Gn (3) : (1) Gn 2,2 . (2) Gn 2,3 . (3) Gn 8,4 . Ex (13) : (1) Ex 12,16 . (2) Ex 13,6 . (3) Ex 16,26 . (4) Ex 16,27 . (5) Ex 16,29 . (6) Ex 20,10 . (7) Ex 20,11 . (8) Ex 23,12 . (9) Ex 24,16 . (10) Ex 31,15 . (11) Ex 31,17 . (12) Ex 34,21 . (13) Ex 35,2 . Lv (16) : (1) Lv 13,5 . (2) Lv 13,6 . (3) Lv 13,27 . (4) Lv 13,32 . (5) Lv 13,34 . (6) Lv 13,51 . (7) Lv 14,9 . (8) Lv 14,39 . (9) Lv 16,29 . (10) Lv 23,3 . (11) Lv 23,8 . (12) Lv 23,24 . (13) Lv 23,27 . (14) Lv 23,34 . (15) Lv 23,39 . (16) Lv 23,41 . Nu (11) : (1) Nu 6,9 . (2) Nu 7,48 . (3) Nu 19,12 . (4) Nu 19,19 . (5) Nu 28,25 . (6) Nu 29,1 . (7) Nu 29,7 . (8) Nu 29,12 . (9) Nu 29,32 . (10) Nu 31,19 . (11) Nu 31,24 . Dt (2) : (1) Dt 5,14 . (2) Dt 16,8 .
- הַשְּׁבִעִי = hasjsjëbhî`î (de zevende) . Tenakh (8) : (1) Ex 12,15 . (2) Ex 16,30 . (3) Lv 25,9 . (4) 1 Kr 2,15 . (5) 1 Kr12,12 . (6) 1 Kr 24,10 . (7) 1 Kr 25,14 . (8) 2 Kr 5,3 .
- Samen 77 ; 48X in de Pentateuch , 29X in de rest ; 15X in Ex , 17X in Lv .
- Grieks : ἑπτα = hepta . Bijbel (334) . OT (272) . NT (62) . Een vorm van ἑπτα = hepta (zeven) in de LXX (377) , in het NT (87) .
- Lat. septem . Bijbel (325) . OT (264) . NT (61) .
- Ned. : zeven . Arabisch : sab`ah (zeven) : سَبْعة. Taalgebruik in de Qoran : sab`ah (zeven) . D. : Sieben . E. seven . Fr. : sept . Grieks : ἑπτα = hepta . Hebreeuws : de) . Zie : שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) (zie 7) . Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Lat. : septem .
- De eerste medeklinker : s ; in het Grieks werd het een aangeblazen ha ; in het Nederlands werd de s een z . De tweede medeklinker : b : in het Arabisch en het Duits ; in het Hebreeuws is het een zachte b , uitgesproken als v ; zo ook in het E. en het Ned. ; in het Gr. , het Lat. en het Fr. werd het een p ; in het Fr. wordt de p niet uitgesproken . De derde medeklinker : de ajin in het Arabisch en het Hebreeuws ; in het Gr. en het Lat. door de letter t . Het Franse sept is afkorting van het Lat. septem ; de -en uitgang in het D. , E. en Ned. komt wellicht uit de Latijnse uitgang -em .
14. - 15. וְיוֹם הַשְּׁבִיעִי = wëjôm hasjsjëbhî`î (en 'op' de zevende dag) . Tenakh (2) : (1) Ex 20,10 . (2) Dt 5,14 .
- יוֹם הַשְּׁבִיעִי = ´jôm hasjsjëbhî`î (de zevende dag) . Tenakh (1) : Gn 2,3 .
- הַשְּׁביעִי בַּיּוֹם = bajjôm hasjsjëbhî`î (op de zevende dag) . Tenakh (24) . Pentateuch (18) : (1) Gn 2,2 . (2) Ex 16,27 . (3) Ex 16,29 . (4) Ex 20,11 . (5) Ex 24,16 . (6) Lv 13,5 . (7) Lv 13,6 . (8) Lv 13,27 . (9) Lv 13,32 . (10) Lv 13,34 . (11) Lv 13,51 . (12) Lv 14,9 . (13) Lv 14,39 . (14) Lv 23,8 . (15) Nu 6,9 . (16) Nu 7,48 . (17) Nu 19,19 . (18) Nu 31,24 .
- הַשְּׁבִיעִי וּבַיּוֹם = ûbhajjôm hasjsjëbhî`î (en op de zevende dag) . Tenakh (16) : (1) Ex 12,16 . (2) Ex 13,6 . (3) Ex 16,26 . (4) Ex 23,12 . (5) Ex 31,15 . (6) Ex 31,17 . (7) Ex 34,21 . (8) Ex 35,2 . (9) Lv 23,3 . (10) Nu 19,12 . (11) Nu 19,19 . (12) Nu 28,25 . (13) Nu 29,32 . (14) Nu 31,19 . (15) Dt 16,8 . (16) Joz 6,4 .
- Op de 7de dag komt in 40 verzen voor ; 33X in de Pentateuch , 1X in Gn , 12X in Ex , 10X in Lv , 9X in Nu , 1X in Dt . Buiten de Pentateuch slechts 7X .
Nu 6,10 - Nu 6,10 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [10] And on the eighth day he shall bring two turtles, or two young pigeons, to the priest, to the door of the tabernacle of the congregation:
Luther-Bibel . 10Und am achten Tage soll er zwei Turteltauben oder zwei andere Tauben zum Priester bringen vor die Tür der Stiftshütte.
Tekstuitleg van Nu 6,10 .
Nu 6,11 - Nu 6,11 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
[11] And the priest shall offer the one for a sin offering, and the other for a burnt offering, and make an atonement for him, for that he sinned by the dead, and shall hallow his head that same day.
Luther-Bibel . 11Und der Priester soll die eine als Sündopfer und die andere als Brandopfer darbringen und ihn entsühnen, weil er sich an einem Toten verunreinigt und dadurch versündigt hat. Dann soll er sein Haupt an demselben Tage von neuem heiligen,
Tekstuitleg van Nu 6,11 .
Nu 6,12 - Nu 6,12 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [12] And he shall consecrate unto the LORD the days of his separation, and shall bring a lamb of the first year for a trespass offering: but the days that were before shall be lost, because his separation was defiled.
Luther-Bibel . 12dass er sich dem HERRN weihe für die Zeit seines Gelübdes. Und er soll ein einjähriges Schaf bringen als Schuldopfer. Aber die vorigen Tage sollen umsonst gewesen sein, weil sein geweihtes Haupt unrein geworden war.
Tekstuitleg van Nu 6,12 .
Nu 6,13 - Nu 6,13 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [13] And this is the law of the Nazarite, when the days of his separation are fulfilled: he shall be brought unto the door of the tabernacle of the congregation:
Luther-Bibel . 13Dies ist das Gesetz des Gottgeweihten: Wenn die Zeit seines Gelübdes um ist, so soll man ihn vor die Tür der Stiftshütte führen.
Tekstuitleg van Nu 6,13 .
Nu 6,14 - Nu 6,14 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [14] And he shall offer his offering unto the LORD, one he lamb of the first year without blemish for a burnt offering, and one ewe lamb of the first year without blemish for a sin offering, and one ram without blemish for peace offerings,
Luther-Bibel . 14Und er soll dem HERRN sein Opfer bringen, ein einjähriges Schaf ohne Fehler als Brandopfer und ein einjähriges Schaf ohne Fehler als Sündopfer und einen Widder ohne Fehler als Dankopfer
Tekstuitleg van Nu 6,14 .
20. nom. en acc. onz. enk. σωτηριον = sôtèrion (redding) . Zie het zelfst. naamw. σωτηρια = sôtèria (redding) . Taalgebruik in het NT : sôtèria (redding) . Taalgebruik in de LXX : sôtèria (redding) . Bijbel (43) . Pentateuch (4) : (1) Gn 41,16 . (2) Lv 17,4 . (3) Nu 6,14 . (4) Nu 15,8 . Js (11) : (1) Js 26,1 . (2) Js 33,20 . (3) Js 38,11 . (4) Js 40,5 . (5) Js 51,5 . (6) Js 51,6 . (7) Js 51,8 . (8) Js 56,1 . (9) Js 60,6 . (10) Js 60,18 . (11) Js 62,1 . NT (3) : (1) Lc 2,30 . (2) Lc 3,6 . (3) Hnd 28,28 .
sôtèrion (redding) | bijbel | OT | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
nom. + acc. onz. enk. sôtèrion | 43 | 39 (40) | 4 | 0 | 11 (nl. in Js) | 0 | 24 | 3 | 2 | 1 | 2 | 1 |
Nu 6,15 - Nu 6,15 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [15] And a basket of unleavened bread, cakes of fine flour mingled with oil, and wafers of unleavened bread anointed with oil, and their meat offering, and their drink offerings.
Luther-Bibel . 15und einen Korb mit ungesäuerten Kuchen von feinstem Mehl, mit Öl vermengt, und ungesäuerte Fladen, mit Öl bestrichen, und was dazugehört an Speisopfern und Trankopfern.
Tekstuitleg van Nu 6,15 .
Nu 6,16 - Nu 6,16 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [16] And the priest shall bring them before the LORD, and shall offer his sin offering, and his burnt offering:
Luther-Bibel . 16Und der Priester soll's vor den HERRN bringen und soll sein Sündopfer und sein Brandopfer zurichten.
Tekstuitleg van Nu 6,16 .
4. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Nu (287 = 7 X 41) . Nu 6 (7) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,16 . (3) Nu 6,20 . (4) Nu 6,22 . (5) Nu 6,24 . (6) Nu 6,25 . (7) Nu 6,26 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | 6 | 17 |
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 2 | 11 | 4 | 0 | 199 | 5 | 7 |
´èlohekhèm (jullie God) | 154 | 82 | 32 | 15 | 10 | 15 | 1 | 7 | 26 | 3 | 45 | 0 | 2 |
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) | 267 | 1 | 8 | 116 | 4 | 7 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Nu 6,17 - Nu 6,17 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [17] And he shall offer the ram for a sacrifice of peace offerings unto the LORD, with the basket of unleavened bread: the priest shall offer also his meat offering, and his drink offering.
Luther-Bibel . 17Und den Widder soll er dem HERRN als Dankopfer zurichten samt dem Korbe mit dem ungesäuerten Brot und soll auch sein Speisopfer und sein Trankopfer darbringen.
Tekstuitleg van Nu 6,17 .
Nu 6,18 - Nu 6,18 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [18] And the Nazarite shall shave the head of his separation at the door of the tabernacle of the congregation, and shall take the hair of the head of his separation, and put it in the fire which is under the sacrifice of the peace offerings.
Luther-Bibel . 18Und der Geweihte soll sein geweihtes Haupt scheren vor der Tür der Stiftshütte und soll sein geweihtes Haupthaar nehmen und aufs Feuer werfen, das unter dem Dankopfer brennt.
Tekstuitleg van Nu 6,18 .
Nu 6,19 - Nu 6,19 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [19] And the priest shall take the sodden shoulder of the ram, and one unleavened cake out of the basket, and one unleavened wafer, and shall put them upon the hands of the Nazarite, after the hair of his separation is shaven:
Luther-Bibel . 19Und der Priester soll eine gekochte Vorderkeule von dem Widder nehmen und einen ungesäuerten Kuchen aus dem Korbe und einen ungesäuerten Fladen und soll's dem Geweihten auf seine Hände legen, nachdem er sein geweihtes Haar abgeschoren hat.
Tekstuitleg van Nu 6,19 .
Nu 6,20 - Nu 6,20 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [20] And the priest shall wave them for a wave offering before the LORD: this is holy for the priest, with the wave breast and heave shoulder: and after that the Nazarite may drink wine.
Luther-Bibel . 20Und der Priester soll's vor dem HERRN schwingen. Das ist der heilige Anteil für den Priester samt der Brust des Schwingopfers und der Keule des Hebopfers. Danach darf der Geweihte Wein trinken.
Tekstuitleg van Nu 6,20 .
6. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Nu (287 = 7 X 41) . Nu 6 (7) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,16 . (3) Nu 6,20 . (4) Nu 6,22 . (5) Nu 6,24 . (6) Nu 6,25 . (7) Nu 6,26 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | 6 | 17 |
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 2 | 11 | 4 | 0 | 199 | 5 | 7 |
´èlohekhèm (jullie God) | 154 | 82 | 32 | 15 | 10 | 15 | 1 | 7 | 26 | 3 | 45 | 0 | 2 |
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) | 267 | 1 | 8 | 116 | 4 | 7 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Nu 6,21 - Nu 6,21 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] This is the law of the Nazarite who hath vowed, and of his offering unto the LORD for his separation, beside that that his hand shall get: according to the vow which he vowed, so he must do after the law of his separation.
Luther-Bibel . 21Das ist das Gesetz des Gottgeweihten, der sein Opfer dem HERRN gelobt hat, wegen seines Gelübdes, abgesehen von dem, was er sonst noch vermag. Wie er gelobt hat, soll er tun nach dem Gesetz seines Gelübdes.
Der priesterliche Segen
Tekstuitleg van Nu 6,21 .
- http://www.labuschagne.nl/4.num6.pdf .
- Marco Derks, "De zegen als het gezicht van God (I): de naam van de zegen / de zegen van de Naam." De Reformatie 82, no. 36 (2007): 629-631 .
- Ruiterkamp, G. Gezegend ben je. Een studie van achtergrond, vorm en functie van de Aäronitische zegen (Numeri 6:22-27) z.j., z.p. (doctoraalscriptie Oude Testament, Theologische Universiteit, Koornmarkt, Kampen) .
Nu 6,22 - Nu 6,22 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] And the LORD spake unto Moses, saying,
Luther-Bibel . 22Und der HERR redete mit Mose und sprach:
Tekstuitleg van Nu 6,22 . Het vers Nu 6,22 telt 5 woorden en 18 (2 X 3²) letters . De getalswaarde van Nu 6,22 is 895 (5 X 179) . De priesterlijke zegen staat aan het begin van de 3de reeks van 7 redes van JHWH tot Mozes .
1:1 And YHWH spoke to Moses, saying 1
1:48 And YHWH spoke to Moses, saying 2
2:1 And YHWH spoke to Moses, saying 3
3:5 And YHWH spoke to Moses, saying 4
3:11 And YHWH spoke to Moses, saying 5
3:14 And YHWH spoke to Moses, saying 6
3:44 And YHWH spoke to Moses, saying
4:1 And YHWH spoke to Moses, saying 1
4:17 And YHWH spoke to Moses, saying 2
4:21 And YHWH spoke to Moses, saying 3
5:1 And YHWH spoke to Moses, saying 4
5:5 And YHWH spoke to Moses, saying 5
5:11 And YHWH spoke to Moses, saying 6
6:1 And YHWH spoke to Moses, saying
6:22 And YHWH spoke to Moses, saying 1
8:1 And YHWH spoke to Moses, saying 2
8:5 And YHWH spoke to Moses, saying 3
8:23 And YHWH spoke to Moses, saying 4
9:1 And YHWH spoke to Moses, saying 5
9:9 And YHWH spoke to Moses, saying 6
10:1 And YHWH spoke to Moses, saying
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | ||
1. | Nu 1,1-10,11 | ||||||||||
2. | Nu 1,1-3,51 | Nu 4,1-6,21 | Nu 6,22-10,10 | ||||||||
3. | Nu 6,22-7,89 | Nu 8,1-4 | Nu 8,5-22 | Nu 8,23-26 | Nu 9,1-8 | Nu 9,9-23 | Nu 10,1-10 | ||||
4. | Nu 6,22-27 | Nu 7,1-89 | |||||||||
4. | Nu 6,22-23 | Nu 6,24-26 | Nu 6,27 |
Nu 6,22.1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh
: dâbhar
(spreken) . Getalswaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Structuur : 4 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Getalswaardee 26 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH . Tenakh (192 = 2³ X 2³ X 3) . Pentateuch (140
= 20 X 7) . Eerdere Profeten (34 = 2 X 17) . Latere Profeten (9 = 3²) . 12 Kleine
Profeten (1) . Prof. (34 + 9 + 1 = 44) . Geschriften (8) . Gn (16) . Ex (20) . Lv (40) . Nu (57 = 3 X 19) . Dt (7) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex
4,30 . (2) Ex
6,2 . (3) Ex
6,9 . (4) Ex
6,10 . (5) Ex
6,12 . (6) Ex
6,13 . (7) Ex
6,29 . (8) Ex
13,1 . (9) Ex
14,1 . (10) Ex
16,11 . (11) Ex
20,1 . (12) Ex
25,1 . (13) Ex
30,11 . (14) Ex
30,17 . (15) Ex
30,22 . (16) Ex
31,1 . (17) Ex
32,7 . (18) Ex
33,1 . (19) Ex
34,31 . (20) Ex
40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 .
(26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv
23,33 . (35) Lv
23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Nu 6 (2) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,22 . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- De getalswaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 16 = 2² X 2² ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) . De getallen 17 en 26 geven de getalswaarden van de Godsnaam JHWH weer .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak)
van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex
4,30 . (2) Ex
6,2 . (3) Ex
6,9 . (4) Ex
6,10 . (5) Ex
6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex
6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex
14,1 . (15) Ex
16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex
20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex
25,1 . (21) Ex
30,11 . (22) Ex
30,17 . (23) Ex
30,22 . (24) Ex
31,1 . (25) Ex
32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex
33,1 . (28) Ex
34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex
40,1 . Nu 6 (2) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,22 .
-- και ελαλησεν = kai elalèsen (en hij sprak) . LXX (187) . NT (4) .
-- ελαλησεν δε = elalèsen de (hij sprak echter) . LXX (4) . NT (1) .
- De werkwoordvorm ειπεν = eipen (hij zei) komt veelvuldiger voor . Zie : act. ind. aor. 3de pers. enk. ειπεν = eipen (hij zei) van het werkw. λεγω = legô (zeggen) .
Taalgebruik in het NT : legô
(zeggen) . Taalgebruik in de LXX : legô
(zeggen) . Een vorm van λεγω = legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Gn (378) . Ex (149) . Lv (15) . Nu (98) . Dt (44) .
laleô | bijbel | OT | verschil | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |||
act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen | 431 | 400 | 383 | 189 | 106 | 39 | 11 | 38 | 25 | 30 | 38 | 68 | 28 | 31 (?) 30 | 7 | 1 | 5 | 6 | 8 | 2 | 1 | 13 | 19 | 2 | ||||
act. ind. aor. 3de pers. enk. eipen | 3024 | 2426 | 2275 | 684 | 985 | 234 | 63 | 309 | 378 | 149 | 15 | 98 | 44 | 598 | 118 | 56 | 223 | 114 | 75 | 7 | 5 | 397 | 511 | |||||
3455 | 2826 | 2658 | 873 | 1091 | 273 | 74 | 347 | 403 | 179 | 53 | 166 | 72 | 629 | 125 | 57 | 228 | 220 | 83 | 9 | 6 | 410 | 530 |
- Vulgaat . pass. perf. deelw. nom. mann. enk. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT
: laleô
(lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken)
. Taalgebruik in Tenakh : dâbhar
(spreken) . Lat. : loqui .
- De werkwoordvorm וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh
(1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) .
12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . Ex (150) . Lv (10) . Nu (95) . Dt (24) . Getalswaarde van וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) is 34 + 16 = 50 OF 241 + 16 = 257 (priemgetal) . Deze werkwoordvorm komt meer voor dan וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) behalve in Lv . De getalswaarde van דָבַר = dâbhar (spreken) is 26 OF 206 , van אמר = ´-m-r (zeggen) 34 (2 X 17) OF 241 (priemgetal) . In de getalswaarde van beide werkw. gaat dus een vorm van de Godsnaam JHWH schuil .
Nu 6,22.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Nu (287 = 7 X 41) . Nu 6 (7) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,16 . (3) Nu 6,20 . (4) Nu 6,22 . (5) Nu 6,24 . (6) Nu 6,25 . (7) Nu 6,26 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Nu 6 | ||
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | ||
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | ||
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 2 | 11 | 4 | 0 | 199 | ||
´èlohekhèm (jullie God) | 154 | 82 | 32 | 15 | 10 | 15 | 1 | 7 | 26 | 3 | 45 | ||
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) | 267 | 1 | 8 | 116 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Nu 6,22.1. - 2. De getalswaarde van וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm
(en God sprak) is : 42 + 41 = 83 OF 222 + 86 = 308 (2 X 154 = 4 X 77 = 4 X 11 X 7 = 44 X 7 = 28 X 11) .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים = wajëdabber ´èlohîm
(en God sprak) . Tenakh (3) : (1) Gn 8,15 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex
20,1 .
- וַיְדַבֵּר יהוה = wajëdabber JHWH (en JHWH sprak) . Tenach (100 = 2² X 5²) .
Pentateuch (96 = 2³ X 2² X 3) . Gn (0) . Ex (14 = 2 X 7) : (1) Ex
6,10 . (2) Ex
6,13 . (3) Ex
6,29 . (4) Ex
13,1 . (5) Ex
14,1 . (6) Ex
16,11 . (7) Ex
25,1 . (8) Ex
30,11 . (9) Ex
30,17 . (10) Ex
30,22 . (11) Ex
31,1 . (12) Ex
32,7 . (13) Ex
33,1 . (14) Ex
40,1 . Lv (35 = 5 X 7) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 11,1 . (13) Lv 12,1 . (14) Lv 13,1 . (15) Lv 14,1 . (16) Lv 14,33 . (17) Lv 15,1 . (18) Lv 16,1 . (19) Lv 17,1 . (20) Lv 18,1 . (21) Lv 19,1 . (22) Lv 20,1 . (23) Lv 21,16 .
(24) Lv 22,1 . (25) Lv 22,17 . (26) Lv 22,26 . (27) Lv 23,1 . (28) Lv 23,9 . (29) Lv 23,23 . (30) Lv 23,26 . (31) Lv
23,33 . (32) Lv 24,1 . (33) Lv 24,13 . (34) Lv 25,1 . (35) Lv 27,1 . Van Lv 1-10 beginnen 3 hoofdstukken alzo . Van Lv 11-27 zijn het 15/17 hoofdstukken , niet in Lv 21,1 en Lv 26,1 . Nu (44) . Dt (3) . Andere boeken (4) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים = wajjo´mèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27 = 3³) . Gn (21 = 3 X 7) .Gn 1 (9 = 3²) . Gn 6-11 (4 = 2²) . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex
3,14 . (2) Nu 22,12 . Rest (4 = 2²) . Getalwaarde : 257 + 86 = 343 (7³) . Zie ook : גֶשֶׁם = gèsjèm
(regen) . Taalgebruik in Tenakh : gèsjèm
(regen) . Getalwaarde : gimel = 3 , sjem = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ;
37 OF 343 (7³) . Structuur : 3-3-4 . De som van de elementen is telkens 1 . Zie ook : אֲרוֹן אֱלֹהִים = ´ärôn ´ëlohîm (ark, kast, kist van God) . Getalwaarde : 257 + 86 = 343 .
- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) .
- וַיּאֹמֶר אֲלֵיהֶם = wajjo´mèr ´äle(j)hèm (tot hen) . Tenakh (51) .
- וַיְדַבֵּר אֲלֵיהֶם = waJêdabbèr ´ale(j)hèm (en hij sprak tot hen) . Tenakh (5) : (1) Gn 42,24 . (2) Gn 44,6 . (3) 1 K 13,12 . (4) 2 K 1,7 . (5) 2 Kr 10,14 .
- Zie Labuschagne C. J. , Numerical Secrets of the Bible . Rediscovering the Bible Codes , Texas , North Richland Hills , Bibal Press , 2000 , p. 49-53 .
Nu 6,22.3. voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . De Godsnaam אֵל = El is de verkorte vorm van de Godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm .
Nu 6,22.4. מֹשֶׁה = mosjèh (Mozes) . Taalgebruik in Tenakh : Mosjèh
(Mozes) .
Getalwaarde : mem = 13 of 40 ,
sjin = 21 of 300 , h = 5 . Totaal : 39 (3 X 13) of 345 (3 X 5 X 23) ; het
omgekeerde 543 (3 X 181 : het zesde zeszijdige stergetal) . Structuur : 4 -
3 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (675) . Pentateuch (569)
. Ex (248) . Lv (80) . Nu (207) . Dt (34) . Rest (106) . Nu 6 (2) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,22 .
- Zie : יהוה אֶחָד = JHWH ´èchâd (JHWH is één) . Getalswaarde : 26 + 13 = 39 .
- שֶׁבַע / שֵׁבַע = sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Taalgebruik in Tenakh : sjèbha` / sjëbha` (zeven) . Getalwaarde :
sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13 = (26 +
13) OF 372 (2 X 3 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 3 .
- Grieks . μωυσης = môusès (Mozes) . Taalgebruik in de LXX : môusès
(Mozes) . Taalgebruik in het NT : môusès
(Mozes) . Een vorm van μωυσης = môusès (Mozes) in het NT (79) .
Nu 6,22.3. - 4. אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Getalswaarde : 13 OF 31 + 39 OF 345 = 52 (2 X 26) OF 376 (2³ X 47) . 52 is 2 X 26 ; 26 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH .
- 52 en 376 is de getalwaarde van het woord שָׁלוֹם = sjâlôm
(vrede) . Taalgebruik in Tenakh : sjâlôm
(vrede) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , waw = 6 ,
mem = 13 of 40 ; totaal : 52 (2 X 26) OF 376 (2³ X 47) . Structuur : 3
- 3 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 .
Nu 6,22.1. - 4. וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei
tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex
4 (3) : (1) Ex
4,4 . (2) Ex
4,19 . (3) Ex
4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex
16 (2) : (1) Ex
16,4 . (2) Ex
16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex
24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex
32 (2) : : (1) Ex
32,9 .(2) Ex
32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu
3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu
11,16 . (5) Nu
11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu
14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu
17,25 . (11) Nu
20,12 . (12) Nu
20,23 . (13) Nu
21,8 . (14) Nu
21,34 . (15) Nu
25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu
27,6 . (18) Nu
27,12 . (19) Nu
27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Tenakh
(91 = 7 X 13) . Pentateuch (91 = 7 X 13) . Ex (14 = 2 X 7) . (1) Ex
6,10 . (2) Ex
6,13 . (3) Ex
6,29 . (4) Ex
13,1 . (5) Ex
14,1 . (6) Ex
16,11 . (7) Ex
25,1 . (8) Ex
30,11 . (9) Ex
30,17 . (10) Ex
30,22 . (11) Ex
31,1 . (12) Ex
32,7 . (13) Ex
33,1 . (14) Ex
40,1 . Nu () : Nu 6 (2) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,22 . Dt (1) . Getalswaarde : 624 (24 X 26) .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex
3,14 .
- וַיְדַבֵּר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber ´èlohîm
´èl mosjèh (en God sprak tot Mozes) . Tenakh (1) : (1) Ex 6,2 .
Nu 6,22.5. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) < prefix voorzetsel lë + act. qal inf. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (897) . Pentateuch (298 = 2 X 149) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) . Gn (74 = 2 X 37) . Ex (49 = 7 X 7) . Lv (51 = 3 X 17) . Nu (84 = 7 X 12) . Dt (40) .
Op een rijtje : (via de getalswaarden klinken de verschillende Godsnamen door de tekst door) .
- דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh
: dâbhar
(spreken) . Getalswaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) .
- De getalswaarde van וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) is : waw = 6 , jod = 10 ; samen : 16 = 2² X 2² ; algemeen totaal : 26 + 16 = 42 (2 X 3 X 7) OF 206 + 16 = 222 (6 X 37 OF (10 X 17) + (2 X 26) . De getallen 17 en 26 geven de getalswaarden van de Godsnaam JHWH weer .
- יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach
: JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 .
- voorzetsel
אֶל = ´èl (naar, tot) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld)
. Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . De Godsnaam אֵל = El is de verkorte vorm van de Godsnaam אֱלֹהִים =
´èlohîm .
- אֶל מֹשֶׁה = ´èl mosjèh (tot Mozes) . Tenakh (203) . Getalswaarde : 13 OF 31 + 39 OF 345 = 52 (2 X 26) OF 376 (2³ X 47) . 52 is 2 X 26 ; 26 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH .
- וַיְדַבֵּר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . Getalswaarde : 624 (24 X 26) .
Nu 6,23 -Nu 6,23 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] Speak unto Aaron and unto his sons, saying, On this wise ye shall bless the children of Israel, saying unto them,
Luther-Bibel . 23Sage Aaron und seinen Söhnen und sprich: So sollt ihr sagen zu den Israeliten, wenn ihr sie segnet:
Tekstuitleg van Nu 6,23 . Het vers Nu 6,23 telt 13 woorden en 44 (2² X 11) letters . De getalswaarde van Nu 6,23 is 2848 (2² X 2³ X 89) .
2. voorzetsel אֶל = ´èl (naar, tot) . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 4 . De Godsnaam אֵל = El is de verkorte vorm van de Godsnaam אֱלֹהִים = ´èlohîm .
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | ||
1. | Nu 1,1-10,11 | ||||||||||
2. | Nu 1,1-3,51 | Nu 4,1-6,21 | Nu 6,22-10,10 | ||||||||
3. | Nu 6,22-7,89 | Nu 8,1-4 | Nu 8,5-22 | Nu 8,23-26 | Nu 9,1-8 | Nu 9,9-23 | Nu 10,1-10 | ||||
4. | Nu 6,22-27 | Nu 7,1-89 | |||||||||
4. | Nu 6,22-23 | Nu 6,24-26 | Nu 6,27 |
Nu 6,23.3. אַהֱרֹן = ´ahäron
(Aäron) . Taalgebruik in Tenakh : ´ahäron
(Aäron) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , resj = 20 of 200 , nun
= 14 of 50 . Totaal : 40 = 2³ X 5) of 256 (2² X 2³ X 2³ ) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (247 = 13 X 19) .
Pentateuch (211 = 210 + 1 = '3 X 70' + 1) . Gn (0) . Ex (71 = 70 + 1) . Lv (70) . Nu (67) . Dt (3) . Nu 6 (1) : Nu 6,23 .
- ααρων = aarôn (Aäron) . Taalgebruik in het NT : aarôn
(Aäron) . Taalgebruik in de LXX : aarôn
(Aäron) . Bijbel (348 = 2² X 3 X 29) . LXX (343 = 7³) . NT (5) .
Nu 6,23.2. - 3. אֶל אַהֱרֹן = ´èl ´ahäron (tot Aäron) . Tenakh (30 = 2 X 3 X 5) ) . Ex (9) . Lv (16) . Nu (5) : (1) Nu 6,23 . (2) Nu 8,2 . (3) Nu 17,11 . (4) Nu 18,1 . (5) Nu 18,8 . Getalswaarde : 13 OF 31 + 40 OF 256 = 53 (priemgetal) OF 287 (7 X 41) . אֱלֹהִים = ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 .
Nu 6,23.1. - 3. דַבֵּר אֶל אַהֱרֹן = dabber ´èl ´ahäron (spreek tot Aäron) . Tenakh (8) : (1) Lv 6,18 . (2) Lv 16,2 . (3) Lv 17,2 . (4) Lv 21,17 . (5) Lv 22,2 . (6) Lv 22,18 . (7) Nu 6,23 . (8) Nu 8,2 .
Nu 6,23.5. zelfst. naamw. mann. mv. en suffix bezittelijk voornaamw. 3de pers. mann. enk. בָּנָיו = bânâ(j)w (zijn zonen) . Tenakh (140) . Pentateuch (62) . Eerdere Profeten (22) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (6) .
Nu 6,23.2. - 5. אֶל אַהֱרֹן וְאֶל בָּנָיו = ´èl áhäron wë´èl bânâ(j)w (tot Aäron en tot zijn zonen) . Tenakh (7) : (1) Lv 6,18 . (2) Lv 8,31 . (3) Lv 17,2 . (4) Lv 21,24 . (5) Lv 22,2 . (6) Lv 22,18 . (7) Nu 6,23 .
Nu 6,23.1. - 5. דַבֵּר אֶל אַהֱרֹן וְאֶל בָּנָיו = dabber ´èl ´ahäron wë´èl bânâ(j)w (spreek tot Aäron en tot zijn zonen) . Tenakh (5) : (1) Lv 6,18 . (2) Lv 17,2 . (3) Lv 22,2 . (4) Lv 22,18 . (5) Nu 6,23 .
Nu 6,23.6. לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) < prefix voorzetsel lë + act. qal inf. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (897) . Pentateuch (298) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) . Gn (74 = 2 X 37) . Ex (49 = 7 X 7) . Lv (51 = 3 X 17) . Nu (84 = 7 X 12) . Dt (40) .
Nu 6,23.1. - 6. דַבֵּר אֶל אַהֱרֹן וְאֶל בָּנָיו לֵאמֹר = dabber ´èl ´ahäron wë´èl bânâ(j)w le´mor (spreek tot Aäron en tot zijn zonen om te zeggen) . Tenakh (2) : (1) Lv 6,18 . (2) Nu 6,23 .
Nu 6,23.8. act. piël imperf. (jiqtol) 2de pers. mann. mv. תְבָרֱכוּ = thëbhâräkhû (jullie zullen zegenen) van het werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) . Taalgebruik
in Tenakh : bârakh
(zegenen, loven, prijzen) . Getalwaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 ,
kaf = 11 of 20 . Totaal : 33 (3 X 11) OF 222 (6 X 37) of (2 X 111) of (10 X 17) + (2 X 26) . Structuur : 2 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . 222 is de som van twee produkten met de getalswaarde van JHWH . Tenakh (1) : Nu 6,23 .
- Grieks : act. ind. fut. 2de pers. mv. ευλογησετε = eulogèsete (jullie zullen zegenen) van het werkw. ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik
in het NT : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik in de Septuaginta : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen) . Bijbel = LXX (2) : (1) Nu 6,23 . (2) 2 S 21,3 . Een vorm van ευλογεω = eulogeô in de LXX (516) , in het NT (42) .
- Ned. : zegenen < signare (tekenen) , het signum (teken)
van het kruis slaan . Arabisch : بَارَكَ = bâraka (zegenen) . Taalgebruik in de Qoran : bâraka (zegenen) . D. : segnen . E. : to bless . Fr. : bénir . Gr. : ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik
in het NT : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen) . Hebreeuws : בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) . Taalgebruik
in Tenakh : bârakh
(zegenen, loven, prijzen) . Lat. : benedicere .
Nu 6,23.10. stat. constructus mann. mv. בְּנֵי = bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. בָּנַי / בָּנָי = bânaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw.
בֵּן / בִּן / בֶּן = ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik
in Tenakh : ben
(zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2²
X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . De som van de elementen is 7 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten
(83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Gn (113) . Nu (245) .
- Zelfst. naamw. met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker : qil-vorm . De stamklinker i met klemtoon is e geworden (Lettinga( 6) 13m) , bin werd ben . In gesloten lettergrepen zonder klemtoon is de uit de i ontstane e è geworden (Lettinga(6) 13n) , vandaar bèn . Volgens Joüon is het onregelmatige mv. moeilijk verklaarbaar ((Joüon 98 c) . mann. mv. בָּנִים = bânîm (zonen) . mann. mv stat construct. בְּנֵי = bëne(j) (zonen van) . Onmiddellijk vóór de hoofdklemtoon is de i of de daaruit ontstane e in open lettergreep deels vervluchtigd tot een sewa (Lettinga 13 o) .
Nu 6,23.11. יִשְׂרָאֵל = jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el
(Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of
200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765)
. Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) .
- Gr. ισραηλ = israèl (Israël)
. Taalgebruik in de LXX : Israèl
(Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl
(Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) .
Nu 6,23.10. - 11. בְּנֵי יִשְׂרָאֵל = bëne(j) jishërâ´el (Israëlieten) . Tenakh (109) .
Nu 6,23.12. act. qal inf. absolut. אָמוֹר = ´âmôr (om te zeggen) van het werkw. אמר = ´-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (3) : (1) Nu 6,23 . (2) 1 S 2,30 . (3) Jr 23,17 .
- De priesterlijke zegen gezongen : http://www.hebrew4christians.net/Blessings/Synagogue_Blessings/Priestly_Blessing/Birkat_Kohanim/birkat_kohanim.html .
Bij de aartsvaders אַבְרָהָם = Abraham , יִצְחָק = Isaak , יַעֳקֹב = Jakob en יוֹסֵף = Jozef hebben de getallen van hun leeftijden een symbolische betekenis .
1. Abraham werd 175 jaar oud . 175 = 5² X 7 OF (10 X 17 = 170) + 5 . (Gn 25,7) . 5 is de getalswaarde van de letter he . Abram en Saraj ontvangen de letter he in hun naam en zij worden vruchtbaar (Gn 17,5 en Gn 17,15) . Merkwaardig is de plaats van dit vers in de bijbel : het 25ste hoofdstuk en het 7de vers . Som van de factoten : 5 + 5 + 7 = 17 . Dit is de getalswaarde van de letter pe (mond) . 17 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH volgens de kleine telling (1 + 5 + 6 + 5 = 17) .
2. Isaak werd 180 jaar oud . 180 = 6² X 5 OF (10 X 17 = 170) + 10 . (Gn 35,28) . 6 is de getalswaarde van de letter waw . In Gn 25,19 staat de waw bij het begin van het woord (thôlëdoth) . Getalswaarde : thaw = 22 of 400 ; lamed = 12 of 30 , daleth = 4 , waw = 6 ; totaal : 66 (2 X 3 X 11) OF 840 (2³ X 3 X 5 X 7) . thôlëdoth komt in 7 verzen in Tenakh voor . Op de 6de plaats betreft het Isaak . Som van de factoren : 6 + 6 + 5 = 17 . Dit is de getalswaarde van de letter pe (mond) . 17 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH volgens de kleine telling (1 + 5 + 6 + 5 = 17) .
3. Jakob werd 147 jaar oud . 147 = 7² X 3 OF (8 X 17 = 136) + 11 . (Gn 49,33) . Som van de factoren : 7 + 7 + 3 = 17 . 17 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH volgens de kleine telling (1 + 5 + 6 + 5 = 17) . Ook hier is de plaats van dit vers in de bijbel merkwaardig : het 49ste hoofdstuk en het 33ste vers . Jakob diende 7 jaar voor Lea en Rachel (Gn 29,20 en Gn 29,30) . Jakob verbleef 130 (5 X 26) jaar in Kanaän en 17 jaar in Egypte (Gn 47,28) . Merkwaardig is de plaats in de bijbel (Gn 47,28) . De buitenste getallen van 147 is 17 . Het tweede en derde getal van 147 is 47 . 28 = 4 X 7 (hierin schuilt 47) .
1. - 3. Het product van drie opeenvolgende getallen ( 5 - 6 - 7) in het kwadraat , opklimmend , met drie opeenvolgende onpare getallen afdalend (7 - 5 - 3) .
- De plechtige zegen in Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 telt 3 - 5 - 7 woorden .
4. Jozef leefde 110 jaar . 110 = 5² ( = 25) + 6² ( = 36) + 7² ( = 49) OF (6 X 17) + 8 . De som van drie opeenvolgende getallen in het kwadraat . (Gn 50,22) OF de som van de kwadraten van de aartsvaders . Deze plaats in de bijbel is wellicht ook merkwaardig . (50ste hoofdstuk) X 22 (22ste vers) (5 X 22) = 110 .
1. - 4. De vier leeftijden samen geeft de som van 612 (2² X 3² X 17) OF : (10 + 10 + 8 + 6 = 34) X 17 PLUS (5 + 10 + 11 + 8 = .34 = 2 X 17) OF 36 X 17 . Het gemiddelde van de leeftijden van de aartsvaders is 9 X 17 OF 153 . Het getal 153 is een driehoeksgetal . Het getal 153 is de som van alle getallen van 1 tot en met 17 . 612 is een vierkant (4 X 153) . Daarmee is het probleem opgelost waarom de som van de factoren bij Jozef geen 17 is . 17 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH volgens de kleine telling (1 + 5 + 6 + 5 = 17) .
Ook de getalswaarde van de namen van Isaak , Jakob en Jozef heeft een symbolische waarde .
2. Isaak (Gn 21,3) . יִצְחָק = jitsëchâq (Isaak) . Getalswaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 90 , chet = 8 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 49 (7 X 7) OF 208 (8 X 26) .
3. Jakob (Gn 25,26) . יַעֳקֹב = ja`äqobh (Jakob) . Getalswaarde : jod = 10 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 47 OF 182 (7 X 26) .
4. Jozef (Gn 30,24) . יוֹסֵף = Jôseph (Jozef) . Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , samek = 15 of 60 , qoph = 17 of 80 ; totaal : 48 (2² X 2² X 3) OF 156 (6 X 26) .
De getalswaarde van de namen Isaak , Jakob en Jozef volgens de tweede telling wordt gevormd door het product van drie opeenvolgende getallen (8 - 7 - 6) , afdalend , met de getalswaarde van de godsnaam JHWH volgens de gewone telling (26) : 8 X 26 EN 7 X 26 EN 6 X 26 . In totaal geven de twee tellingen 49 + 47 + 48 = 144 (12 X 12) OF 208 + 182 + 156 = 546 (21 X 26) . Het gemiddelde is 48 (4 X 12) OF 182 (7 X 26) .
- Bij de leeftijden en de naamgeving spelen de 2 getalswaarden van de Godsnaam JHWH een beslissende rol . Het getal 17 bij de leeftijden , het getal 26 bij de naamgeving . De leeftijd van Jakob is 147 , de getalswaarde van de naam van Jakob is 47 of 182 (7 X 26) . Bij Jakob overheerst het getal 7 , zowel bij zijn leeftijd als bij de getalswaarde van zijn naam .
leeftijd | getalswaarde naamgeving | |||
Abraham | 5 X 5 X 7 (5 + 5 + 7 = 17) | 175 (10 X 17) + 5 | ||
Isaak | 6 X 6 X 5 (6 + 6 + 5 = 17) | 180 (10 X 17) + 10 | 49 (7 X 7) OF 208 (8 X 26) | |
Jakob | 7 X 7 X 3 (7 + 7 + 3 = 17) | 147 (8 X 17) + 11 | 47 OF 182 (7 X 26) | |
Jozef | (5 X 5) + (6 X 6) + (7 X 7) (5 + 5 + 6 + 6 + 7 + 7 = 36) | 110 (6 X 17) + 8 | 48 (2² X 2² X 3) OF 156 (6 X 26) | |
totaal | 612 (34 X 17) + 34 OF 36 X 17 | 144 (12 X 12) OF 546 (21 X 26) | ||
gemiddeld | 153 (9 X 17) | 48 (4 X 12) OF 182 (7 X 26) . |
Nu 6,24 - Nu 6,24 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] The LORD bless thee, and keep thee:
Luther-Bibel . 24Der HERR segne dich und behüte dich;
Tekstuitleg van Nu 6,24 . Het vers Nu 6,24 telt 3 woorden en 15 (3 X 5) letters . De getalswaarde van Nu 6,24 is 854 (2 X 7 X 61) .
Nu
6,24.1. יְבָרֶכְךָ = jëbhârèkhëkhâ (hij zegene je) < piël jussivus
derde persoon mannelijk enkelvoud met suffix (kha) van het persoonlijk voornaamwoord
tweede persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) . Taalgebruik
in Tenakh : bârakh
(zegenen, loven, prijzen) . Getalwaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 ,
kaf = 11 of 20 . Totaal : 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) . 111 = 3 X 37 OF (5 X 17) + 26 . Structuur : 2 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Imperf. of jusivus : Tenakh (17) : (1) Gn
27,10 . (2) Nu
6,24 (de priesterlijke zegen) . (3) Dt
14,24 . (4) Dt
14,29 . (5) Dt
15,4 . (6) Dt
15,10 . (7) Dt
16,10 . (8) Dt
16,15 . (9) Dt
23,21 . (10) Dt
24,19 . (11) 2
K 4,29 . (12) Jr
31,23 . (13) Job
1,11 . (14) Job
2,5 . (15) Rt
2,4 . In 2 verzen in de Psalmen : (1) Ps
128,5 . (2) Ps
134,3 . Getalswaarde van יְבָרֶכְךָ = jëbhârèkhëkhâ (hij zegene je) .
- יְבָרֵךְ = jëbhârekhë (hij zegene) < piël jussivus
derde persoon mannelijk enkelvoud van het werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) . Taalgebruik
in Tenakh : bârakh
(zegenen, loven, prijzen) . Getalwaarde : beth = 2 , resj = 20 of 200 ,
kaf = 11 of 20 . Totaal : 33 (3 X 11) of 222 (6 X 37 OF 2 X 111) . 111 = 3 X 37 OF (5 X 17) + 26 . Structuur : 2 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Imperf. ind. of jusivus : Tenakh (1) : Gn 28,3 .
- Aan de vorm is het niet te zien dat het een indicativus (vaststellend) of een jussivus (gebiedend) is , maar uit de nevenschikkende zinnen kunnen we opmaken dat het een jussivus is . De vertaling luidt dan : dat hij zegene .
- Grieks : act. optat. aor. 3de pers. enk. + act. inf. aor. ευλογησαι = eulogèsai (dat hij zegene) van het werkw. ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik
in het NT : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik in de Septuaginta : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen) . Bijbel = LXX (2) : (1) Nu 6,23 . (2) 2 S 21,3 . Bijbel (20) : (1) Gn 28,3 . (2) Gn 48,16 . (3) Nu
6,24 . (4) Dt 1,11 . (5) Dt 28,12 . (6) Joz 8,33 . (7) 1 S 13,10 . (8) 1 S 25,14 . (9) 2 S 6,20 . (10) 2 S 8,10 . (11) 2 S 24,23 . (12) 1 K 1,47 . (13) Ps 67,2 . (14) Ps 67,7 . (15) Ps 67,8 . (16) Ps 128,5 . (17) Rt 2,4 . (18) 1
Kr 16,43 . (19) 1
Kr 17,27 . (20) 1 Kr
18,10 . Een vorm van ευλογεω = eulogeô in de LXX (516) , in het NT (42) .
- Ned. : zegenen < signare (tekenen) , het signum (teken)
van het kruis slaan , een teken geven . Arabisch : بَارَكَ = bâraka (zegenen) . Taalgebruik in de Qoran : bâraka (zegenen) . D. : segnen . E. : to bless . Fr. : bénir (bene-dicere) . Gr. : ευλογεω = eulogeô (goed spreken, loven, prijzen) . Taalgebruik
in het NT : eulogeô
(goed spreken, loven, prijzen) . Hebreeuws : בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) . Taalgebruik
in Tenakh : bârakh
(zegenen, loven, prijzen) . Lat. : benedicere . De Hebreeuwse werkwoorden בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) en דָבַר = dâbhar (spreken) hebben de beth (getalswaarde 2) en de resj (getalswaarde 20 -> 2) gemeenschappelijk . Het Hebreeuwse werkwoord בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) en het Latijnse werkwoord benedicere beginnen met een be . Zij hebben daarenboven de k gemeenschappelijk .
Nu 6,24.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Nu (287 = 7 X 41) . Nu 6 (7) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,16 . (3) Nu 6,20 . (4) Nu 6,22 . (5) Nu 6,24 . (6) Nu 6,25 . (7) Nu 6,26 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | 6 | 17 |
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 2 | 11 | 4 | 0 | 199 | 5 | 7 |
´èlohekhèm (jullie God) | 154 | 82 | 32 | 15 | 10 | 15 | 1 | 7 | 26 | 3 | 45 | 0 | 2 |
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) | 267 | 1 | 8 | 116 | 4 | 7 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Nu
6,24.1. - 2. יְבָרֶכְךָ יהוה = jëbhârèkhëkhâ JHWH (JHWH zegene je) . Imperf. of juissivus : Tenakh (13) : (1) Nu
6,24 (de priesterlijke zegen) . (2) Dt
14,24 . (3) Dt
14,29 . (4) Dt
15,4 . (5) Dt
15,10 . (6) Dt
16,10 . (7) Dt
16,15 . (8) Dt
23,21 . (9) Dt
24,19 . (10) Jr
31,23 . (11) Rt
2,4 . Ps (2) : (1) Ps
128,5 . (2) Ps
134,3 .
- ευλογησαι σε κυριος = eulogèsai se kurios (de Heer zegene je) . Bijbel (3) : (1) Nu
6,24 . (2) Rt 2,4 . (3) Ps 128,5 .
- ὁ δε θεος μου ευλογησαι σε = ho de theos mou eulogèsai se (en mijn God zegene je) . Tenakh (1) : Gn 28,3 .
Nu
6,24.3. וַיִשְׁמְרֶךָ = wajisjëmërèkhâ (en hij beware je) < prefix voegwoord + act. qal imperf. (jiqtol) 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het werkw. שָׁמַר = sjâmar (behouden, bewaren) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmar
(behouden, bewaren) . Getalwaarde van sjâmar (behouden, bewaren) :
sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 54 ( 2 X 3³)
of 540 (2² X 3³ X 5) . Structuur : 3 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 . Getalswaarde van וַיִשְׁמְרֶךָ = wajisjëmërèkhâ (en hij zal je bewaren) in Nu
6,24 is 572 (2³ X 2³ X 3²) .
- Het is geen waw consec. , maar een gewoon voegwoord . Er is ook geen verdubbeling van de jod . Lettinga 12 , 2012 , 45k .
- Grieks : act. optat. aor. 3de pers. enk. + act. inf. aor. = fulaksai (hij beware OF om te bewaren) van het werkw. Bijbel (31) . Pentateuch (10) .
Nu 6,25 - Nu 6,25 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] The LORD make his face shine upon thee, and be gracious unto thee:
Luther-Bibel . 25der HERR lasse sein Angesicht leuchten über dir und sei dir gnädig;
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | ||
1. | Nu 1,1-10,11 | ||||||||||
2. | Nu 1,1-3,51 | Nu 4,1-6,21 | Nu 6,22-10,10 | ||||||||
3. | Nu 6,22-7,89 | Nu 8,1-4 | Nu 8,5-22 | Nu 8,23-26 | Nu 9,1-8 | Nu 9,9-23 | Nu 10,1-10 | ||||
4. | Nu 6,22-27 | Nu 7,1-89 | |||||||||
4. | Nu 6,22-23 | Nu 6,24-26 | Nu 6,27 |
Tekstuitleg van Nu 6,25 . Het vers Nu 6,25 telt 5 woorden en 20 (2² X 5) letters ; verhouding 1 op 4 . De getalswaarde van Nu 6,25 is 538 (2 X 269) .
Nu
6,25.1. act. hifil jussief 3de pers. mann. enk. יָאֵר = jâ´er (moge hij verlichten) van het werkw. אוֹר = ´ôr (verlichten, helder zijn) . Zie het zelfst. naamw. אוֹר = ´ôr
(licht) . Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht) . Getalwaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal
: 27 (3³) OF 207 (3³ X 23) . Structuur : 1 - 6 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (2) : (1) Nu 6,25 . (2) Ps 67,2 .
- Werkwoorden ajin / waw- jod . In de hifil indic. imperf. יָאִיר = jâ´îr (hij zal verlichten) te onderscheiden van de hifil jussief יָאֵר = jâ´er (dat hij verlichte / hij moge verlichten) . Lettinga 12 , 2012 , 56c3 .
- Grieks : act. inf. aor. επιφαναι = epifanai van het werkw. επιφαινω = epifainô (tonen, laten zien, ten toon spreiden) . Taalgebruik in de Bijbel : epifainô (tonen,laten zien, ten toon spreiden) . Bijbel (3) : (1) Nu 6,25 . (2) Ps 67,2 . (3) Lc
1,79 . Een vorm van επιφαινω = epifainô in de LXX (25) , in het NT (4) : (1) Lc
1,79 . (2) Hnd 27,20 . (3) Tit 2,11 . (4) Tit 3,4 .
- Ned. : licht . Arabisch : نور = nûr (licht) . Taalgebruik in de Qoran : nûr (licht) . D. : Licht . E. : light . Fr.
: lumière . Grieks : φως = fôs (licht) .Taalgebruik
in het NT : fôs
(licht) . Hebreeuws : אוֹר = ´ôr
(licht) . Taalgebruik in Tenakh : ´ôr
(licht) . Lat. : lux / lumen .
Nu 6,25.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Nu (287 = 7 X 41) . Nu 6 (7) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,16 . (3) Nu 6,20 . (4) Nu 6,22 . (5) Nu 6,24 . (6) Nu 6,25 . (7) Nu 6,26 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | 6 | 17 |
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 2 | 11 | 4 | 0 | 199 | 5 | 7 |
´èlohekhèm (jullie God) | 154 | 82 | 32 | 15 | 10 | 15 | 1 | 7 | 26 | 3 | 45 | 0 | 2 |
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) | 267 | 1 | 8 | 116 | 4 | 7 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Nu 6,25.3. פָּנָיו = pänä(j)w (zijn aangezicht) < mann. mv. stat. construct. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. פָּנִים= panîm (gezicht, aangezicht) . Taalgebruik in Tenakh : panîm (gezicht, aangezicht) . Getalwaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 54 ( 2 X 3³) OF 180 (2² X 3² X 5) . Structuur : 8 - 5 - 1 - 4 . De som van de elementen is 8 . Tenakh (91) . Pentateuch (25) . Ps (7) . Getalswaarde : 47 OF 146 .
Nu 6,25.4. אֵלֶיךָ = ´elè(j)khâ (tot u) < voorzetsel ´el (naar, tot) + suffix tweede persoon mannelijk enkelvoud . Tenakh (236) . Pentateuch (60) . Eerdere Profeten (55) . Latere Profeten (58) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (54) .
Nu
6,25.5. וִיחֻנֶּךָּ = wîchunnèkhâ (en hij weze genadig) < prefix voegwoord wë + act. qal jussief 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het werkw. חָנַן= chânan (genadig zijn, zich over iemand ontfermen) . Taalgebruik : chânan
(genadig zijn, zich over iemand ontfermen) . Getalwaarde : chet = 8 , nun = 14 of 50 ; totaal : 36 of 108 . Structuur : 8 - 8 - 5 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (1) : Nu
6,25 .
Nu 6,26 - Nu 6,26 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] The LORD lift up his countenance upon thee, and give thee peace.
Luther-Bibel . 26der HERR hebe sein Angesicht über dich und gebe dir Frieden.
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | ||
1. | Nu 1,1-10,11 | ||||||||||
2. | Nu 1,1-3,51 | Nu 4,1-6,21 | Nu 6,22-10,10 | ||||||||
3. | Nu 6,22-7,89 | Nu 8,1-4 | Nu 8,5-22 | Nu 8,23-26 | Nu 9,1-8 | Nu 9,9-23 | Nu 10,1-10 | ||||
4. | Nu 6,22-27 | Nu 7,1-89 | |||||||||
4. | Nu 6,22-23 | Nu 6,24-26 | Nu 6,27 |
Tekstuitleg van Nu 6,26 . Het vers Nu 6,26 telt 7 woorden en 25 (5²) letters . De getalswaarde van Nu 6,26 is 1326 (2 X 3 X 13 X 17) .
Nu 6,26.1. qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. יִשָּׂא = jishshâ´ (hij zal verheffen) van het werkw. נָשָׂא = nâshâ´ (dragen, opnemen, verheffen) . Taalgebruik in Tenakh : nâshâ´ (dragen, opnemen, verheffen) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , shin = 21 of 300 , aleph = 1 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 351 (3³ X 13) . Structuur : 5 - 3 - 1 . De som van de elementen is telkens 9 . נָשָׂא = nâshâ´ wordt gebruikt in uitdrukkingen als de ogen opslaan , zijn stem verheffen , zijn voeten opheffen (= voortgaan) , zijn handen omhoogheffen . Tenakh (24) . Ps (7) : (1) Ps 16,4 . (2) Ps 25,1 (´elè(j)khâ. JHWH naphësjî ´èshshâ´ = tot U JHWH verhef ik mijn ziel) . (3) Ps 63,5 . (4) (kî ´elè(j)khâ ´ädonâj naphësjî ´èshshâ´ = tot U mijn Heer verhef ik mijn ziel) . (5) Ps 116,13 . (6) Ps 121,1 (Ik licht mijn ogen op) . (7) Ps 139,9 .
Nu 6,26.2. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenach : JHWH . Taalgebruik in Exodus : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenach (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Nu (287 = 7 X 41) . Nu 6 (7) : (1) Nu 6,1 . (2) Nu 6,16 . (3) Nu 6,20 . (4) Nu 6,22 . (5) Nu 6,24 . (6) Nu 6,25 . (7) Nu 6,26 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Ex 20 | Dt 5 | |
´èlohîm (God) | 635 | 207 | 118 | 39 | 17 | 25 | 140 | 31 | 0 | 7 | 29 | 3 | 3 |
JHWH | 5193 | 1326 | 1013 | 1357 | 387 | 1110 | 128 | 299 | 199 | 287 | 413 | 6 | 17 |
´èlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (je God) | 299 | 216 | 28 | 25 | 12 | 16 | 2 | 11 | 4 | 0 | 199 | 5 | 7 |
´èlohekhèm (jullie God) | 154 | 82 | 32 | 15 | 10 | 15 | 1 | 7 | 26 | 3 | 45 | 0 | 2 |
JHWH ´êlohe(j)khâ / ´êlohè(j)khâ (JHWH , je God) | 267 | 1 | 8 | 116 | 4 | 7 |
- Grieks . κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in de LXX (8591) , in het NT (718) .
- Ned. : Heer . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) . Aramees : יוי = JWJ . D. : Herr . E. : Lord . Fr. : seigneur . Grieks : κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Hebreeuws : יהוה = JHWH . Taalgebruik in Tenakh
: JHWH . Latijn : Dominus . (Eerste medeklinker Gr. k , Ned. + D. h ; tweede medeklinker : Gr. + Ned. + D. : r ) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd . De uitspraak van JHWH is Adonai , waarin we het Egyptische Aton , de zonneschijf , zien .
Nu 6,26.3. פָּנָיו = pänä(j)w (zijn aangezicht) < mann. mv. stat. construct. + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. פָּנִים= panîm (gezicht, aangezicht) . Taalgebruik in Tenakh : panîm (gezicht, aangezicht) . Getalwaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 54 ( 2 X 3³) OF 180 (2² X 3² X 5) . Structuur : 8 - 5 - 1 - 4 . De som van de elementen is 8 . Tenakh (91) . Pentateuch (25) . Ps (7) . Getalswaarde : 47 OF 146 .
Nu 6,26.4. אֵלֶיךָ = ´elè(j)khâ (tot u) < voorzetsel ´el (naar, tot) + suffix tweede persoon mannelijk enkelvoud . Tenakh (236) . Pentateuch (60) . Eerdere Profeten (55) . Latere Profeten (58) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (54) .
Nu 6,26.5. prefix waw consecutivum + act. qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud וַיָּשֶׂם = wajjâshèm
(en hij plaatste) van het werkw. שָׂם = shâm (plaatsen, stellen) . Taalgebruik
in Tenakh : shâm
(plaatsen, stellen) . Getalwaarde : shin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ;
totaal : 34 (2 X 17) OF 340 (10 X 34) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (87) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (36) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (14) . w-j-sh-m : Gn (14) : (1) Gn 2,8 . (2) Gn 4,15 . (3) Gn 22,6 . (4) Gn 22,9 . (5) Gn 24,9 . (6) Gn 28,11 . (7) Gn 28,18 . (8) Gn 30,36 . (9) Gn
31,21 . (10) Gn 33,2 . (11) Gn 37,34 . (12) Gn 41,42 .
(13) Gn 47,26 . (14) Gn 48,20 . Ex
(13) : (1) Ex
9,5 . (2) Ex
14,21 . (3) Ex
19,7 . (4) Ex
24,6 . (5) Ex
39,7 . In acht verzen in Ex
40 : (1) Ex
40,18 . (2) Ex
40,19 . (3) Ex
40,20 . (4) Ex
40,21 . (5) Ex
40,24 . (6) Ex
40,26 . (7) Ex
40,28 . (8) Ex
40,30 . 1 S 1 (7) : (1) 1 S 7,12 . (2) 1 S 8,1 . (3) 1 S 9,24 . (4) 1 S 11,11 . (5) 1 S 17,40 . (6) 1 S 19,5 . (7) 1 S 21,13 . Sef (1) : Sef 2,13 .
- jâshem . j-sh-m : Tenakh (13) . Ps () : () Ps 85,14 . () Ps 107,33 . () Ps 107,35 . Job () : Job 23,6 .
shâm (plaatsen, stellen) | Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Joz | Re | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Est | Job | Ps | Js | Da | Hab | Sef |
qal imperf. 3de pers. mann. enk. wajjâshèm | 87 | 14 | 13 | 3 | 3 | 3 | 7 | 7 | 5 | 6 | 8 | 2 | 3 | 3 | 1 | 2 | 2 | 3 | 1 | 1 |
Nu 6,26.6. l-kh ( לָךְ = lâkh of לְךָ = lëhkâ = aan jou) < voorzetsel lë = suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. OF act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. לֵךְ = lekh (ga) . Zie hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenach : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 - 2 . Tenakh (827 . Pentateuch (276) . Eerdere Profeten (188) . Latere Profeten (147) . 12 Kleine Profeten (30) . Geschriften (186) .
Nu 6,26.7. שָׁלוֹם = sjâlôm
(vrede) . Taalgebruik in Tenakh : sjâlôm
(vrede) . Taalgebruik in Jesaja : sjâlôm
(vrede) . Getalswaarde : sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , waw = 6 ,
mem = 13 of 40 ; totaal : 52 (2 X 26) OF 376 (2³ X 47) . Structuur : 3
- 3 - 6 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh
(120) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (35) . 12 Kleine
Profeten (8) . Geschriften (42) . Pentateuch (11) : (1) Gn 29,6 . (2) Gn 37,14 . (3) Gn 41,16 . (4) Gn 43,23 . (5) Gn 43,28 . (6) Lv 26,6 . (7) Nu 6,26 . (8) Nu 25,12 . (9) Dt 2,26 . (10) Dt 20,11 . (11) Dt 29,18 .
- sjâlôm (vrede) is 2X de getalswaarde van de Godsnaam JHWH . Het woord sjâlôm (vrede) staat op de 7de plaats in dit vers Nu 6,26 en op de 33ste plaats in de pericope Nu 6,22-27 . 33 is de getalswaarde van het woord werkw. בָרַך = bârakh (zegenen, loven, prijzen) (zie Nu
6,24) .
Nu 6,26.6. - 7. לְךָ שָׁלוֹם = lëkhâ sjâlôm (aan jou vrede) . Tenakh (2) : (1) Nu 6,26 . (2) 1 S 25,6 .
Nu 6,27 - Nu 6,27 -- Nu -- Nu 6 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu 6,1 - Nu 6,2 - Nu 6,3 - Nu 6,4 - Nu 6,5 - Nu 6,6 - Nu 6,7 - Nu 6,8 - Nu 6,9 - Nu 6,10 - Nu 6,11 - Nu 6,12 - Nu 6,13 - Nu 6,14 - Nu 6,15 - Nu 6,16 - Nu 6,17 - Nu 6,18 - Nu 6,19 - Nu 6,20 - Nu 6,21 - Nu 6,22 - Nu 6,23 - Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 - Nu 6,27 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] And they shall put my name upon the children of Israel; and I will bless them.
Luther-Bibel . 27Denn ihr sollt meinen Namen auf die Israeliten legen, dass ich sie segne.
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | ||
1. | Nu 1,1-10,11 | ||||||||||
2. | Nu 1,1-3,51 | Nu 4,1-6,21 | Nu 6,22-10,10 | ||||||||
3. | Nu 6,22-7,89 | Nu 8,1-4 | Nu 8,5-22 | Nu 8,23-26 | Nu 9,1-8 | Nu 9,9-23 | Nu 10,1-10 | ||||
4. | Nu 6,22-27 | Nu 7,1-89 | |||||||||
4. | Nu 6,22-23 | Nu 6,24-26 | Nu 6,27 |
Tekstuitleg van Nu 6,27 . Het vers Nu 6,27 telt 8 (2³) woorden en 28 (2² X 7) letters . De getalswaarde van Nu 6,27 is 2136 (2³ X 3 X 89) .
1. וַשָׂמוּ = washâmû (en zij stellen) < prefix wa + qal perf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. שָׂם = shâm (plaatsen, stellen) . Taalgebruik in Tenakh : shâm (plaatsen, stellen) . Getalwaarde : shin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 340 (10 X 34) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 .
2.
3. שְׁמִי = sjëmî (mijn naam) < zelfst. naamw. sjem + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. van het zelfst. naamw. sj-m . שָׁם = sjâm (daar) OF שֵׁם = sjem (naam) . Taalgebruik in Tenakh : sjem (naam) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2 X 17) of 340 (10 X 2 X 17) . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (63) .
- Hebreeuwse tekst OF modern Hebreeuws NT
א וּמַלֵּיל יְיָ, עִם מֹשֶׁה לְמֵימַר. ב מַלֵּיל עִם בְּנֵי יִשְׂרָאֵל, וְתֵימַר לְהוֹן: גְּבַר אוֹ אִתָּא, אֲרֵי יְפָרֵישׁ לְמִדַּר נְדַר נְזִירוּ--לְמִזַּר, קֳדָם יְיָ. ג מֵחֲמַר חֲדַת וְעַתִּיק יִזַּר, חַל דַּחֲמַר חֲדַת וְחַל דַּחֲמַר עַתִּיק לָא יִשְׁתֵּי; וְכָל מַתְרוּת עִנְבִּין לָא יִשְׁתֵּי, וְעִנְבִּין רַטִּיבִין וְיַבִּישִׁין לָא יֵיכוֹל. ד כֹּל, יוֹמֵי נִזְרֵיהּ: מִכֹּל דְּיִתְעֲבֵיד מִגֻּפְנָא דְּחַמְרָא, מִפֻּרְצְנִין וְעַד עִצּוּרִין--לָא יֵיכוֹל. ה כָּל יוֹמֵי נְדַר נִזְרֵיהּ, מַסְפַּר לָא יִעְבַּר עַל רֵישֵׁיהּ: עַד מִשְׁלַם יוֹמַיָּא דִּנְזִיר קֳדָם יְיָ, קַדִּישׁ יְהֵי--יְרַבֵּי פֵּירוּעַ, סְעַר רֵישֵׁיהּ. ו כָּל יוֹמִין דִּנְזִיר, קֳדָם יְיָ, עַל נַפְשָׁת מִיתָא, לָא יֵיעוֹל. ז לַאֲבוּהִי וּלְאִמֵּיהּ, לַאֲחוּהִי וְלַאֲחָתֵיהּ--לָא יִסְתָּאַב לְהוֹן, בְּמוֹתְהוֹן: אֲרֵי נִזְרָא דֶּאֱלָהֵיהּ, עַל רֵישֵׁיהּ. ח כֹּל, יוֹמֵי נִזְרֵיהּ, קַדִּישׁ הוּא, קֳדָם יְיָ. ט וַאֲרֵי יְמוּת מִיתָא עֲלוֹהִי בִּתְכֵּיף שָׁלוּ, וִיסַאֵיב רֵישׁ נִזְרֵיהּ--וִיגַלַּח רֵישֵׁיהּ בְּיוֹמָא דִּדְכוּתֵיהּ, בְּיוֹמָא שְׁבִיעָאָה יְגַלְּחִנֵּיהּ. י וּבְיוֹמָא תְּמִינָאָה, יַיְתֵי תְּרֵין שַׁפְנִינִין, אוֹ תְּרֵין, בְּנֵי יוֹנָה: לְוָת כָּהֲנָא--לִתְרַע, מַשְׁכַּן זִמְנָא. יא וְיַעֲבֵיד כָּהֲנָא, חַד לְחַטָּתָא וְחַד לַעֲלָתָא, וִיכַפַּר עֲלוֹהִי, מִדְּחָב עַל מִיתָא; וִיקַדֵּישׁ יָת רֵישֵׁיהּ, בְּיוֹמָא הַהוּא. יב וְיִזַּר קֳדָם יְיָ יָת יוֹמֵי נִזְרֵיהּ, וְיַיְתֵי אִמַּר בַּר שַׁתֵּיהּ לַאֲשָׁמָא; וְיוֹמַיָּא קַדְמָאֵי יִבְטְלוּן, אֲרֵי אִסְתָּאַב נִזְרֵיהּ. יג וְדָא אוֹרָיְתָא, דִּנְזִירָא: בְּיוֹם, מִשְׁלַם יוֹמֵי נִזְרֵיהּ, יַיְתֵי יָתֵיהּ, לִתְרַע מַשְׁכַּן זִמְנָא. יד וִיקָרֵיב יָת קֻרְבָּנֵיהּ קֳדָם יְיָ אִמַּר בַּר שַׁתֵּיהּ שְׁלִים חַד, לַעֲלָתָא, וְאִמַּרְתָּא חֲדָא בַּת שַׁתַּהּ שַׁלְמְתָא, לְחַטָּתָא; וּדְכַר חַד שְׁלִים, לְנִכְסַת קֻדְשַׁיָּא. טו וְסַל פַּטִּיר, סֹלֶת גְּרִיצָן דְּפִילָן בִּמְשַׁח, וְאֶסְפּוֹגִין פַּטִּירִין, דִּמְשִׁיחִין בִּמְשַׁח; וּמִנְחָתְהוֹן, וְנִסְכֵּיהוֹן. טז וִיקָרֵיב כָּהֲנָא, קֳדָם יְיָ; וְיַעֲבֵיד יָת חַטָּתֵיהּ, וְיָת עֲלָתֵיהּ. יז וְיָת דִּכְרָא יַעֲבֵיד נִכְסַת קֻדְשַׁיָּא, קֳדָם יְיָ, עַל, סַלָּא דְּפַטִּירַיָּא; וְיַעֲבֵיד, כָּהֲנָא, יָת מִנְחָתֵיהּ, וְיָת נִסְכֵּיהּ. יח וִיגַלַּח נְזִירָא, בִּתְרַע מַשְׁכַּן זִמְנָא--יָת רֵישׁ נִזְרֵיהּ; וְיִסַּב, יָת סְעַר רֵישׁ נִזְרֵיהּ, וְיִתֵּין עַל אִישָׁתָא, דִּתְחוֹת דּוּדָא דְּנִכְסַת קֻדְשַׁיָּא. יט וְיִסַּב כָּהֲנָא יָת דְּרָעָא בְּשֵׁילָא, מִן דִּכְרָא, וּגְרִיצְתָא פַּטִּירְתָא חֲדָא מִן סַלָּא, וְאֶסְפּוֹג פַּטִּיר חַד; וְיִתֵּין עַל יְדֵי נְזִירָא, בָּתַר דִּיגַלַּח יָת נִזְרֵיהּ. כ וִירִים יָתְהוֹן כָּהֲנָא אֲרָמָא, קֳדָם יְיָ--קֻדְשָׁא הוּא לְכָהֲנָא, עַל חַדְיָא דַּאֲרָמוּתָא וְעַל שָׁקָא דְּאַפְרָשׁוּתָא; וּבָתַר כֵּין יִשְׁתֵּי נְזִירָא, חַמְרָא. כא דָּא אוֹרָיְתָא דִּנְזִירָא, דְּיִדַּר, קֻרְבָּנֵיהּ קֳדָם יְיָ עַל נִזְרֵיהּ, בָּר מִדְּתַדְבֵּיק יְדֵיהּ; כְּפֹם נִדְרֵיהּ, דְּיִדַּר--כֵּין יַעֲבֵיד, עַל אוֹרָיְתָא דְּנִזְרֵיהּ. {פ}
כב וּמַלֵּיל יְיָ, עִם מֹשֶׁה לְמֵימַר. כג מַלֵּיל עִם אַהֲרוֹן וְעִם בְּנוֹהִי לְמֵימַר, כְּדֵין תְּבָרְכוּן יָת בְּנֵי יִשְׂרָאֵל: כַּד תֵּימְרוּן, לְהוֹן. {ס} (בכתבי יד תימן עתיקים אין ברכת כוהנים בתרגום אונקלוס: כד יְבָרְכִנָּךְ יְיָ, וְיִטְּרִנָּךְ. {ס} כה יַנְהַר יְיָ שְׁכִינְתֵיהּ לְוָתָךְ, וִירַחֵים יָתָךְ. {ס} כו יִסַּב יְיָ אַפּוֹהִי לְוָתָךְ, וִישַׁוֵּי לָךְ שְׁלָם. {ס} ) כז וִישַׁוּוֹן יָת בִּרְכַּת שְׁמִי, עַל בְּנֵי יִשְׂרָאֵל; וַאֲנָא, אֲבָרֵיכִנּוּן. {ס}
ΚΑΙ ἐλάλησε Κύριος πρὸς Μωυσῆν λέγων· 2 λάλησον τοῖς υἱοῖς ᾿Ισραὴλ καὶ ἐρεῖς πρὸς αὐτούς· ἀνὴρ ἢ γυνή, ὃς ἐὰν μεγάλως εὔξηται εὐχὴν ἀφαγνίσασθαι ἁγνείαν Κυρίῳ, 3 ἀπὸ οἴνου καὶ σίκερα ἁγνισθήσεται καὶ ὄξος ἐξ οἴνου καὶ ὄξος ἐκ σίκερα οὐ πίεται καὶ ὅσα κατεργάζεται ἐκ σταφυλῆς οὐ πίεται καὶ σταφυλὴν πρόσφατον καὶ σταφίδα οὐ φάγεται. 4 πάσας τὰς ἡμέρας τῆς εὐχῆς αὐτοῦ· ἀπὸ πάντων ὅσα γίνεται ἐξ ἀμπέλου, οἶνον ἀπὸ στεμφύλων ἕως γιγάρτου οὐ φάγεται. 5 πάσας τὰς ἡμέρας τοῦ ἁγνισμοῦ ξυρὸν οὐκ ἐπελεύσεται ἐπὶ τὴν κεφαλὴν αὐτοῦ, ἕως ἂν πληρωθῶσιν αἱ ἡμέραι, ὅσας ηὔξατο Κυρίῳ· ἅγιος ἔσται τρέφων κόμην τρίχα κεφαλῆς. 6 πάσας τὰς ἡμέρας τῆς εὐχῆς Κυρίῳ ἐπὶ πάσῃ ψυχῇ τετελευτηκυίᾳ οὐκ εἰσελεύσεται· 7 ἐπὶ πατρὶ καὶ μητρὶ καὶ ἐπ' ἀδελφῷ καὶ ἐπ' ἀδελφῇ, οὐ μιανθήσεται ἐπ' αὐτοῖς ἀποθανόντων αὐτῶν, ὅτι εὐχὴ Θεοῦ αὐτοῦ ἐπ' αὐτῷ ἐπὶ κεφαλῆς αὐτοῦ. 8 πάσας τὰς ἡμέρας τῆς εὐχῆς αὐτοῦ ἅγιος ἔσται Κυρίῳ. 9 ἐὰν δέ τις ἀποθάνῃ ἐπ' αὐτῷ ἐξάπινα, παραχρῆμα μιανθήσεται ἡ κεφαλὴ εὐχῆς αὐτοῦ, καὶ ξυρήσεται τὴν κεφαλὴν αὐτοῦ ᾗ ἂν ἡμέρᾳ καθαρισθῇ· τῇ ἡμέρᾳ τῇ ἑβδόμῃ ξυρηθήσεται. 10 καὶ τῇ ἡμέρᾳ τῇ ὀγδόῃ οἴσει δύο τρυγόνας ἢ δύο νεοσσοὺς περιστερῶν πρὸς τὸν ἱερέα, ἐπὶ τὰς θύρας τῆς σκηνῆς τοῦ μαρτυρίου, 11 καὶ ποιήσει ὁ ἱερεὺς μίαν περὶ ἁμαρτίας καὶ μίαν εἰς ὁλοκαύτωμα, καὶ ἐξιλάσεται περὶ αὐτοῦ ὁ ἱερεὺς περὶ ὧν ἥμαρτε περὶ τῆς ψυχῆς καὶ ἁγιάσει τὴν κεφαλὴν αὐτοῦ ἐν ἐκείνῃ τῇ ἡμέρᾳ, 12 ᾗ ἡγιάσθη Κυρίῳ, τὰς ἡμέρας τῆς εὐχῆς, καὶ προσάξει ἀμνὸν ἐνιαύσιον εἰς πλημμέλειαν, καὶ αἱ ἡμέραι αἱ πρότεραι ἄλογοι ἔσονται, ὅτι ἐμιάνθη ἡ κεφαλὴ εὐχῆς αὐτοῦ. 13 Καὶ οὗτος ὁ νόμος τοῦ εὐξαμένου· ᾗ ἂν ἡμέρᾳ πληρώσῃ ἡμέρας εὐχῆς αὐτοῦ, προσοίσει αὐτὸς παρὰ τὰς θύρας τῆς σκηνῆς τοῦ μαρτυρίου 14 καὶ προσάξει τὸ δῶρον αὐτοῦ Κυρίῳ ἀμνὸν ἐνιαύσιον ἄμωμον ἕνα εἰς ὁλοκαύτωσιν καὶ ἀμνάδα ἐνιαυσίαν μίαν ἄμωμον εἰς ἁμαρτίαν καὶ κριὸν ἕνα ἄμωμον εἰς σωτήριον 15 καὶ κανοῦν ἀζύμων σεμιδάλεως ἄρτους ἀναπεποιημένους ἐν ἐλαίῳ καὶ λάγανα ἄζυμα κεχρισμένα ἐν ἐλαίῳ καὶ θυσίαν αὐτῶν καὶ σπονδὴν αὐτῶν. 16 καὶ προσοίσει ὁ ἱερεὺς ἔναντι Κυρίου καὶ ποιήσει τὸ περὶ ἁμαρτίας αὐτοῦ καὶ τὸ ὁλοκαύτωμα αὐτοῦ17 καὶ τὸν κριὸν ποιήσει θυσίαν σωτηρίου τῷ Κυρίῳ ἐπὶ τῷ κανῷ τῶν ἀζύμων, καὶ ποιήσει ὁ ἱερεὺς τὴν θυσίαν αὐτοῦ καὶ τὴν σπονδὴν αὐτοῦ. 18 καὶ ξυρήσεται ὁ ηὐγμένος παρὰ τὰς θύρας τῆς σκηνῆς τοῦ μαρτυρίου τὴν κεφαλὴν τῆς εὐχῆς αὐτοῦ καὶ ἐπιθήσει τὰς τρίχας ἐπὶ τὸ πῦρ, ὅ ἐστιν ὑπὸ τὴν θυσίαν τοῦ σωτηρίου. 19 καὶ λήψεται ὁ ἱερεὺς τὸν βραχίονα ἑφθὸν ἀπὸ τοῦ κριοῦ καὶ ἄρτον ἕνα ἄζυμον ἀπὸ τοῦ κανοῦ καὶ λάγανον ἄζυμον ἓν καὶ ἐπιθήσει ἐπὶ τὰς χεῖρας τοῦ ηὐγμένου μετὰ τὸ ξυρήσασθαι αὐτὸν τὴν εὐχὴν αὐτοῦ· 20 καὶ προσοίσει αὐτὰ ὁ ἱερεὺς ἐπίθεμα ἔναντι Κυρίου, ἅγιον ἔσται τῷ ἱερεῖ ἐπὶ τοῦ στηθυνίου τοῦ ἐπιθέματος καὶ ἐπὶ τοῦ βραχίονος τοῦ ἀφαιρέματος, καὶ μετὰ ταῦτα πίεται ὁ ηὐγμένος οἶνον. 21 οὗτος ὁ νόμος τοῦ εὐξαμένου, ὃς ἂν εὔξηται Κυρίῳ δῶρον αὐτοῦ Κυρίῳ περὶ τῆς εὐχῆς, χωρὶς ὧν ἂν εὕρῃ ἡ χεὶρ αὐτοῦ, κατὰ δύναμιν τῆς εὐχῆς αὐτοῦ, ἣν ἂν εὔξηται κατὰ νόμον ἁγνείας. 22 Καὶ ἐλάλησε Κύριος πρὸς Μωυσῆν λέγων· 23 λάλησον ᾿Ααρὼν καὶ τοῖς υἱοῖς αὐτοῦ λέγων· οὕτως εὐλογήσετε τοὺς υἱοὺς ᾿Ισραήλ, λέγοντες αὐτοῖς· 24 εὐλογήσαι σε Κύριος καὶ φυλάξαι σε· 25 ἐπιφάναι Κύριος τὸ πρόσωπον αὐτοῦ ἐπὶ σὲ καὶ ἐλεήσαι σε· 26 ἐπάραι Κύριος τὸ πρόσωπον αὐτοῦ ἐπὶ σὲ καὶ δώῃ σοι εἰρήνην. 27 καὶ ἐπιθήσουσι τὸ ὄνομά μου ἐπὶ τοὺς υἱοὺς ᾿Ισραήλ, καὶ ἐγὼ Κύριος εὐλογήσω αὐτούς.
- Vulgata
1 locutus est Dominus ad Mosen dicens 2 loquere ad filios Israhel et dices ad eos vir sive mulier cum fecerit votum ut sanctificentur et se voluerint Domino consecrare 3 vino et omni quod inebriare potest abstinebunt acetum ex vino et ex qualibet alia potione et quicquid de uva exprimitur non bibent uvas recentes siccasque non comedent 4 cunctis diebus quibus ex voto Domino consecrantur quicquid ex vinea esse potest ab uva passa usque ad acinum non comedent 5 omni tempore separationis suae novacula non transibit super caput eius usque ad conpletum diem quo Domino consecratur sanctus erit crescente caesarie capitis eius 6 omni tempore consecrationis suae super mortuum non ingredietur 7 nec super patris quidem et matris et fratris sororisque funere contaminabitur quia consecratio Dei sui super caput eius est 8 omnes dies separationis suae sanctus erit Domino 9 sin autem mortuus fuerit subito quispiam coram eo polluetur caput consecrationis eius quod radet ilico et in eadem die purgationis suae et rursum septima 10 in octavo autem die offeret duos turtures vel duos pullos columbae sacerdoti in introitu foederis testimonii 11 facietque sacerdos unum pro peccato et alterum in holocaustum et deprecabitur pro eo quia peccavit super mortuo sanctificabitque caput eius in die illo 12 et consecrabit Domino dies separationis illius offerens agnum anniculum pro peccato ita tamen ut dies priores irriti fiant quoniam polluta est sanctificatio eius 13 ista est lex consecrationis cum dies quos ex voto decreverat conplebuntur adducet eum ad ostium tabernaculi foederis 14 et offeret oblationem eius Domino agnum anniculum inmaculatum in holocaustum et ovem anniculam inmaculatam pro peccato et arietem inmaculatum hostiam pacificam 15 canistrum quoque panum azymorum qui conspersi sunt oleo et lagana absque fermento uncta oleo ac libamina singulorum 16 quae offeret sacerdos coram Domino et faciet tam pro peccato quam in holocaustum 17 arietem vero immolabit hostiam pacificam Domino offerens simul canistrum azymorum et libamenta quae ex more debentur 18 tunc radetur nazareus ante ostium tabernaculi foederis caesarie consecrationis suae tolletque capillos eius et ponet super ignem qui est subpositus sacrificio pacificorum 19 et armum coctum arietis tortamque absque fermento unam de canistro et laganum azymum unum et tradet in manibus nazarei postquam rasum fuerit caput eius 20 susceptaque rursum ab eo elevabit in conspectu Domini et sanctificata sacerdotis erunt sicut pectusculum quod separari iussum est et femur post haec potest bibere nazareus vinum 21 ista est lex nazarei cum voverit oblationem suam Domino tempore consecrationis suae exceptis his quae invenerit manus eius iuxta quod mente devoverat ita faciet ad perfectionem sanctificationis suae 22 locutus est Dominus ad Mosen dicens 23 loquere Aaron et filiis eius sic benedicetis filiis Israhel et dicetis eis 24 benedicat tibi Dominus et custodiat te 25 ostendat Dominus faciem suam tibi et misereatur tui 26 convertat Dominus vultum suum ad te et det tibi pacem 27 invocabunt nomen meum super filios Israhel et ego benedicam eis
1 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: 2 Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Wanneer een man of een vrouw zich afgescheiden zal hebben, belovende de gelofte eens Nazireërs, om zich den HEERE af te zonderen; 3 Van wijn en sterken drank zal hij zich afzonderen; wijnedik, en edik van sterken drank zal hij niet drinken, noch enige vochtigheid van druiven zal hij drinken, noch verse of gedroogde druiven eten. 4 Al de dagen van zijn Nazireërschap zal hij niet eten van iets, dat van den wijnstok des wijns gemaakt is, van de kernen af tot de basten toe. 5 Al de dagen der gelofte van zijn Nazireërschap zal het scheermes over zijn hoofd niet gaan; totdat die dagen vervuld zullen zijn, die hij zich den HEERE zal afgezonderd hebben, zal hij heilig zijn, latende de lokken van het haar zijns hoofds wassen. 6 Al de dagen, die hij zich den HEERE zal afgezonderd hebben, zal hij tot het lichaam eens doden niet gaan. 7 Om zijn vader of om zijn moeder, om zijn broeder of om zijn zuster, om hen zal hij zich niet verontreinigen, als zij dood zijn; want het Nazireërschap zijns Gods is op zijn hoofd. 8 Al de dagen van zijn Nazireërschap is hij den HEERE heilig. 9 En zo de gestorvene bij hem onvoorziens haastelijk gestorven ware, dat hij het hoofd van zijn Nazireërschap zou verontreinigd hebben, zo zal hij op den dag zijner reiniging zijn hoofd bescheren; op den zevenden dag zal hij het bescheren. 10 En op den achtsten dag zal hij twee tortelduiven, of twee jonge duiven brengen tot den priester, tot de deur van de tent der samenkomst. 11 De priester nu zal een bereiden ten zondoffer, en een ten brandoffer, en zal voor hem verzoening doen, van dat hij aan het dode lichaam gezondigd heeft; alzo zal hij zijn hoofd op dienzelfden dag heiligen. 12 Daarna zal hij de dagen van zijn Nazireërschap den HEERE afzonderen, en zal een lam, dat eenjarig is, brengen ten schuldoffer; en de vorige dagen zullen vallen, omdat zijn Nazireërschap verontreinigd was. 13 En dit is de wet des Nazireërs: op den dag, als de dagen van zijn Nazireërschap zullen vervuld zijn, zal hij dit brengen tot de deur van de tent der samenkomst. 14 Hij dan zal tot zijn offerande den HEERE offeren een volkomen eenjarig lam ten brandoffer, en een volkomen eenjarig ooilam ten zondoffer, en een volkomen ram ten dankoffer. 15 En een korf ongezuurde koeken, koeken van meelbloem, met olie gemengd, en ongezuurde vladen, met olie bestreken, mitsgaders hun spijsoffer, en hun drankofferen; 16 En de priester zal het voor het aangezicht des HEEREN brengen, en zal zijn zondoffer en zijn brandoffer bereiden. 17 Hij zal ook den ram ten dankoffer den HEERE bereiden, met den korf der ongezuurde koeken; en de priester zal zijn spijsoffer en zijn drankoffer bereiden. 18 Alsdan zal de Nazireër, aan de deur van de tent der samenkomst, het hoofd van zijn Nazireërschap bescheren; en hij zal het hoofdhaar van zijn Nazireërschap nemen, en hij zal het leggen op het vuur, dat onder het dankoffer is. 19 Daarna zal de priester een gezoden schouder nemen van den ram, en een ongezuurden koek uit den korf, en een ongezuurde vlade; en hij zal ze op de handen des Nazireërs leggen, nadat hij zijn Nazireërschap afgeschoren heeft. 20 En de priester zal die bewegen ten beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN; het is een heilig ding voor den priester, met de borst des beweegoffers, en met den schouder des hefoffers; en daarna zal die Nazireër wijn drinken. 21 Dit is de wet des Nazireërs, die zijn offerande den HEERE voor zijn Nazireërschap zal beloofd hebben, behalve wat zijn hand bekomen zal; naar zijn gelofte, welke hij beloofd zal hebben, alzo zal hij doen, naar de wet van zijn Nazireërschap. 22 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: 23 Spreek tot Aäron en zijn zonen, zeggende: Alzo zult gijlieden de kinderen Israëls zegenen, zeggende tot hen: 24 De HEERE zegene u, en behoede u! 25 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! 26 De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! 27 Alzo zullen zij Mijn Naam op de kinderen Israëls leggen; en Ik zal hen zegenen.
Het nazireaat [1] De heer sprak tot Mozes: [2] 'Zeg tegen de Israëlieten: Wanneer een man of een vrouw iets bijzonders wil verrichten en aan de heer de gelofte* van nazireaat doet, [3] dan moet hij zich onthouden van wijn en andere drank. Hij mag geen azijn uit wijn of uit andere drank drinken. Hij mag ook geen sap van druiven drinken en geen verse of gedroogde druiven eten. [4] Heel de periode van zijn nazireaat mag hij niets eten van wat van de wijnstok komt, zelfs de pit of het vel niet. [5] Zo lang zijn gelofte duurt, mag geen scheermes zijn hoofd aanraken. Tot de tijd die hij zich aan de heer gewijd heeft voorbij is, is hij heilig en moet hij zijn hoofdhaar laten groeien. [6] Heel de duur van zijn wijding aan de heer mag hij bij geen dode komen. [7] Zelfs als zijn vader of moeder, zijn broer of zuster komen te sterven, mag hij zich niet aan hen verontreinigen, want zijn hoofd draagt het teken van zijn toewijding aan God. [8] Tot de tijd van zijn nazireaat voorbij is, is hij de heer gewijd. [9] Wanneer iemand in de nabijheid van de nazireeër plotseling en onvoorzien komt te sterven en zo zijn gewijde hoofd verontreinigt, dan moet de nazireeër op de zevende dag, de dag van zijn reiniging, zijn hoofdhaar scheren, [10] en op de achtste dag moet hij twee tortels of twee duiven naar de priester brengen bij de tent van samenkomst. [11] De priester zal de ene als zondeoffer* en de andere als brandoffer* opdragen en de verzoeningsrite voor hem voltrekken, vanwege de schuld die hij door de dode heeft opgelopen. Diezelfde dag moet hij zijn hoofd weer heiligen; [12] hij moet zich opnieuw aan de heer wijden voor de dagen van het nazireaat en hij moet een mannelijk lam van nog geen jaar als schuldoffer aanbieden. De vorige dagen tellen niet meer mee, omdat zijn nazireaat is ontwijd. [13] Voor de nazireeër geldt het volgende voorschrift. Op de dag dat de tijd van zijn nazireaat ten einde is, wordt hij naar de ingang van de tent van samenkomst geleid. [14] Hij biedt de heer de volgende offergave aan: een gaaf mannelijk lam van nog geen jaar als brandoffer, een gaaf ooilam van nog geen jaar als zondeoffer en een gave ram als slachtoffer; [15] vervolgens een korf met ongezuurde broden van meelbloem, koeken met olie aangemaakt en ongezuurde platte broden met olie bestreken, en de daarbij behorende meel- en plengoffers. [16] De priester brengt de offergave voor de heer en voltrekt voor de nazireeër het zondeoffer en het brandoffer. [17] De ram biedt hij als slachtoffer aan de heer aan, tegelijk met de ongezuurde broden in de korf; ook het daarbij behorende meeloffer en plengoffer voltrekt hij voor hem. [18] Dan scheert de nazireeër aan de ingang van de tent van samenkomst zijn gewijde hoofd en werpt de haren in het vuur dat onder het slachtoffer brandt. [19] Als hij dat gedaan heeft, neemt de priester het gekookte schouderstuk van de ram, een ongezuurde koek uit de korf en een ongezuurd plat brood en legt die in de handen van de nazireeër. [20] Staande voor de heer bestemt hij deze tot aandeel van de priesters: het is heilig en komt dus de priester toe, evenals het borststuk dat voor de priester bestemd is en de schenkel die als bijdrage wordt afgestaan. Daarna mag de nazireeër weer wijn drinken. [21] Voor de nazireeër die boven zijn nazireaat een gave aan de heer beloofd heeft, geldt, afgezien van wat hij verder nog doen wil, het volgende: de inhoud van de afgelegde gelofte bepaalt wat hij meer moet doen dan het voorschrift van het nazireaat gebiedt.' De priesterzegen [22] De heer sprak tot Mozes: [23] 'Zeg tegen Aäron en zijn zonen: Als u de Israëlieten zegent, doe het dan met deze woorden: [24] "Moge de heer u zegenen en behoeden! [25] Moge de heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn! [26] Moge de heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken!" [27] Als zij zo mijn naam over de Israëlieten uitspreken, zal Ik hen zegenen.'
Voorschriften voor nazireeërs [1] De HEER zei tegen Mozes: [2] 'Zeg tegen de Israëlieten: "Wanneer een man of vrouw een bijzondere gelofte aflegt om zich als nazireeër aan de HEER te wijden, [3] moet zo iemand zich onthouden van wijn en andere drank. Hij mag ook geen verzuurde wijn drinken, geen andere verzuurde drank en geen druivensap, en hij mag geen verse of gedroogde druiven eten. [4] Zolang zijn nazireeërschap duurt, mag hij niets eten dat van de wijnstok afkomstig is, zelfs niet iets dat van de pitten en velletjes gemaakt wordt. [5] Ook mag, zolang zijn nazireeërgelofte geldt, zijn hoofd niet door een scheermes worden aangeraakt; gedurende de hele periode dat hij aan de HEER gewijd is, is hij heilig en moet hij zijn hoofdhaar laten groeien. [6] En zolang hij aan de HEER gewijd is, mag hij niet in de buurt van een dode komen. [7] Zelfs als zijn vader of moeder of zijn broer of zuster sterft, mag hij zich niet verontreinigen door bij hen te komen, want op zijn hoofd draagt hij het teken dat hij aan God gewijd is. [8] Zolang zijn nazireeërschap duurt, is hij aan de HEER gewijd. [9] Maar wanneer zijn hoofdhaar verontreinigd wordt doordat er geheel onverwachts in zijn nabijheid iemand sterft, moet hij zich op de zevende dag reinigen door zijn hoofdhaar af te scheren. [10] Op de achtste dag moet hij de priester, bij de ingang van de ontmoetingstent, twee tortelduiven of twee jonge gewone duiven brengen. [11] De priester moet dan de ene duif als reinigingsoffer opdragen en de andere als brandoffer en zo verzoening voor hem bewerken, omdat hij schuld op zich heeft geladen door in de nabijheid van de dode te komen. Diezelfde dag moet hij zijn hoofd weer heiligen, [12] zich opnieuw voor eenzelfde tijdsduur als nazireeër aan de HEER wijden, en een eenjarige ram als hersteloffer aanbieden. De vorige periode telt niet meer, vanwege de ontwijding van zijn nazireeërschap. [13] Wanneer de periode van het nazireeërschap voorbij is, gelden de volgende voorschriften: De nazireeër moet naar de ingang van de ontmoetingstent gebracht worden, [14] en daar moet hij de HEER een offergave aanbieden: een eenjarige ram zonder enig gebrek als brandoffer, een eenjarige ooi zonder enig gebrek als reinigingsoffer en een volwassen ram zonder enig gebrek als vredeoffer, [15] verder een mand met ongedesemd tarwebrood, dikke broden, met olijfolie bereid, en dunne ongedesemde broden, met olijfolie bestreken, en de bijbehorende graan- en wijnoffers. [16] De priester biedt dit aan de HEER aan en draagt het reinigingsoffer en het brandoffer voor de nazireeër op. [17] De volwassen ram bereidt hij als vredeoffer ter ere van de HEER en hij biedt daarbij de mand met ongedesemd brood en het bijbehorende graanoffer en wijnoffer aan. [18] De nazireeër scheert voor de ingang van de ontmoetingstent zijn hoofdhaar af, het teken van zijn nazireeërschap, en gooit dat in het vuur onder het vredeoffer. [19] Nadat de nazireeër zijn haar afgeschoren heeft, neemt de priester een gekookt schouderstuk van de ram en een dik en een dun ongedesemd brood uit de mand, en legt dit alles op de handpalmen van de nazireeër. [20] De priester biedt het de HEER als offergave aan. Het is heilig en bestemd voor de priester, evenals het borststuk en de rechterachterbout. Daarna mag de nazireeër weer wijn drinken. [21] Dit zijn de voorschriften voor de nazireeër, die op grond van zijn wijding de HEER een offergave verschuldigd is. Volgens de voorschriften met betrekking tot het nazireeërschap moet hij de belofte die hij gedaan heeft nauwkeurig nakomen. Als hij het zich veroorloven kan, mag hij nog meer geven."' De priesterzegen [22] De HEER zei tegen Mozes: [23] 'Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen: [24] "Moge de HEER u zegenen en u beschermen, [25] moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, [26] moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven." [27] Als zij mijn naam over het volk uitspreken, zal ik de Israëlieten zegenen.'
Voorschriften voor nazireeërs [1] De HEER zei tegen Mozes: [2] 'Zeg tegen de Israëlieten: "Wanneer een man of vrouw een bijzondere gelofte aflegt om zich als nazireeër aan de HEER te wijden, [3] moet zo iemand zich onthouden van wijn en andere drank. Hij mag ook geen verzuurde wijn drinken, geen andere verzuurde drank en geen druivensap, en hij mag geen verse of gedroogde druiven eten. [4] Zolang zijn nazireeërschap duurt, mag hij niets eten dat van de wijnstok afkomstig is, zelfs niet iets dat van de pitten en velletjes gemaakt wordt. [5] Ook mag, zolang zijn nazireeërgelofte geldt, zijn hoofd niet door een scheermes worden aangeraakt; gedurende de hele periode dat hij aan de HEER gewijd is, is hij heilig en moet hij zijn hoofdhaar laten groeien. [6] En zolang hij aan de HEER gewijd is, mag hij niet in de buurt van een dode komen. [7] Zelfs als zijn vader of moeder of zijn broer of zuster sterft, mag hij zich niet verontreinigen door bij hen te komen, want op zijn hoofd draagt hij het teken dat hij aan God gewijd is. [8] Zolang zijn nazireeërschap duurt, is hij aan de HEER gewijd. [9] Maar wanneer zijn hoofdhaar verontreinigd wordt doordat er geheel onverwachts in zijn nabijheid iemand sterft, moet hij zich op de zevende dag reinigen door zijn hoofdhaar af te scheren. [10] Op de achtste dag moet hij de priester, bij de ingang van de ontmoetingstent, twee tortelduiven of twee jonge gewone duiven brengen. [11] De priester moet dan de ene duif als reinigingsoffer opdragen en de andere als brandoffer en zo verzoening voor hem bewerken, omdat hij schuld op zich heeft geladen door in de nabijheid van de dode te komen. Diezelfde dag moet hij zijn hoofd weer heiligen, [12] zich opnieuw voor eenzelfde tijdsduur als nazireeër aan de HEER wijden, en een eenjarige ram als hersteloffer aanbieden. De vorige periode telt niet meer, vanwege de ontwijding van zijn nazireeërschap. [13] Wanneer de periode van het nazireeërschap voorbij is, gelden de volgende voorschriften: De nazireeër moet naar de ingang van de ontmoetingstent gebracht worden, [14] en daar moet hij de HEER een offergave aanbieden: een eenjarige ram zonder enig gebrek als brandoffer, een eenjarige ooi zonder enig gebrek als reinigingsoffer en een volwassen ram zonder enig gebrek als vredeoffer, [15] verder een mand met ongedesemd tarwebrood, dikke broden, met olijfolie bereid, en dunne ongedesemde broden, met olijfolie bestreken, en de bijbehorende graan- en wijnoffers. [16] De priester biedt dit aan de HEER aan en draagt het reinigingsoffer en het brandoffer voor de nazireeër op. [17] De volwassen ram bereidt hij als vredeoffer ter ere van de HEER en hij biedt daarbij de mand met ongedesemd brood en het bijbehorende graanoffer en wijnoffer aan. [18] De nazireeër scheert voor de ingang van de ontmoetingstent zijn hoofdhaar af, het teken van zijn nazireeërschap, en gooit dat in het vuur onder het vredeoffer. [19] Nadat de nazireeër zijn haar afgeschoren heeft, neemt de priester een gekookt schouderstuk van de ram en een dik en een dun ongedesemd brood uit de mand, en legt dit alles op de handpalmen van de nazireeër. [20] De priester biedt het de HEER als offergave aan. Het is heilig en bestemd voor de priester, evenals het borststuk en de rechterachterbout. Daarna mag de nazireeër weer wijn drinken. [21] Dit zijn de voorschriften voor de nazireeër, die op grond van zijn wijding de HEER een offergave verschuldigd is. Volgens de voorschriften met betrekking tot het nazireeërschap moet hij de belofte die hij gedaan heeft nauwkeurig nakomen. Als hij het zich veroorloven kan, mag hij nog meer geven."' De priesterzegen [22] De HEER zei tegen Mozes: [23] 'Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen: [24] "Moge de HEER u zegenen en u beschermen, [25] moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, [26] moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven." [27] Als zij mijn naam over het volk uitspreken, zal ik de Israëlieten zegenen.'
1. Yahvé parla à Moïse et dit : 2. « Parle aux Israélites ; tu leur diras :Si un homme ou une femme entend s'acquitter d'un vœu, le vœu de naziréat, par lequel il s'est voué à Yahvé, 3. il s'abstiendra de vin et de boissons fermentées, il ne boira pas le vinaigre qu'on tire de l'un ou de l'autre, il ne boira d'aucun jus de raisin, il ne mangera ni raisins frais ni raisins secs. 4. Durant tout le temps de sa consécration, il ne prendra d'aucun produit du cep de vigne, depuis le verjus jusqu'au marc. 5. Aussi longtemps qu'il sera consacré par son vœu, le rasoir ne passera pas sur sa tête ; jusqu'à ce que soit écoulé le temps pour lequel il s'est voué à Yahvé, il sera consacré et laissera croître librement sa chevelure. 6. Durant tout le temps de sa consécration à Yahvé, il ne s'approchera pas d'un mort ; 7. ni pour son père, ni pour sa mère, ni pour son frère, ni pour sa sœur il ne se rendra impur s'ils viennent à mourir, car il porte sur sa tête la consécration de son Dieu. 8. Durant tout le temps de son naziréat il est un consacré à Yahvé. 9. Si, près de lui, quelqu'un meurt de mort subite, rendant impure sa chevelure consacrée, il se rasera la tête au jour de sa purification, il se rasera la tête le septième jour. 10. Le huitième jour, il apportera deux tourterelles ou deux pigeons au prêtre, à l'entrée de la Tente du Rendez-vous. 11. Le prêtre offrira l'un en sacrifice pour le péché, et l'autre en holocauste ; il accomplira ensuite sur cet homme le rite d'expiation pour la souillure contractée près de ce mort. L'homme consacrera sa tête ce jour-là ; 12. il se consacrera à Yahvé pour le temps de son naziréat, et il amènera un agneau d'un an, à titre de sacrifice de réparation. Le temps déjà écoulé ne comptera pas, puisque sa chevelure a été rendue impure. 13. Voici le rituel du nazir, pour le jour où le temps de sa consécration est révolu. Conduit à l'entrée de la Tente du Rendez-vous, 14. il apportera à Yahvé son offrande : pour un holocauste, un agneau d'un an, sans défaut ; pour un sacrifice pour le péché, une agnelle d'un an, sans défaut ; pour un sacrifice de communion, un bélier sans défaut ; 15. une corbeille de gâteaux de fleur de farine sans levain, pétris à l'huile, des galettes sans levain frottées d'huile, avec les oblations et libations conjointes. 16. Ayant apporté tout cela devant Yahvé, le prêtre fera le sacrifice pour le péché et l'holocauste du nazir. 17. Celui-ci fera un sacrifice de communion avec le bélier et avec les azymes de la corbeille, et le prêtre offrira l'oblation et la libation conjointes. 18. Puis le nazir rasera sa chevelure consacrée à l'entrée de la Tente du Rendez-vous et, prenant les cheveux de sa tête consacrée, il les mettra dans le feu du sacrifice de communion. 19. Le prêtre prendra l'épaule du bélier, une fois cuite, un gâteau sans levain de la corbeille et une galette sans levain. Il les mettra dans la main du nazir quand celui-ci aura rasé sa chevelure. 20. Il les tendra en geste de présentation devant Yahvé ; c'est chose sainte qui revient au prêtre, outre la poitrine de présentation et la cuisse de prélèvement. Le nazir pourra dès lors boire du vin. 21. Tel est le rituel concernant le nazir. Si, en plus de sa chevelure, il a fait vœu d'une offrande personnelle à Yahvé, il acquittera sans compter ce que ses moyens lui permettront ce vœu qu'il a fait, en plus de ce que prévoit le rituel pour sa chevelure. 22. Yahvé parla à Moïse et dit : 23. « Parle à Aaron et à ses fils et dis-leur :Voici comment vous bénirez les Israélites. Vous leur direz : 24. «Que Yahvé te bénisse et te garde ! 25. Que Yahvé fasse pour toi rayonner son visage et te fasse grâce ! 26. Que Yahvé te découvre sa face et t'apporte la paix ! » 27. Qu'ils mettent ainsi mon nom sur les Israélites, et je les bénirai.
[1] And the LORD spake unto Moses, saying, [2] Speak unto the children of Israel, and say unto them, When either man or woman shall separate themselves to vow a vow of a Nazarite, to separate themselves unto the LORD: [3] He shall separate himself from wine and strong drink, and shall drink no vinegar of wine, or vinegar of strong drink, neither shall he drink any liquor of grapes, nor eat moist grapes, or dried. [4] All the days of his separation shall he eat nothing that is made of the vine tree, from the kernels even to the husk. [5] All the days of the vow of his separation there shall no rasor come upon his head: until the days be fulfilled, in the which he separateth himself unto the LORD, he shall be holy, and shall let the locks of the hair of his head grow. [6] All the days that he separateth himself unto the LORD he shall come at no dead body. [7] He shall not make himself unclean for his father, or for his mother, for his brother, or for his sister, when they die: because the consecration of his God is upon his head. [8] All the days of his separation he is holy unto the LORD. [9] And if any man die very suddenly by him, and he hath defiled the head of his consecration; then he shall shave his head in the day of his cleansing, on the seventh day shall he shave it. [10] And on the eighth day he shall bring two turtles, or two young pigeons, to the priest, to the door of the tabernacle of the congregation: [11] And the priest shall offer the one for a sin offering, and the other for a burnt offering, and make an atonement for him, for that he sinned by the dead, and shall hallow his head that same day. [12] And he shall consecrate unto the LORD the days of his separation, and shall bring a lamb of the first year for a trespass offering: but the days that were before shall be lost, because his separation was defiled. [13] And this is the law of the Nazarite, when the days of his separation are fulfilled: he shall be brought unto the door of the tabernacle of the congregation: [14] And he shall offer his offering unto the LORD, one he lamb of the first year without blemish for a burnt offering, and one ewe lamb of the first year without blemish for a sin offering, and one ram without blemish for peace offerings, [15] And a basket of unleavened bread, cakes of fine flour mingled with oil, and wafers of unleavened bread anointed with oil, and their meat offering, and their drink offerings. [16] And the priest shall bring them before the LORD, and shall offer his sin offering, and his burnt offering: [17] And he shall offer the ram for a sacrifice of peace offerings unto the LORD, with the basket of unleavened bread: the priest shall offer also his meat offering, and his drink offering. [18] And the Nazarite shall shave the head of his separation at the door of the tabernacle of the congregation, and shall take the hair of the head of his separation, and put it in the fire which is under the sacrifice of the peace offerings. [19] And the priest shall take the sodden shoulder of the ram, and one unleavened cake out of the basket, and one unleavened wafer, and shall put them upon the hands of the Nazarite, after the hair of his separation is shaven: [20] And the priest shall wave them for a wave offering before the LORD: this is holy for the priest, with the wave breast and heave shoulder: and after that the Nazarite may drink wine. [21] This is the law of the Nazarite who hath vowed, and of his offering unto the LORD for his separation, beside that that his hand shall get: according to the vow which he vowed, so he must do after the law of his separation. [22] And the LORD spake unto Moses, saying, [23] Speak unto Aaron and unto his sons, saying, On this wise ye shall bless the children of Israel, saying unto them, [24] The LORD bless thee, and keep thee: [25] The LORD make his face shine upon thee, and be gracious unto thee: [26] The LORD lift up his countenance upon thee, and give thee peace. [27] And they shall put my name upon the children of Israel; and I will bless them.
61Und der HERR redete mit Mose und sprach: 2Sage den Israeliten und sprich zu ihnen: Wenn jemand, Mann oder Frau, das besondere Gelübde tut, sich dem HERRN zu weihen, 3so soll er sich des Weins und starken Getränkes enthalten; Würzwein und starken Würztrank soll er auch nicht trinken, auch nichts, was aus Weinbeeren gemacht wird; er soll weder frische noch gedörrte Weinbeeren essen. 4Solange sein Gelübde währt, soll er nichts essen, was man vom Weinstock nimmt, von den unreifen bis zu den überreifen Trauben. 5Solange die Zeit seines Gelübdes währt, soll kein Schermesser über sein Haupt fahren. Bis die Zeit um ist, für die er sich dem HERRN geweiht hat, ist er heilig und soll das Haar auf seinem Haupt frei wachsen lassen. 6Während der ganzen Zeit, für die er sich dem HERRN geweiht hat, soll er zu keinem Toten gehen. 7Er soll sich auch nicht unrein machen beim Tode seines Vaters, seiner Mutter, seines Bruders oder seiner Schwester; denn das Gelübde seines Gottes ist auf seinem Haupt. 8Während der ganzen Zeit seines Gelübdes soll er dem HERRN heilig sein. 9Wenn aber jemand neben ihm plötzlich stirbt und dadurch sein geweihtes Haupt unrein wird, so soll er sein Haupt scheren an dem Tage, da er wieder rein wird, das ist am siebenten Tage. 10Und am achten Tage soll er zwei Turteltauben oder zwei andere Tauben zum Priester bringen vor die Tür der Stiftshütte. 11Und der Priester soll die eine als Sündopfer und die andere als Brandopfer darbringen und ihn entsühnen, weil er sich an einem Toten verunreinigt und dadurch versündigt hat. Dann soll er sein Haupt an demselben Tage von neuem heiligen, 12dass er sich dem HERRN weihe für die Zeit seines Gelübdes. Und er soll ein einjähriges Schaf bringen als Schuldopfer. Aber die vorigen Tage sollen umsonst gewesen sein, weil sein geweihtes Haupt unrein geworden war. 13Dies ist das Gesetz des Gottgeweihten: Wenn die Zeit seines Gelübdes um ist, so soll man ihn vor die Tür der Stiftshütte führen. 14Und er soll dem HERRN sein Opfer bringen, ein einjähriges Schaf ohne Fehler als Brandopfer und ein einjähriges Schaf ohne Fehler als Sündopfer und einen Widder ohne Fehler als Dankopfer 15und einen Korb mit ungesäuerten Kuchen von feinstem Mehl, mit Öl vermengt, und ungesäuerte Fladen, mit Öl bestrichen, und was dazugehört an Speisopfern und Trankopfern. 16Und der Priester soll's vor den HERRN bringen und soll sein Sündopfer und sein Brandopfer zurichten. 17Und den Widder soll er dem HERRN als Dankopfer zurichten samt dem Korbe mit dem ungesäuerten Brot und soll auch sein Speisopfer und sein Trankopfer darbringen. 18Und der Geweihte soll sein geweihtes Haupt scheren vor der Tür der Stiftshütte und soll sein geweihtes Haupthaar nehmen und aufs Feuer werfen, das unter dem Dankopfer brennt. 19Und der Priester soll eine gekochte Vorderkeule von dem Widder nehmen und einen ungesäuerten Kuchen aus dem Korbe und einen ungesäuerten Fladen und soll's dem Geweihten auf seine Hände legen, nachdem er sein geweihtes Haar abgeschoren hat. 20Und der Priester soll's vor dem HERRN schwingen. Das ist der heilige Anteil für den Priester samt der Brust des Schwingopfers und der Keule des Hebopfers. Danach darf der Geweihte Wein trinken. 21Das ist das Gesetz des Gottgeweihten, der sein Opfer dem HERRN gelobt hat, wegen seines Gelübdes, abgesehen von dem, was er sonst noch vermag. Wie er gelobt hat, soll er tun nach dem Gesetz seines Gelübdes. Der priesterliche Segen 22Und der HERR redete mit Mose und sprach: 23Sage Aaron und seinen Söhnen und sprich: So sollt ihr sagen zu den Israeliten, wenn ihr sie segnet: 24Der HERR segne dich und behüte dich; 25der HERR lasse sein Angesicht leuchten über dir und sei dir gnädig; 26der HERR hebe sein Angesicht über dich und gebe dir Frieden. 27Denn ihr sollt meinen Namen auf die Israeliten legen, dass ich sie segne.
- Arabisch
وكلم الرب موسى قائلا .1 كلم بني اسرائيل وقل لهم. اذا انفرز رجل او امرأة لينذر نذر النذير لينتذر للرب .2 فعن الخمر والمسكر يفترز ولا يشرب خل الخمر ولا خل المسكر ولا يشرب من نقيع العنب ولا ياكل عنبا رطبا ولا يابسا .3 كل ايام نذره لا يأكل من كل ما يعمل من جفنة الخمر من العجم حتى القشر. .4 كل ايام نذر افترازه لا يمرّ موسى على راسه. الى كمال الايام التي انتذر فيها للرب يكون مقدسا ويربي خصل شعر راسه. .5 كل ايام انتذاره للرب لا ياتي الى جسد ميت. .6 ابوه وامه واخوه واخته لا يتنجس من اجلهم عند موتهم لان انتذار الهه على راسه. .7 انه كل ايام انتذاره مقدس للرب. .8 واذا مات ميت عنده بغتة على فجأة فنجس راس انتذاره يحلق راسه يوم طهره. في اليوم السابع يحلقه. .9 وفي اليوم الثامن ياتي بيمامتين او بفرخي حمام الى الكاهن الى باب خيمة الاجتماع .10 فيعمل الكاهن واحدا ذبيحة خطية والآخر محرقة ويكفّر عنه ما اخطأ بسبب الميت ويقدس راسه في ذلك اليوم. .11 فمتى نذر للرب ايام انتذاره ياتي بخروف حولي ذبيحة اثم واما الايام الاولى فتسقط لانه نجس انتذاره .12 وهذه شريعة النذير. يوم تكمل ايام انتذاره يؤتى به الى باب خيمة الاجتماع .13 فيقرّب قربانه للرب خروفا واحدا حوليّا صحيحا محرقة ونعجة واحدة حولية صحيحة ذبيحة خطية وكبشا واحدا صحيحا ذبيحة سلامة .14 وسل فطير من دقيق اقراصا ملتوتة بزيت ورقاق فطير مدهونة بزيت مع تقدمتها وسكائبها .15 فيقدمها الكاهن امام الرب ويعمل ذبيحة خطيته ومحرقته. .16 والكبش يعمله ذبيحة سلامة للرب مع سل الفطير ويعمل الكاهن تقدمته وسكيبه. .17 ويحلق النذير لدى باب خيمة الاجتماع راس انتذاره ويأخذ شعر راس انتذاره ويجعله على النار التي تحت ذبيحة السلامة. .18 ويأخذ الكاهن الساعد مسلوقا من الكبش وقرص فطير واحدا من السل ورقاقة فطير واحدة ويجعلها في يدي النذير بعد حلقه شعر انتذاره .19 ويرددها الكاهن ترديدا امام الرب. انه قدس للكاهن مع صدر الترديد وساق الرفيعة. وبعد ذلك يشرب النذير خمرا. .20 هذه شريعة النذير الذي ينذر. قربانه للرب عن انتذاره فضلا عما تنال يده. حسب نذره الذي نذر كذلك يعمل حسب شريعة انتذاره .21 وكلم الرب موسى قائلا .22 كلم هرون وبنيه قائلا هكذا تباركون بني اسرائيل قائلين لهم. .23 يباركك الرب ويحرسك. .24 يضيء الرب بوجهه عليك ويرحمك. .25 يرفع الرب وجهه عليك ويمنحك سلاما. .26 فيجعلون اسمي على بني اسرائيل وانا اباركهم .27
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 7. | 8. | 9. | 10. | 11. | 12. | 13. | 14. | 15. | 16. | 17. | 18. | 19. | 20. | 21. | 22. | 23. | 24. | 25. | 26. | 27. | 28. | 29. | 30. | 31. | 32. | 33. | 34. | 35. | ||||
1. | 22 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
2. |
23 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | ||||||||||||||||||||||||
3. | 24 | 19 | 20 | 21 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. | 25 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | ||||||||||||||||||||||||||||||||
5. | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | ||||||||||||||||||||||||||||||
6. | 27 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 |
Toen ik nog een kind was , iets meer dan 60 jaar geleden , klonk het gezegend zijt gij boven alle vrouwen nog gebenedijd zijt gij ; gebenedijd in plaats van gezegend . Gebenedijd gaat terug op het Latijnse benedicere : goed zeggen ; op zijn beurt is dat de vertaling van het Griekse eulogeô (goed zeggen) . In de Bijbel is een vorm van het Griekse werkwoord eulogeô (goed zeggen) de vertaling van het Hebreeuwse barâkh (zegenen) .
In sommige families gaven de ouders hun kinderen bij het slapengaan een kruisje op het voorhoofd met de woorden : God zegene en beware u . Dat gebeurde ook bij vertrek . We wisten niet dat dit ritueel geput was uit de priesterlijke zegen van Nu 6,24 : De Heer zegene U en beware U .
Op het einde van een protestantse dienst heft de dominee de handen omhoog en spreekt de hogepriesterlijke zegen uit , die genomen is uit Nu 6, 24-26 .
Op het einde van de eucharistieviering spreekt de priester een eenvoudige zegen uit terwijl hij een kruisteken maakt : Zegene u de almachtige God , de Vader , de Zoon en de heilige Geest .
De zegen van een bisschop (onder wie de paus)spreken een uitvoeriger zegen uit : Zegene U de almachtige God , de Vader , de Zoon en de Heilige Geest ; hij dale over U neer en blijft over U . Deze priesterlijke zegen wordt voorafgegaan door twee psalmcitaten . Het eerste citaat komt uit Ps 113,2 . In het Latijn klinkt dit vers : sit nomen Domini benedictum
ex hoc nunc et usque in saeculum (gezegend zij de naam van de Heer , van nu af tot in eeuwigheid ) . Het tweede citaat komt uit Psalm Ps 121,2 . In het Latijn klinkt dit vers : adiutorium nostrum in nomine Domini , qui fecit
coelum et terram (onze hulp is in de naam van de Heer . Die hemel en aarde gemaakt heeft.) .