- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website
Overzicht van Numeri : - Nu
1 - Nu 2
- Nu 3 - Nu
4 - Nu 5
- Nu 6 - Nu
7 - Nu 8
- Nu 9 - Nu
10 - Nu 11
- Nu 12
- Nu 13 - Nu
14 - Nu 15
- Nu 16
- Nu 17 - Nu
18 - Nu 19
- Nu 20
- Nu 21 - Nu
22 - Nu 23
- Nu 24
- Nu 25 - Nu
26 - Nu 27
- Nu 28
- Nu 29 - Nu
30 - Nu 31
- Nu 32
- Nu 33 - Nu
34 - Nu 35
- Nu 36
-
Uitleg vers per vers : -
Nu 26,1
- Nu 26,2
- Nu 26,3
- Nu 26,4
- Nu 26,5
- Nu 26,6
- Nu 26,7
- Nu 26,8
- Nu 26,9
- Nu 26,10
- Nu 26,11
- Nu 26,12
- Nu 26,13
- Nu 26,14
- Nu 26,15
- Nu 26,16
- Nu 26,17
- Nu 26,18
- Nu 26,19
- Nu 26,20
- Nu 26,21
- Nu 26,22
- Nu 26,23
- Nu 26,24
- Nu 26,25
- Nu 26,26
- Nu 26,27
- Nu 26,28
- Nu 26,29
- Nu 26,30
- Nu 26,31
- Nu 26,32
- Nu 26,33
- Nu 26,34
- Nu 26,35
- Nu 26,36
- Nu 26,37
- Nu 26,38
- Nu 26,39
- Nu 26,40
- Nu 26,41
- Nu 26,42
- Nu 26,43
- Nu 26,44
- Nu 26,45
- Nu 26,46
- Nu 26,47
- Nu 26,48
- Nu 26,49
- Nu 26,50
- Nu 26,51
- Nu 26,52
- Nu 26,53
- Nu 26,54
- Nu 26,55
- Nu 26,56
- Nu 26,57
- Nu 26,58
- Nu 26,59
- Nu 26,60
- Nu 26,61
- Nu 26,62
- Nu 26,63
- Nu 26,64
- Nu 26,65
-
Overzicht van Tenach : Tenach
: overzicht , Tenach
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Tenach
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
Overzicht van Numeri : Numeri : overzicht , Numeri : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Numeri : commentaar ,
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm | Studiebijbel 3 | Luther-Bibel 1984 |
bijbelvertalingen Lexilogos | De Griekse bijbel | bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. MT Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel |
Nu 26,1-65 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 -
Nu 26,1 - Nu 26,1 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,2 - Nu 26,2 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,3 - Nu 26,3 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,4 - Nu 26,4 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,5 - Nu 26,5 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,6 - Nu 26,6 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,7 - Nu 26,7 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,8 - Nu 26,8 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,9 - Nu 26,9 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
13. - 16. `al mosjèh (tegen Mozes) wë`al ´ahäron (en tegen Aäron) . In zeven verzen in de bijbel : (1) Ex 16,2 . (2) Nu 14,2 . (3) Nu 16,3 . (4) Nu 17,6 . (5) Nu 17,7 . (6) Nu 20,2 . (7) Nu 26,9 .
Nu 26,10 - Nu 26,10 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,11 - Nu 26,11 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,12 - Nu 26,12 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,13 - Nu 26,13 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,14 - Nu 26,14 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,15 - Nu 26,15 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,16 - Nu 26,16 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,17 - Nu 26,17 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,18 - Nu 26,18 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,19 - Nu 26,19 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,20 - Nu 26,20 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,21 - Nu 26,21 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [21] And the sons of Pharez were; of Hezron, the family of the Hezronites: of Hamul, the family of the Hamulites.
Luther-Bibel . 21 Aber die Söhne des Perez waren: Hezron, daher das Geschlecht der Hezroniter kommt; Hamul, daher das Geschlecht der Hamuliter kommt.
Tekstuitleg van Nu 26,21 .
Nu 26,22 - Nu 26,22 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [22] These are the families of Judah according to those that were numbered of them, threescore and sixteen thousand and five hundred.
Luther-Bibel . 22 Das sind die Geschlechter Judas, an Zahl 76500.
Tekstuitleg van Nu 26,22 .
Nu 26,23 - Nu 26,23 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [23] Of the sons of Issachar after their families: of Tola, the family of the Tolaites: of Pua, the family of the Punites:
Luther-Bibel . 23 Die Söhne Issachars nach ihren Geschlechtern waren: Tola, daher das Geschlecht der Tolaiter kommt; Puwa, daher das Geschlecht der Puwaniter kommt;
Tekstuitleg van Nu 26,23 .
Nu 26,24 - Nu 26,24 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [24] Of Jashub, the family of the Jashubites: of Shimron, the family of the Shimronites.
Luther-Bibel . 24 Jaschub, daher das Geschlecht der Jaschubiter kommt; Schimron, daher das Geschlecht der Schimroniter kommt.
Tekstuitleg van Nu 26,24 .
Nu 26,25 - Nu 26,25 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [25] These are the families of Issachar according to those that were numbered of them, threescore and four thousand and three hundred.
Luther-Bibel . 25 Das sind die Geschlechter Issachars, an Zahl 64300.
Tekstuitleg van Nu 26,25 .
Nu 26,26 - Nu 26,26 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [26] Of the sons of Zebulun after their families: of Sered, the family of the Sardites: of Elon, the family of the Elonites: of Jahleel, the family of the Jahleelites.
Luther-Bibel . 26 Die Söhne Sebulons nach ihren Geschlechtern waren: Sered, daher das Geschlecht der Serediter kommt; Elon, daher das Geschlecht der Eloniter kommt; Jachleel, daher das Geschlecht der Jachleeliter kommt.
Tekstuitleg van Nu 26,26 .
Nu 26,27 - Nu 26,27 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [27] These are the families of the Zebulunites according to those that were numbered of them, threescore thousand and five hundred.
Luther-Bibel . 27 Das sind die Geschlechter Sebulons, an Zahl 60500.
Tekstuitleg van Nu 26,27 .
Nu 26,28 - Nu 26,28 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [28] The sons of Joseph after their families were Manasseh and Ephraim.
Luther-Bibel . 28 Die Söhne Josefs nach ihren Geschlechtern waren: Manasse und Ephraim.
a. bëne(j) jôseph lëmisjëpëchothâm mënasjsjèh wë´èphëraîm
Tekstuitleg van Nu 26,28 . Het vers Nu 26,28 telt 5 woorden en 24 (2³ X 3) letters . De getalwaarde van Nu 26,28 is 1848 (2³ X 3 X 7 X 11) .
Nu 26,28.1. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Nu (245) . Nu 26,28 .
Nu 26,28.2. jôseph (Jozef)
. Taalgebruik in Tenakh : jôseph
(Jozef) . Taalgebruik in de LXX : iôsèf
(Jozef) . Taalgebruik in het NT : iôsèf
(Jozef) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , samech = 15 of 60 , pe = 17
of 80 ; totaal 48 ( 2³ X 3) OF 156 (2² X 3 X 13 OF 12 X 13 OF 6 X
26) . Tenakh (186) . Pentateuch (146) . Eerdere Profeten (19) . Latere Profeten
(5) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (10) . Gr. iôsèf (Jozef) . Gebruik in de bijbel (234) , in
de LXX (200) , in het NT (34/35) . Nu (12) : (1) Nu 1,10 . (2) Nu 1,32 . (3) Nu 13,7 . (4) Nu 13,11 . (5) Nu 26,28 . (6) Nu 26,37 . (7) Nu 27,1 . (8) Nu 32,33 . (9) Nu 34,23 . (10) Nu 36,1 . (11) Nu 36,5 . (12) Nu 36,12 .
Ook de getalwaarde van de namen van de 'aartsvaders' kan een symbolische waarde
hebben .
- Isaak (Gn
21,3) . jitsëchâq (Isaak) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade =
18 of 90 , chet = 8 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 49 (7 X 7) OF 208 (8 X 26)
.
- Jakob (Gn
25,26) . ja`äqobh (Jakob) . Getalwaarde : jod = 10 , ajin = 16 of 70
, qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 47 OF 182 (7 X 26) .
- Jozef (Gn
30,24) . Jôseph (Jozef) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , samekh
= 15 of 60 , qoph = 17 of 80 ; totaal : 48 (2³ X 2² X 3) OF 156 (6
X 26) .
Het product van drie opeenvolgende getallen (8 - 7 - 6) , afdalend , met de
getalwaarde van de godsnaam JHWH = 26 .
Nu 26,28.1. - 2. bëne(j) jôseph (zonen van Jozef) . Tenakh (7) : (1) Gn 48,8 . (2) Nu 26,28 . (3) Nu 36,1 . (4) Joz 17,14 . (5) Joz 17,16 . (6) Joz 18,11 . (7) 1 Kr 7,29 .
Nu 26,28.3. lëmisjëpëchothâm (volgens hun stammen) < lë + zelfst. naamw. vr. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. . misjëpâchâh (geslacht, stam) . Taalgebruik in Tenakh : misjëpâchâh (geslacht, stam) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 , chet = 8 , he = 5 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 433 (priemgetal) . Strructuur : 4 - 3 -8 - 8 - 5 . Tenakh (72) . Pentateuch (48) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (0) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (0) . Nu (42) . Nu 26 (15) : (1) Nu 26,12 . (2) Nu 26,15 . (3) Nu 26,20 . (4) Nu 26,23 . (5) Nu 26,26 . (6) Nu 26,28 . (7) Nu 26,35 . (8) Nu 26,37 . (9) Nu 26,38 . (10) Nu 26,41 . (11) Nu 26,42 . (12) Nu 26,44 . (13) Nu 26,48 . (14) Nu 26,50 . (15) Nu 26,57 .
Nu 26,28.1. - 3. bëne(j) jôseph lëmisjëpëchothâm (zonen van Jozef volgens hun stammen) . Tenakh (2) : (1) Nu 26,28 . (2) Nu 26,37 .
Nu 26,28.4. mënasjsjèh (Manasse) . Taalgebruik in Tenakh : mënasjsjèh (Manasse) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , nun = 14 of 50 , sjin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 53 (priemgetal) OF 395 (5 X 79) . Structuur : 4 - 5 - 3 - 5 . Manasse is de oudste zoon van Jozef , de zoon van Jakob . Tenakh (103) . Pentateuch (28) . Eerdere Profeten (42) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (29) . Gn (8) : (1) Gn 41,51 . (2) Gn 46,20 . (3) Gn 48,1 . (4) Gn 48,13 . (5) Gn 48,14 . (6) Gn 48,17 . (7) Gn 48,20 . (8) Gn 50,23 . Nu (18) : (1) Nu 1,34 . (2) Nu 1,35 . (3) Nu 2,20 . (4) Nu 7,54 . (5) Nu 10,23 . (6) Nu 13,11 . (7) Nu 26,28 . (8) Nu 26,29 . (9) Nu 26,34 . (10) Nu 27,1 . (11) Nu 32,33 . (12) Nu 32,39 . (13) Nu 32,40 . (14) Nu 32,41 . (15) Nu 34,14 . (16) Nu 34,23 . (17) Nu 36,1 . (18) Nu 36,12 .
Nu 26,28.5. wë´èphëraîm (Efraïm) < wë + ´èphëraîm (Efraïm) . Taalgebruik in Tenakh : ´èphëraîm
(Efraïm) . Getalwaarde : aleph = 1 , pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200
, jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 61 (priemgetal) OF 331 (priemgetal) .
Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 - 4 . Tenakh (13) : (1) Nu 26,28 . (2) Joz 14,4 . (3) Joz 16,4 . (4) Re 1,29 . (5) Js 9,20 . (6) Jr 31,9 . (7) Hos 5,5 . (8) Hos 9,13 . (9) Hos 10,11 . (10) Ps 60,9 . (11) Ps 108,9 . (12) 2 Kr 34,6 .
(13) 2 Kr 34,9 . In Gn 41,51-52 krijgt Jozef twee zonen : Manasse en Efraïm . De stam
Jozef wordt in twee gesplitst zodat er 13 stammen zijn . Zo wordt Efraïm
de stamvader van de 13de stam . De getalwaarde 13 is ´èchad (één)
.
Jozef was de oudste zoon van Jakob en Rachel , Benjamin was de jongste zoon
. Rachel werd begraven op de weg naar Efrata (d.i. Betlehem) . De stam Efraïm
lag in het Noorden , de stam Benjamin in het Zuiden . Beiden vertegenwoordigen
het geheel . Dit is een genealogische eenheid , geen geografische . De stammen
Juda en Benjamin wonen in het Zuiden : een geografische eenheid . Door het verblijf
van de stam Benjamin in het Zuiden is de stam Juda verbonden met het Noorden
, met Efraïm .
Nu 26,28.4. - 5. mënasjsjèh wë´èphëraîm (Manasse en Efraïm) Tenakh (3) : (1) Nu 26,28 . (2) Joz 14,4 . (3) Joz 16,4 . Omgekeerde volgorde : ´èphëraîm ûmënasjsjèh (Efraïm en Manasse) . Tenakh (5) : (4) Gn 48,5 . (2) Dt 34,2 . (3) 1 Kr 9,3 . (4) 2 Kr 30,1 . (5) 2 Kr 30,10 .
Nu 26,29 - Nu 26,29 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [29] Of the sons of Manasseh: of Machir, the family of the Machirites: and Machir begat Gilead: of Gilead come the family of the Gileadites.
Luther-Bibel . 29 Die Söhne Manasses aber waren: Machir, daher kommt das Geschlecht der Machiriter; Machir zeugte Gilead, daher kommt das Geschlecht der Gileaditer.
Tekstuitleg van Nu 26,29 .
Nu 26,30 - Nu 26,30 : Tweede volkstelling : Nu 26,1-65 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 26 -- Nu 26,1-65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible . [30] These are the sons of Gilead: of Jeezer, the family of the Jeezerites: of Helek, the family of the Helekites:
Luther-Bibel . 30 Dies sind die Söhne Gileads: Iëser, daher kommt das Geschlecht der Iëseriter; Helek, daher kommt das Geschlecht der Helekiter;
Tekstuitleg van Nu 26,30 .
Nu 26,31 - Nu 26,31 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,32 - Nu 26,32 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,33 - Nu 26,33 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,34 - Nu 26,34 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,35 - Nu 26,35 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,36 - Nu 26,36 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,37 - Nu 26,37 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
12. - 14. bëne(j) jôseph lëmisjëpëchothâm (zonen van Jozef volgens hun stammen) . Tenakh (2) : (1) Nu 26,28 . (2) Nu 26,37 .
Nu 26,38 - Nu 26,38 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,39 - Nu 26,39 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,40 - Nu 26,40 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,41 - Nu 26,41 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,42 - Nu 26,42 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,43 - Nu 26,43 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,44 - Nu 26,44 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,45 - Nu 26,45 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,46 - Nu 26,46 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,47 - Nu 26,47 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,48 - Nu 26,48 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,49 - Nu 26,49 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,50 - Nu 26,50 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,51 - Nu 26,51 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,52 - Nu 26,52 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,53 - Nu 26,53 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,54 - Nu 26,54 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,55 - Nu 26,55 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,56 - Nu 26,56 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,57 - Nu 26,57 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,58 - Nu 26,58 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,59 - Nu 26,59 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,60 - Nu 26,60 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,61 - Nu 26,61 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,62 - Nu 26,62 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,63 - Nu 26,63 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,64 - Nu 26,64 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
Nu 26,65 - Nu 26,65 - | ||||||||||||||||
|
King James Bible .
Luther-Bibel .
Tekstuitleg van
SEPTUAGINTA
1kai egeneto meta tèn plègèn kai elalèsen kurios pros môusèn kai pros eleazar ton ierea legôn2labe tèn archèn pasès sunagôgès uiôn israèl apo eikosaetous kai epanô kat' oikous patriôn autôn pas o ekporeuomenos parataxasthai en israèl3kai elalèsen môusès kai eleazar o iereus en arabôth môab epi tou iordanou kata ierichô legôn4apo eikosaetous kai epanô on tropon sunetaxen kurios tô môusè kai oi uioi israèl oi exelthontes ex aiguptou5roubèn prôtotokos israèl uioi de roubèn enôch kai dèmos tou enôch tô fallou dèmos tou falloui6tô asrôn dèmos tou asrôni tô charmi dèmos tou charmi7outoi dèmoi roubèn kai egeneto è episkepsis autôn treis kai tessarakonta chiliades kai eptakosioi kai triakonta8kai uioi fallou eliab9kai uioi eliab namouèl kai dathan kai abirôn outoi epiklètoi tès sunagôgès outoi eisin oi episustantes epi môusèn kai aarôn en tè sunagôgè kore en tè episustasei kuriou10kai anoixasa è gè to stoma autès katepien autous kai kore en tô thanatô tès sunagôgès autou ote katefagen to pur tous pentèkonta kai diakosious kai egenèthèsan en sèmeiô11oi de uioi kore ouk apethanon12kai oi uioi sumeôn o dèmos tôn uiôn sumeôn tô namouèl dèmos o namouèli tô iamin dèmos o iamini tô iachin dèmos o iachini13tô zara dèmos o zarai+ tô saoul dèmos o saouli14outoi dèmoi sumeôn ek tès episkepseôs autôn duo kai eikosi chiliades kai diakosioi15uioi de iouda èr kai aunan kai apethanen èr kai aunan en gè chanaan16egenonto de oi uioi iouda kata dèmous autôn tô sèlôn dèmos o sèlôni tô fares dèmos o fares tô zara dèmos o zarai+17kai egenonto uioi fares tô asrôn dèmos o asrôni tô iamoun dèmos o iamouni18outoi dèmoi tô iouda kata tèn episkopèn autôn ex kai ebdomèkonta chiliades kai pentakosioi19kai uioi issachar kata dèmous autôn tô thôla dèmos o thôlai+ tô foua dèmos o fouai+20tô iasoub dèmos o iasoubi tô samaran dèmos o samarani21outoi dèmoi issachar ex episkepseôs autôn tessares kai exèkonta chiliades kai triakosioi22uioi zaboulôn kata dèmous autôn tô sared dèmos o saredi tô allôn dèmos o allôni tô allèl dèmos o allèli23outoi dèmoi zaboulôn ex episkepseôs autôn exèkonta chiliades kai pentakosioi24uioi gad kata dèmous autôn tô safôn dèmos o safôni tô aggi dèmos o aggi tô souni dèmos o souni25tô azeni dèmos o azeni tô addi dèmos o addi26tô aroadi dèmos o aroadi tô arièl dèmos o arièli27outoi dèmoi uiôn gad ex episkepseôs autôn tessarakonta chiliades kai pentakosioi28uioi asèr kata dèmous autôn tô iamin dèmos o iamini tô iesou dèmos o iesoui tô baria dèmos o bariai+29tô chober dèmos o choberi tô melchièl dèmos o melchièli30kai to onoma thugatros asèr sara31outoi dèmoi asèr ex episkepseôs autôn treis kai pentèkonta chiliades kai tetrakosioi32uioi iôsèf kata dèmous autôn manassè kai efraim33uioi manassè tô machir dèmos o machiri kai machir egennèsen ton galaad tô galaad dèmos o galaadi34kai outoi uioi galaad tô achiezer dèmos o achiezeri tô cheleg dèmos o chelegi35tô esrièl dèmos o esrièli tô suchem dèmos o suchemi36tô sumaer dèmos o sumaeri kai tô ofer dèmos o oferi37kai tô salpaad uiô ofer ouk egenonto autô uioi all' è thugateres kai tauta ta onomata tôn thugaterôn salpaad mala kai noua kai egla kai melcha kai thersa38outoi dèmoi manassè ex episkepseôs autôn duo kai pentèkonta chiliades kai eptakosioi39kai outoi uioi efraim tô soutala dèmos o soutalai+ tô tanach dèmos o tanachi40outoi uioi soutala tô eden dèmos o edeni41outoi dèmoi efraim ex episkepseôs autôn duo kai triakonta chiliades kai pentakosioi outoi dèmoi uiôn iôsèf kata dèmous autôn42uioi beniamin kata dèmous autôn tô bale dèmos o balei+ tô asubèr dèmos o asubèri tô iachiran dèmos o iachirani43tô sôfan dèmos o sôfani44kai egenonto oi uioi bale adar kai noeman tô adar dèmos o adari tô noeman dèmos o noemani45outoi uioi beniamin kata dèmous autôn ex episkepseôs autôn pente kai tessarakonta chiliades kai exakosioi46kai uioi dan kata dèmous autôn tô sami dèmos o sami outoi dèmoi dan kata dèmous autôn47pantes oi dèmoi sami kat' episkopèn autôn tessares kai exèkonta chiliades kai tetrakosioi48uioi nefthali kata dèmous autôn tô asièl dèmos o asièli tô gauni dèmos o gauni49tô ieser dèmos o ieseri tô sellèm dèmos o sellèmi50outoi dèmoi nefthali ex episkepseôs autôn pente kai tessarakonta chiliades kai tetrakosioi51autè è episkepsis uiôn israèl exakosiai chiliades kai chilioi kai eptakosioi kai triakonta52kai elalèsen kurios pros môusèn legôn53toutois meristhèsetai è gè klèronomein ex arithmou onomatôn54tois pleiosin pleonaseis tèn klèronomian kai tois elattosin elattôseis tèn klèronomian autôn ekastô kathôs epeskepèsan dothèsetai è klèronomia autôn55dia klèrôn meristhèsetai è gè tois onomasin kata fulas patriôn autôn klèronomèsousin56ek tou klèrou merieis tèn klèronomian autôn ana meson pollôn kai oligôn57kai uioi leui kata dèmous autôn tô gedsôn dèmos o gedsôni tô kaath dèmos o kaathi tô merari dèmos o merari58outoi dèmoi uiôn leui dèmos o lobeni dèmos o chebrôni dèmos o kore kai dèmos o mousi kai kaath egennèsen ton amram59kai to onoma tès gunaikos autou iôchabed thugatèr leui è eteken toutous tô leui en aiguptô kai eteken tô amram ton aarôn kai môusèn kai mariam tèn adelfèn autôn60kai egennèthèsan tô aarôn o te nadab kai abioud kai eleazar kai ithamar61kai apethanen nadab kai abioud en tô prosferein autous pur allotrion enanti kuriou en tè erèmô sina62kai egenèthèsan ex episkepseôs autôn treis kai eikosi chiliades pan arsenikon apo mèniaiou kai epanô ou gar sunepeskepèsan en mesô uiôn israèl oti ou didotai autois klèros en mesô uiôn israèl63kai autè è episkepsis môusè kai eleazar tou iereôs oi epeskepsanto tous uious israèl en arabôth môab epi tou iordanou kata ierichô64kai en toutois ouk èn anthrôpos tôn epeskemmenôn upo môusè kai aarôn ous epeskepsanto tous uious israèl en tè erèmô sina65oti eipen kurios autois thanatô apothanountai en tè erèmô kai ou kateleifthè ex autôn oude eis plèn chaleb uios iefonnè kai ièsous o tou nauè
VULGAAT
1 postquam noxiorum sanguis effusus est dixit Dominus ad Mosen et Eleazarum filium Aaron sacerdotem 2 numerate omnem summam filiorum Israhel a viginti annis et supra per domos et cognationes suas cunctos qui possunt ad bella procedere 3 locuti sunt itaque Moses et Eleazar sacerdos in campestribus Moab super Iordanem contra Hierichum ad eos qui erant 4 a viginti annis et supra sicut Dominus imperarat quorum iste est numerus 5 Ruben primogenitus Israhel huius filius Enoch a quo familia Enochitarum et Phallu a quo familia Phalluitarum 6 et Esrom a quo familia Esromitarum et Charmi a quo familia Charmitarum 7 hae sunt familiae de stirpe Ruben quarum numerus inventus est quadraginta tria milia et septingenti triginta 8 filius Phallu Heliab 9 huius filii Namuhel et Dathan et Abiram isti sunt Dathan et Abiram principes populi qui surrexerunt contra Mosen et Aaron in seditione Core quando adversum Dominum rebellaverunt 10 et aperiens terra os suum devoravit Core morientibus plurimis quando conbusit ignis ducentos quinquaginta viros et factum est grande miraculum 11 ut Core pereunte filii illius non perirent 12 filii Symeon per cognationes suas Namuhel ab hoc familia Namuhelitarum Iamin ab hoc familia Iaminitarum Iachin ab hoc familia Iachinitarum 13 Zare ab hoc familia Zareitarum Saul ab hoc familia Saulitarum 14 hae sunt familiae de stirpe Symeon quarum omnis numerus fuit viginti duo milia ducentorum 15 filii Gad per cognationes suas Sephon ab hoc familia Sephonitarum Aggi ab hoc familia Aggitarum Suni ab hoc familia Sunitarum 16 Ozni ab hoc familia Oznitarum Heri ab hoc familia Heritarum 17 Arod ab hoc familia Aroditarum Arihel ab hoc familia Arihelitarum 18 istae sunt familiae Gad quarum omnis numerus fuit quadraginta milia quingentorum 19 filii Iuda Her et Onan qui ambo mortui sunt in terra Chanaan 20 fueruntque filii Iuda per cognationes suas Sela a quo familia Selanitarum Phares a quo familia Pharesitarum Zare a quo familia Zareitarum 21 porro filii Phares Esrom a quo familia Esromitarum et Amul a quo familia Amulitarum 22 istae sunt familiae Iuda quarum omnis numerus fuit septuaginta milia quingentorum 23 filii Isachar per cognationes suas Thola a quo familia Tholaitarum Phua a quo familia Phuaitarum 24 Iasub a quo familia Iasubitarum Semran a quo familia Semranitarum 25 hae sunt cognationes Isachar quarum numerus fuit sexaginta quattuor milia trecentorum 26 filii Zabulon per cognationes suas Sared a quo familia Sareditarum Helon a quo familia Helonitarum Ialel a quo familia Ialelitarum 27 hae sunt cognationes Zabulon quarum numerus fuit sexaginta milia quingentorum 28 filii Ioseph per cognationes suas Manasse et Ephraim 29 de Manasse ortus est Machir a quo familia Machiritarum Machir genuit Galaad a quo familia Galaaditarum 30 Galaad habuit filios Hiezer a quo familia Hiezeritarum et Elec a quo familia Elecarum 31 et Asrihel a quo familia Asrihelitarum et Sechem a quo familia Sechemitarum 32 et Semida a quo familia Semidatarum et Epher a quo familia Epheritarum 33 fuit autem Epher pater Salphaad qui filios non habebat sed tantum filias quarum ista sunt nomina Maala et Noa et Egla et Melcha et Thersa 34 hae sunt familiae Manasse et numerus earum quinquaginta duo milia septingentorum 35 filii autem Ephraim per cognationes suas fuerunt hii Suthala a quo familia Suthalitarum Becher a quo familia Becheritarum Tehen a quo familia Tehenitarum 36 porro filius Suthala fuit Heran a quo familia Heranitarum 37 hae sunt cognationes filiorum Ephraim quarum numerus triginta duo milia quingentorum 38 isti sunt filii Ioseph per familias suas filii Beniamin in cognationibus suis Bale a quo familia Baleitarum Azbel a quo familia Azbelitarum Ahiram a quo familia Ahiramitarum 39 Supham a quo familia Suphamitarum Hupham a quo familia Huphamitarum 40 filii Bale Hered et Noeman de Hered familia Hereditarum de Noeman familia Noemitarum 41 hii sunt filii Beniamin per cognationes suas quorum numerus quadraginta quinque milia sescentorum 42 filii Dan per cognationes suas Suham a quo familia Suhamitarum hae cognationes Dan per familias suas 43 omnes fuere Suhamitae quorum numerus erat sexaginta quattuor milia quadringentorum 44 filii Aser per cognationes suas Iemna a quo familia Iemnaitarum Iessui a quo familia Iessuitarum Brie a quo familia Brieitarum 45 filii Brie Haber a quo familia Haberitarum et Melchihel a quo familia Melchihelitarum 46 nomen autem filiae Aser fuit Sara 47 hae cognationes filiorum Aser et numerus eorum quinquaginta tria milia quadringentorum 48 filii Nepthalim per cognationes suas Iessihel a quo familia Iessihelitarum Guni a quo familia Gunitarum 49 Iesser a quo familia Iesseritarum Sellem a quo familia Sellemitarum 50 hae sunt cognationes filiorum Nepthalim per familias suas quorum numerus quadraginta quinque milia quadringentorum 51 ista est summa filiorum Israhel qui recensiti sunt sescenta milia et mille septingenti triginta 52 locutusque est Dominus ad Mosen dicens 53 istis dividetur terra iuxta numerum vocabulorum in possessiones suas 54 pluribus maiorem partem dabis et paucioribus minorem singulis sicut nunc recensiti sunt tradetur possessio 55 ita dumtaxat ut sors terram tribubus dividat et familiis 56 quicquid sorte contigerit hoc vel plures accipient vel pauciores 57 hic quoque est numerus filiorum Levi per familias suas Gerson a quo familia Gersonitarum Caath a quo familia Caathitarum Merari a quo familia Meraritarum 58 hae sunt familiae Levi familia Lobni familia Hebroni familia Mooli familia Musi familia Cori at vero Caath genuit Amram 59 qui habuit uxorem Iochabed filiam Levi quae nata est ei in Aegypto haec genuit viro suo Amram filios Aaron et Mosen et Mariam sororem eorum 60 de Aaron orti sunt Nadab et Abiu et Eleazar et Ithamar 61 quorum Nadab et Abiu mortui sunt cum obtulissent ignem alienum coram Domino 62 fueruntque omnes qui numerati sunt viginti tria milia generis masculini ab uno mense et supra quia non sunt recensiti inter filios Israhel nec eis cum ceteris data possessio 63 hic est numerus filiorum Israhel qui descripti sunt a Mosen et Eleazaro sacerdote in campestribus Moab supra Iordanem contra Hiericho 64 inter quos nullus fuit eorum qui ante numerati sunt a Mose et Aaron in deserto Sinai 65 praedixerat enim Dominus quod omnes morerentur in solitudine nullusque remansit ex eis nisi Chaleb filius Iepphonne et Iosue filius Nun
STATENVERTALING
1 Het geschiedde nu na die plaag, dat de HEERE sprak tot Mozes, en tot Eleazar, den zoon van Aäron, den priester, zeggende: 2 Neem de som van de gehele vergadering der kinderen Israëls op, van twintig jaren oud en daarboven, naar het huis hunner vaderen, al wie ten heire in Israël uittrekt. 3 Mozes dan en Eleazar, de priester, spraken hen aan, in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho, zeggende: 4 Dat men opneme van twintig jaren oud en daarboven; gelijk als de HEERE Mozes geboden had, en den kinderen Israëls, die uit Egypteland uitgetogen waren. 5 Ruben was de eerstgeborene van Israël. De zonen van Ruben waren: Hanoch, van welken was het geslacht der Hanochieten; van Pallu het geslacht der Palluieten; 6 Van Hezron het geslacht der Hezronieten; van Karmi het geslacht der Karmieten. 7 Dit zijn de geslachten der Rubenieten; en hun getelden waren drie en veertig duizend zevenhonderd en dertig. 8 En de zonen van Pallu waren Eliab. 9 En de zonen van Eliab waren Nemuël, en Dathan, en Abiram; deze Dathan en Abiram waren de geroepenen der vergadering, die gekijf maakten tegen Mozes en tegen Aäron, in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen den HEERE maakten. 10 En de aarde haar mond opendeed, en verslond hen met Korach, als die vergadering stierf, toen het vuur tweehonderd en vijftig mannen verteerde, en werden tot een teken. 11 Maar de kinderen van Korach stierven niet. 12 De zonen van Simeon, naar hun geslachten: van Nemuël, het geslacht der Nemuëlieten; van Jamin het geslacht der Jaminieten; van Jachin het geslacht der Jachinieten; 13 Van Zerah het geslacht der Zerahieten; van Saul het geslacht der Saulieten. 14 Dat zijn de geslachten der Simeonieten: twee en twintig duizend en tweehonderd. 15 De zonen van Gad, naar hun geslachten: van Zefon het geslacht der Zefonieten; van Haggi het geslacht der Haggieten; van Suni het geslacht der Sunieten. 16 Van Ozni het geslacht der Oznieten; van Heri het geslacht der Herieten; 17 Van Arod het geslacht der Arodieten; van Areli het geslacht der Arelieten. 18 Dat zijn de geslachten der zonen van Gad, naar hun getelden: veertig duizend en vijfhonderd. 19 De zonen van Juda waren Er en Onan; maar Er en Onan stierven in het land Kanaän. 20 Alzo waren de zonen van Juda naar hun geslachten: van Sela het geslacht der Selanieten; van Perez het geslacht der Perezieten; van Zerah het geslacht der Zerahieten. 21 En de zonen van Perez waren: van Hezron het geslacht der Hezronieten; van Hamul het geslacht der Hamulieten. 22 Dat zijn de geslachten van Juda, naar hun getelden: zes en zeventig duizend en vijfhonderd. 23 De zonen van Issaschar, naar hun geslachten, waren: van Tola het geslacht der Tolaieten; van Puva het geslacht der Punieten; 24 Van Jasub het geslacht der Jasubieten; van Simron het geslacht der Simronieten. 25 Dat zijn de geslachten van Issaschar, naar hun getelden: vier en zestig duizend en driehonderd. 26 De zonen van Zebulon, naar hun geslachten, waren: van Sered het geslacht der Seredieten; van Elon het geslacht der Elonieten; van Jahleel het geslacht der Jahleelieten. 27 Dat zijn de geslachten der Zebulonieten, naar hun getelden: zestig duizend en vijfhonderd. 28 De zonen van Jozef, naar hun geslachten, waren Manasse en Efraïm. 29 De zonen van Manasse waren: van Machir het geslacht der Machirieten; Machir nu gewon Gilead; van Gilead was het geslacht der Gileadieten. 30 Dit zijn de zonen van Gilead: van Jezer het geslacht der Jezerieten; van Helek het geslacht der Helekieten. 31 En van Asriël het geslacht der Asriëlieten; en van Sechem het geslacht der Sechemieten; 32 En van Semida het geslacht der Semidaieten; en van Hefer het geslacht der Heferieten. 33 Doch Zelafead, de zoon van Hefer, had geen zonen, maar dochters; en de namen der dochteren van Zelafead waren: Machla en Noa, Hogla, Milka en Tirza. 34 Dat zijn de geslachten van Manasse: en hun getelden waren twee en vijftig duizend en zevenhonderd. 35 Dit zijn de zonen van Efraïm, naar hun geslachten: van Sutelah het geslacht der Sutelahieten; van Becher het geslacht der Becherieten; van Tahan het geslacht der Tahanieten. 36 En dit zijn de zonen van Sutelah; van Eran het geslacht der Eranieten. 37 Dat zijn de geslachten der zonen van Efraïm, naar hun getelden: twee en dertig duizend en vijfhonderd. Dat zijn de zonen van Jozef, naar hun geslachten. 38 De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Ahiram het geslacht der Ahiramieten; 39 Van Sefufam het geslacht der Sufamieten; van Hufam het geslacht der Hufamieten. 40 En de zonen van Bela waren Ard en Naäman; van Ard het geslacht der Ardieten; van Naäman het geslacht der Naämieten. 41 Dat zijn de zonen van Benjamin, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend en zeshonderd. 42 Dit zijn de zonen van Dan, naar hun geslachten: van Suham het geslacht der Suhamieten; dat zijn de geslachten van Dan, naar hun geslachten. 43 Al de geslachten der Suhamieten, naar hun getelden, waren vier en zestig duizend en vierhonderd. 44 De zonen van Aser, naar hun geslachten, waren: van Imna het geslacht der Imnaieten; van Isvi het geslacht der Isvieten; van Beria het geslacht der Beriieten. 45 Van de zonen van Beria waren: van Heber het geslacht der Heberieten; van Malchiël het geslacht der Malchiëlieten. 46 En de naam der dochter van Aser was Serah. 47 Dat zijn de geslachten der zonen van Aser, naar hun getelden: drie en vijftig duizend en vierhonderd. 48 De zonen van Nafthali, naar hun geslachten: van Jahzeel het geslacht der Jahzeelieten; van Guni het geslacht der Gunieten; 49 Van Jezer het geslacht der Jezerieten; van Sillem het geslacht der Sillemieten. 50 Dat zijn de geslachten van Nafthali, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend en vierhonderd. 51 Dat zijn de getelden van de zonen Israëls: zeshonderd een duizend zevenhonderd en dertig. 52 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: 53 Aan dezen zal het land uitgedeeld worden ter erfenis, naar het getal der namen. 54 Aan degenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, en aan hen, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; aan een iegelijk zal, naar zijn getelden, zijn erfenis gegeven worden. 55 Het land nochtans zal door het lot gedeeld worden; naar de namen der stammen hunner vaderen zullen zij erven. 56 Naar het lot zal elks erfenis gedeeld worden tussen de velen en de weinigen. 57 Dit zijn nu de getelden van Levi, naar hun geslachten: van Gerson het geslacht der Gersonieten; van Kohath het geslacht der Kohathieten; van Merari het geslacht der Merarieten. 58 Dit zijn de geslachten van Levi: het geslacht der Libnieten, het geslacht der Hebronieten, het geslacht der Machlieten, het geslacht der Muzieten, het geslacht der Korachieten. En Kohath gewon Amram. 59 En de naam der huisvrouw van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, welke de huisvrouw van Levi baarde in Egypte; en deze baarde aan Amram, Aäron, en Mozes, en Mirjam, hun zuster. 60 En aan Aäron werden geboren Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar. 61 Nadab nu en Abihu waren gestorven, toen zij vreemd vuur brachten voor het aangezicht des HEEREN. 62 En hun getelden waren drie en twintig duizend, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven; want dezen werden niet geteld onder de kinderen Israëls, omdat hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen Israëls. 63 Dat zijn de getelden van Mozes en Eleazar, den priester, die de kinderen Israëls telden in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho. 64 En onder dezen was niemand uit de getelden van Mozes en Aäron, den priester, als zij de kinderen Israëls telden in de woestijn van Sinaï. 65 Want de HEERE had van die gezegd, dat zij in de woestijn gewisselijk zouden sterven; en er was niemand van hen overgebleven, dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
WILLIBRORDVERTALING
[1] Toen de plaag voorbij was, sprak de heer tot Mozes en Eleazar, de zoon van de priester Aäron: [2] 'Houd een telling van de hele gemeenschap van de Israëlieten, van alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder, volgens hun families.' [3] In de vlakte van Moab aan de Jordaan, bij Jericho, hielden Mozes en de priester Eleazar een telling [4] van degenen die twintig jaar waren of ouder, zoals de heer het Mozes had bevolen. [4] Dit zijn de Israëlieten die uit Egypte zijn getrokken: [5] Ruben, de eerstgeborene van Israël. De zonen van Ruben: van Chanok het geslacht van de Chanokieten; van Pallu het geslacht van de Palluïeten; [6] van Chesron het geslacht van de Chesronieten; van Karmi het geslacht van de Karmieten. [7] Dat zijn de geslachten van de Rubenieten: zij telden 43.730 ingeschrevenen. [8] De zoon van Pallu: Eliab; [9] de zonen van Eliab: Nemuël, Datan en Abiram. Die Datan en Abiram, vooraanstaande mannen in de gemeenschap, hadden zich tegen Mozes en Aäron verzet, toen de bende van Korach in opstand kwam tegen de heer. [10] De aarde had zich toen geopend en hen verslonden, evenals Korach, die met zijn aanhangers de dood had gevonden toen het vuur tweehonderdvijftig man verteerde. Zo waren zij een teken geworden. [11] Maar de zonen van Korach waren niet omgekomen. [12] De zonen van Simeon met hun geslachten: van Nemuël het geslacht van de Nemuëlieten; van Jamin het geslacht van de Jaminieten; van Jakin het geslacht van de Jakinieten; [13] van Zerach het geslacht van de Zarchieten; van Saul het geslacht van de Saulieten. [14] Dat zijn de geslachten van de Simeonieten: zij telden 22.200 ingeschrevenen. [15] De zonen van Gad met hun geslachten: van Sefon het geslacht van de Sefonieten; van Chaggi het geslacht van de Chaggieten; van Suni het geslacht van de Sunieten; [16] van Ozni het geslacht van Oznieten; van Eri het geslacht van de Erieten; [17] van Arod het geslacht van de Arodieten; van Areli het geslacht van de Arelieten. [18] Dat zijn de geslachten van de Gadieten: zij telden 40.500 ingeschrevenen. [19] Er en Onan waren zonen van Juda, maar Er en Onan waren in Kanaän gestorven. [20] De zonen van Juda met hun geslachten: van Sela het geslacht van de Selanieten; van Peres het geslacht van de Parsieten; van Zerach het geslacht van de Zarchieten. [21] De zonen van Peres: van Chesron het geslacht van de Chesronieten; van Chamul het geslacht van de Chamulieten. [22] Dat zijn de geslachten van Juda: zij telden 76.500 ingeschrevenen. [23] De zonen van Issakar met hun geslachten: van Tola het geslacht van de Tolaïeten; van Pua het geslacht van de Punieten; [24] van Jasub het geslacht van de Jasubieten; van Simron het geslacht van de Simronieten. [25] Dat zijn de geslachten van Issakar: zij telden 64.300 ingeschrevenen. [26] De zonen van Zebulon met hun geslachten: van Sered het geslacht van de Sardieten; van Elon het geslacht van de Elonieten; van Jachleël het geslacht van de Jachleëlieten. [27] Dat zijn de geslachten van de Zebulonieten: zij telden 60.500 ingeschrevenen. [28] De zonen van Jozef met hun geslachten: Manasse en Efraïm. [29] De zonen van Manasse: van Makir het geslacht van de Makirieten. Makir was de vader van Gilead. Van Gilead het geslacht van de Gileadieten. [30] Dit zijn de zonen van Gilead: van Iëzer het geslacht van de Iëzrieten; van Chelek het geslacht van de Chelekieten; [31] van Asriël het geslacht van de Asriëlieten; van Sekem het geslacht van de Sekemieten; [32] van Semida het geslacht van de Semidaïeten; van Chefer het geslacht van de Cheferieten. [33] Selofchad, zoon van Chefer, had geen zonen, alleen dochters. De dochters van Selofchad heetten Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa. [34] Dat zijn de geslachten van Manasse: zij telden 52.700 ingeschrevenen. [35] Dit zijn de zonen van Efraïm met hun geslachten: van Sutelach het geslacht van de Sutalchieten; van Beker het geslacht van de Bakrieten; van Tachan het geslacht van de Tachanieten. [36] Dit zijn de zonen van Sutelach: van Eran het geslacht van de Eranieten. [37] Dat zijn de geslachten van de zonen van Efraïm: zij telden 32.500 ingeschrevenen. Dat zijn de zonen van Jozef met hun geslachten. [38] De zonen van Benjamin met hun geslachten: van Bela het geslacht van de Balieten; van Asbel het geslacht van de Asbelieten; van Achiram het geslacht van de Achiramieten; [39] van Sefufam het geslacht van de Sufamieten; van Chufam het geslacht van de Chufamieten. [40] De zonen van Bela waren Ard en Naäman: van Ard het geslacht van de Ardieten; van Naäman het geslacht van de Naämieten. [41] De zonen van Benjamin met hun geslachten: zij telden 45.600 ingeschrevenen. [42] Dit zijn de zonen van Dan met hun geslachten: van Sucham het geslacht van de Suchamieten. Dat zijn de geslachten van Dan. [43] Alle geslachten van de Suchamieten telden 64.400 ingeschrevenen. [44] De zonen van Aser met hun geslachten: van Jimna het geslacht van de Jimnaïeten; van Jiswa het geslacht van de Jiswieten; van Beria het geslacht van de Beriïeten. [45] Van de zonen van Beria: van Cheber het geslacht van de Cheberieten; van Malkiël het geslacht van de Malkiëlieten. [46] De dochter van Aser heette Serach. [47] Dat zijn de geslachten van de zonen van Aser: zij telden 53.400 ingeschrevenen. [48] De zonen van Naftali met hun geslachten: van Jachseël het geslacht van de Jachseëlieten; van Guni het geslacht van de Gunieten; [49] van Jeser het geslacht van de Jisrieten; van Sillem het geslacht van de Sillemieten. [50] Dat zijn de geslachten van Naftali: zij telden 45.400 ingeschrevenen. [51] De Israëlieten telden totaal 601.730* ingeschrevenen. [52] De heer sprak tot Mozes: [53] 'Dat zijn degenen aan wie bij de verdeling een stuk grond moet worden toegewezen, naargelang hun aantal. [54] Voor een groter aantal moet u een groter bezit toewijzen, voor een kleiner aantal een kleiner. Volgens het aantal ingeschrevenen moet aan iedere groep een stuk grond in bezit gegeven worden. [55] Het land moet door het lot zo verdeeld worden, dat elke voorvaderlijke stam een stuk grond krijgt toegewezen overeenkomstig het aantal personen. [56] Ieder stuk grond zal volgens het lot verdeeld worden, zowel voor de grotere als voor de kleinere groepen.' [57] Dit zijn de ingeschreven Levieten volgens hun geslachten: van Gerson het geslacht van de Gersonieten, van Kehat het geslacht van de Kehatieten; van Merari het geslacht van de Merarieten. [58] Dit zijn de geslachten van Levi: het geslacht van de Libnieten, het geslacht van de Chebronieten, het geslacht van de Machlieten, het geslacht van de Musieten, het geslacht van de Korchieten. Kehat verwekte Amram. [59] De vrouw van Amram heette Jokebed, een dochter van Levi. Haar moeder had haar in Egypte aan Levi geschonken. De kinderen die Jokebed aan Amram baarde, waren Aäron, Mozes en hun zuster Mirjam. [60] De zonen van Aäron waren Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar. [61] Nadab en Abihu stierven toen zij ongewijd vuur voor de heer brachten. [62] Het aantal mannelijke personen van een maand en ouder die bij hen waren ingeschreven, bedroeg 23.000. Zij waren niet met de Israëlieten ingeschreven, omdat zij geen stuk grond kregen toegewezen zoals de overige Israëlieten. [63] Dat zijn de Israëlieten die in de vlakte van Moab, aan de Jordaan bij Jericho, door Mozes en de priester Eleazar werden ingeschreven. [64] Onder hen bevond zich niemand meer van de Israëlieten die in de woestijn van de Sinai door Mozes en de priester Aäron waren ingeschreven, [65] want van hen had de heer gezegd: 'In de woestijn zullen zij sterven!' Niemand van hen was nog in leven behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
NIEUWE VERTALING
[1] zei de HEER tegen Mozes en Eleazar, de zoon van de priester Aäron: [2] 'Houd onder heel Israël een telling van alle weerbare mannen van twintig jaar en ouder. Tel hen per familie.' [3] Mozes en de priester Eleazar riepen alle mannen van twintig jaar en ouder bijeen, in de vlakte van Moab, aan de Jordaan, ter hoogte van Jericho, zoals de HEER Mozes had opgedragen. Dit waren de nakomelingen van de Israëlieten die weggetrokken waren uit Egypte: [5] De stam Ruben, Israëls eerstgeborene. Afstammelingen van Ruben: van Chanoch stamde het geslacht van de Chanochieten af, van Pallu het geslacht van de Palluïeten, [6] van Chesron het geslacht van de Chesronieten, van Karmi het geslacht van de Karmieten. [7] Dit waren de geslachten van de Rubenieten; het aantal ingeschrevenen bedroeg 43.730. [8] Pallu had een zoon,* Eliab, [9] en de zonen van Eliab waren Nemuël, Datan en Abiram. Deze Datan en Abiram, zeer aanzienlijke Israëlieten, waren het die zich met de aanhang van Korach tegen Mozes en Aäron verzet hadden en in opstand waren gekomen tegen de HEER. [10] De aarde had haar mond geopend en hen met Korach opgeslokt, terwijl zijn tweehonderdvijftig aanhangers de dood vonden door een verterend vuur. Zo waren zij een afschrikwekkend voorbeeld geworden. [11] Korachs zonen waren echter niet omgekomen. [12] Afstammelingen van Simeon, geordend naar geslacht: van Nemuël stamde het geslacht van de Nemuëlieten af, van Jamin het geslacht van de Jaminieten, van Jachin het geslacht van de Jachinieten, [13] van Zerach het geslacht van de Zarchieten, van Saül het geslacht van de Saülieten. [14] Dit waren de geslachten van de Simeonieten – 22.200. [15] Afstammelingen van Gad, geordend naar geslacht: van Sefon stamde het geslacht van de Sefonieten af, van Chaggi het geslacht van de Chaggieten, van Suni het geslacht van de Sunieten, [16] van Ozni het geslacht van de Oznieten, van Eri het geslacht van de Erieten, [17] van Arod het geslacht van de Arodieten, van Areli het geslacht van de Arelieten. [18] Dit waren de geslachten van de Gadieten – 40.500 ingeschrevenen. [19] Zonen van Juda: Er en Onan. Zowel Er als Onan was in Kanaän gestorven. [20] Afstammelingen van Juda, geordend naar geslacht: van Sela stamde het geslacht van de Selanieten af, van Peres het geslacht van de Parsieten, van Zerach het geslacht van de Zarchieten. [21] Afstammelingen van Peres: van Chesron stamde het geslacht van de Chesronieten af, van Chamul het geslacht van de Chamulieten. [22] Dit waren de geslachten van Juda – 76.500 ingeschrevenen. [23] Afstammelingen van Issachar, geordend naar geslacht: van Tola stamde het geslacht van de Tolaïeten af, van Puwwa het geslacht van de Punieten, [24] van Jasub het geslacht van de Jasubieten, van Simron het geslacht van de Simronieten. [25] Dit waren de geslachten van Issachar – 64.300 ingeschrevenen. [26] Afstammelingen van Zebulon, geordend naar geslacht: van Sered stamde het geslacht van de Sardieten af, van Elon het geslacht van de Elonieten, van Jachleël het geslacht van de Jachleëlieten. [27] Dit waren de geslachten van de Zebulonieten – 60.500 ingeschrevenen. [28] Zonen van Jozef: Manasse en Efraïm. Van beiden stamden verschillende geslachten af. [29] Afstammelingen van Manasse: van Machir stamde het geslacht van de Machirieten af, Machir verwekte Gilead, en van Gilead stamde het geslacht van de Gileadieten af. [30] Dit waren de afstammelingen van Gilead: van Iëzer stamde het geslacht van de Iëzrieten af, van Chelek het geslacht van de Chelkieten, [31] van Asriël het geslacht van de Asriëlieten, van Sechem het geslacht van de Sichmieten, [32] van Semida het geslacht van de Semidaïeten, van Chefer het geslacht van de Chefrieten. [33] Chefers zoon Selofchad had geen zonen maar wel dochters. De namen van de dochters van Selofchad waren Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa. [34] Dit waren de geslachten van Manasse; het aantal ingeschrevenen bedroeg 52.700. [35] Afstammelingen van Efraïm, geordend naar geslacht: van Sutelach stamde het geslacht van de Sutalchieten af, van Becher het geslacht van de Bachrieten, van Tachan het geslacht van de Tachanieten. [36] Afstammelingen van Sutelach: van Eran stamde het geslacht van de Eranieten af. [37] Dit waren de geslachten van de Efraïmieten – 32.500 ingeschrevenen. Dit waren de nakomelingen van Jozef, geordend naar geslacht. [38] Afstammelingen van Benjamin, geordend naar geslacht: van Bela stamde het geslacht van de Balieten af, van Asbel het geslacht van de Asbelieten, van Achiram het geslacht van de Achiramieten, [39] van Sefufam het geslacht van de Sufamieten, van Chufam het geslacht van de Chufamieten. [40] De zonen van Bela waren Ard en Naäman. Van Ard stamde het geslacht van de Ardieten af, van Naäman het geslacht van de Naämieten. [41] Dit waren de afstammelingen van Benjamin, geordend naar geslacht; het aantal ingeschrevenen bedroeg 45.600. [42] Afstammelingen van Dan, geordend naar geslacht: van Sucham stamde het geslacht van de Suchamieten af. Dit waren de geslachten van Dan. [43] Voor de geslachten van de Suchamieten bedroeg het aantal ingeschrevenen 64.400. [44] Afstammelingen van Aser, geordend naar geslacht: van Jimna stamde het geslacht Jimna af, van Jiswi het geslacht van de Jiswieten, van Beria het geslacht van de Beriïeten. [45] Wat de afstammelingen van Beria betreft: van Cheber stamde het geslacht van de Chebrieten af, van Malkiël het geslacht van de Malkiëlieten. [46] De naam van de dochter van Aser was Serach. [47] Dit waren de geslachten van de Aserieten – 53.400 ingeschrevenen. [48] Afstammelingen van Naftali, geordend naar geslacht: van Jachseël stamde het geslacht van de Jachseëlieten af, van Guni het geslacht van de Gunieten, [49] van Jeser het geslacht van de Jisrieten, van Sillem het geslacht van de Sillemieten. [50] Dit waren de Naftalieten, geordend naar geslacht; het aantal ingeschrevenen bedroeg 45.400. [51] Het aantal ingeschreven Israëlieten bedroeg 601.730. [52] De HEER zei tegen Mozes: [53] 'Het land moet onder deze stammen verdeeld worden overeenkomstig het aantal ingeschrevenen: geef een grote stam een groot gebied als erfelijk bezit, een kleine stam een klein gebied. [55] Het lot zal beslissen hoe het land verdeeld moet worden en welk gebied elke stam, overeenkomstig het aantal ingeschrevenen, toegewezen krijgt; [56] het lot beslist over de toewijzing van zowel de grote als de kleine stamgebieden.' [57] Dit waren de ingeschrevenen van de Levieten, geordend naar geslacht: afstammend van Gerson het geslacht van de Gersonieten, van Kehat het geslacht van de Kehatieten, van Merari het geslacht van de Merarieten. [58] Dit waren de geslachten van Levi: het geslacht van de Libnieten, het geslacht van de Chebronieten, het geslacht van de Machlieten, het geslacht van de Musieten, het geslacht van de Korchieten. Kehat verwekte Amram. [59] De naam van de vrouw van Amram was Jochebed. Zij was een dochter van Levi, wiens vrouw haar in Egypte gebaard had, en zij baarde aan Amram Aäron, Mozes en hun zuster Mirjam. [60] Aäron kreeg de volgende zonen: Nadab en Abihu, Eleazar en Itamar. [61] Nadab en Abihu stierven toen zij de HEER vuur hadden aangeboden dat niet aan de voorschriften voldeed. [62] Het aantal ingeschreven Levieten, te weten alle mannelijke personen van één maand en ouder, bedroeg 23.000. Zij werden apart van de andere Israëlieten ingeschreven, omdat aan hen geen grondgebied werd toegewezen, zoals aan de anderen. [63] Dit waren de Israëlieten die door Mozes en de priester Eleazar in de vlakte van Moab werden ingeschreven, aan de Jordaan, ter hoogte van Jericho. [64] Onder hen bevond zich niemand van degenen die door Mozes en de priester Aäron waren ingeschreven in de Sinaiwoestijn, [65] want de HEER had gezegd dat ze allemaal in de woestijn zouden sterven. Er was niemand van hen overgebleven, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun.
NAARDENSE VERTALING
6:1 de Ene zegt tot Mozes en tot Elazar, zoon van Aäron de priester,- hij zegt: Numeri 26:2 neemt óp: het hoofdenbestand van heel de samenkomst der zonen Israëls van twintig jaar oud en daarboven, per vaderhuis bij hen,- al wat bij Israël ter heirschaar uittrekt. 26:3 Dan spreekt Mozes -en ook Elazar de priester- hun toe in de steppen van Moab, aan de Jordaan bij Jericho, zeggend: 26:4 'van twintig jaar oud en daarboven!'- zoals de Ene heeft geboden aan Mozes en de zonen Israëls,- die zijn weggetrokken uit het land van Egypte. 26:5 Ruben is Israëls eersteling; de zonen van Ruben zijn Henoch van de familie der Henochieten; bij Palloe de familie der Palloeïeten; 26:6 bij Chetsron de familie der Chetsronieten; bij Karmi de familie der Karmieten. 26:7 Dit zijn de families der Rubenieten; zo worden hun ingelijfden er drieënveertigduizend, zeven honderdtallen en dertig. 26:8 De zonen van Paloe zijn: Eliav 26:9 en de zonen van Eliav: Nemoeël, Datan en Aviram; dat zijn Datan en Aviram, geroepenen van de samenkomst die Mozes en Aäron weerstreefden met de samenscholing van Korach, toen zij de Ene weerstreefden. 26:10 De aarde opende haar mond en verslond hén en Korach, toen de samenscholing stierf,- toen het vuur vijftig en een dubbelhonderd man verteerde en zij tot een vaandelteken werden. 26:11 Maar Korachs zónen zijn niet gestorven. •• 26:12 De zonen van Simeon naar hun families zijn bij Nemoeël de familie der Nemoeëlieten, bij Jamien de familie der Jaminieten; bij Jachien de familie der Jachinieten; 26:13 bij Zerach de familie der Zarchieten; bij Saul de familie der Saulieten. 26:14 Dit zijn de families der Simeonieten: tweeëntwintigduizend en een dubbelhonderd. •• 26:15 De zonen van Gad naar hun families zijn bij Tsefon de familie der Tsefonieten, bij Chagi de familie der Chagieten bij Sjoení de familie der Sjoenieten; 26:16 bij Ozni de familie der Oznieten; bij Eri de familie van de Erieten; 26:17 bij Arod de familie der Arodieten; bij Areli de familie der Arelieten. 26:18 Dit zijn de families van de zonen van Gad naar de bij hen ingelijfden: veertig maal duizend en vijf honderdtallen. •• 26:19 De zonen van Juda: Eer en Onan; maar Eer sterft, en Onan ook, in het land Kanaän. 26:20 Dan worden de zonen van Juda naar hun families: bij Sjela de familie der Sjelanieten, bij Perets de familie der Partsieten; bij Zerach de familie der Zarchieten. 26:21 De zonen van Perets worden: bij Chetsron de familie der Chetsronieten; bij Chamoel de familie der Chamoelieten. 26:22 Dit zijn de families van Juda naar de bij hen ingelijfden: zesenzeventigduizend en vijf honderdtallen. •• 26:23 De zonen van Issachar naar hun families zijn van Tola de familie der Tolaïeten; bij Poeva de familie der Poenieten; 26:24 bij Jasjoev de familie der Jasjoevieten; bij Sjimron de familie der Sjimronieten. 26:25 Dit zijn de families van Issachar naar de bij hen ingelijfden: vierenzestigduizend en drie honderdtallen. •• 26:26 De zonen van Zebulon naar hun families zijn bij Sered de familie van de Sardieten, bij Elon de familie der Elonieten; bij Jachleël de familie der Jachleëlieten. 26:27 Dit zijn de families van de Zebulonieten naar de bij hen ingelijfden: zestigduizend en vijf honderdtallen. •• 26:28 De zonen van Jozef naar hun families zijn Manasse en Efraïm. 26:29 De zonen van Manasse zijn bij Machier de familie van de Machirieten; Machier deed Gilead geboren worden; bij Gilead de familie der Gileadieten. 26:30 Dit zijn de zonen van Gilead: Iëzer, de familie der Iëzrieten; bij Chelek de familie der Chelkieten. 26:31 En Asriël,- de familie der Asriëlieten; en Sjechem,- de familie der Sjichmieten; 26:32 en Sjemida,- de familie der Sjemidaïeten; Chefer,- de familie der Chefrieten; 26:33 Tselofchad, de zoon van Chefer,- bij hem zijn er geen zonen geweest, alleen dochters; de naam van de dochters van Tselofchad: Machla en Noa, Chogla, Milka en Tirtsa. 26:34 Dit zijn de families van Manasse; hun ingelijfden: tweeënvijftigduizend en zeven honderdtallen. •• 26:35 Dit zijn de zonen van Efraïm naar hun families: bij Sjoetelach de familie van de Sjoetalchieten, bij Becher de familie der Bachrieten; bij Tachan de familie der Tachanieten. 26:36 En dit zijn de zonen van Sjoetelach: bij Eran de familie van de Eranieten. 26:37 Dit zijn de families van de zonen van Efraïm naar de bij hen ingelijfden: tweeëndertigduizend en vijf honderdtallen; dat zijn de zonen van Jozef naar hun families. •• 26:38 De zonen van Benjamin naar hun families zijn bij Bela de familie der Balieten, bij Asjbeel de familie der Asjbelieten; bij Achiram de familie der Achiramieten; 26:39 bij Sjefoefam de familie der Sjoefamieten; bij Choefam de familie der Choefamieten. 26:40 De zonen van Bela worden: Ard en Naäman; de familie van de Ardieten, en bij Naäman de familie der Naämieten. 26:41 Dat zijn de zonen van Benjamin naar hun families; hun ingelijfden zijn er vijfenveertigduizend en zes honderdtallen. •• 26:42 Dit zijn de zonen van Dan naar hun families: bij Sjoecham de familie van de Sjoechamieten; dit zijn de families van Dan naar hun families; 26:43 het totaal van de families der Sjoechamieten naar de bij hen ingelijfden: vierenzestigduizend en vier honderdtallen. •• 26:44 De zonen van Aser naar hun families zijn bij Jimna de Jimna-familie, bij Jisjvi de Jisjvi-familie; bij Beria de familie van de Beriïeten; 26:45 bij de zonen van Beria: bij Chever de familie van de Chevrieten; bij Malkiël de familie der Malkiëlieten; 26:46 de naam van de dochter van Aser: Serach. 26:47 Dit zijn de families van de zonen van Aser naar de bij hen ingelijfden: drieënvijftigduizend en vier honderdtallen. •• 26:48 De zonen van Naftali naar hun families zijn bij Jachtseël de familie der Jachtseëlieten; bij Goeni de Goeni-familie; 26:49 bij Jeetser de familie der Jitsrieten, bij Sjileem de familie van de Sjilemieten. 26:50 Dit zijn de families van Naftali per familie bij hen; ingelijfd bij hen: vijfenveertigduizend en vier honderdtallen. 26:51 Dit zijn ze, de ingelijfde zonen Israëls: zeshonderdduizend en nog een duizendtal; zeven honderdtallen en nog dertig. • 26:52 Dan spreekt de Ene tot Mozes en zegt: 26:53 aan al dezen worde het land als erfgoed toegedeeld volgens het aantal namen; 26:54 voor de grotere worde zijn erfdeel vergroot en voor de kleinere zal zijn erfdeel kleiner worden; aan ieder worde naar het aantal* van zijn ingelijfden zijn erfdeel gegeven; 26:55 maar bij loting zal het land worden toegedeeld; naar de namen van de stammen van hun vaders erven ze; 26:56 naar uitspraak** van het lot zal ieders erfgoed worden verdeeld,- tussen groot en klein. •• 26:57 En dit zijn de ingelijfde Levi's naar hun families: bij Gersjon de familie van de Gersjoenieten, bij Kehat de familie van de Kehatieten; bij Merari de familie der Merarieten. 26:58 Dit zijn de families van Levi: de Livni-familie, de Hebronieten-familie, de Machli-familie, de Moesji-familie en de familie der Korachieten. Kehat is het die Amram geboren deed worden; 26:59 de naam van de vróuw van Amram is Jocheved, een dochter van Levi die aan Levi is geboren in Egypte; zij baart aan Amram Aäron en Mozes, en hun zuster Mirjam; 26:60 gebaard worden aan Aäron Nadav en Avihoe, Elazar en Itamar; 26:61 Nadav sterft, en Avihoe ook,- als zij vreemd vuur doen naderen tot het aanschijn van de Ene. 26:62 Hun ingelijfden worden er: drieëntwintigduizend,- al wat mannelijk is van een maand oud en daarboven. Want zij zijn niet ingelijfd bij de andere zonen Israëls, omdat hun geen erfdeel is gegeven bij de zonen Israëls. 26:63 Deze zijn het die zijn ingelijfd door Mozes en Elazar de priester,- die de zonen Israëls hebben ingelijfd op de steppen van Moab, aan de Jordaan bij Jericho. 26:64 En bij dezen is niemand geweest van hen die waren ingelijfd door Mozes en Aäron de priester,- toen die in de Sinaï-woestijn de zonen Israëls hebben ingelijfd; 26:65 omdat de Ene van hen had gezegd: die zullen de dood sterven in de woestijn!- niemand van hen is er overgebleven, behalve Kaleb de zoon van Jefoenee en Jozua de zoon van Noen.
BIBLE DE JERUSALEM
1. 25:19 Après ce fléau, Yahvé parla à Moïse et à Éléazar, fils d'Aaron, le prêtre. Il dit : 2. « Faites le recensement de toute la communauté des Israélites, par familles : tous ceux qui ont vingt ans et au-dessus, aptes à faire campagne en Israël. » 3. Moïse et Éléazar le prêtre les recensèrent donc, dans les Steppes de Moab, près du Jourdain vers Jéricho. 4. Comme Yahvé l'a ordonné à Moïse et aux Israélites à leur sortie du pays d'Égypte. Hommes de vingt ans et au-dessus : 5. Ruben, premier-né d'Israël. Les fils de Ruben : pour Hénok, le clan Hénokite ; pour Pallu, le clan Palluite ; 6. pour Hèçrôn, le clan Hèçronite ; pour Karmi, le clan Karmite. 7. Tels étaient les clans Rubénites. Ils comprenaient quarante-trois mille sept cent trente recensés. 8. Les fils de Pallu : Éliab. 9. Les fils d'Éliab : Nemuel, Datân et Abiram. Ce sont Datân et Abiram, hommes considérés dans la communauté, qui se soulevèrent contre Moïse et Aaron ; ils étaient de la bande de Coré quand elle se souleva contre Yahvé. 10. La terre ouvrit sa bouche et les engloutit ainsi que Coré, lorsque périt cette bande , lorsque le feu consuma les deux cent cinquante hommes. Ils furent un signe. 11. Les fils de Coré ne périrent pas. 12. Les fils de Siméon, par clans : pour Nemuel, le clan Nemuélite ; pour Yamîn, le clan Yaminite ; pour Yakîn, le clan Yakinite ; 13. pour Zérah, le clan Zarhite ; pour Shaûl, le clan Shaûlite. 14. Tels étaient les clans Siméonites. Ils comprenaient vingt-deux mille deux cents recensés. 15. Les fils de Gad, par clans : pour Çephôn, le clan Çephonite ; pour Haggi, le clan Haggite ; pour Shuni, le clan Shunite ; 16. pour Ozni, le clan Oznite ; pour Éri, le clan Érite ; 17. pour Arod, le clan Arodite ; pour Aréli, le clan Arélite. 18. Tels étaient les clans des fils de Gad. Ils comprenaient quarante mille cinq cents recensés. 19. Les fils de Juda : Er et Onân. Er et Onân moururent au pays de Canaan. 20. Les fils de Juda devinrent des clans : pour Shéla, le clan Shélanite ; pour Pérèç, le clan Parçite ; pour Zérah, le clan Zarhite. 21. Les fils de Pérèç furent : pour Hèçrôn, le clan Hèçronite ; pour Hamul, le clan Hamulite. 22. Tels étaient les clans de Juda. Ils comprenaient soixante-seize mille cinq cents recensés. 23. Les fils d'Issachar, par clans : pour Tola, le clan Tolaïte ; pour Puvva, le clan Puvvite ; 24. pour Yashub, le clan Yashubite ; pour Shimrôn, le clan Shimronite. 25. Tels étaient les clans d'Issachar. Ils comprenaient soixante-quatre mille trois cents recensés. 26. Les fils de Zabulon, par clans : pour Séred, le clan Sardite ; pour Élôn, le clan Élonite ; pour Yahléel, le clan Yahléélite. 27. Tels étaient les clans de Zabulon. Ils comprenaient soixante mille cinq cents recensés. 28. Les fils de Joseph, par clans : Manassé et Éphraïm. 29. Les fils de Manassé : pour Makir, le clan Makirite ; et Makir engendra Galaad : pour Galaad, le clan Galaadite. 30. Voici les fils de Galaad ; pour Iézer, le clan Iézrite ; pour Héleq, le clan Helqite ; 31. Asriel, le clan Asriélite ; Shékem, le clan Shékémite ; 32. Shemida, le clan Shemidaïte ; Hépher, le clan Héphrite. 33. Çelophehad, fils de Hépher, n'eut pas de fils, mais des filles ; voici les noms des filles de Çelophehad ; Mahla, Noa, Hogla, Milka et Tirça. 34. Tels étaient les clans de Manassé. Ils comprenaient cinquante-deux mille sept cents recensés. 35. Et voici les fils d'Éphraïm, par clans : pour Shutélah, le clan Shutalhite ; pour Béker, le clan Bakrite ; pour Tahân, le clan Tahanite. 36. Voici les fils de Shutélah : pour Érân, le clan Éranite. 37. Tels étaient les clans des fils d'Éphraïm. Ils comprenaient trente-deux mille cinq cents recensés. Tels étaient les fils de Joseph, par clans. 38. Les fils de Benjamin, par clans : pour Béla, le clan Baléite ; pour Ashbel, le clan Ashbélite ; pour Ahiram, le clan Ahiramite ; 39. pour Shephupham, le clan Shephuphamite ; pour Hupham, le clan Huphamite. 40. Béla eut pour fils Ard et Naamân : pour Ard, le clan Ardite ; pour Naamân, le clan Naamite. 41. Tels étaient les fils de Benjamin, par clans. Ils comprenaient quarante-cinq mille six cents recensés. 42. Voici les fils de Dan, par clans : pour Shuham, le clan Shuhamite. Tels étaient les clans de Dan, par clans. 43. Tous les clans Shuhamites comprenaient soixante-quatre mille quatre cents recensés. 44. Les fils d'Asher, par clans : pour Yimna, le clan Yimnite ; pour Yishvi, le clan Yishvite ; pour Béria, le clan Bériite. 45. Pour les fils de Béria : pour Héber, le clan Hébrite ; pour Malkiel, le clan Malkiélite. 46. La fille d'Asher se nommait Sarah. 47. Tels étaient les clans des fils d'Asher. Ils comprenaient cinquante-trois mille quatre cents recensés. 48. Les fils de Nephtali, par clans : pour Yahçéel, le clan Yahçéélite ; pour Guni, le clan Gunite ; 49. pour Yéçer, le clan Yiçrite ; pour Shillem, le clan Shillémite. 50. Tels étaient les clans de Nephtali, répartis par clans. Les fils de Nephtali comprenaient quarante-cinq mille quatre cents recensés. 51. Les Israélites étaient donc six cent un mille sept cent trente recensés. 52. Yahvé parla à Moïse et dit : 53. « C'est à ceux-ci que le pays sera distribué en héritage, suivant le nombre des inscrits. 54. A celui qui a un grand nombre, tu donneras un grand domaine, à celui qui a un petit nombre, un petit domaine ; à chacun son héritage, en proportion du nombre de ses recensés. 55. Toutefois, c'est le sort qui fera le partage du pays. Selon le nombre des noms dans les tribus patriarcales, on recevra son héritage ; 56. l'héritage de chaque tribu sera réparti par le sort en tenant compte du grand ou du petit nombre. 57. Voici, par clans, les Lévites recensés : pour Gershôn, le clan Gershonite ; pour Qehat, le clan Qehatite ; pour Merari, le clan Merarite. 58. Voici les clans de Lévi : le clan Libnite, le clan Hébronite, le clan Mahlite, le clan Mushite, le clan Coréite. Qehat engendra Amram. 59. La femme d'Amram se nommait Yokébed, fille de Lévi, qui lui était née en Égypte. Elle donna à Amram Aaron, Moïse et Miryam leur sœur. 60. Aaron engendra Nadab et Abihu, Éléazar et Itamar. 61. Nadab et Abihu moururent lorsqu'ils portèrent devant Yahvé un feu irrégulier. 62. Il y eut en tout vingt-trois mille mâles recensés, d'un mois et au-dessus. Car ils n'avaient pas été recensés avec les Israélites, n'ayant pas reçu d'héritage au milieu d'eux. 63. Tels furent les hommes que recensèrent Moïse et Éléazar le prêtre, qui firent ce recensement des Israélites dans les Steppes de Moab, près du Jourdain vers Jéricho. 64. Aucun d'eux n'était de ceux que Moïse et Aaron le prêtre avaient recensés, en dénombrant les Israélites dans le désert du Sinaï ; 65. car Yahvé le leur avait dit : ceux-ci mourraient dans le désert et il n'en resterait aucun, à l'exception de Caleb, fils de Yephunné, et de Josué, fils de Nûn.
KING JAMES BIBLE
Num.26 [1] And it came to pass after the plague, that the LORD spake unto Moses and unto Eleazar the son of Aaron the priest, saying, [2] Take the sum of all the congregation of the children of Israel, from twenty years old and upward, throughout their father's house, all that are able to go to war in Israel. [3] And Moses and Eleazar the priest spake with them in the plains of Moab by Jordan near Jericho, saying, [4] Take the sum of the people, from twenty years old and upward; as the LORD commanded Moses and the children of Israel, which went forth out of the land of Egypt. [5] Reuben, the eldest son of Israel: the children of Reuben; Hanoch, of whom cometh the family of the Hanochites: of Pallu, the family of the Palluites: [6] Of Hezron, the family of the Hezronites: of Carmi, the family of the Carmites. [7] These are the families of the Reubenites: and they that were numbered of them were forty and three thousand and seven hundred and thirty. [8] And the sons of Pallu; Eliab. [9] And the sons of Eliab; Nemuel, and Dathan, and Abiram. This is that Dathan and Abiram, which were famous in the congregation, who strove against Moses and against Aaron in the company of Korah, when they strove against the LORD: [10] And the earth opened her mouth, and swallowed them up together with Korah, when that company died, what time the fire devoured two hundred and fifty men: and they became a sign. [11] Notwithstanding the children of Korah died not. [12] The sons of Simeon after their families: of Nemuel, the family of the Nemuelites: of Jamin, the family of the Jaminites: of Jachin, the family of the Jachinites: [13] Of Zerah, the family of the Zarhites: of Shaul, the family of the Shaulites. [14] These are the families of the Simeonites, twenty and two thousand and two hundred. [15] The children of Gad after their families: of Zephon, the family of the Zephonites: of Haggi, the family of the Haggites: of Shuni, the family of the Shunites: [16] Of Ozni, the family of the Oznites: of Eri, the family of the Erites: [17] Of Arod, the family of the Arodites: of Areli, the family of the Arelites. [18] These are the families of the children of Gad according to those that were numbered of them, forty thousand and five hundred. [19] The sons of Judah were Er and Onan: and Er and Onan died in the land of Canaan. [20] And the sons of Judah after their families were; of Shelah, the family of the Shelanites: of Pharez, the family of the Pharzites: of Zerah, the family of the Zarhites. [21] And the sons of Pharez were; of Hezron, the family of the Hezronites: of Hamul, the family of the Hamulites. [22] These are the families of Judah according to those that were numbered of them, threescore and sixteen thousand and five hundred. [23] Of the sons of Issachar after their families: of Tola, the family of the Tolaites: of Pua, the family of the Punites: [24] Of Jashub, the family of the Jashubites: of Shimron, the family of the Shimronites. [25] These are the families of Issachar according to those that were numbered of them, threescore and four thousand and three hundred. [26] Of the sons of Zebulun after their families: of Sered, the family of the Sardites: of Elon, the family of the Elonites: of Jahleel, the family of the Jahleelites. [27] These are the families of the Zebulunites according to those that were numbered of them, threescore thousand and five hundred. [28] The sons of Joseph after their families were Manasseh and Ephraim. [29] Of the sons of Manasseh: of Machir, the family of the Machirites: and Machir begat Gilead: of Gilead come the family of the Gileadites. [30] These are the sons of Gilead: of Jeezer, the family of the Jeezerites: of Helek, the family of the Helekites: [31] And of Asriel, the family of the Asrielites: and of Shechem, the family of the Shechemites: [32] And of Shemida, the family of the Shemidaites: and of Hepher, the family of the Hepherites. [33] And Zelophehad the son of Hepher had no sons, but daughters: and the names of the daughters of Zelophehad were Mahlah, and Noah, Hoglah, Milcah, and Tirzah. [34] These are the families of Manasseh, and those that were numbered of them, fifty and two thousand and seven hundred. [35] These are the sons of Ephraim after their families: of Shuthelah, the family of the Shuthalhites: of Becher, the family of the Bachrites: of Tahan, the family of the Tahanites. [36] And these are the sons of Shuthelah: of Eran, the family of the Eranites. [37] These are the families of the sons of Ephraim according to those that were numbered of them, thirty and two thousand and five hundred. These are the sons of Joseph after their families. [38] The sons of Benjamin after their families: of Bela, the family of the Belaites: of Ashbel, the family of the Ashbelites: of Ahiram, the family of the Ahiramites: [39] Of Shupham, the family of the Shuphamites: of Hupham, the family of the Huphamites. [40] And the sons of Bela were Ard and Naaman: of Ard, the family of the Ardites: and of Naaman, the family of the Naamites. [41] These are the sons of Benjamin after their families: and they that were numbered of them were forty and five thousand and six hundred. [42] These are the sons of Dan after their families: of Shuham, the family of the Shuhamites. These are the families of Dan after their families. [43] All the families of the Shuhamites, according to those that were numbered of them, were threescore and four thousand and four hundred. [44] Of the children of Asher after their families: of Jimna, the family of the Jimnites: of Jesui, the family of the Jesuites: of Beriah, the family of the Beriites. [45] Of the sons of Beriah: of Heber, the family of the Heberites: of Malchiel, the family of the Malchielites. [46] And the name of the daughter of Asher was Sarah. [47] These are the families of the sons of Asher according to those that were numbered of them; who were fifty and three thousand and four hundred. [48] Of the sons of Naphtali after their families: of Jahzeel, the family of the Jahzeelites: of Guni, the family of the Gunites: [49] Of Jezer, the family of the Jezerites: of Shillem, the family of the Shillemites. [50] These are the families of Naphtali according to their families: and they that were numbered of them were forty and five thousand and four hundred. [51] These were the numbered of the children of Israel, six hundred thousand and a thousand seven hundred and thirty. [52] And the LORD spake unto Moses, saying, [53] Unto these the land shall be divided for an inheritance according to the number of names. [54] To many thou shalt give the more inheritance, and to few thou shalt give the less inheritance: to every one shall his inheritance be given according to those that were numbered of him. [55] Notwithstanding the land shall be divided by lot: according to the names of the tribes of their fathers they shall inherit. [56] According to the lot shall the possession thereof be divided between many and few. [57] And these are they that were numbered of the Levites after their families: of Gershon, the family of the Gershonites: of Kohath, the family of the Kohathites: of Merari, the family of the Merarites. [58] These are the families of the Levites: the family of the Libnites, the family of the Hebronites, the family of the Mahlites, the family of the Mushites, the family of the Korathites. And Kohath begat Amram. [59] And the name of Amram's wife was Jochebed, the daughter of Levi, whom her mother bare to Levi in Egypt: and she bare unto Amram Aaron and Moses, and Miriam their sister. [60] And unto Aaron was born Nadab, and Abihu, Eleazar, and Ithamar. [61] And Nadab and Abihu died, when they offered strange fire before the LORD. [62] And those that were numbered of them were twenty and three thousand, all males from a month old and upward: for they were not numbered among the children of Israel, because there was no inheritance given them among the children of Israel. [63] These are they that were numbered by Moses and Eleazar the priest, who numbered the children of Israel in the plains of Moab by Jordan near Jericho. [64] But among these there was not a man of them whom Moses and Aaron the priest numbered, when they numbered the children of Israel in the wilderness of Sinai. [65] For the LORD had said of them, They shall surely die in the wilderness. And there was not left a man of them, save Caleb the son of Jephunneh, and Joshua the son of Nun.
LUTHER BIBEL
26 1 da sprach der HERR zu Mose und Eleasar, dem Sohn des Priesters Aaron: 2 Nehmt die Summe der ganzen Gemeinde der Israeliten auf, von zwanzig Jahren an und darüber nach ihren Sippen, alle, die wehrfähig sind in Israel. 3 Und Mose und Eleasar, der Priester, zählten sie im Jordantal der Moabiter gegenüber Jericho, 4 die zwanzig Jahre alt waren und darüber, wie der HERR es Mose geboten hatte. Dies aber waren die Israeliten, die aus Ägypten gezogen waren:5 Ruben, der Erstgeborene Israels. Die Söhne Rubens aber waren: Henoch, von dem das Geschlecht der Henochiter kommt; Pallu, von dem das Geschlecht der Palluiter kommt; 6 Hezron, von dem das Geschlecht der Hezroniter kommt; Karmi, von dem das Geschlecht der Karmiter kommt. 7 Das sind die Geschlechter von Ruben und ihre Zahl war 43730.8 Aber die Söhne Pallus waren Eliab. 9 Und die Söhne Eliabs waren Nemuël und Datan und Abiram. Das sind der Datan und Abiram, die von der Versammlung berufen waren, aber die sich gegen Mose und Aaron auflehnten in der Rotte Korach, als sie sich gegen den HERRN auflehnten. 10 Und die Erde tat ihren Mund auf und verschlang sie mit Korach, während die Rotte starb, indem das Feuer zweihundertundfünfzig Männer fraß und sie zum Zeichen wurden. 11 Aber die Söhne Korachs starben nicht alle.12 Die Söhne Simeons nach ihren Geschlechtern waren: Jemuël, daher kommt das Geschlecht der Jemuëliter; Jamin, daher kommt das Geschlecht der Jaminiter; Jachin, daher das Geschlecht der Jachiniter kommt; 13 Serach, daher das Geschlecht der Serachiter kommt; Schaul, daher das Geschlecht der Schauliter kommt. 14 Das sind die Geschlechter von Simeon, 22200.15 Die Söhne Gads nach ihren Geschlechtern waren: Zifjon, daher das Geschlecht der Zifjoniter kommt; Haggi, daher das Geschlecht der Haggiter kommt; Schuni, daher das Geschlecht der Schuniter kommt; 16 Osni, daher das Geschlecht der Osniter kommt; Eri, daher das Geschlecht der Eriter kommt; 17 Arod, daher das Geschlecht der Aroditer kommt; Areli, daher das Geschlecht der Areliter kommt. 18 Das sind die Geschlechter der Söhne Gads, an Zahl 40500.19 Die Söhne Judas waren: Er und Onan, die beide im Lande Kanaan starben. 20 Es waren aber die Söhne Judas nach ihren Geschlechtern: Schela, daher das Geschlecht der Schelaniter kommt; Perez, daher das Geschlecht der Pereziter kommt; Serach, daher das Geschlecht der Serachiter kommt. 21 Aber die Söhne des Perez waren: Hezron, daher das Geschlecht der Hezroniter kommt; Hamul, daher das Geschlecht der Hamuliter kommt. 22 Das sind die Geschlechter Judas, an Zahl 76500.23 Die Söhne Issachars nach ihren Geschlechtern waren: Tola, daher das Geschlecht der Tolaiter kommt; Puwa, daher das Geschlecht der Puwaniter kommt; 24 Jaschub, daher das Geschlecht der Jaschubiter kommt; Schimron, daher das Geschlecht der Schimroniter kommt. 25 Das sind die Geschlechter Issachars, an Zahl 64300.26 Die Söhne Sebulons nach ihren Geschlechtern waren: Sered, daher das Geschlecht der Serediter kommt; Elon, daher das Geschlecht der Eloniter kommt; Jachleel, daher das Geschlecht der Jachleeliter kommt. 27 Das sind die Geschlechter Sebulons, an Zahl 60500.28 Die Söhne Josefs nach ihren Geschlechtern waren: Manasse und Ephraim. 29 Die Söhne Manasses aber waren: Machir, daher kommt das Geschlecht der Machiriter; Machir zeugte Gilead, daher kommt das Geschlecht der Gileaditer. 30 Dies sind die Söhne Gileads: Iëser, daher kommt das Geschlecht der Iëseriter; Helek, daher kommt das Geschlecht der Helekiter; 31 Asriël, daher kommt das Geschlecht der Asriëliter; Sichem, daher kommt das Geschlecht der Sichemiter; 32 Schemida, daher kommt das Geschlecht der Schemidaiter; Hefer, daher kommt das Geschlecht der Heferiter. 33 Zelofhad aber war Hefers Sohn und hatte keine Söhne, sondern Töchter; die hießen Machla, Noa, Hogla, Milka und Tirza. 34 Das sind die Geschlechter Manasses, an Zahl 52700.35 Die Söhne Ephraims nach ihren Geschlechtern waren: Schutelach, daher kommt das Geschlecht der Schutelachiter; Becher, daher kommt das Geschlecht der Becheriter; Tahan, daher kommt das Geschlecht der Tahaniter. 36 Die Söhne Schutelachs aber waren: Eran, daher kommt das Geschlecht der Eraniter. 37 Das sind die Geschlechter der Söhne Ephraims, an Zahl 32500. Das sind die Söhne Josefs nach ihren Geschlechtern.38 Die Söhne Benjamins nach ihren Geschlechtern waren: Bela, daher kommt das Geschlecht der Belaiter; Aschbel, daher kommt das Geschlecht der Aschbeliter; Ahiram, daher kommt das Geschlecht der Ahiramiter; 39 Schufam, daher kommt das Geschlecht der Schufamiter; Hufam, daher kommt das Geschlecht der Hufamiter. 40 Die Söhne Belas aber waren: Ard und Naaman, daher kommt das Geschlecht der Arditer und Naamaniter. 41 Das sind die Söhne Benjamins nach ihren Geschlechtern, an Zahl 45600.42 Die Söhne Dans nach ihren Geschlechtern waren: Schuham, daher kommt das Geschlecht der Schuhamiter. Das sind die Geschlechter Dans nach ihren Geschlechtern. 43 Alle Geschlechter der Schuhamiter waren an Zahl 64400.44 Die Söhne Assers nach ihren Geschlechtern waren: Jimna, daher kommt das Geschlecht der Jimniter; Jischwi, daher kommt das Geschlecht der Jischwiter; Beria, daher kommt das Geschlecht der Beriiter. 45 Aber die Söhne Berias waren: Heber, daher kommt das Geschlecht der Heberiter; Malkiël, daher kommt das Geschlecht der Malkiëliter. 46 Und die Tochter Assers hieß Serach. 47 Das sind die Geschlechter der Söhne Assers, an Zahl 53400.48 Die Söhne Naftalis nach ihren Geschlechtern waren: Jachzeel, daher kommt das Geschlecht der Jachzeeliter; Guni, daher kommt das Geschlecht der Guniter; 49 Jezer, daher kommt das Geschlecht der Jezeriter; Schillem, daher kommt das Geschlecht der Schillemiter. 50 Das sind die Geschlechter von Naftali nach ihren Sippen, an Zahl 45400.51 Das ist die Summe der Israeliten, 601730.52 Und der HERR redete mit Mose und sprach: 53 Diesen sollst du das Land austeilen zum Erbe nach der Zahl der Namen. 54 Dem Geschlecht, das groß ist an Zahl, sollst du viel zum Erbe geben und dem Geschlecht, das gering ist an Zahl, wenig; einem jeden soll man geben nach seiner Zahl. 55 Doch soll man das Land durchs Los austeilen; nach den Namen der Stämme ihrer Väter sollen sie ihr Erbteil erhalten. 56 Nach dem Los sollst du ihr Erbe austeilen zwischen den vielen und wenigen.Die Geschlechter der Leviten 57 Und dies ist die Summe der Leviten nach ihren Geschlechtern: Gerschon, daher das Geschlecht der Gerschoniter; Kehat, daher das Geschlecht der Kehatiter; Merari, daher das Geschlecht der Merariter. 58 Dies sind die Geschlechter Levis: das Geschlecht der Libniter, das Geschlecht der Hebroniter, das Geschlecht der Machliter, das Geschlecht der Muschiter, das Geschlecht der Korachiter. Kehat aber zeugte Amram. 59 Und Amrams Frau hieß Jochebed, eine Tochter Levis, die ihm geboren wurde in Ägypten. Und sie gebar dem Amram Aaron und Mose und ihre Schwester Mirjam. 60 Dem Aaron aber wurden geboren Nadab, Abihu, Eleasar und Itamar. 61 Nadab aber und Abihu starben, als sie fremdes Feuer darbrachten vor dem HERRN. 62 Und ihre Summe war 23000, alles, was männlich war, von einem Monat an und darüber. Sie wurden nämlich nicht gezählt zusammen mit den Israeliten; denn man gab ihnen kein Erbe unter den Israeliten.63 Das ist die Summe der Israeliten, die Mose und Eleasar, der Priester, zählten im Jordantal der Moabiter gegenüber Jericho. 64 Unter diesen aber war keiner mehr von denen aus Israel, die Mose und Aaron, der Priester, gezählt hatten in der Wüste Sinai. 65 Denn der HERR hatte ihnen gesagt, sie sollten des Todes sterben in der Wüste. Und so blieb keiner von ihnen übrig als Kaleb, der Sohn Jefunnes, und Josua, der Sohn Nuns.