NUMERI 27 , Nu 27 -
- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -
- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website

Overzicht van Numeri : - Nu 1 - Nu 2 - Nu 3 - Nu 4 - Nu 5 - Nu 6 - Nu 7 - Nu 8 - Nu 9 - Nu 10 - Nu 11 - Nu 12 - Nu 13 - Nu 14 - Nu 15 - Nu 16 - Nu 17 - Nu 18 - Nu 19 - Nu 20 - Nu 21 - Nu 22 - Nu 23 - Nu 24 - Nu 25 - Nu 26 - Nu 27 - Nu 28 - Nu 29 - Nu 30 - Nu 31 - Nu 32 - Nu 33 - Nu 34 - Nu 35 - Nu 36 -
Uitleg vers per vers : - Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 - Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
     
 
Numeri in het algemeen : (1) , (2) Nu 27 : (1)  , (2) , (3) , (4) ,          

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA)
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
JAARTAL - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'íbezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , migratie , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen -

Woordenschat
- dâbhar (spreken) , zie Nu 27,15 .
Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)

Bepalingen van het erfrecht : Nu 27,1-11 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -

Nu 27,1 - Nu 27,1 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
       
[1] Eens kwamen Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa, de dochters van Selofchad, zoon van Chefer, de zoon van Gilead, de zoon van Makir, de zoon van Manasse, naar voren. Zij behoorden tot een geslacht van Manasse, de zoon van Jozef.  
     

11. mënasjsjèh . Taalgebruik in Tenakh : mënasjsjèh (Manasse) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , nun = 14 of 50 , sjin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 53 (priemgetal) OF 395 (5 X 79) . Structuur : 4 - 5 - 3 - 5 . Tenakh (103) . Pentateuch (28) . Eerdere Profeten (42) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (29) . Nu (18) : (1) Nu 1,34 . (2) Nu 1,35 . (3) Nu 2,20 . (4) Nu 7,54 . (5) Nu 10,23 . (6) Nu 13,11 . (7) Nu 26,28 . (8) Nu 26,29 . (9) Nu 26,34 . (10) Nu 27,1 . (11) Nu 32,33 . (12) Nu 32,39 . (13) Nu 32,40 . (14) Nu 32,41 . (15) Nu 34,14 . (16) Nu 34,23 . (17) Nu 36,1 . (18) Nu 36,12 .

13. mënasjsjèh . Taalgebruik in Tenakh : mënasjsjèh (Manasse) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , nun = 14 of 50 , sjin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 53 (priemgetal) OF 395 (5 X 79) . Structuur : 4 - 5 - 3 - 5 . Tenakh (103) . Pentateuch (28) . Eerdere Profeten (42) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (29) . Nu (18) : (1) Nu 1,34 . (2) Nu 1,35 . (3) Nu 2,20 . (4) Nu 7,54 . (5) Nu 10,23 . (6) Nu 13,11 . (7) Nu 26,28 . (8) Nu 26,29 . (9) Nu 26,34 . (10) Nu 27,1 . (11) Nu 32,33 . (12) Nu 32,39 . (13) Nu 32,40 . (14) Nu 32,41 . (15) Nu 34,14 . (16) Nu 34,23 . (17) Nu 36,1 . (18) Nu 36,12 .



Nu 27,2 - Nu 27,2 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [2] Zij verschenen voor Mozes, voor de priester Eleazar, voor de leiders en voor de hele gemeenschap bij de ingang van de tent van samenkomst en zeiden:       


Nu 27,3 - Nu 27,3 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [3] ‘Onze vader is gestorven in de woestijn. Hij* behoorde niet tot de aanhangers van Korach die samenspanden tegen de heer, maar hij is vanwege zijn eigen zonden gestorven. Hij had geen zonen.       

Nu 27,4 - Nu 27,4 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [4] Moet nu de naam van onze vader uit zijn geslacht verdwijnen, omdat hij geen zoon had? Wij verzoeken u ons toch een stuk grond toe te wijzen, net als aan de broers van onze vader.’       


Nu 27,5 - Nu 27,5 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
       
[5] Mozes bracht hun zaak voor de heer 
     


Nu 27,6 - Nu 27,6 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [6] en de heer sprak tot Mozes:      


Nu 27,7 - Nu 27,7 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [7] ‘De dochters van Selofchad hebben gelijk. U moet hun zonder bedenken een stuk grond in eigendom geven, net als aan de broers van hun vader en u moet datgene wat hun vader toekomt, aan hen overdragen.       


Nu 27,8 - Nu 27,8 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [8] Zeg daarom tegen de Israëlieten: Als iemand geen zoon heeft, moet na zijn dood zijn bezit overgaan op zijn dochter.      


Nu 27,9 - Nu 27,9 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [9] Heeft hij geen dochter, dan gaat zijn bezit over op zijn broers.        


Nu 27,10 - Nu 27,10 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
        [10] Heeft hij geen broers, dan gaat zijn bezit over op de broers van zijn vader.       


 

Nu 27,11 - Nu 27,11 : Bepalingen van het erfrecht - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1 - Nu 27,2 - Nu 27,3 - Nu 27,4 - Nu 27,5 - Nu 27,6 - Nu 27,7 - Nu 27,8 - Nu 27,9 - Nu 27,10 - Nu 27,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11ean de mè ôsin adelfoi tou patros autou dôsete tèn klèronomian tô oikeiô tô eggista autou ek tès fulès autou klèronomèsei ta autou kai estai touto tois uiois israèl dikaiôma kriseôs katha sunetaxen kurios tô môusè         [11] Heeft zijn vader geen broers, dan gaat zijn bezit over op het naaste familielid dat voor de erfenis in aanmerking komt.’ Dat is voor de Israëlieten een wettelijke bepaling, door de heer aan Mozes gegeven.       

Jozua opvolger van Mozes : Nu 27,12-23 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -

Nu 27,12 - Nu 27,12 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12 kai eipen kurios pros môusèn anabèthi eis to oros to en tô peran touto oros nabau kai ide tèn gèn chanaan èn egô didômi tois uiois israèl en kataschesei  12 dixit quoque Dominus ad Mosen ascende in montem istum Abarim et contemplare inde terram quam daturus sum filiis Israhel     12 Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Klim op dezen berg Abarim, en zie dat land, hetwelk Ik den kinderen Israëls gegeven heb.  
[12] De heer zei tegen Mozes: ‘Beklim het Abarimgebergte dat hier voor u ligt, en aanschouw het land dat Ik aan de Israëlieten geef.  
[12] De HEER zei tegen Mozes: ‘Beklim het Abarimgebergte, zodat je kunt uitkijken over het land dat ik de Israëlieten geef.   12 ¶ Dan zegt de ENE tot Mozes: klim op naar de Berg der Overstekers hier,– en zie het land aan dat ik de kinderen Israëls zal geven;  12. Yahvé dit à Moïse : « Monte sur cette montagne de la chaîne des Abarim, et regarde le pays que j'ai donné aux Israélites.  

King James Bible . And the LORD said unto Moses, Get thee up into this mount Abarim, and see the land which I have given unto the children of Israel.
Luther-Bibel (1984) . Und der HERR sprach zu Mose: Steig auf dies Gebirge Abarim und sieh auf das Land, das ich den Israeliten geben werde.

Tekstuitleg van Nu 27,12 . Dit vers Nu 27,12 telt 16 (2 X 2 X 2 X 2) woorden en 56 (2 X 2 X 2 X 7) letters . De getalwaarde van Nu 27,12 is 4247 (31 X 137) .

1. - 4. wajj´omèr JHWH èl mosjèh (en JHWH zei tot Mozes) . In zesenzestig verzen in de bijbel . In negentien verzen in Nu (Numeri): (1) Nu 3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu 11,16 . (5) Nu 11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu 14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu 17,25 . (11) Nu 20,12 . (12) Nu 20,23 . (13) Nu 21,8 . (14) Nu 21,34 . (15) Nu 25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu 27,6 . (18) Nu 27,12 . (19) Nu 27,18 .

5. - 8. `äleh `èl har hâ`äbhârîm (en klim op naar het Abarimgebergte) . In twee verzen in de bijbel : (1) Nu 27,12 . (2) Dt 32,49 . Verwijzing : `âlah (opgaan, opklimmen) , zie Ps 68,19 .

6. - 7. ´èl har (naar de berg van) . Verwijzing : horos (berg) , zie Mt 4,8 en Mc 9,2 . In twintig verzen in de bijbel : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 19,23 . (3) Ex 24,13 . (4) Ex 34,2 . (5) Ex 34,4 . (6) Nu 27,12 . (7) Dt 32,49 . (8) Dt 34,1 . (9) Joz 15,10 . (10) 1 K 18,19 . (11) 1 K 18,20 . (12) 2 K 2,25 . (13) 2 K 4,25 . (14) Ps 43,3 . (15) Hl 4,6 . (16) Js 2,3 . (17) Js 16,1 . (18) Js 56,7 . (19) Mi 4,2 .

Nu 27,13 - Nu 27,13 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13 kai opsei autèn kai prostethèsè pros ton laon sou kai su katha prosetethè aarôn o adelfos sou en ôr tô orei  13 cumque videris eam ibis et tu ad populum tuum sicut ivit frater tuus Aaron     13 Wanneer gij dat gezien zult hebben, dan zult gij tot uw volken verzameld worden, gij ook, gelijk als uw broeder Aäron verzameld geworden is;   [13] Wanneer u het bekeken hebt, zult u met uw voorvaderen verenigd worden, net als uw broer Aäron.   [13] Wanneer je het gezien hebt, zul je met je voorouders verenigd worden, net als je broer Aäron.   13 heb je het gezien, verzameld zul je dan worden bij je medemensen, ook jij,– zoals is verzameld Aäron, je broer;  13. Lorsque tu l'auras regardé, tu seras réuni aux tiens, comme Aaron, ton frère.  

King James Bible . [13] And when thou hast seen it, thou also shalt be gathered unto thy people, as Aaron thy brother was gathered.
Luther-Bible . 13 Und wenn du es gesehen hast, sollst du auch zu deinen Vätern versammelt werden, wie dein Bruder Aaron zu ihnen versammelt ist,

Tekstuitleg van

Nu 27,14 - Nu 27,14 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14 dioti parebète to rèma mou en tè erèmô sin en tô antipiptein tèn sunagôgèn agiasai me ouch ègiasate me epi tô udati enanti autôn touto estin udôr antilogias kadès en tè erèmô sin  14 quia offendistis me in deserto Sin in contradictione multitudinis nec sanctificare me voluistis coram ea super aquas hae sunt aquae Contradictionis in Cades deserti Sin    14 Naardien gijlieden Mijn mond wederspannig zijt geweest in de woestijn Zin, in de twisting der vergadering, om Mij aan de wateren voor hun ogen te heiligen. Dat zijn de wateren van Meriba, van Kades, in de woestijn Zin.   [14] Bij de opstand van de gemeenschap in de woestijn Sin, toen het om water ging, hebt u zich immers tegen mijn bevel verzet en tegenover hen mijn heiligheid niet hoog gehouden.’ Bedoeld wordt het water van Meribat-Kades in de woestijn Sin.   [14] Dat is omdat jullie in de woestijn van Sin, toen de Israëlieten met verwijten kwamen over water, tegen mijn bevel zijn ingegaan en in hun bijzijn geen ontzag hebben getoond voor mijn heiligheid.’ (Dat was het water van Meribat-Kades in de woestijn van Sin.)  14 omdat ge beiden in de woestijn Tsien, bij de rebellie van de samenkomst, gerebelleerd hebt tegen mijn mond om mij voor hun ogen bij het water heilig te houden; dat heet nu: Mee Meriva Kadeesje,– het water der rebellie van heilighuis, in de woestijn Tsien. •  14. Car vous avez été rebelles dans le désert de Çîn, lorsque la communauté me chercha querelle, quand je vous commandai de manifester devant elle ma sainteté, par l'eau. » Ce sont les eaux de Meriba de Cadès, dans le désert de Çîn.  

King James Bible . [14] For ye rebelled against my commandment in the desert of Zin, in the strife of the congregation, to sanctify me at the water before their eyes: that is the water of Meribah in Kadesh in the wilderness of Zin.
Luther-Bible . 14 weil ihr meinem Wort ungehorsam gewesen seid in der Wüste Zin, als die Gemeinde haderte und ihr mich vor ihnen heiligen solltet durch das Wasser. Das ist das Haderwasser zu Kadesch in der Wüste Zin.

Tekstuitleg van

Nu 27,15 - Nu 27,15 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15 kai eipen môusès pros kurion 15 cui respondit Moses     15 Toen sprak Mozes tot den HEERE, zeggende:   [15] Mozes sprak tot de heer:   [15] Mozes antwoordde de HEER:    15 ¶ Dan spreekt Mozes tot de ENE en zegt: 15. Moïse parla à Yahvé et dit : 

King James Bible . And Moses spake unto the LORD, saying,
Luther-Bible . 15 Und Mose redete mit dem HERRN und sprach:

Tekstanalyse van Nu 27,15 . Dit vers Nu 27,15 telt 5 woorden en 18 (2 X 3 X 3) letters . De getalwaarde van Nu 27,15 is 895 (5 X 179) .

1. prefix voegwoord wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְדַבֵּר = wajëdabber (en hij sprak) van het werkw. דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Getalwaarde : daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 (2 X 13) OF 206 = (2 X 103) . Tenakh (192 = 26 X 7) . Pentateuch (140 = 20 X 7) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (16) : (1) Gn 8,15 . (2) Gn 17,3 . (3) Gn 19,14 . (4) Gn 20,8 . (5) Gn 23,3 . (6) Gn 23,8 . (7) Gn 23,13 . (8) Gn 34,3 . (9) Gn 34,8 . (10) Gn 41,9 . (11) Gn 41,17 . (12) Gn 42,7 . (13) Gn 42,24 . (14) Gn 44,6 . (15) Gn 50,4 . (16) Gn 50,21 . Ex (20) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,13 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 13,1 . (9) Ex 14,1 . (10) Ex 16,11 . (11) Ex 20,1 . (12) Ex 25,1 . (13) Ex 30,11 . (14) Ex 30,17 . (15) Ex 30,22 . (16) Ex 31,1 . (17) Ex 32,7 . (18) Ex 33,1 . (19) Ex 34,31 . (20) Ex 40,1 . Lv (40) : (1) Lv 1,1 . (2) Lv 4,1 . (3) Lv 5,14 . (4) Lv 5,20 . (5) Lv 6,1 . (6) Lv 6,12 . (7) Lv 6,17 . (8) Lv 7,22 . (9) Lv 7,28 . (10) Lv 8,1 . (11) Lv 10,8 . (12) Lv 10,12 . (13) Lv 10,19 . (14) Lv 11,1 . (15) Lv 12,1 . (16) Lv 13,1 . (17) Lv 14,1 . (18) Lv 14,33 . (19) Lv 15,1 . (20) Lv 16,1 . (21) Lv 17,1 . (22) Lv 18,1 . (23) Lv 19,1 . (24) Lv 20,1 . (25) Lv 21,16 . (26) Lv 21,24 . (27) Lv 22,1 . (28) Lv 22,17 . (29) Lv 22,26 . (30) Lv 23,1 . (31) Lv 23,9 . (32) Lv 23,23 . (33) Lv 23,26 . (34) Lv 23,33 . (35) Lv 23,44 . (36) Lv 24,1 . (37) Lv 24,13 . (38) Lv 24,23 . (39) Lv 25,1 . (40) Lv 27,1 . Nu (59 = 3 X 19) . Dt (7) : (1) Dt 2,17 . (2) Dt 4,12 . (3) Dt 27,9 . (4) Dt 31,1 . (5) Dt 31,30 . (6) Dt 32,44 . (7) Dt 32,48 .
- In Ex 20,1 is het vervoegd werkw. vergezeld van het lijdend voorwerp met dezelfde stam als het werkw. . Bovendien is in Ex 20,1 nog een werkw. van 'zeggen' toegevoegd .
- Grieks : act. ind. aor. 3de pers. enk. ελαλησεν = elalèsen (hij sprak) van het werkw. λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in de LXX : laleô (lallen, spreken, praten) . Gn (25) . Ex (30) . Lv (38) . Nu (68) . Dt (28) . Ex (30) : (1) Ex 4,30 . (2) Ex 6,2 . (3) Ex 6,9 . (4) Ex 6,10 . (5) Ex 6,12 . (6) Ex 6,28 . (7) Ex 6,29 . (8) Ex 7,7 . (9) Ex 7,13 . (10) Ex 8,11 . (11) Ex 8,15 . (12) Ex 9,35 . (13) Ex 12,25 . (14) Ex 14,1 . (15) Ex 16,11 . (16) Ex 16,23 . (17) Ex 20,1 . (18) Ex 24,3 . (19) Ex 24,7 . (20) Ex 25,1 . (21) Ex 30,11 . (22) Ex 30,17 . (23) Ex 30,22 . (24) Ex 31,1 . (25) Ex 32,7 . (26) Ex 32,28 . (27) Ex 33,1 . (28) Ex 34,31 . (29) Ex 34,32 . (30) Ex 40,1 .

  laleô  bijbel OT Pentateuch Eerdere Profeten Latere Profeten 12 Kleine Profeten Geschriften NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P.  A. b. 
  act. ind. aor. 3de pers. enk. elalèsen   431  400  189 106 39 11 38 31  13  19   

- Vulgaat . perf. deelw. locutus (gesproken) van het werkw. loqui (spreken) . Bijbel (559) . OT (503) . NT (56) . Ex (23) .
-- locutusque (en gesproken) . Bijbel (66) .
- Ned. : spreken . Arabisch : تَكَلَمَ = takallama (spreken) . Taalgebruik in de Qoran : takallama (spreken) . D. : sprechen . E. : to speek . Fr. : parler . Grieks : λαλεω = laleô (lallen, spreken, praten) . Taalgebruik in het NT : laleô (lallen, spreken, praten) . Hebreeuws : דָבַר = dâbhar (spreken) . Taalgebruik in Tenakh : dâbhar (spreken) . Lat. : loqui .

 

wajëdabber mosjèh (en Mozes sprak) . In zestien verzen in de bijbel .


- wajëdabber JHWH èl mosjèh (en JHWH sprak tot Mozes) . In eenennegentig (13 X 7) verzen in de bijbel . In veertien (2 X 7) verzen in Ex . In vijf verzen in Ex 25-31 : (1) Ex 25,1 . (2) Ex 30,11 . (3) Ex 30,17 . (4) Ex 30,22 . (5) Ex 31,1 .
- dâbhar (spreken) . Verwijzing : dâbhar (spreken) , zie Nu 27,15 . dibbèr (hij sprak) : piel perfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . dâbhâr (woord, daad) . Zelfstandig naamwoord mannelijk enkelvoud . In 757 verzen in de bijbel . Getalwaarde :daleth = 4 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 26 of 206 .
--- - kidëbhar (volgens het woord) . In 66 verzen in de bijbel . In 4 verzen in Gn . In 5 verzen in Ex . In 1 vers in Lv . In 3 verzen in Dt . In 11 verzen in 1 K . In 14 verzen in 2 K . In 3 verzen in 1 K 17 .
--- dibbèr ´elâjw (hij zei tot hem) . In zes verzen in de bijbel : (1) Gn 12,4 . (2) Re 6,27 . (3) 1 K 21,4 . (4) 1 K 22,13 . (5) 2 Kr 18,12 . (6) Jr 36,4 .
--- dibber JHWH ´elâjw l´emor (JHWH sprak tot hem zeggend) . In 4 verzen . Zie ook Js 40,5 .
--- dibber JHWH (het woord van JHWH) . In zevenenzeventig verzen in de bijbel . Slechts in één vers in Gn : Gn 24,51 .
- dibbèr Mosjèh (Mozes sprak) . In zes verzen in de bijbel : (1) Lv 10,5 . (2) Nu 17,12 . (3) Dt 1,1 . (4) Dt 1,3 . (5) Dt 4,45 . (6) Re 1,20 .
--- dibber in de bijbel . dëbhar JHWH (woord van JHWH) . In 111 verzen in de bijbel . dëbhar JHWH ´elâjw (het woord van Jahweh tot hem) . In twee verzen in de bijbel .
--- -- ûdëbhar JHWH (en het woord van JHWH) . In zeven verzen in de bijbel : (1) 2 S 3,1 . (2) 2 S 24,11 . (3) 1 K 17,24 . (4) 1 K 18,1 . (5) 2 K 20,4 . (6) Js 2,3 . (7) Mi 4,2 .
--- ´eth kâl haddëbharîm hâ´ellèh (al deze woorden) . Accusatief . In twintig verzen in de bijbel :
--- ´eth kâl dibhër(j)e JHWH (al de woorden van JHWH) . Accusatief . In zes verzen in de bijbel : (1) Ex 4,28 . (2) Ex 24,3 . (3) Ex 24,4 . (4) 1 S 8,10 . (5) Jr 36,4 . (6) Ez 20,25 .
--- ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak) . In negenenvijftig verzen in de bijbel : (1) Gn 12,4 . (2) Gn 17,23 . (23)
--- -- ka´äsjèr dibbèr JHWH (zoals JHWH sprak) . In achtentwintig verzen in de bijbel . In één vers in Gn : Gn 24,51 .
--- -- - kol ´äsjèr dibbèr JHWH (alles wat JHWH sprak) . In twee verzen in de bijbel : (1) Ex 19,8 . (2) Ex 24,7 .
--- ka´äsjèr dibbèr ´elâjw JHWH (zoals JHWH sprak tot hem) . In twee verzen in de bijbel : Gn 12,4 en Re 6,27 .
--- ´achar haddëbharîm hâ´ellèh (na deze woorden) . In acht verzen in de bijbel : (1) Gn 15,1 . (2) Gn 22,1 . (3) Gn 39,7 . (4) Gn 40,1 .wajjëhî ... (en het gebeurde na deze woorden) . In vijf verzen in de bijbel : (1) Gn 22,1 . (2) Gn 39,7 . (3) Gn 40,1 . (4) 1 K 17,17 . (5) 1 K 21,1 . ´achäraj haddëbharîm hâ´ellèh (na deze woorden) . In drie verzen in de bijbel : (1) Gn 22,20 . (2) Gn 48,1 . (3) Joz 24,29 .
--- hâjâh dëbhar IHWH (was het woord van JHWH) . In vierentwintig verzen in de bijbel : (1) Gn 15,1 . In acht verzen in Jr . In acht verzen in Ez . Vaak komt het voor bij het begin van een profetisch boek .
--- wajëhî dëbhar JHWH (en het woord van JHWH zal zijn) . Het komt in 63 verzen in de bijbel voor

Nu 27,16 - Nu 27,16 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16 episkepsasthô kurios o theos tôn pneumatôn kai pasès sarkos anthrôpon epi tès sunagôgès tautès  16 provideat Dominus Deus spirituum omnis carnis hominem qui sit super multitudinem hanc    16 Dat de HEERE, de God der geesten van alle vlees, een man stelle over deze vergadering.   [16] ‘Laat dan de heer, de God die aan alle mensen het leven schenkt, over de gemeenschap iemand aanstellen  [16] ‘Moge de HEER, de God die aan al wat leeft de levensadem schenkt, dan iemand over het volk aanstellen   16 laat de ENE, de God van Geest over alle vlees, iemand aanstellen over de samenkomst  16. « Que Yahvé, Dieu des esprits qui animent toute chair, établisse sur cette communauté un homme  

King James Bible . [16] Let the LORD, the God of the spirits of all flesh, set a man over the congregation,
Luther-Bible . 16 Der HERR, der Gott des Lebensgeistes für alles Fleisch, wolle einen Mann setzen über die Gemeinde,

Tekstuitleg van

Nu 27,17 - Nu 27,17 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17 ostis exeleusetai pro prosôpou autôn kai ostis eiseleusetai pro prosôpou autôn kai ostis exaxei autous kai ostis eisaxei autous kai ouk estai è sunagôgè kuriou ôsei probata ois ouk estin poimèn   17 et possit exire et intrare ante eos et educere illos vel introducere ne sit populus Domini sicut oves absque pastore     17 Die voor hun aangezicht uitga, en die voor hun aangezicht inga, en die hen uitleide, en die hen inleide; opdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen, die geen herder hebben.   [17] die hen leidt en thuisbrengt; anders wordt de gemeenschap van de heer als schapen zonder herder.’   [17] die het kan leiden en de troepen kan aanvoeren, zodat het volk van de HEER niet wordt als een kudde schapen zonder herder.’  17 die voor hun aanschijn naar buiten zal gaan en voor hun aanschijn zal binnenkomen,– die hen naar buiten zal leiden en naar binnen zal brengen, zodat de samenkomst van de ENE niet zal worden als schapen die geen herder hebben!  17. qui sorte et rentre à leur tête, qui les fasse sortir et rentrer, pour que la communauté de Yahvé ne soit pas comme un troupeau sans pasteur. » 

King James Bible . [17] Which may go out before them, and which may go in before them, and which may lead them out, and which may bring them in; that the congregation of the LORD be not as sheep which have no shepherd.
Luther-Bible . 17 der vor ihnen her aus- und eingeht und sie aus- und einführt, damit die Gemeinde des HERRN nicht sei wie die Schafe ohne Hirten.

Tekstuitleg van Nu 27,17 . Het vers Nu 27,17 telt 19 woorden en 74 (2 X 37) letters . De getalwaarde van Nu 27,17 is 4816 (2² X 2² X 7 X 43) .

Nu 27,17.8. יּוֹצִיאֵמ = jôtsî´em (hij deed hen uitgaan) < werkwoordvorm act. hifil imperf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het werkw. יָצַא = jâtsa´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 16 of 70 , aleph = 1 ; totaal : 27 (3³) OF 81 (3³ X 3) . Structuur : 1 - 7 - 1 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (3) : (1) Nu 27,17 . (2) Ps 107,14 . (3) Ps 107,28 .

17. - 19. ´ên lâhèm ro`èh (er is voor hen geen herder) . In twee verzen in de bijbel : (1) Nu 27,17 . (2) 1 K 22,17 . Verwijzing : râ`âh (herderen, weiden) , zie Jr 23,1 .

Nu 27,18 - Nu 27,18 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18 kai elalèsen kurios pros môusèn legôn labe pros seauton ton ièsoun uion nauè anthrôpon os echei pneuma en eautô kai epithèseis tas cheiras sou ep' auton  18 dixitque Dominus ad eum tolle Iosue filium Nun virum in quo est spiritus et pone manum tuam super eum    18 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot u Jozua, den zoon van Nun, een man, in wien de Geest is; en leg uw hand op hem;  [18] Toen zei de heer tegen Mozes: ‘Leg Jozua*, zoon van Nun, een man die van de geest vervuld is, de handen op;   [18] De HEER zei tegen Mozes: ‘Laat Jozua, de zoon van Nun, bij je komen; hij is een man die geestkracht bezit. Leg hem de hand op   18 De ENE zegt tot Mozes: neem bij je: Jozua, de zoon van Noen, een man in wie Geest is; steun met je hand op hem;  18. Yahvé répondit à Moïse : « Prends Josué, fils de Nûn, homme en qui demeure l'esprit. Tu lui imposeras la main.  

King James Bible . [18] And the LORD said unto Moses, Take thee Joshua the son of Nun, a man in whom is the spirit, and lay thine hand upon him;
Luther-Bible . 18 Und der HERR sprach zu Mose: Nimm Josua zu dir, den Sohn Nuns, einen Mann, in dem der Geist ist, und lege deine Hände auf ihn;

Tekstuitleg van



Nu 27,19 - Nu 27,19 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19 kai stèseis auton enanti eleazar tou iereôs kai entelè autô enanti pasès sunagôgès kai entelè peri autou enantion autôn  19 qui stabit coram Eleazaro sacerdote et omni multitudine    19 En stel hem voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering; en geef hem bevel voor hun ogen;  [19] laat hem voor de priester Eleazar en voor de hele gemeenschap van de Israëlieten plaatsnemen en draag hem in hun aanwezigheid uw taak over.  [19] en laat hem plaatsnemen voor de priester Eleazar en voor de hele gemeenschap. Draag in ieders aanwezigheid de leiding aan hem over  19 opstellen zul je hem dan voor het aanschijn van Elazar de priester en voor het aanschijn van heel de samenkomst; en hem voor hun ogen de geboden overdragen;  19. Puis tu le feras venir devant Éléazar, le prêtre, et toute la communauté, pour lui donner devant eux tes ordres 

King James Bible . [19] And set him before Eleazar the priest, and before all the congregation; and give him a charge in their sight.
Luther-Bible . 19 und lass ihn treten vor den Priester Eleasar und vor die ganze Gemeinde und bestelle ihn vor ihren Augen

Tekstuitleg van



Nu 27,20 - Nu 27,20 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20 kai dôseis tès doxès sou ep' auton opôs an eisakousôsin autou oi uioi israèl  20 et dabis ei praecepta cunctis videntibus et partem gloriae tuae ut audiat eum omnis synagoga filiorum Israhel    20 En leg op hem van uw heerlijkheid, opdat zij horen, te weten de ganse vergadering der kinderen Israëls.   [20] Laat hem delen in uw waardigheid. Dan zal de hele gemeenschap van de Israëlieten naar hem luisteren.   [20] en laat hem delen in het aanzien dat jij geniet. Dan zal heel Israël hem voortaan gehoorzamen.   20 iets van jouw glans zul je overgeven aan hem,– met het doel dat ze zullen hóren, heel de samenkomst der kinderen Israëls;  20. et lui transmettre une part de ta dignité, afin que toute la communauté des Israélites lui obéisse. 

King James Bible . [20] And thou shalt put some of thine honour upon him, that all the congregation of the children of Israel may be obedient.
Luther-Bible . 20 und lege von deiner Hoheit auf ihn, damit ihm gehorche die ganze Gemeinde der Israeliten.

Tekstuitleg van



Nu 27,21 - Nu 27,21 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21 kai enanti eleazar tou iereôs stèsetai kai eperôtèsousin auton tèn krisin tôn dèlôn enanti kuriou epi tô stomati autou exeleusontai kai epi tô stomati autou eiseleusontai autos kai oi uioi israèl omothumadon kai pasa è sunagôgè  21 pro hoc si quid agendum erit Eleazar sacerdos consulet Dominum ad verbum eius egredietur et ingredietur ipse et omnes filii Israhel cum eo et cetera multitudo    21 En hij zal voor het aangezicht van Eleazar, den priester, staan, die voor hem raad vragen zal, naar de wijze van Urim, voor het aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen zij uitgaan, en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen Israëls met hem, en de ganse vergadering.   [21] Hij moet zich echter vervoegen bij de priester Eleazar en deze zal in het heiligdom van de heer voor hem een uitspraak van de oerim* vragen. Naar de uitspraak van de heer zullen hij en de hele gemeenschap van de Israëlieten dan handelen.’ [21] Wanneer er een beslissing moet worden genomen, moet hij zich tot de priester Eleazar wenden, en die raadpleegt dan ten overstaan van de HEER de orakelstenen. Zijn uitspraak bepaalt of Jozua met de andere Israëlieten een veldtocht moet ondernemen of niet.’  21 voor het aanschijn van Elazar de priester zal hij zich opstellen; vragen zal die dan voor hem naar de rechtspreuk van de oeriem voor het aanschijn van de ENE: op zijn mond zullen ze uittrekken en op zijn mond zullen ze aankomen, hij en het geheel van de kinderen Israëls met hem, heel de samenkomst!  21. Il se tiendra devant Éléazar le prêtre, qui consultera pour lui selon le rite de l'Urim, devant Yahvé. C'est sur son ordre que sortiront et rentreront avec lui tous les Israélites, toute la communauté. » 

King James Bible . [21] And he shall stand before Eleazar the priest, who shall ask counsel for him after the judgment of Urim before the LORD: at his word shall they go out, and at his word they shall come in, both he, and all the children of Israel with him, even all the congregation.
Luther-Bible . 21 Und er soll treten vor Eleasar, den Priester, der soll für ihn mit den heiligen Losen den HERRN befragen. Nach dessen Befehl sollen aus- und einziehen er und alle Israeliten mit ihm und die ganze Gemeinde.

Tekstuitleg van



Nu 27,22 - Nu 27,22 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22 kai epoièsen môusès katha eneteilato autô kurios kai labôn ton ièsoun estèsen auton enantion eleazar tou iereôs kai enanti pasès sunagôgès 22 fecit Moses ut praeceperat Dominus cumque tulisset Iosue statuit eum coram Eleazaro sacerdote et omni frequentia populi    22 En Mozes deed, gelijk als de HEERE hem geboden had; want hij nam Jozua, en stelde hem voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering.   [22] Mozes bracht het bevel van de heer ten uitvoer. Hij liet Jozua halen, plaatste hem voor de priester Eleazar en voor de hele gemeenschap, 
[22] Mozes deed wat de HEER hem had opgedragen: hij liet Jozua bij zich komen, liet hem plaatsnemen voor de priester Eleazar en voor de hele gemeenschap, 
22 Mozes doet zoals de ENE hem heeft geboden: hij neemt Jozua en stelt hem op voor het aanschijn van Elazar de priester en voor het aanschijn van heel de samenkomst;  22. Moïse fit comme Yahvé l'avait ordonné. Il prit Josué, le fit venir devant Éléazar, le prêtre, et toute la communauté, 

King James Bible . [22] And Moses did as the LORD commanded him: and he took Joshua, and set him before Eleazar the priest, and before all the congregation:
Luther-Bible . 22 Mose tat, wie ihm der HERR geboten hatte, und nahm Josua und ließ ihn treten vor den Priester Eleasar und vor die ganze Gemeinde

Tekstuitleg van



Nu 27,23 - Nu 27,23 : Jozua opvolger van Mozes - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Nu (Numeri) -- Nu 27 -- Nu 27,1-11 - Nu 27,12-23 -- Nu 27,12 - Nu 27,13 - Nu 27,14 - Nu 27,15 - Nu 27,16 - Nu 27,17 - Nu 27,18 - Nu 27,19 - Nu 27,20 - Nu 27,21 - Nu 27,22 - Nu 27,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23kai epethèken tas cheiras autou ep' auton kai sunestèsen auton kathaper sunetaxen kurios tô môusè   23 et inpositis capiti eius manibus cuncta replicavit quae mandaverat Dominus     23 En hij leide zijn handen op hem, en gaf hem bevel; gelijk als de HEERE door den dienst van Mozes gesproken had.  
[23] legde hem de handen op en droeg hem zijn taak over, zoals de heer door Mozes had bevolen. 
[23] legde hem de handen op en droeg de leiding aan hem over. Zo had de HEER het bij monde van Mozes bevolen. 

23 hij steunt met zijn handen op hem en draagt hem de geboden over,– zoals de ENE heeft gesproken door de hand van Mozes.

23. il lui imposa la main et lui donna ses ordres, comme Yahvé l'avait dit par l'intermédiaire de Moïse.  

King James Bible . [23] And he laid his hands upon him, and gave him a charge, as the LORD commanded by the hand of Moses.
Luther-Bible . 23 und legte seine Hand auf ihn und bestellte ihn, wie der HERR durch Mose geredet hatte.

Tekstuitleg van


1kai proselthousai ai thugateres salpaad uiou ofer uiou galaad uiou machir tou dèmou manassè tôn uiôn iôsèf kai tauta ta onomata autôn mala kai noua kai egla kai melcha kai thersa2kai stasai enanti môusè kai enanti eleazar tou iereôs kai enanti tôn archontôn kai enanti pasès sunagôgès epi tès thuras tès skènès tou marturiou legousin3o patèr èmôn apethanen en tè erèmô kai autos ouk èn en mesô tès sunagôgès tès episustasès enanti kuriou en tè sunagôgè kore oti dia amartian autou apethanen kai uioi ouk egenonto autô4mè exaleifthètô to onoma tou patros èmôn ek mesou tou dèmou autou oti ouk estin autô uios dote èmin kataschesin en mesô adelfôn patros èmôn5kai prosègagen môusès tèn krisin autôn enanti kuriou6kai elalèsen kurios pros môusèn legôn7orthôs thugateres salpaad lelalèkasin doma dôseis autais kataschesin klèronomias en mesô adelfôn patros autôn kai perithèseis ton klèron tou patros autôn autais8kai tois uiois israèl lalèseis legôn anthrôpos ean apothanè kai uios mè è autô perithèsete tèn klèronomian autou tè thugatri autou9ean de mè è thugatèr autô dôsete tèn klèronomian tô adelfô autou10ean de mè ôsin autô adelfoi dôsete tèn klèronomian tô adelfô tou patros autou11ean de mè ôsin adelfoi tou patros autou dôsete tèn klèronomian tô oikeiô tô eggista autou ek tès fulès autou klèronomèsei ta autou kai estai touto tois uiois israèl dikaiôma kriseôs katha sunetaxen kurios tô môusè12kai eipen kurios pros môusèn anabèthi eis to oros to en tô peran touto oros nabau kai ide tèn gèn chanaan èn egô didômi tois uiois israèl en kataschesei13kai opsei autèn kai prostethèsè pros ton laon sou kai su katha prosetethè aarôn o adelfos sou en ôr tô orei14dioti parebète to rèma mou en tè erèmô sin en tô antipiptein tèn sunagôgèn agiasai me ouch ègiasate me epi tô udati enanti autôn touto estin udôr antilogias kadès en tè erèmô sin15kai eipen môusès pros kurion16episkepsasthô kurios o theos tôn pneumatôn kai pasès sarkos anthrôpon epi tès sunagôgès tautès17ostis exeleusetai pro prosôpou autôn kai ostis eiseleusetai pro prosôpou autôn kai ostis exaxei autous kai ostis eisaxei autous kai ouk estai è sunagôgè kuriou ôsei probata ois ouk estin poimèn18kai elalèsen kurios pros môusèn legôn labe pros seauton ton ièsoun uion nauè anthrôpon os echei pneuma en eautô kai epithèseis tas cheiras sou ep' auton19kai stèseis auton enanti eleazar tou iereôs kai entelè autô enanti pasès sunagôgès kai entelè peri autou enantion autôn20kai dôseis tès doxès sou ep' auton opôs an eisakousôsin autou oi uioi israèl21kai enanti eleazar tou iereôs stèsetai kai eperôtèsousin auton tèn krisin tôn dèlôn enanti kuriou epi tô stomati autou exeleusontai kai epi tô stomati autou eiseleusontai autos kai oi uioi israèl omothumadon kai pasa è sunagôgè22kai epoièsen môusès katha eneteilato autô kurios kai labôn ton ièsoun estèsen auton enantion eleazar tou iereôs kai enanti pasès sunagôgès23kai epethèken tas cheiras autou ep' auton kai sunestèsen auton kathaper sunetaxen kurios tô môusè

Vulgaat

1 accesserunt autem filiae Salphaad filii Epher filii Galaad filii Machir filii Manasse qui fuit filius Ioseph quarum sunt nomina Maala et Noa et Egla et Melcha et Thersa 2 steteruntque coram Mosen et Eleazaro sacerdote et cunctis principibus populi ad ostium tabernaculi foederis atque dixerunt 3 pater noster mortuus est in deserto nec fuit in seditione quae concitata est contra Dominum sub Core sed in peccato suo mortuus est hic non habuit mares filios cur tollitur nomen illius de familia sua quia non habet filium date nobis possessionem inter cognatos patris nostri 4 rettulitque Moses causam earum ad iudicium Domini 5 qui dixit ad eum 6 iustam rem postulant filiae Salphaad da eis possessionem inter cognatos patris sui et ei in hereditate succedant 7 ad filios autem Israhel loqueris haec 8 homo cum mortuus fuerit absque filio ad filiam eius transibit hereditas 9 si filiam non habuerit habebit successores fratres suos 10 quod si et fratres non fuerint dabitis hereditatem fratribus patris eius 11 sin autem nec patruos habuerit dabitur hereditas his qui ei proximi sunt eritque hoc filiis Israhel sanctum lege perpetua sicut praecepit Dominus Mosi 12 dixit quoque Dominus ad Mosen ascende in montem istum Abarim et contemplare inde terram quam daturus sum filiis Israhel 13 cumque videris eam ibis et tu ad populum tuum sicut ivit frater tuus Aaron 14 quia offendistis me in deserto Sin in contradictione multitudinis nec sanctificare me voluistis coram ea super aquas hae sunt aquae Contradictionis in Cades deserti Sin 15 cui respondit Moses 16 provideat Dominus Deus spirituum omnis carnis hominem qui sit super multitudinem hanc 17 et possit exire et intrare ante eos et educere illos vel introducere ne sit populus Domini sicut oves absque pastore 18 dixitque Dominus ad eum tolle Iosue filium Nun virum in quo est spiritus et pone manum tuam super eum 19 qui stabit coram Eleazaro sacerdote et omni multitudine 20 et dabis ei praecepta cunctis videntibus et partem gloriae tuae ut audiat eum omnis synagoga filiorum Israhel 21 pro hoc si quid agendum erit Eleazar sacerdos consulet Dominum ad verbum eius egredietur et ingredietur ipse et omnes filii Israhel cum eo et cetera multitudo 22 fecit Moses ut praeceperat Dominus cumque tulisset Iosue statuit eum coram Eleazaro sacerdote et omni frequentia populi 23 et inpositis capiti eius manibus cuncta replicavit quae mandaverat Dominus


Statenvertaling

1 Toen naderden de dochteren van Zelafead, den zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, onder de geslachten van Manasse, den zoon van Jozef (en dit zijn de namen zijner dochteren: Machla, Noa, en Hogla, en Milka, en Tirza); 2 En zij stonden voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht van de oversten, en van de ganse vergadering, aan de deur van de tent der samenkomst, zeggende: 3 Onze vader is gestorven in de woestijn, en hij is niet geweest in het midden der vergadering dergenen, die zich tegen den HEERE vergaderd hebben in de vergadering van Korach; maar hij is in zijn zonde gestorven, en had geen zonen. 4 Waarom zou de naam onzes vaders uit het midden van zijn geslacht weggenomen worden, omdat hij geen zoon heeft? Geef ons een bezitting in het midden der broederen van onzen vader. 5 En Mozes bracht haar rechtzaak voor het aangezicht des HEEREN. 6 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: 7 De dochteren van Zelafead spreken recht; gij zult haar ganselijk geven de bezitting ener erfenis, in het midden van de broederen haars vaders; en gij zult de erfenis haars vaders op haar doen komen. 8 En tot de kinderen Israëls zult gij spreken, zeggende: Wanneer iemand sterft, en geen zoon heeft, zo zult gij zijn erfenis op zijn dochter doen komen. 9 En indien hij geen dochter heeft, zo zult gij zijn erfenis aan zijn broederen geven. 10 Indien hij nu geen broederen heeft, zo zult gij zijn erfenis aan de broederen zijns vaders geven. 11 Indien ook zijn vader geen broeders heeft, zo zult gij zijn erfenis geven aan zijn naastbestaande, die hem de naaste van zijn geslacht is, dat hij het erfelijk bezitte. Dit zal den kinderen Israëls tot een inzetting des rechts zijn, gelijk als de HEERE Mozes geboden heeft. 12 Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Klim op dezen berg Abarim, en zie dat land, hetwelk Ik den kinderen Israëls gegeven heb. 13 Wanneer gij dat gezien zult hebben, dan zult gij tot uw volken verzameld worden, gij ook, gelijk als uw broeder Aäron verzameld geworden is; 14 Naardien gijlieden Mijn mond wederspannig zijt geweest in de woestijn Zin, in de twisting der vergadering, om Mij aan de wateren voor hun ogen te heiligen. Dat zijn de wateren van Meriba, van Kades, in de woestijn Zin. 15 Toen sprak Mozes tot den HEERE, zeggende: 16 Dat de HEERE, de God der geesten van alle vlees, een man stelle over deze vergadering. 17 Die voor hun aangezicht uitga, en die voor hun aangezicht inga, en die hen uitleide, en die hen inleide; opdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen, die geen herder hebben. 18 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot u Jozua, den zoon van Nun, een man, in wien de Geest is; en leg uw hand op hem; 19 En stel hem voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering; en geef hem bevel voor hun ogen; 20 En leg op hem van uw heerlijkheid, opdat zij horen, te weten de ganse vergadering der kinderen Israëls. 21 En hij zal voor het aangezicht van Eleazar, den priester, staan, die voor hem raad vragen zal, naar de wijze van Urim, voor het aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen zij uitgaan, en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen Israëls met hem, en de ganse vergadering. 22 En Mozes deed, gelijk als de HEERE hem geboden had; want hij nam Jozua, en stelde hem voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht der ganse vergadering. 23 En hij leide zijn handen op hem, en gaf hem bevel; gelijk als de HEERE door den dienst van Mozes gesproken had.


Naardense bijbel

1 ¶ Dan naderen de dochters van Tselofchad  zoon van Chefer zoon van Gilead zoon van Machier zoon van Manasse, van de families van Manasse de zoon van Jozef; en dit zijn de namen van zijn dochters: Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirtsa; 2 zij stellen zich op voor het aanschijn van Mozes, voor het aanschijn van Elazar de priester, voor het aanschijn van de verhevenen en heel de samenkomst,– in de ingang van de tent van samenkomst, om te zeggen: 3 onze vader is gestorven in de woestijn; híj is niet geweest bij de samenkomst van hen die samenschoolden tegen de ENE, in de samenscholing van Korach; maar door een zonde van hem is hij gestorven en zonen heeft hij nooit gekregen; 4 waarom zou de naam van onze vader uit zijn familie worden weggeschoren omdat hij geen zoon heeft?– geef óns een eigendom te midden van de broeders van onze vader! 5 Dan doet Mozes haar rechtszaak naderen voor het aanschijn van de ENE. •• 6 De ENE zegt tot Mozes,– hij zegt: 7 gelijk hebben de dochters van Tselofchad met wat ze uitspreken: bij de uitgifte moet je hun als eigendom een erfdeel geven te midden van de broeders van hun vader; op háár zul je het erfdeel van hun vader doen overgaan; 8 en tot de zonen Israëls zul je spreken en zeggen: stel, een man sterft en heeft geen zoon, doen overgaan zult ge zijn erfdeel op een dochter van hem; 9 en als hij geen dochter heeft: geven zult ge dan zijn erfdeel aan zijn broers; 10 als hij geen broers heeft: geven zult ge zijn erfdeel aan de broers van zijn vader; 11 als er geen broers zijn van zijn vader, geven zult ge dan zijn erfdeel aan die bloedverwant van hem die hem uit zijn familie het naast is, en die krijgt het in bezit; wezen zal dit voor de kinderen Israëls tot een vastgelegd recht, zoals de ENE Mozes heeft geboden. • 12 ¶ Dan zegt de ENE tot Mozes: klim op naar de Berg der Overstekers hier,– en zie het land aan dat ik de kinderen Israëls zal geven; 13 heb je het gezien, verzameld zul je dan worden bij je medemensen, ook jij,– zoals is verzameld Aäron, je broer; 14 omdat ge beiden in de woestijn Tsien, bij de rebellie van de samenkomst, gerebelleerd hebt tegen mijn mond om mij voor hun ogen bij het water heilig te houden; dat heet nu: Mee Meriva Kadeesje,– het water der rebellie van heilighuis, in de woestijn Tsien. • 15 ¶ Dan spreekt Mozes tot de ENE en zegt: 16 laat de ENE, de God van Geest over alle vlees, iemand aanstellen over de samenkomst 17 die voor hun aanschijn naar buiten zal gaan en voor hun aanschijn zal binnenkomen,– die hen naar buiten zal leiden en naar binnen zal brengen, zodat de samenkomst van de ENE niet zal worden als schapen die geen herder hebben! 18 De ENE zegt tot Mozes: neem bij je: Jozua, de zoon van Noen, een man in wie Geest is; steun met je hand op hem; 19 opstellen zul je hem dan voor het aanschijn van Elazar de priester en voor het aanschijn van heel de samenkomst; en hem voor hun ogen de geboden overdragen; 20 iets van jouw glans zul je overgeven aan hem,– met het doel dat ze zullen hóren, heel de samenkomst der kinderen Israëls; 21 voor het aanschijn van Elazar de priester zal hij zich opstellen; vragen zal die dan voor hem naar de rechtspreuk van de oeriem voor het aanschijn van de ENE: op zijn mond zullen ze uittrekken en op zijn mond zullen ze aankomen, hij en het geheel van de kinderen Israëls met hem, heel de samenkomst! 22 Mozes doet zoals de ENE hem heeft geboden: hij neemt Jozua en stelt hem op voor het aanschijn van Elazar de priester en voor het aanschijn van heel de samenkomst; 23 hij steunt met zijn handen op hem en draagt hem de geboden over,– zoals de ENE heeft gesproken door de hand van Mozes. •


Bible de Jérusalem

1. Alors s'approchèrent les filles de Çelophehad. Celui-ci était fils de Hépher, fils de Galaad, fils de Makir, fils de Manassé ; il était des clans de Manassé, fils de Joseph. Voici les noms de ses filles : Mahla, Noa, Hogla, Milka et Tirça. 2. Elles se présentèrent devant Moïse, devant Éléazar le prêtre, devant les princes et toute la communauté, à l'entrée de la Tente du Rendez-vous et elles dirent : 3. « Notre père est mort dans le désert. Il n'était pas du parti qui se forma contre Yahvé, du parti de Coré ; c'est pour son propre péché qu'il est mort sans avoir eu de fils. 4. Pourquoi le nom de notre père disparaîtrait-il de son clan ? Puisqu'il n'a pas eu de fils, donne-nous un domaine au milieu des frères de notre père. » 5. Moïse porta leur cas devant Yahvé 6. et Yahvé parla à Moïse. Il dit : 7. « Les filles de Çelophehad ont parlé juste. Tu leur donneras donc un domaine qui sera leur héritage au milieu des frères de leur père ; tu leur transmettras l'héritage de leur père. 8. Puis tu parleras ainsi aux Israélites : Si un homme meurt sans avoir eu de fils, vous transmettrez son héritage à sa fille. 9. S'il n'a pas de fille, vous donnerez son héritage à ses frères. 10. S'il n'a pas de frères, vous donnerez son héritage aux frères de son père. 11. Si son père n'a pas de frères, vous donnerez son héritage à celui de son clan qui est son plus proche parent : il en prendra possession. Ce sera là pour les Israélites une règle de droit, comme Yahvé l'a ordonné à Moïse. 12. Yahvé dit à Moïse : « Monte sur cette montagne de la chaîne des Abarim, et regarde le pays que j'ai donné aux Israélites. 13. Lorsque tu l'auras regardé, tu seras réuni aux tiens, comme Aaron, ton frère. 14. Car vous avez été rebelles dans le désert de Çîn, lorsque la communauté me chercha querelle, quand je vous commandai de manifester devant elle ma sainteté, par l'eau. » Ce sont les eaux de Meriba de Cadès, dans le désert de Çîn. 15. Moïse parla à Yahvé et dit : 16. « Que Yahvé, Dieu des esprits qui animent toute chair, établisse sur cette communauté un homme 17. qui sorte et rentre à leur tête, qui les fasse sortir et rentrer, pour que la communauté de Yahvé ne soit pas comme un troupeau sans pasteur. » 18. Yahvé répondit à Moïse : « Prends Josué, fils de Nûn, homme en qui demeure l'esprit. Tu lui imposeras la main. 19. Puis tu le feras venir devant Éléazar, le prêtre, et toute la communauté, pour lui donner devant eux tes ordres 20. et lui transmettre une part de ta dignité, afin que toute la communauté des Israélites lui obéisse. 21. Il se tiendra devant Éléazar le prêtre, qui consultera pour lui selon le rite de l'Urim, devant Yahvé. C'est sur son ordre que sortiront et rentreront avec lui tous les Israélites, toute la communauté. » 22. Moïse fit comme Yahvé l'avait ordonné. Il prit Josué, le fit venir devant Éléazar, le prêtre, et toute la communauté, 23. il lui imposa la main et lui donna ses ordres, comme Yahvé l'avait dit par l'intermédiaire de Moïse.


Luther-Bibel

1 Und die Töchter Zelofhads, des Sohnes Hefers, des Sohnes Gileads, des Sohnes Machirs, des Sohnes Manasses, von den Geschlechtern Manasses, des Sohnes Josefs, mit Namen Machla, Noa, Hogla, Milka und Tirza kamen herzu 2 und traten vor Mose und vor Eleasar, den Priester, und vor die Stammesfürsten und die ganze Gemeinde vor der Tür der Stiftshütte und sprachen: 3 Unser Vater ist gestorben in der Wüste und war nicht mit unter der Rotte, die sich gegen den HERRN empörte, unter der Rotte Korach, sondern ist um seiner eigenen Sünde willen gestorben und hatte keine Söhne. 4 Warum soll denn unseres Vaters Name in seinem Geschlecht untergehen, weil er keinen Sohn hat? Gebt uns auch ein Erbgut unter den Brüdern unseres Vaters. 5 Mose brachte ihre Sache vor den HERRN. 6 Und der HERR sprach zu ihm: 7 Die Töchter Zelofhads haben recht geredet. Du sollst ihnen ein Erbgut unter den Brüdern ihres Vaters geben und sollst ihres Vaters Erbe ihnen zuwenden. 8 Und sage den Israeliten: Wenn jemand stirbt und keinen Sohn hat, so sollt ihr sein Erbe seiner Tochter zuwenden. 9 Hat er keine Tochter, sollt ihr's seinen Brüdern geben. 10 Hat er keine Brüder, sollt ihr's den Brüdern seines Vaters geben. 11 Hat sein Vater keine Brüder, sollt ihr's seinen nächsten Verwandten geben, die ihm angehören in seinem Geschlecht, damit sie es in Besitz nehmen. Das soll den Israeliten Gesetz und Recht sein, wie der HERR dem Mose geboten hat.

Josua wird zum Nachfolger des Mose bestellt
12 Und der HERR sprach zu Mose: Steig auf dies Gebirge Abarim und sieh auf das Land, das ich den Israeliten geben werde. 13 Und wenn du es gesehen hast, sollst du auch zu deinen Vätern versammelt werden, wie dein Bruder Aaron zu ihnen versammelt ist, 14 weil ihr meinem Wort ungehorsam gewesen seid in der Wüste Zin, als die Gemeinde haderte und ihr mich vor ihnen heiligen solltet durch das Wasser. Das ist das Haderwasser zu Kadesch in der Wüste Zin. 15 Und Mose redete mit dem HERRN und sprach: 16 Der HERR, der Gott des Lebensgeistes für alles Fleisch, wolle einen Mann setzen über die Gemeinde, 17 der vor ihnen her aus- und eingeht und sie aus- und einführt, damit die Gemeinde des HERRN nicht sei wie die Schafe ohne Hirten. 18 Und der HERR sprach zu Mose: Nimm Josua zu dir, den Sohn Nuns, einen Mann, in dem der Geist ist, und lege deine Hände auf ihn; 19 und lass ihn treten vor den Priester Eleasar und vor die ganze Gemeinde und bestelle ihn vor ihren Augen 20 und lege von deiner Hoheit auf ihn, damit ihm gehorche die ganze Gemeinde der Israeliten. 21 Und er soll treten vor Eleasar, den Priester, der soll für ihn mit den heiligen Losen den HERRN befragen. Nach dessen Befehl sollen aus- und einziehen er und alle Israeliten mit ihm und die ganze Gemeinde. 22 Mose tat, wie ihm der HERR geboten hatte, und nahm Josua und ließ ihn treten vor den Priester Eleasar und vor die ganze Gemeinde 23 und legte seine Hand auf ihn und bestellte ihn, wie der HERR durch Mose geredet hatte.


King James Bible

Num.27 [1] Then came the daughters of Zelophehad, the son of Hepher, the son of Gilead, the son of Machir, the son of Manasseh, of the families of Manasseh the son of Joseph: and these are the names of his daughters; Mahlah, Noah, and Hoglah, and Milcah, and Tirzah. [2] And they stood before Moses, and before Eleazar the priest, and before the princes and all the congregation, by the door of the tabernacle of the congregation, saying, [3] Our father died in the wilderness, and he was not in the company of them that gathered themselves together against the LORD in the company of Korah; but died in his own sin, and had no sons. [4] Why should the name of our father be done away from among his family, because he hath no son? Give unto us therefore a possession among the brethren of our father. [5] And Moses brought their cause before the LORD. [6] And the LORD spake unto Moses, saying, [7] The daughters of Zelophehad speak right: thou shalt surely give them a possession of an inheritance among their father's brethren; and thou shalt cause the inheritance of their father to pass unto them. [8] And thou shalt speak unto the children of Israel, saying, If a man die, and have no son, then ye shall cause his inheritance to pass unto his daughter. [9] And if he have no daughter, then ye shall give his inheritance unto his brethren. [10] And if he have no brethren, then ye shall give his inheritance unto his father's brethren. [11] And if his father have no brethren, then ye shall give his inheritance unto his kinsman that is next to him of his family, and he shall possess it: and it shall be unto the children of Israel a statute of judgment, as the LORD commanded Moses. [12] And the LORD said unto Moses, Get thee up into this mount Abarim, and see the land which I have given unto the children of Israel. [13] And when thou hast seen it, thou also shalt be gathered unto thy people, as Aaron thy brother was gathered. [14] For ye rebelled against my commandment in the desert of Zin, in the strife of the congregation, to sanctify me at the water before their eyes: that is the water of Meribah in Kadesh in the wilderness of Zin. [15] And Moses spake unto the LORD, saying, [16] Let the LORD, the God of the spirits of all flesh, set a man over the congregation, [17] Which may go out before them, and which may go in before them, and which may lead them out, and which may bring them in; that the congregation of the LORD be not as sheep which have no shepherd. [18] And the LORD said unto Moses, Take thee Joshua the son of Nun, a man in whom is the spirit, and lay thine hand upon him; [19] And set him before Eleazar the priest, and before all the congregation; and give him a charge in their sight. [20] And thou shalt put some of thine honour upon him, that all the congregation of the children of Israel may be obedient. [21] And he shall stand before Eleazar the priest, who shall ask counsel for him after the judgment of Urim before the LORD: at his word shall they go out, and at his word they shall come in, both he, and all the children of Israel with him, even all the congregation. [22] And Moses did as the LORD commanded him: and he took Joshua, and set him before Eleazar the priest, and before all the congregation: [23] And he laid his hands upon him, and gave him a charge, as the LORD commanded by the hand of Moses.