BIJBELBOEK PREDIKER -- Pr 2 -- Structuur -- Taalgebruik -- Commentaar -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Pr (Prediker) -- Pr 2 -- Pr 2,1-26 --

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website

- Hebreeuwse tekst : http://www.mechon-mamre.org/p/pt/pt3102.htm .
- Griekse tekst - Septuaginta : http://www.myriobiblos.gr/bible/ot/chapter.asp?book=27&page=2 . Griekse tekst - Septuaginta .
- Vulgata : . Vulgata .
- Statenvertaling : http://www.statenvertaling.net/bijbel/pred/2.html . Statenvertaling .
- Willibrordvertaling : . Willibrordvertaling .
- De Nieuwe Vertaling : . De Nieuwe Vertaling .
- De Naardense bijbel : http://naardensebijbel.nl/zoek.php . De Naardense bijbel .
- Bible de Jérusalem : http://www.lexilogos.com/bible_multilingue.htm . Bible de Jérusalem .
- King James Bible : http://quod.lib.umich.edu/cgi/k/kjv/kjv-idx?type=DIV1&byte=2546945 . King James Bible .
- Luther Bibel : . Luther Bibel .

Overzicht : - Pr 1 - Pr 2 - Pr 3 - Pr 4 - Pr 5 - Pr 6 - Pr 7 - Pr 8 - Pr 9 - Pr 10 - Pr 11 - Pr 12 -
Tekstuitleg per pericope :
Overzicht vers per vers : - Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht NT
: NT : overzicht , NT : taalgebruik - NT A - NT B - NT C - NT D - NT E - NT F - NT G - NT H - NT I - NT J - NT K - NT L - NT M - NT N - NT O - NT P - NT Q - NT R - NT S - NT T - NT U - NT V - NT W - NT X - NT Y - NT Z - NT : commentaar .


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
 
http://www.bible-history.com/isbe/            
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   Arabisch : http://wjsn.home.xs4all.nl/arab.htm    4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. http://naardensebijbel.nl/zoek.php .
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing  

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA)
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
JAARTAL - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'íbezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , getallen , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , migratie , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen -

Woordenschat

Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

- Pr 1,2 ; 2,21-23 : 18de (achttiende) zondag door het c-jaar . Zie verder : Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 .

ALGEMEEN OVERZICHT

- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken- bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


Pr 2,1-26 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -

Pr 2,1 - Pr 2,1 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1eipon egô en kardia mou deuro dè peirasô se en eufrosunè kai ide en agathô kai idou kai ge touto mataiotès  1 dixi ego in corde meo vadam et affluam deliciis et fruar bonis et vidi quod hoc quoque esset vanitas     1 Ik zeide in mijn hart: Nu, welaan, ik zal u beproeven door vreugde; derhalve zie het goede aan; maar zie, ook dat was ijdelheid.  [1] Ik zei tegen mezelf: Zoek het eens in het plezier en geniet van het goede. Maar ook dat bleek ijdel.   [1] Ik zei tegen mezelf: Kom, laat ik proberen de genoegens van het leven te smaken en te genieten van het goede. Maar ook dat, ontdekte ik, is enkel leegte.   1 ¶ Toen zei ik, ik in mijn hart: ga toch mee, ik zal je beproeven met vreugde: zie het goede eens aan!– maar zie, ook dat bleek ijlheid.   1. Je me suis dit en moi-même : Viens donc que je te fasse éprouver la joie, fais connaissance du bonheur! Eh bien, cela aussi est vanité. 

King James Bible . [1] I said in mine heart, Go to now, I will prove thee with mirth, therefore enjoy pleasure: and, behold, this also is vanity.
Luther-Bibel . 2 1 Ich sprach in meinem Herzen: Wohlan, ich will Wohlleben und gute Tage haben! Aber siehe, das war auch eitel.

Tekstuitleg van Pr 2,1 .

Pr 2,2 - Pr 2,2 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2tô gelôti eipa periforan kai tè eufrosunè ti touto poieis  2 risum reputavi errorem et gaudio dixi quid frustra deciperis     2 Tot het lachen zeide ik: Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze?   [2] Lachen is dwaasheid, zeg ik, en plezier maken levert niets op.   [2] Vrolijkheid, zei ik tegen mezelf, is niet meer dan dwaasheid. En waar leidt vreugde toe?   2 Over lachen moest ik zeggen: gekkigheid!, en over vreugde: wat doet die ertoe?   2. Du rire j'ai dit : « sottise », et de la joie : « à quoi sert-elle ? »  

King James Bible . [2] I said of laughter, It is mad: and of mirth, What doeth it?
Luther-Bibel . 2 Ich sprach zum Lachen: Du bist toll!, und zur Freude: Was schaffst du?

Tekstuitleg van Pr 2,2 .

Pr 2,3 - Pr 2,3 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kateskepsamèn en kardia mou tou elkusai eis oinon tèn sarka mou kai kardia mou ôdègèsen en sofia kai tou kratèsai ep' afrosunè eôs ou idô poion to agathon tois uiois tou anthrôpou o poièsousin upo ton èlion arithmon èmerôn zôès autôn   3 cogitavi in corde meo abstrahere a vino carnem meam ut animum meum transferrem ad sapientiam devitaremque stultitiam donec viderem quid esset utile filiis hominum quod facto opus est sub sole numero dierum vitae suae     3 Ik heb in mijn hart nagespeurd, om mijn vlees op te houden in den wijn, (nochtans leidende mijn hart in wijsheid) en om de dwaasheid vast te houden, totdat ik zou zien wat den kinderen der mensen het best ware, dat zij doen zouden onder den hemel, gedurende het getal der dagen huns levens. [3] Zo heb ik het ook eens geprobeerd met de wijn. Het was de wijsheid die mij dat ingaf: ik wilde erachter komen of in de dwaasheid misschien het geluk ligt waarvoor de mensen werken onder de zon, heel hun kortstondig bestaan.   [3] Ik heb mezelf ondergedompeld in de vrolijkheid van de wijn, en ik greep die dwaasheid aan om te onderzoeken of ik in mijn wijsheid – want die behield altijd de overhand – kon ontdekken wat een mens het beste doen kan, dat luttel aantal levensdagen dat hij doorbrengt onder de hemel.   3 Ik speurde ernaar in mijn hart om mijn lichaam te laven met wijn,– wel mijn hart leidend met wijsheid,– en om mij vast te houden aan dwaasheid, totdat ik zou zien wat voor de kinderen van Adam het beste is om onder de hemel te doen tijdens het aftellen van hun levensdagen.   3. J'ai décidé en moi-même de livrer mon corps à la boisson tout en menant mon cœur dans la sagesse, de m'attacher à la folie pour voir ce qu'il convient aux hommes de faire sous le ciel, tous les jours de leur vie. 

King James Bible . [3] I sought in mine heart to give myself unto wine, yet acquainting mine heart with wisdom; and to lay hold on folly, till I might see what was that good for the sons of men, which they should do under the heaven all the days of their life.
Luther-Bibel . 3 Da dachte ich in meinem Herzen, meinen Leib mit Wein zu laben, doch so, dass mein Herz mich mit Weisheit leitete, und mich an Torheit zu halten, bis ich sähe, was den Menschen zu tun gut wäre, solange sie unter dem Himmel leben.

Tekstuitleg van Pr 2,3 .

Pr 2,4 - Pr 2,4 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4emegaluna poièma mou ôkodomèsa moi oikous efuteusa moi ampelônas  4 magnificavi opera mea aedificavi mihi domos plantavi vineas     4 Ik maakte mij grote werken, ik bouwde mij huizen, ik plantte mij wijngaarden.  [4] Ik heb grootse werken ondernomen. Huizen heb ik gebouwd en wijngaarden geplant.    [4] Ook heb ik grootse dingen ondernomen: Ik heb voor mezelf paleizen gebouwd en wijngaarden geplant.    4 Ik deed grote dingen: ik bouwde mijn huizen, plantte mijn wijngaarden. 4. J'ai fait grand. Je me suis bâti des palais, je me suis planté des vignes,  

King James Bible . [4] I made me great works; I builded me houses; I planted me vineyards:
Luther-Bibel . 4 Ich tat große Dinge: Ich baute mir Häuser, ich pflanzte mir Weinberge,

Tekstuitleg van Pr 2,4 .

Pr 2,5 - Pr 2,5 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5epoièsa moi kèpous kai paradeisous kai efuteusa en autois xulon pan karpou 5 feci hortos et pomeria et consevi ea cuncti generis arboribus    5 Ik maakte mij hoven en lusthoven, en ik plantte bomen in dezelve, van allerlei vrucht.   [5] Ik heb tuinen en parken* aangelegd en ze met allerlei fruitbomen volgeplant.  [5] Ik heb tuinen en parken aangelegd en daarin een keur van vruchtbomen geplant.    5 Ik maakte voor mijzelf tuinen en paradijzen; ik plantte daarin geboomte met elke soort vrucht. 5. je me suis fait des jardins et des vergers et j'y ai planté tous les arbres fruitiers. 

King James Bible . [5] I made me gardens and orchards, and I planted trees in them of all kind of fruits:
Luther-Bibel . 5 ich machte mir Gärten und Lustgärten und pflanzte allerlei fruchtbare Bäume hinein;

Tekstuitleg van Pr 2,5 .

Pr 2,6 - Pr 2,6 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6epoièsa moi kolumbèthras udatôn tou potisai ap' autôn drumon blastônta xula  6 extruxi mihi piscinas aquarum ut inrigarem silvam lignorum germinantium    6 Ik maakte mij vijvers van wateren, om daarmede te bewateren het woud, dat met bomen groende.   [6] Ik heb vijvers aangelegd om een bos van jonge bomen te bevloeien.   [6] Ik heb waterbekkens gegraven om een bos met jonge bomen te bevloeien.   6 Ik maakte watervijvers,– om daaruit te drinken te geven aan een woud waarin net bomen ontsproten.   6. Je me suis fait des citernes pour arroser de leur eau les jeunes arbres de mes plantations. 

King James Bible . [6] I made me pools of water, to water therewith the wood that bringeth forth trees:
Luther-Bibel . 6 ich machte mir Teiche, daraus zu bewässern den Wald der grünenden Bäume.

Tekstuitleg van Pr 2,6 .

Pr 2,7 - Pr 2,7 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7ektèsamèn doulous kai paidiskas kai oikogeneis egenonto moi kai ge ktèsis boukoliou kai poimniou pollè egeneto moi uper pantas tous genomenous emprosthen mou en ierousalèm  7 possedi servos et ancillas multamque familiam habui armenta quoque et magnos ovium greges ultra omnes qui fuerunt ante me in Hierusalem    7 Ik kreeg knechten en maagden, en ik had kinderen des huizes; ook had ik een groot bezit van runderen en schapen, meer dan allen, die voor mij te Jeruzalem geweest waren.  [7] Ik kocht slaven en slavinnen en kreeg* er nog bij door geboorte. Mijn veestapel van runderen en schapen was groter dan die van al* mijn voorgangers in Jeruzalem.   [7] Ik heb slaven en slavinnen gekocht, en ook hun kinderen werden slaven in mijn huis. Ik bezat talrijke runderen, schapen en geiten, meer dan iedereen die voor mij in Jeruzalem heeft geregeerd.   7 Ik verwierf mij dienstknechten en slavinnen, en ‘zonen des huizes’ werden de mijne; ook verwerf van ploegvee en wolvee kwam mij toe in overvloed, meer dan allen die er vóór mijn aanschijn uit in Jeruzalem zijn geweest.  7. J'ai acquis des esclaves et des servantes, j'ai eu des domestiques et des troupeaux, du gros et du petit bétail en abondance, plus que quiconque avant moi à Jérusalem.  

King James Bible . [7] I got me servants and maidens, and had servants born in my house; also I had great possessions of great and small cattle above all that were in Jerusalem before me:
Luther-Bibel . 7 Ich erwarb mir Knechte und Mägde und hatte auch Gesinde, im Hause geboren; ich hatte eine größere Habe an Rindern und Schafen als alle, die vor mir zu Jerusalem waren.

Tekstuitleg van Pr 2,7 .

Pr 2,8 - Pr 2,8 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8sunègagon moi kai ge argurion kai chrusion kai periousiasmous basileôn kai tôn chôrôn epoièsa moi adontas kai adousas kai entrufèmata uiôn tou anthrôpou oinochoon kai oinochoas  8 coacervavi mihi argentum et aurum et substantias regum ac provinciarum feci mihi cantores et cantrices et delicias filiorum hominum scyphos et urceos in ministerio ad vina fundenda     8 Ik vergaderde mij ook zilver en goud, en kleinoden der koningen en der landschappen; ik bestelde mij zangers en zangeressen, en wellustigheden der mensenkinderen, snarenspel, ja, allerlei snarenspel.   [8] Ook stapelde ik kostbaarheden op: zilver en goud uit alle koninkrijken en provincies. Ik hield er zangers en zangeressen op na, en vrouwen, mooie vrouwen, waar een man van geniet.   [8] Ik heb goud en zilver opgestapeld en in de rijkdom gedeeld van koningen en landen. Ik heb zangers en zangeressen aangesteld en het genot geproefd van vele, vele vrouwen.   8 Ik stapelde mij ook zilver en goud op, en het kostbaarste van koningen en landschappen; ik bedeed mij met zangers en zangeressen en de genoegens van de zonen van Adam: een vrouw en vele vrouwen…  8. Je me suis amassé aussi de l'argent et de l'or, le trésor des rois et des provinces. Je me suis procuré chanteurs et chanteuses et tout le luxe des enfants des hommes, coffret par coffret. 

King James Bible . [8] I gathered me also silver and gold, and the peculiar treasure of kings and of the provinces: I gat me men singers and women singers, and the delights of the sons of men, as musical instruments, and that of all sorts.
Luther-Bibel . 8 Ich sammelte mir auch Silber und Gold und was Könige und Länder besitzen; ich beschaffte mir Sänger und Sängerinnen und die Wonne der Menschen, Frauen in Menge,

Tekstuitleg van Pr 2,8 .

Pr 2,9 - Pr 2,9 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai emegalunthèn kai prosethèka para pantas tous genomenous emprosthen mou en ierousalèm kai ge sofia mou estathè moi  9 et supergressus sum opibus omnes qui fuerunt ante me in Hierusalem sapientia quoque perseveravit mecum    9 En ik werd groot, en nam toe, meer dan iemand, die voor mij te Jeruzalem geweest was; ook bleef mijn wijsheid mij bij.   [9] Ik werd machtiger en rijker dan al mijn voorgangers in Jeruzalem; bovendien had ik mijn wijsheid.   [9] Grootse dingen heb ik ondernomen en meer bezit vergaard dan iedereen die voor mij in Jeruzalem heeft geregeerd. En bij alles wat ik voor mezelf verworven had, behield ik ook mijn wijsheid.   9 Ik werd groot en nam toe, meer dan al wie er voor mijn aanschijn uit in Jeruzalem is geweest; toch bleef mijn wijsheid mij bijstaan.   9. Je me suis élevé et j'ai surpassé quiconque était avant moi à Jérusalem, et ma sagesse m'est restée. 

King James Bible . [9] So I was great, and increased more than all that were before me in Jerusalem: also my wisdom remained with me.
Luther-Bibel . 9 und war größer als alle, die vor mir zu Jerusalem waren. Auch da blieb meine Weisheit bei mir.

Tekstuitleg van Pr 2,9 .

Pr 2,10 - Pr 2,10 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai pan o ètèsan oi ofthalmoi mou ouch ufeilon ap' autôn ouk apekôlusa tèn kardian mou apo pasès eufrosunès oti kardia mou eufranthè en panti mochthô mou kai touto egeneto meris mou apo pantos mochthou mou  10 et omnia quae desideraverunt oculi mei non negavi eis nec prohibui cor quin omni voluptate frueretur et oblectaret se in his quae paraveram et hanc ratus sum partem meam si uterer labore meo     10 En al wat mijn ogen begeerden, dat onttrok ik hun niet; ik wederhield mijn hart niet van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van al mijn arbeid.   [10] Alles wat mijn ogen verlangden heb ik gepakt; geen genoegen heb ik mij ontzegd. Naar hartelust genoot ik van alles wat ik verworven had. Dat althans had ik met mijn zwoegen bereikt.   [10] Alles wat mijn ogen vroegen heb ik ze gegund, elke vreugde die mijn hart verlangde heb ik het gegeven, en ik genoot naar hartelust van al het goede dat ik had verworven. Het was het loon voor mijn gezwoeg.   10 Al wat mijn ogen vroegen heb ik hun niet ontrukt; ik heb mijn hart geen enkele vreugde onthouden, nee, mijn hart heeft zich mogen verheugen na al mijn gezwoeg, dat was mijn deel na al mijn gezwoeg.   10. Je n'ai rien refusé à mes yeux de ce qu'ils désiraient, je n'ai privé mon cœur d'aucune joie, car je me réjouissais de tout mon travail et cela fut mon sort dans tout mon travail.  

King James Bible . [10] And whatsoever mine eyes desired I kept not from them, I withheld not my heart from any joy; for my heart rejoiced in all my labour: and this was my portion of all my labour.
Luther-Bibel . 10 Und alles, was meine Augen wünschten, das gab ich ihnen und verwehrte meinem Herzen keine Freude, sodass es fröhlich war von aller meiner Mühe; und das war mein Teil von aller meiner Mühe.

Tekstuitleg van Pr 2,10 .

Pr 2,11 - Pr 2,11 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai epeblepsa egô en pasin poièmasin mou ois epoièsan ai cheires mou kai en mochthô ô emochthèsa tou poiein kai idou ta panta mataiotès kai proairesis pneumatos kai ouk estin perisseia upo ton èlion  11 cumque me convertissem ad universa opera quae fecerant manus meae et ad labores in quibus frustra sudaveram vidi in omnibus vanitatem et adflictionem animi et nihil permanere sub sole     11 Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon.   [11] Maar toen ik terugkeek op alles wat ik gepresteerd had en op al de moeite die mij dat gekost had, stelde ik vast: het is allemaal ijdel en grijpen naar wind. Er valt niets mee te winnen onder de zon. [  [11] Maar toen nam ik alles wat ik ondernomen had nog eens in ogenschouw, alles wat mijn moeizaam gezwoeg me opgeleverd had, en ik zag in dat het allemaal maar lucht en najagen van wind was. Het had geen enkel nut onder de zon.  11 Maar ik wendde mij, ik, naar al mijn daden die mijn handen hadden gedaan en het gezwoeg waarmee ik had moeten zwoegen om ze te doen,– en zie het was alles ijlheid en najagen van wind, zonder enig blijvend voordeel onder de zon.   11. Alors je réfléchis à toutes les œuvres de mes mains et à toute la peine que j'y avais prise, eh bien, tout est vanité et poursuite de vent, il n'y a pas de profit sous le soleil!  

King James Bible . [11] Then I looked on all the works that my hands had wrought, and on the labour that I had laboured to do: and, behold, all was vanity and vexation of spirit, and there was no profit under the sun.
Luther-Bibel . 11 Als ich aber ansah alle meine Werke, die meine Hand getan hatte, und die Mühe, die ich gehabt hatte, siehe, da war es alles eitel und Haschen nach Wind und kein Gewinn unter der Sonne.

Tekstuitleg van Pr 2,11 .

Pr 2,12 - Pr 2,12 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12kai epeblepsa egô tou idein sofian kai periforan kai afrosunèn oti tis o anthrôpos os epeleusetai opisô tès boulès ta osa epoièsen autèn  12 transivi ad contemplandam sapientiam erroresque et stultitiam quid est inquam homo ut sequi possit regem factorem suum     12 Daarna wendde ik mij, om te zien wijsheid, ook onzinnigheden en dwaasheid; want hoe zou een mens, die den koning nakomen zal, doen hetgeen alrede gedaan is?  12] Toen richtte ik mijn aandacht weer op de wijsheid en vergeleek haar met dwaasheid en domheid. Wat kan een opvolger doen? Niets* meer dan zijn voorganger.   [12] Ik nam nog eens in ogenschouw wat wijs is, en wat dwaas en onverstandig is. Wat zou de koning na mij doen met alles wat zijn voorgangers tot stand hebben gebracht?   12 ¶ Ik wendde mij, ik, om wijsheid te zien, gekkigheid en dwaasheid,– want wat moet de mens die ná de koning komt met al wat die reeds heeft gedaan?–   12. Puis je me mis à réfléchir sur la sagesse, la sottise et la folie : Voyons, que fera le successeur du roi ? Ce qu'on a déjà fait.  

King James Bible . [12] And I turned myself to behold wisdom, and madness, and folly: for what can the man do that cometh after the king? even that which hath been already done.
Luther-Bibel . 12 Da wandte ich mich, zu betrachten die Weisheit und die Tollheit und Torheit. Denn was wird der Mensch tun, der nach dem König kommen wird? Was man schon längst getan hat.

Tekstuitleg van Pr 2,12 .

Pr 2,13 - Pr 2,13 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai eidon egô oti estin perisseia tè sofia uper tèn afrosunèn ôs perisseia tou fôtos uper to skotos  13 et vidi quia tantum praecederet sapientia stultitiam quantum differt lux tenebris     13 Toen zag ik, dat de wijsheid uitnemendheid heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht uitnemendheid heeft boven de duisternis.   [13] Ik weet wel dat wijsheid een voordeel heeft op dwaasheid, zoals licht een voordeel heeft op duisternis:   [13] Zeker, ik zag wel in dat wijsheid nuttiger is dan dwaasheid, zoals het licht nuttiger is dan de duisternis.   13 ik zag, ik, dat de wijsheid zoveel vóór heeft op de dwaasheid,– als het licht voor heeft op het duister:   13. J'ai vu qu'il y avait avantage de la sagesse sur la folie comme du jour sur l'obscurité.  

King James Bible . [13] Then I saw that wisdom excelleth folly, as far as light excelleth darkness.
Luther-Bibel . 13 Da sah ich, dass die Weisheit die Torheit übertrifft wie das Licht die Finsternis;

Tekstuitleg van Pr 2,13 .

Pr 2,13.9. hâ´ôr (het licht) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ´ôr (licht) . Taalgebruik in Tenakh : ´ôr (licht) . Getalwaarde : aleph = 1 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal : 27 (3³) OF 207 (3³ X 23) . Structuur : 1 - 6 - 2 . Tenakh (6) : (1) Gn 1,4 . (2) Gn 1,18 . (3) Re 19,26 . (4) Pr 2,13 . (5) Pr 11,7 . (6) Neh 8,3 .
- fôs (licht) .Taalgebruik in het NT : fôs (licht) . Taalgebruik in de LXX : fôs (licht) . Pr (2) : (1) Job 11,7 . (2) Job 12,2 . Een vorm van fôs (licht) in de bijbel (209) , het OT (176) , het NT (73) .

fôs (licht)   bijbel OT NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br. Apk syn.  ev.  P..  A. b.
nom. enk.  fôs 143  102  41  14  10  24 
gen. enk. fôtos  38  25  13       
dat. enk. fôti   23  15      5  
acc. enk. fôta                     
totaal 209  146  63  18  10  19  13  31  13 

- Lat. lux / lumen . lux : Pr (1) : Pr 2,13 . lumen . Pr (2) : (1) Job 11,7 . (2) Job 12,2 . Fr. lumière . E. light . D. Licht . Arabisch : nûr (licht) . Taalgebruik in de Koran : nûr (licht) .

Pr 2,13.11. hachosjèkh (de duisternis) < bepaald lidw. ha + chosjèkh (duisternis) . Taalgebruik in Tenakh : chosjèkh (duisternis) . Getalwaarde : chet = 8 , sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41) . Structuur : 8 - 3 - 2 . Tenakh (6) : (1) Gn 1,4 . (2) Gn 1,18 . (3) Dt 5,23 . (4) Js 60,2 . (5) Pr 2,13 . (6) Pr 11,8 .
- Grieks . skotos (duisternis) . Taalgebruik in het NT : skotos (duisternis) . Taalgebruik in de Septuaginta : skotos (duisternis) . Pr (1) : Pr 2,13 . Een vorm van skotos (duisternis) in de Septuaginta (120) , in het NT (30) .
- Latijn . dat. + abl. mv. tenebris van het zelfst. naamw. tenebrae . Fr. ténèbres . E. darkness . D. Finsternis . Pr (3) : (1) Pr 2,13 . (2) Pr 2,14 . (3) Pr 5,16 .

Pr 2,14 - Pr 2,14 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14tou sofou oi ofthalmoi autou en kefalè autou kai o afrôn en skotei poreuetai kai egnôn kai ge egô oti sunantèma en sunantèsetai tois pasin autois  14 sapientis oculi in capite eius stultus in tenebris ambulat et didici quod unus utriusque esset interitus     14 De ogen des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, dat enerlei geval hun allen bejegent.   [14] een wijze heeft ogen in zijn hoofd, terwijl een dwaas in het duister* tast. Maar tegelijk stel ik vast dat beiden eenzelfde lot beschoren is.   [14] Een wijze ziet tenminste wat hij doet, terwijl een dwaas in het duister tast. Maar ik weet ook dit: beiden treft hetzelfde lot.   14 de wijze heeft zijn ogen in zijn hoofd en de dwaas wandelt in het duister; maar ik heb ook moeten erkennen, ik, dat éénzelfde lot hen allen treft,   14. Le sage a les yeux ouverts, mais l'insensé marche dans les ténèbres. Et je sais, moi aussi, qu'ils auront tous deux le même sort. 

King James Bible . [14] The wise man's eyes are in his head; but the fool walketh in darkness: and I myself perceived also that one event happeneth to them all.
Luther-Bibel . 14 dass der Weise seine Augen im Kopf hat, aber die Toren in der Finsternis gehen; und ich merkte doch, dass es dem einen geht wie dem andern.

Tekstuitleg van Pr 2,14 .

Pr 2,15 - Pr 2,15 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai eipa egô en kardia mou ôs sunantèma tou afronos kai ge emoi sunantèsetai moi kai ina ti esofisamèn egô tote perisson elalèsa en kardia mou dioti afrôn ek perisseumatos lalei oti kai ge touto mataiotès 15 et dixi in corde meo si unus et stulti et meus occasus erit quid mihi prodest quod maiorem sapientiae dedi operam locutusque cum mente mea animadverti quod hoc quoque esset vanitas     15 Dies zeide ik in mijn hart: Gelijk het den dwaze bejegent, zal het ook mijzelven bejegenen; waarom heb ik dan toen meer naar wijsheid gestaan? Toen sprak ik in mijn hart, dat ook hetzelve ijdelheid was.   [15] Daarom zei ik tegen mezelf: Als mijn lot hetzelfde is als dat van een dwaas, waartoe heeft mijn wijsheid dan gediend? Zo kwam ik tot de conclusie: ook dat is ijdel. [  [15] Wat de dwaas treft, treft ook mij, zei ik tegen mezelf, dus waarvoor ben ik eigenlijk zo uitermate wijs geweest? Ook dat is enkel leegte.   15 en ik moest zeggen in mijn hart, ik: als het lot van de dwaas ook mij treft, waarvoor ben ik dan, ik, zo wijs geweest zonder baat? En ik sprak in mijn hart uit dat ook dat ijlheid is,   15. Alors je me dis en moi-même : « Le sort de l'insensé sera aussi le mien, pourquoi donc avoir été sage ? » Je me dis que cela aussi est vanité.  

King James Bible . [15] Then said I in my heart, As it happeneth to the fool, so it happeneth even to me; and why was I then more wise? Then I said in my heart, that this also is vanity.
Luther-Bibel . 15 Da dachte ich in meinem Herzen: Wenn es denn mir geht wie dem Toren, warum hab ich dann nach Weisheit getrachtet? Da sprach ich in meinem Herzen: Auch das ist eitel.

Tekstuitleg van Pr 2,15 .

Pr 2,16 - Pr 2,16 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16oti ouk estin mnèmè tou sofou meta tou afronos eis aiôna kathoti èdè ai èmerai ai erchomenai ta panta epelèsthè kai pôs apothaneitai o sofos meta tou afronos  16 non enim erit memoria sapientis similiter ut stulti in perpetuum et futura tempora oblivione cuncta pariter obruent moritur doctus similiter et indoctus     16 Want er zal in eeuwigheid niet meer gedachtenis van een wijze, dan van een dwaas zijn; aangezien hetgeen nu is, in de toekomende dagen altemaal vergeten wordt; en hoe sterft de wijze met den zot?   16] Aan een wijze blijft men evenmin denken als aan een dwaas. Op den duur worden beiden vergeten. Het is treurig, maar de wijze sterft evenals de dwaas.   [16] Want zowel de wijze als de dwaas zal snel worden vergeten, beiden worden ze voorgoed vergeten. Hoe bitter dat de wijze sterft, niet anders dan de dwaas.   16 want net zo min als voor de dwaas is er voor de wijze gedachtenis voor eeuwig; in wat zich reeds aandient van de dagen die komen wordt alles vergeten,– ach, de wijze sterft net zo goed als de dwaas!   16. Il n'y a pas de souvenir durable du sage ni de l'insensé, et dans les jours suivants, tous deux sont oubliés : le sage meurt bel et bien avec l'insensé.  

King James Bible . [16] For there is no remembrance of the wise more than of the fool for ever; seeing that which now is in the days to come shall all be forgotten. And how dieth the wise man? as the fool.
Luther-Bibel . 16 Denn man gedenkt des Weisen nicht für immer, ebenso wenig wie des Toren, und in künftigen Tagen ist alles vergessen. Wie stirbt doch der Weise samt dem Toren!

Tekstuitleg van Pr 2,16 .

Pr 2,17 - Pr 2,17 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17kai emisèsa sun tèn zôèn oti ponèron ep' eme to poièma to pepoièmenon upo ton èlion oti ta panta mataiotès kai proairesis pneumatos  17 et idcirco taeduit me vitae meae videntem mala esse universa sub sole et cuncta vanitatem atque adflictionem spiritus     17 Daarom haatte ik dit leven, want dit werk dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt; want het is al ijdelheid en kwelling des geestes.   [17] Ik begon het leven te haten; al het gedoe onder de zon stond mij tegen. Het is allemaal ijdel en grijpen naar wind.   [17] Ik kreeg een afkeer van het leven. Elke bezigheid onder de zon ging me tegenstaan, want het is niet meer dan lucht en najagen van wind.   17 ¶ En ik begon het leven te haten, omdat het mij een kwaad toescheen, alle doen dat onder de zon wordt gedaan; ja, het is alles ijlheid en een najagen van wind.   17. Je déteste la vie, car ce qui se fait sous le soleil me déplaît : tout est vanité et poursuite de vent.  

King James Bible . [17] Therefore I hated life; because the work that is wrought under the sun is grievous unto me: for all is vanity and vexation of spirit.
Luther-Bibel . 17 Darum verdross es mich zu leben, denn es war mir zuwider, was unter der Sonne geschieht, dass alles eitel ist und Haschen nach Wind.

Tekstuitleg van Pr 2,17 .

7. hamma`äshèh (de daad, het werk) < bepaald lidw. ha + ma`äshèh (daad, werk) . Taalgebruik in Tenakh : ma`ashè (daad, werk) . Tenakh (12) : (1) Gn 44,15 . (2) Ex 18,20 . (3) Re 2,10 . (4) 1 S 20,19 . (5) 1 K 13,11 . (6) Ez 46,1 . (7) Pr 2,17 . (8) Pr 3,11 . (9) Pr 3,17 . (10) Pr 4,3 . (11) Pr 4,4 . (12) Pr 8,17 .

Pr 2,18 - Pr 2,18 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai emisèsa egô sun panta mochthon mou on egô mochthô upo ton èlion oti afiô auton tô anthrôpô tô ginomenô met' eme  18 rursum detestatus sum omnem industriam meam quae sub sole studiosissime laboravi habiturus heredem post me    18 Ik haatte ook al mijn arbeid, dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien zou achterlaten aan een mens, die na mij wezen zal.   [18] Het vreselijkste leek mij dat ik alles wat ik met mijn harde werken onder de zon had bereikt, voor mijn opvolger moest achterlaten.   [18] Van alles waarvoor ik me had afgebeuld onder de zon kreeg ik een afkeer. Ik zou het moeten achterlaten voor mijn opvolger,   18 Ik begon, ik, al mijn gezwoeg te haten waarmee ik zwoegde onder de zon,– dat ik eens moet overlaten aan de mens die er zijn zal ná mij;   18. Je déteste le travail pour lequel j'ai pris de la peine sous le soleil, et que je laisse à mon successeur :  

King James Bible . [18] Yea, I hated all my labour which I had taken under the sun: because I should leave it unto the man that shall be after me.
Luther-Bibel . 18 Und mich verdross alles, um das ich mich gemüht hatte unter der Sonne, weil ich es einem Menschen lassen muss, der nach mir sein wird.

Tekstuitleg van Pr 2,18 .

Pr 2,19 - Pr 2,19 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai tis oiden ei sofos estai è afrôn kai exousiazetai en panti mochthô mou ô emochthèsa kai ô esofisamèn upo ton èlion kai ge touto mataiotès  19 quem ignoro utrum sapiens an stultus futurus sit et dominabitur in laboribus meis quibus desudavi et sollicitus fui et est quicquam tam vanum     19 Want wie weet, of hij wijs zal zijn, of dwaas? Evenwel zal hij heersen over al mijn arbeid, dien ik bearbeid heb en dien ik wijselijk beleid heb onder de zon. Dat is ook ijdelheid.   [19] En wie weet of hij een wijs man zal zijn of een dwaas? Toch zal hij beschikken over alles wat ik onder de zon met wijsheid bij elkaar gebracht heb. Ook dat is ijdel.   [19] en wie zou kunnen zeggen of hij wijs of dwaas zou zijn? Toch zou hij de macht verwerven over alles wat ik met mijn wijsheid had bereikt. Ook dat is enkel leegte.   19 en wie weet of hij een wijze zal zijn of een dwaas?, maar hij zal heersen over al mijn gezwoeg waarmee ik heb gezwoegd en wijs geweest ben onder de zon: ook dat is ijlheid!   19. qui sait s'il sera sage ou fou ? Pourtant il sera maître de tout mon travail pour lequel j'ai pris de la peine et me suis comporté avec sagesse sous le soleil; cela aussi est vanité. 

King James Bible . [19] And who knoweth whether he shall be a wise man or a fool? yet shall he have rule over all my labour wherein I have laboured, and wherein I have shewed myself wise under the sun. This is also vanity.
Luther-Bibel . 19 Denn wer weiß, ob er weise oder töricht sein wird und soll doch herrschen über alles, was ich mit Mühe und Weisheit geschafft habe unter der Sonne. Das ist auch eitel.

Tekstuitleg van Pr 2,19 .

Pr 2,20 - Pr 2,20 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai epestrepsa egô tou apotaxasthai tè kardia mou epi panti tô mochthô ô emochthèsa upo ton èlion  20 unde cessavi renuntiavitque cor meum ultra laborare sub sole     20 Daarom keerde ik mij om, om mijn hart te doen wanhopen over al den arbeid, dien ik bearbeid heb onder de zon.   [20] Ik zag geen enkele zin meer in al mijn harde werken en tobben onder de zon.   [20] Vertwijfeling beving me over alles wat ik had verworven en waarvoor ik had gezwoegd onder de zon.   20 Ik draaide en draaide, ik, en bracht mijn hart tot vertwijfeling,– over al het gezwoeg waarmee ik gezwoegd heb onder de zon.   20. Mon cœur en est venu à se décourager pour toute la peine que j'ai prise sous le soleil.  

King James Bible . [20] Therefore I went about to cause my heart to despair of all the labour which I took under the sun.
Luther-Bibel . 20 Da wandte ich mich dahin, dass ich mein Herz verzweifeln ließ an allem, um das ich mich mühte unter der Sonne.

Tekstuitleg van Pr 2,20 .

Pr 2,21 - Pr 2,21 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT 18de (achttiende) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21oti estin anthrôpos ou mochthos autou en sofia kai en gnôsei kai en andreia kai anthrôpos os ouk emochthèsen en autô dôsei autô merida autou kai ge touto mataiotès kai ponèria megalè  21 nam cum alius laboret in sapientia et doctrina et sollicitudine homini otioso quaesita dimittit et hoc ergo vanitas et magnum malum    Er zijn mensen die zich aftobben met inspanningen vol zakengeest en inzicht, maar wat ze verdienen moeten ze afgeven aan anderen, die zich niet inspanden. Ook dat is ijdelheid en grote onbillijkheid.   21 Want er is een mens, wiens arbeid in wijsheid, en in wetenschap, en in geschiktheid is; nochtans zal hij dien overgeven tot zijn deel, aan een mens, die daaraan niet gearbeid heeft. Dit is ook ijdelheid en een groot kwaad.   [21] Want als iemand door zijn kennis en wijsheid moeizaam iets gepresteerd heeft, moet hij het toch overlaten aan een ander, die er niets voor gedaan heeft. Ook dat is ijdel, onzinnig.   [21] Ook al is een mens bij alles wat hij heeft bereikt bekwaam te werk gegaan, met wijsheid en kennis van zaken, hij moet het iemand geven die er niets voor heeft gedaan. Ook dat is niets dan leegte en een uiterst kwade zaak. 21 Want is er al een mens wiens zwoegen leidt tot wijsheid, kennis en geschiktheid,– aan een mens die er niet voor heeft gezwoegd moet hij zijn deel overgeven; ook dit is een ijlheid en een groot kwaad.   21. Car voici un homme qui a travaillé avec sagesse, savoir et succès, et il donne sa part à celui qui n'a pas travaillé : cela aussi est vanité, et c'est un tort grave.  

King James Bible . [21] For there is a man whose labour is in wisdom, and in knowledge, and in equity; yet to a man that hath not laboured therein shall he leave it for his portion. This also is vanity and a great evil.
Luther-Bibel . 21 Denn es muss ein Mensch, der seine Arbeit mit Weisheit, Verstand und Geschicklichkeit mühsam getan hat, es einem andern zum Erbteil überlassen, der sich nicht darum gemüht hat. Das ist auch eitel und ein großes Unglück.

Tekstuitleg van Pr 2,21 .

Eerste lezing op de 18de (achttiende) zondag door het c-jaar . Pr 1,2 ; 2,21-23 (Zie verder : Pr 1,2) :
IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker. IJdelheid der ijdelheden, en alles is ijdelheid! Er zijn mensen die zich aftobben met inspanningen vol zakengeest en inzicht, maar wat ze verdienen moeten ze afgeven aan anderen, die zich niet inspanden. Ook dat is ijdelheid en grote onbillijkheid. Wat heeft een mens tenslotte aan al zijn geploeter, en aan de zorgen waarmee hij zich op aarde kwelt? Alle dagen bereiden hem leed, en ergernis is zijn loon; zelfs 's nachts vindt hij geen rust; ook dat is ijdelheid.

Pr 2,22 - Pr 2,22 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT 18de (achttiende) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22oti ti ginetai tô anthrôpô en panti mochthô autou kai en proairesei kardias autou ô autos mochthei upo ton èlion 22 quid enim proderit homini de universo labore suo et adflictione spiritus qua sub sole cruciatus est    Wat heeft een mens tenslotte aan al zijn geploeter, en aan de zorgen waarmee hij zich op aarde kwelt?  22 Wat heeft toch die mens van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten, dien hij is bearbeidende onder de zon?   [22] Wat heeft een mens dan aan zijn harde werken, aan al zijn zorgen en tobben onder de zon?  [22] Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij moeizaam heeft verworven? Hij jaagt het na en zwoegt ervoor onder de zon,   22 Want wat krijgt de mens voor al zijn zwoegen en voor het streven van zijn hart,– waarvoor hij zwoegt onder de zon?   22. Car que reste-t-il à l'homme de toute sa peine et de tout l'effort pour lequel son cœur a peiné sous le soleil ?  

King James Bible . [22] For what hath man of all his labour, and of the vexation of his heart, wherein he hath laboured under the sun?
Luther-Bibel . 22 Denn was kriegt der Mensch von aller seiner Mühe und dem Streben seines Herzens, womit er sich abmüht unter der Sonne?

Tekstuitleg van Pr 2,22 .

Pr 2,23 - Pr 2,23 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT 18de (achttiende) zondag door het c-jaar Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23oti pasai ai èmerai autou algèmatôn kai thumou perispasmos autou kai ge en nukti ou koimatai è kardia autou kai ge touto mataiotès estin  23 cuncti dies eius doloribus et aerumnis pleni sunt nec per noctem mente requiescit et haec non vanitas est     Alle dagen bereiden hem leed, en ergernis is zijn loon; zelfs 's nachts vindt hij geen rust; ook dat is ijdelheid. 23 Want al zijn dagen zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet. Datzelve is ook ijdelheid.  [23] Zijn leven is één lijdensweg, zijn werk een bron van ellende. Zelfs ’s nachts vindt hij geen rust. Ook dat is ijdel.   [23] maar alle dagen van zijn leven brengen hem verdriet, alles wat hij onderneemt brengt hem niets dan smart. Zelfs ’s nachts vindt hij geen rust. Ook dat is leegte.   23 Want al zijn dagen bestaan uit smarten en ergernis is zijn enige bezigheid, zelfs in de nacht gaat zijn hart niet liggen; ook dat is ijlheid, dat.   23. Oui, tous ses jours sont douloureux et sa tâche est pénible; même la nuit il ne peut se reposer, cela aussi est vanité! 

King James Bible . [23] For all his days are sorrows, and his travail grief; yea, his heart taketh not rest in the night. This is also vanity.
Luther-Bibel . 23 Alle seine Tage sind voller Schmerzen, und voll Kummer ist sein Mühen, dass auch sein Herz des Nachts nicht Ruhe findet. Das ist auch eitel.

Tekstuitleg van Pr 2,23 .

Pr 2,24 - Pr 2,24 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24ouk estin agathon en anthrôpô o fagetai kai o pietai kai o deixei tè psuchè autou agathon en mochthô autou kai ge touto eidon egô oti apo cheiros tou theou estin  24 nonne melius est comedere et bibere et ostendere animae suae bona de laboribus suis et hoc de manu Dei est     24 Is het dan niet goed voor den mens, dat hij ete en drinke, en dat hij zijn ziel het goede doe genieten in zijn arbeid? Ik heb ook gezien, dat zulks van de hand Gods is.   [24] Het beste voor de mens is nog: eten* en drinken en genieten van wat hij met veel zwoegen* bereikt heeft. Want ook dat, zo begreep ik, komt uit de hand van God.  [24] Het is daarom nog maar het beste voor een mens dat hij zich aan eten en drinken te goed doet en volop geniet van alles wat hij moeizaam heeft verworven. En ook dat, zo heb ik ingezien, is in de hand van God.   24 Er is geen groter goed voor de mens dan dat hij eten zal en drinken, en zijn ziel het goede zal doen zien met zijn gezwoeg; ook daarvan heb ik ingezien, ik, dat dat uit de hand van God is;  24. Il n'y a de bonheur pour l'homme que dans le manger et le boire et dans le bonheur qu'il trouve dans son travail, et je vois que cela aussi vient de la main de Dieu,  

King James Bible . [24] There is nothing better for a man, than that he should eat and drink, and that he should make his soul enjoy good in his labour. This also I saw, that it was from the hand of God.
Luther-Bibel . 24 Ist's nun nicht besser für den Menschen, dass er esse und trinke und seine Seele guter Dinge sei bei seinem Mühen? Doch dies sah ich auch, dass es von Gottes Hand kommt.

Tekstuitleg van Pr 2,24 .

Pr 2,25 - Pr 2,25 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25oti tis fagetai kai tis feisetai parex autou 25 quis ita vorabit et deliciis affluet ut ego     25 (Want wie zou er van eten, of wie zou zich daartoe haasten, meer dan ik zelf?)   [25] Of je het nu goed hebt of in de zorgen zit, het gaat nooit buiten Hem om.   [25] Want wie, zegt hij, kan zich te goed doen en genieten zonder dat ik ermee instem?  25 want wie kan eten en wie ervan genieten buiten hem om?–   25. car qui mangera et qui boira si cela ne vient de lui ?  

King James Bible . [25] For who can eat, or who else can hasten hereunto, more than I?
Luther-Bibel . 25 Denn wer kann fröhlich essen und genießen ohne ihn?

Tekstuitleg van Pr 2,25 .

Pr 2,26 - Pr 2,26 . Genieten is ijdel . Pr 2,1-26 -- Pr 2 -- Pr 2,1 - Pr 2,2 - Pr 2,3 - Pr 2,4 - Pr 2,5 - Pr 2,6 - Pr 2,7 - Pr 2,8 - Pr 2,9 - Pr 2,10 - Pr 2,11 - Pr 2,12 - Pr 2,13 - Pr 2,14 - Pr 2,15 - Pr 2,16 - Pr 2,17 - Pr 2,18 - Pr 2,19 - Pr 2,20 - Pr 2,21 - Pr 2,22 - Pr 2,23 - Pr 2,24 - Pr 2,25 - Pr 2,26 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26oti tô anthrôpô tô agathô pro prosôpou autou edôken sofian kai gnôsin kai eufrosunèn kai tô amartanonti edôken perispasmon tou prostheinai kai tou sunagagein tou dounai tô agathô pro prosôpou tou theou oti kai ge touto mataiotès kai proairesis pneumatos   26 homini bono in conspectu suo dedit Deus sapientiam et scientiam et laetitiam peccatori autem dedit adflictionem et curam superfluam ut addat et congreget et tradat ei qui placuit Deo sed et hoc vanitas et cassa sollicitudo mentis     26 Want Hij geeft wijsheid, en wetenschap, en vreugde den mens, die goed is voor Zijn aangezicht; maar den zondaar geeft Hij bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat Hij het geve dien, die goed is voor Gods aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes.   [26] Aan* iemand die Hem bevalt, schenkt God wijsheid, kennis en blijdschap. Maar een zondaar laat Hij moeizaam sparen en vergaren om het dan over te dragen aan iemand die Hem bevalt. Ook dat is ijdel en grijpen naar wind.   [26] Aan een mens die hem behaagt geeft hij wijsheid, kennis en vreugde, maar een zondaar legt hij een kwellende bezigheid op: een zondaar moet bezit vergaren voor een mens die God behaagt. Ook dat is enkel lucht en najagen van wind.  26 want aan de mens die goed is voor zijn aanschijn zal hij geven: wijsheid, kennis en vreugde; aan de zondaar zal hij de bezigheid geven om in te zamelen en op te stapelen, om dat te geven aan wie goed is voor het aanschijn van God; maar ook dát is ijlheid en najagen van wind.   26. A qui lui plaît, il donne sagesse, savoir et joie, et au pécheur il donne comme tâche de recueillir et d'amasser pour celui qui plaît à Dieu. Cela aussi est vanité et poursuite de vent. 

King James Bible . [26] For God giveth to a man that is good in his sight wisdom, and knowledge, and joy: but to the sinner he giveth travail, to gather and to heap up, that he may give to him that is good before God. This also is vanity and vexation of spirit.
Luther-Bibel . 26 Denn dem Menschen, der ihm gefällt, gibt er Weisheit, Verstand und Freude; aber dem Sünder gibt er Mühe, dass er sammle und häufe und es doch dem gegeben werde, der Gott gefällt. Auch das ist eitel und Haschen nach Wind.

Tekstuitleg van Pr 2,26 .


- Griekse tekst - Septuaginta

1eipon egô en kardia mou deuro dè peirasô se en eufrosunè kai ide en agathô kai idou kai ge touto mataiotès2tô gelôti eipa periforan kai tè eufrosunè ti touto poieis3kateskepsamèn en kardia mou tou elkusai eis oinon tèn sarka mou kai kardia mou ôdègèsen en sofia kai tou kratèsai ep' afrosunè eôs ou idô poion to agathon tois uiois tou anthrôpou o poièsousin upo ton èlion arithmon èmerôn zôès autôn4emegaluna poièma mou ôkodomèsa moi oikous efuteusa moi ampelônas5epoièsa moi kèpous kai paradeisous kai efuteusa en autois xulon pan karpou6epoièsa moi kolumbèthras udatôn tou potisai ap' autôn drumon blastônta xula7ektèsamèn doulous kai paidiskas kai oikogeneis egenonto moi kai ge ktèsis boukoliou kai poimniou pollè egeneto moi uper pantas tous genomenous emprosthen mou en ierousalèm8sunègagon moi kai ge argurion kai chrusion kai periousiasmous basileôn kai tôn chôrôn epoièsa moi adontas kai adousas kai entrufèmata uiôn tou anthrôpou oinochoon kai oinochoas9kai emegalunthèn kai prosethèka para pantas tous genomenous emprosthen mou en ierousalèm kai ge sofia mou estathè moi10kai pan o ètèsan oi ofthalmoi mou ouch ufeilon ap' autôn ouk apekôlusa tèn kardian mou apo pasès eufrosunès oti kardia mou eufranthè en panti mochthô mou kai touto egeneto meris mou apo pantos mochthou mou11kai epeblepsa egô en pasin poièmasin mou ois epoièsan ai cheires mou kai en mochthô ô emochthèsa tou poiein kai idou ta panta mataiotès kai proairesis pneumatos kai ouk estin perisseia upo ton èlion12kai epeblepsa egô tou idein sofian kai periforan kai afrosunèn oti tis o anthrôpos os epeleusetai opisô tès boulès ta osa epoièsen autèn13kai eidon egô oti estin perisseia tè sofia uper tèn afrosunèn ôs perisseia tou fôtos uper to skotos14tou sofou oi ofthalmoi autou en kefalè autou kai o afrôn en skotei poreuetai kai egnôn kai ge egô oti sunantèma en sunantèsetai tois pasin autois15kai eipa egô en kardia mou ôs sunantèma tou afronos kai ge emoi sunantèsetai moi kai ina ti esofisamèn egô tote perisson elalèsa en kardia mou dioti afrôn ek perisseumatos lalei oti kai ge touto mataiotès16oti ouk estin mnèmè tou sofou meta tou afronos eis aiôna kathoti èdè ai èmerai ai erchomenai ta panta epelèsthè kai pôs apothaneitai o sofos meta tou afronos17kai emisèsa sun tèn zôèn oti ponèron ep' eme to poièma to pepoièmenon upo ton èlion oti ta panta mataiotès kai proairesis pneumatos18kai emisèsa egô sun panta mochthon mou on egô mochthô upo ton èlion oti afiô auton tô anthrôpô tô ginomenô met' eme19kai tis oiden ei sofos estai è afrôn kai exousiazetai en panti mochthô mou ô emochthèsa kai ô esofisamèn upo ton èlion kai ge touto mataiotès20kai epestrepsa egô tou apotaxasthai tè kardia mou epi panti tô mochthô ô emochthèsa upo ton èlion21oti estin anthrôpos ou mochthos autou en sofia kai en gnôsei kai en andreia kai anthrôpos os ouk emochthèsen en autô dôsei autô merida autou kai ge touto mataiotès kai ponèria megalè22oti ti ginetai tô anthrôpô en panti mochthô autou kai en proairesei kardias autou ô autos mochthei upo ton èlion23oti pasai ai èmerai autou algèmatôn kai thumou perispasmos autou kai ge en nukti ou koimatai è kardia autou kai ge touto mataiotès estin24ouk estin agathon en anthrôpô o fagetai kai o pietai kai o deixei tè psuchè autou agathon en mochthô autou kai ge touto eidon egô oti apo cheiros tou theou estin25oti tis fagetai kai tis feisetai parex autou26oti tô anthrôpô tô agathô pro prosôpou autou edôken sofian kai gnôsin kai eufrosunèn kai tô amartanonti edôken perispasmon tou prostheinai kai tou sunagagein tou dounai tô agathô pro prosôpou tou theou oti kai ge touto mataiotès kai proairesis pneumatos

ΕΙΠΟΝ ἐγὼ ἐν καρδίᾳ μου· δεῦρο δὴ πειράσω σε ἐν εὐφροσύνῃ, καὶ ἰδὲ ἐν ἀγαθῷ· καὶ ἰδοὺ καί γε τοῦτο ματαιότης. 2 τῷ γέλωτι εἶπα περιφοράν, καὶ τῇ εὐφροσύνῃ· τί τοῦτο ποιεῖς; 3 καὶ κατεσκεψάμην εἰ ἡ καρδία μου ἑλκύσει ὡς οἶνον τὴν σάρκα μου -καὶ καρδία μου ὡδήγησεν ἐν σοφίᾳ- καὶ τοῦ κρατῆσαι ἐπ᾿ εὐφροσύνην, ἕως οὗ ἴδω ποῖον τὸ ἀγαθὸν τοῖς υἱοῖς τῶν ἀνθρώπων, ὃ ποιήσουσιν ὑπὸ τὸν ἥλιον, ἀριθμὸν ἡμερῶν ζωῆς αὐτῶν. 4 ἐμεγάλυνα ποίημά μου, ᾠκοδόμησά μοι οἴκους. ἐφύτευσά μοι ἀμπελῶνας, 5 ἐποίησά μοι κήπους καὶ παραδείσους καὶ ἐφύτευσα ἐν αὐτοῖς ξύλον πᾶν καρποῦ· 6 ἐποίησά μοι κολυμβήθρας ὑδάτων τοῦ ποτίσαι ἀπ᾿ αὐτῶν δρυμὸν βλαστῶντα ξύλα· 7 ἐκτησάμην δούλους καὶ παιδίσκας, καὶ οἰκογενεῖς ἐγένοντό μοι, καί γε κτῆσις βουκολίου καὶ ποιμνίου πολλὴ ἐγένετό μοι ὑπὲρ πάντας τοὺς γενομένους ἔμπροσθέν μου ἐν ῾Ιερουσαλήμ· 8 συνήγαγόν μοι καί γε ἀργύριον καὶ χρυσίον καὶ περιουσιασμοὺς βασιλέων καὶ τῶν χωρῶν· ἐποίησά μοι ᾄδοντας καὶ ἆδούσας καὶ ἐντρυφήματα υἱῶν ἀνθρώπων, οἰνοχόον καὶ οἰνοχόας· 9 καὶ ἐμεγαλύνθην καὶ προσέθηκα παρὰ πάντας τοὺς γενομένους ἔμπροσθέν μου ἐν ῾Ιερουσαλήμ· καί γε σοφία μου ἐστάθη μοι. 10 καὶ πᾶν, ὃ ᾔτησαν οἱ ὀφθαλμοί μου, οὐκ ἀφεῖλον ἀπ᾿ αὐτῶν, οὐκ ἀπεκώλυσα τὴν καρδίαν μου ἀπὸ πάσης εὐφροσύνης, ὅτι καρδία μου εὐφράνθη ἐν παντὶ μόχθῳ μου, καὶ τοῦτο ἐγένετο μερίς μου ἀπὸ παντὸς μόχθου. 11 καὶ ἐπέβλεψα ἐγὼ ἐν πᾶσι ποιήμασί μου, οἷς ἐποίησαν αἱ χεῖρές μου, καὶ ἐν μόχθῳ, ᾧ ἐμόχθησα τοῦ ποιεῖν, καὶ ἰδοὺ τὰ πάντα ματαιότης καὶ προαίρεσις πνεύματος, καὶ οὐκ ἔστι περισσεία ὑπὸ τὸν ἥλιον. 12 καὶ ἐπέβλεψα ἐγὼ τοῦ ἰδεῖν σοφίαν καὶ περιφορὰν καί ἀφροσύνην· ὅτι τίς ἄνθρωπος, ὃς ἐπελεύσεται ὀπίσω τῆς βουλῆς τὰ ὅσα ἐποίησεν αὐτήν; 13 καὶ εἶδον ἐγὼ ὅτι ἐστὶ περισσεία τῇ σοφίᾳ ὑπὲρ τὴν ἀφροσύνην, ὡς περισσεία τοῦ φωτὸς ὑπὲρ τὸ σκότος. 14 τοῦ σοφοῦ οἱ ὀφθαλμοὶ αὐτοῦ ἐν κεφαλῇ αὐτοῦ, καὶ ὁ ἄφρων ἐν σκότει πορεύεται· καὶ ἔγνων καί γε ἐγὼ ὅτι συνάντημα ἓν συναντήσεται τοῖς πᾶσιν αὐτοῖς. 15 καὶ εἶπα ἐγὼ ἐν καρδίᾳ μου· ὡς συνάντημα τοῦ ἄφρονος καί γε ἐμοὶ συναντήσεταί μοι, καὶ ἱνατί ἐσοφισάμην ἐγώ; τότε περισσὸν ἐλάλησα ἐν καρδίᾳ μου, διότι ὁ ἄφρων ἐκ περισσεύματος λαλεῖ, ὅτι καί γε τοῦτο ματαιότης. 16 ὅτι οὐκ ἔστιν ἡ μνήμη τοῦ σοφοῦ μετὰ τοῦ ἄφρονος εἰς τὸν αἰῶνα, καθότι ἤδη αἱ ἡμέραι ἐρχόμεναι τὰ πάντα ἐπελήσθη· καὶ πῶς ἀποθανεῖται ὁ σοφὸς μετὰ τοῦ ἄφρονος; 17 καὶ ἐμίσησα σὺν τὴν ζωήν, ὅτι πονηρὸν ἐπ᾿ ἐμὲ τὸ ποίημα τὸ πεποιημένον ὑπὸ τὸν ἥλιον, ὅτι πάντα ματαιότης καὶ προαίρεσις πνεύματος. 18 καὶ ἐμίσησα ἐγὼ σὺν πάντα μόχθον μου, ὃν ἐγὼ κοπιῶ ὑπὸ τὸν ἥλιον, ὅτι ἀφίω αὐτὸν τῷ ἀνθρώπῳ τῷ γινομένῳ μετ᾿ ἐμέ· 19 καὶ τίς οἶδεν εἰ σοφὸς ἔσται ἢ ἄφρων; καὶ εἰ ἐξουσιάζεται ἐν παντὶ μόχθῳ μου, ᾧ ἐμόχθησα καὶ ᾧ ἐσοφισάμην ὑπὸ τὸν ἥλιον; καί γε τοῦτο ματαιότης. 20 καὶ ἐπέστρεψα ἐγὼ τοῦ ἀποτάξασθαι τὴν καρδίαν μου ἐν παντὶ μόχθῳ μου, ᾧ ἐμόχθησα ὑπὸ τὸν ἥλιον, 21 ὅτι ἐστὶν ἄνθρωπος, ὅτι μόχθος αὐτοῦ ἐν σοφίᾳ καὶ ἐν γνώσει καὶ ἐν ἀνδρείᾳ, καὶ ἄνθρωπος, ὃς οὐκ ἐμόχθησεν ἐν αὐτῷ, δώσει αὐτῷ μερίδα αὐτοῦ. καί γε τοῦτο ματαιότης καὶ πονηρία μεγάλη· 22 ὅτι γίνεται τῷ ἀνθρώπῳ ἐν παντὶ μόχθῳ αὐτοῦ καὶ ἐν προαιρέσει καρδίας αὐτοῦ, ᾧ αὐτὸς μοχθεῖ ὑπὸ τὸν ἥλιον. 23 ὅτι πᾶσαι αἱ ἡμέραι αὐτοῦ ἀλγημάτων καὶ θυμοῦ περισπασμὸς αὐτοῦ, καί γε ἐν νυκτὶ οὐ κοιμᾶται ἡ καρδία αὐτοῦ· καί γε τοῦτο ματαιότης ἐστίν. 24 οὐκ ἔστιν ἀγαθὸν ἀνθρώπῳ, ὃ φάγεται καὶ ὃ πίεται καὶ ὃ δείξει τῇ ψυχῇ αὐτοῦ ἀγαθὸν ἐν μόχθῳ αὐτοῦ. καί γε τοῦτο εἶδον ἐγὼ ὅτι ἀπὸ χειρὸς τοῦ Θεοῦ ἐστιν· 25 ὅτι τίς φάγεται καὶ τίς πίεται πάρεξ αὐτοῦ; 26 ὅτι τῷ ἀνθρώπῳ τῷ ἀγαθῷ πρὸ προσώπου αὐτοῦ ἔδωκε σοφίαν καὶ γνῶσιν καὶ εὐφροσύνην· καί τῷ ἁμαρτάνοντι ἔδωκε περισπασμὸν τοῦ προσθεῖναι καὶ τοῦ συναγαγεῖν, τοῦ δοῦναι τῷ ἀγαθῷ πρὸ προσώπου τοῦ Θεοῦ· ὅτι καί γε τοῦτο ματαιότης καὶ προαίρεσις πνεύματος.


- Vulgata

1 dixi ego in corde meo vadam et affluam deliciis et fruar bonis et vidi quod hoc quoque esset vanitas 2 risum reputavi errorem et gaudio dixi quid frustra deciperis 3 cogitavi in corde meo abstrahere a vino carnem meam ut animum meum transferrem ad sapientiam devitaremque stultitiam donec viderem quid esset utile filiis hominum quod facto opus est sub sole numero dierum vitae suae 4 magnificavi opera mea aedificavi mihi domos plantavi vineas 5 feci hortos et pomeria et consevi ea cuncti generis arboribus 6 extruxi mihi piscinas aquarum ut inrigarem silvam lignorum germinantium 7 possedi servos et ancillas multamque familiam habui armenta quoque et magnos ovium greges ultra omnes qui fuerunt ante me in Hierusalem 8 coacervavi mihi argentum et aurum et substantias regum ac provinciarum feci mihi cantores et cantrices et delicias filiorum hominum scyphos et urceos in ministerio ad vina fundenda 9 et supergressus sum opibus omnes qui fuerunt ante me in Hierusalem sapientia quoque perseveravit mecum 10 et omnia quae desideraverunt oculi mei non negavi eis nec prohibui cor quin omni voluptate frueretur et oblectaret se in his quae paraveram et hanc ratus sum partem meam si uterer labore meo 11 cumque me convertissem ad universa opera quae fecerant manus meae et ad labores in quibus frustra sudaveram vidi in omnibus vanitatem et adflictionem animi et nihil permanere sub sole 12 transivi ad contemplandam sapientiam erroresque et stultitiam quid est inquam homo ut sequi possit regem factorem suum 13 et vidi quia tantum praecederet sapientia stultitiam quantum differt lux tenebris 14 sapientis oculi in capite eius stultus in tenebris ambulat et didici quod unus utriusque esset interitus 15 et dixi in corde meo si unus et stulti et meus occasus erit quid mihi prodest quod maiorem sapientiae dedi operam locutusque cum mente mea animadverti quod hoc quoque esset vanitas 16 non enim erit memoria sapientis similiter ut stulti in perpetuum et futura tempora oblivione cuncta pariter obruent moritur doctus similiter et indoctus 17 et idcirco taeduit me vitae meae videntem mala esse universa sub sole et cuncta vanitatem atque adflictionem spiritus 18 rursum detestatus sum omnem industriam meam quae sub sole studiosissime laboravi habiturus heredem post me 19 quem ignoro utrum sapiens an stultus futurus sit et dominabitur in laboribus meis quibus desudavi et sollicitus fui et est quicquam tam vanum 20 unde cessavi renuntiavitque cor meum ultra laborare sub sole 21 nam cum alius laboret in sapientia et doctrina et sollicitudine homini otioso quaesita dimittit et hoc ergo vanitas et magnum malum 22 quid enim proderit homini de universo labore suo et adflictione spiritus qua sub sole cruciatus est 23 cuncti dies eius doloribus et aerumnis pleni sunt nec per noctem mente requiescit et haec non vanitas est 24 nonne melius est comedere et bibere et ostendere animae suae bona de laboribus suis et hoc de manu Dei est 25 quis ita vorabit et deliciis affluet ut ego 26 homini bono in conspectu suo dedit Deus sapientiam et scientiam et laetitiam peccatori autem dedit adflictionem et curam superfluam ut addat et congreget et tradat ei qui placuit Deo sed et hoc vanitas et cassa sollicitudo mentis


- Statenvertaling

1 Ik zeide in mijn hart: Nu, welaan, ik zal u beproeven door vreugde; derhalve zie het goede aan; maar zie, ook dat was ijdelheid. 2 Tot het lachen zeide ik: Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze? 3 Ik heb in mijn hart nagespeurd, om mijn vlees op te houden in den wijn, (nochtans leidende mijn hart in wijsheid) en om de dwaasheid vast te houden, totdat ik zou zien wat den kinderen der mensen het best ware, dat zij doen zouden onder den hemel, gedurende het getal der dagen huns levens. 4 Ik maakte mij grote werken, ik bouwde mij huizen, ik plantte mij wijngaarden. 5 Ik maakte mij hoven en lusthoven, en ik plantte bomen in dezelve, van allerlei vrucht. 6 Ik maakte mij vijvers van wateren, om daarmede te bewateren het woud, dat met bomen groende. 7 Ik kreeg knechten en maagden, en ik had kinderen des huizes; ook had ik een groot bezit van runderen en schapen, meer dan allen, die voor mij te Jeruzalem geweest waren. 8 Ik vergaderde mij ook zilver en goud, en kleinoden der koningen en der landschappen; ik bestelde mij zangers en zangeressen, en wellustigheden der mensenkinderen, snarenspel, ja, allerlei snarenspel. 9 En ik werd groot, en nam toe, meer dan iemand, die voor mij te Jeruzalem geweest was; ook bleef mijn wijsheid mij bij. 10 En al wat mijn ogen begeerden, dat onttrok ik hun niet; ik wederhield mijn hart niet van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van al mijn arbeid. 11 Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon. 12 Daarna wendde ik mij, om te zien wijsheid, ook onzinnigheden en dwaasheid; want hoe zou een mens, die den koning nakomen zal, doen hetgeen alrede gedaan is? 13 Toen zag ik, dat de wijsheid uitnemendheid heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht uitnemendheid heeft boven de duisternis. 14 De ogen des wijzen zijn in zijn hoofd, maar de zot wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, dat enerlei geval hun allen bejegent. 15 Dies zeide ik in mijn hart: Gelijk het den dwaze bejegent, zal het ook mijzelven bejegenen; waarom heb ik dan toen meer naar wijsheid gestaan? Toen sprak ik in mijn hart, dat ook hetzelve ijdelheid was. 16 Want er zal in eeuwigheid niet meer gedachtenis van een wijze, dan van een dwaas zijn; aangezien hetgeen nu is, in de toekomende dagen altemaal vergeten wordt; en hoe sterft de wijze met den zot? 17 Daarom haatte ik dit leven, want dit werk dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt; want het is al ijdelheid en kwelling des geestes. 18 Ik haatte ook al mijn arbeid, dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien zou achterlaten aan een mens, die na mij wezen zal. 19 Want wie weet, of hij wijs zal zijn, of dwaas? Evenwel zal hij heersen over al mijn arbeid, dien ik bearbeid heb en dien ik wijselijk beleid heb onder de zon. Dat is ook ijdelheid. 20 Daarom keerde ik mij om, om mijn hart te doen wanhopen over al den arbeid, dien ik bearbeid heb onder de zon. 21 Want er is een mens, wiens arbeid in wijsheid, en in wetenschap, en in geschiktheid is; nochtans zal hij dien overgeven tot zijn deel, aan een mens, die daaraan niet gearbeid heeft. Dit is ook ijdelheid en een groot kwaad. 22 Wat heeft toch die mens van al zijn arbeid, en van de kwellingen zijns harten, dien hij is bearbeidende onder de zon? 23 Want al zijn dagen zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet. Datzelve is ook ijdelheid. 24 Is het dan niet goed voor den mens, dat hij ete en drinke, en dat hij zijn ziel het goede doe genieten in zijn arbeid? Ik heb ook gezien, dat zulks van de hand Gods is. 25 (Want wie zou er van eten, of wie zou zich daartoe haasten, meer dan ik zelf?) 26 Want Hij geeft wijsheid, en wetenschap, en vreugde den mens, die goed is voor Zijn aangezicht; maar den zondaar geeft Hij bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat Hij het geve dien, die goed is voor Gods aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes.


- Willibrordvertaling

[1] Ik zei tegen mezelf: Zoek het eens in het plezier en geniet van het goede. Maar ook dat bleek ijdel. [2] Lachen is dwaasheid, zeg ik, en plezier maken levert niets op. [3] Zo heb ik het ook eens geprobeerd met de wijn. Het was de wijsheid die mij dat ingaf: ik wilde erachter komen of in de dwaasheid misschien het geluk ligt waarvoor de mensen werken onder de zon, heel hun kortstondig bestaan. [4] Ik heb grootse werken ondernomen. Huizen heb ik gebouwd en wijngaarden geplant. [5] Ik heb tuinen en parken* aangelegd en ze met allerlei fruitbomen volgeplant. [6] Ik heb vijvers aangelegd om een bos van jonge bomen te bevloeien. [7] Ik kocht slaven en slavinnen en kreeg* er nog bij door geboorte. Mijn veestapel van runderen en schapen was groter dan die van al* mijn voorgangers in Jeruzalem. [8] Ook stapelde ik kostbaarheden op: zilver en goud uit alle koninkrijken en provincies. Ik hield er zangers en zangeressen op na, en vrouwen, mooie vrouwen, waar een man van geniet. [9] Ik werd machtiger en rijker dan al mijn voorgangers in Jeruzalem; bovendien had ik mijn wijsheid. [10] Alles wat mijn ogen verlangden heb ik gepakt; geen genoegen heb ik mij ontzegd. Naar hartelust genoot ik van alles wat ik verworven had. Dat althans had ik met mijn zwoegen bereikt. [11] Maar toen ik terugkeek op alles wat ik gepresteerd had en op al de moeite die mij dat gekost had, stelde ik vast: het is allemaal ijdel en grijpen naar wind. Er valt niets mee te winnen onder de zon. [12] Toen richtte ik mijn aandacht weer op de wijsheid en vergeleek haar met dwaasheid en domheid. Wat kan een opvolger doen? Niets* meer dan zijn voorganger. [13] Ik weet wel dat wijsheid een voordeel heeft op dwaasheid, zoals licht een voordeel heeft op duisternis: [14] een wijze heeft ogen in zijn hoofd, terwijl een dwaas in het duister* tast. Maar tegelijk stel ik vast dat beiden eenzelfde lot beschoren is. [15] Daarom zei ik tegen mezelf: Als mijn lot hetzelfde is als dat van een dwaas, waartoe heeft mijn wijsheid dan gediend? Zo kwam ik tot de conclusie: ook dat is ijdel. [16] Aan een wijze blijft men evenmin denken als aan een dwaas. Op den duur worden beiden vergeten. Het is treurig, maar de wijze sterft evenals de dwaas. [17] Ik begon het leven te haten; al het gedoe onder de zon stond mij tegen. Het is allemaal ijdel en grijpen naar wind. [18] Het vreselijkste leek mij dat ik alles wat ik met mijn harde werken onder de zon had bereikt, voor mijn opvolger moest achterlaten. [19] En wie weet of hij een wijs man zal zijn of een dwaas? Toch zal hij beschikken over alles wat ik onder de zon met wijsheid bij elkaar gebracht heb. Ook dat is ijdel. [20] Ik zag geen enkele zin meer in al mijn harde werken en tobben onder de zon. [21] Want als iemand door zijn kennis en wijsheid moeizaam iets gepresteerd heeft, moet hij het toch overlaten aan een ander, die er niets voor gedaan heeft. Ook dat is ijdel, onzinnig. [22] Wat heeft een mens dan aan zijn harde werken, aan al zijn zorgen en tobben onder de zon? [23] Zijn leven is één lijdensweg, zijn werk een bron van ellende. Zelfs 's nachts vindt hij geen rust. Ook dat is ijdel. [24] Het beste voor de mens is nog: eten* en drinken en genieten van wat hij met veel zwoegen* bereikt heeft. Want ook dat, zo begreep ik, komt uit de hand van God. [25] Of je het nu goed hebt of in de zorgen zit, het gaat nooit buiten Hem om. [26] Aan* iemand die Hem bevalt, schenkt God wijsheid, kennis en blijdschap. Maar een zondaar laat Hij moeizaam sparen en vergaren om het dan over te dragen aan iemand die Hem bevalt. Ook dat is ijdel en grijpen naar wind.


- De Nieuwe Bijbelvertaling

[1] Ik zei tegen mezelf: Kom, laat ik proberen de genoegens van het leven te smaken en te genieten van het goede. Maar ook dat, ontdekte ik, is enkel leegte. [2] Vrolijkheid, zei ik tegen mezelf, is niet meer dan dwaasheid. En waar leidt vreugde toe? [3] Ik heb mezelf ondergedompeld in de vrolijkheid van de wijn, en ik greep die dwaasheid aan om te onderzoeken of ik in mijn wijsheid – want die behield altijd de overhand – kon ontdekken wat een mens het beste doen kan, dat luttel aantal levensdagen dat hij doorbrengt onder de hemel. [4] Ook heb ik grootse dingen ondernomen: Ik heb voor mezelf paleizen gebouwd en wijngaarden geplant. [5] Ik heb tuinen en parken aangelegd en daarin een keur van vruchtbomen geplant. [6] Ik heb waterbekkens gegraven om een bos met jonge bomen te bevloeien. [7] Ik heb slaven en slavinnen gekocht, en ook hun kinderen werden slaven in mijn huis. Ik bezat talrijke runderen, schapen en geiten, meer dan iedereen die voor mij in Jeruzalem heeft geregeerd. [8] Ik heb goud en zilver opgestapeld en in de rijkdom gedeeld van koningen en landen. Ik heb zangers en zangeressen aangesteld en het genot geproefd van vele, vele vrouwen. [9] Grootse dingen heb ik ondernomen en meer bezit vergaard dan iedereen die voor mij in Jeruzalem heeft geregeerd. En bij alles wat ik voor mezelf verworven had, behield ik ook mijn wijsheid. [10] Alles wat mijn ogen vroegen heb ik ze gegund, elke vreugde die mijn hart verlangde heb ik het gegeven, en ik genoot naar hartelust van al het goede dat ik had verworven. Het was het loon voor mijn gezwoeg. [11] Maar toen nam ik alles wat ik ondernomen had nog eens in ogenschouw, alles wat mijn moeizaam gezwoeg me opgeleverd had, en ik zag in dat het allemaal maar lucht en najagen van wind was. Het had geen enkel nut onder de zon. [12] Ik nam nog eens in ogenschouw wat wijs is, en wat dwaas en onverstandig is. Wat zou de koning na mij doen met alles wat zijn voorgangers tot stand hebben gebracht? [13] Zeker, ik zag wel in dat wijsheid nuttiger is dan dwaasheid, zoals het licht nuttiger is dan de duisternis. [14] Een wijze ziet tenminste wat hij doet, terwijl een dwaas in het duister tast. Maar ik weet ook dit: beiden treft hetzelfde lot. [15] Wat de dwaas treft, treft ook mij, zei ik tegen mezelf, dus waarvoor ben ik eigenlijk zo uitermate wijs geweest? Ook dat is enkel leegte. [16] Want zowel de wijze als de dwaas zal snel worden vergeten, beiden worden ze voorgoed vergeten. Hoe bitter dat de wijze sterft, niet anders dan de dwaas. [17] Ik kreeg een afkeer van het leven. Elke bezigheid onder de zon ging me tegenstaan, want het is niet meer dan lucht en najagen van wind. [18] Van alles waarvoor ik me had afgebeuld onder de zon kreeg ik een afkeer. Ik zou het moeten achterlaten voor mijn opvolger, [19] en wie zou kunnen zeggen of hij wijs of dwaas zou zijn? Toch zou hij de macht verwerven over alles wat ik met mijn wijsheid had bereikt. Ook dat is enkel leegte. [20] Vertwijfeling beving me over alles wat ik had verworven en waarvoor ik had gezwoegd onder de zon. [21] Ook al is een mens bij alles wat hij heeft bereikt bekwaam te werk gegaan, met wijsheid en kennis van zaken, hij moet het iemand geven die er niets voor heeft gedaan. Ook dat is niets dan leegte en een uiterst kwade zaak. [22] Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij moeizaam heeft verworven? Hij jaagt het na en zwoegt ervoor onder de zon, [23] maar alle dagen van zijn leven brengen hem verdriet, alles wat hij onderneemt brengt hem niets dan smart. Zelfs 's nachts vindt hij geen rust. Ook dat is leegte. [24] Het is daarom nog maar het beste voor een mens dat hij zich aan eten en drinken te goed doet en volop geniet van alles wat hij moeizaam heeft verworven. En ook dat, zo heb ik ingezien, is in de hand van God. [25] Want wie, zegt hij, kan zich te goed doen en genieten zonder dat ik ermee instem? [26] Aan een mens die hem behaagt geeft hij wijsheid, kennis en vreugde, maar een zondaar legt hij een kwellende bezigheid op: een zondaar moet bezit vergaren voor een mens die God behaagt. Ook dat is enkel lucht en najagen van wind.


- De Naardense bijbel


- Bible de Jérusalem


- King James Bible


- Luther Bibel


- Structuur


- Taalgebruik

- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -


- Commentaar