PSALMEN 139 - Ps 139 -- TAALGEBRUIK -- COMMENTAAR -- bijbeloverzicht -- taalgebruik -- Ps (Psalmen) -- Ps 139 -
Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel: http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

- Ps 1 - Ps 2 - Ps 3 - Ps 4 - Ps 5 - Ps 6 - Ps 7 - Ps 8 - Ps 9 - Ps 10 - Ps 11 - Ps 12 - Ps 13 - Ps 14 - Ps 15 - Ps 16 - Ps 17 - Ps 18 - Ps 19 - Ps 20 - Ps 21 - Ps 22 - Ps 23 - Ps 24 - Ps 25 - Ps 26 - Ps 27 - Ps 28 - Ps 29 - Ps 30 - Ps 31 - Ps 32 - Ps 33 - Ps 34 - Ps 35 - Ps 36 - Ps 37 - Ps 38 - Ps 39 - Ps 40 - Ps 41 - Ps 42 - Ps 43 - Ps 44 - Ps 45 - Ps 46 - Ps 47 - Ps 48 - Ps 49 - Ps 50 - Ps 51 - Ps 52 - Ps 53 - Ps 54 - Ps 55 - Ps 56 - Ps 57 - Ps 58 - Ps 59 - Ps 60 - Ps 61 - Ps 62 - Ps 63 - Ps 64 - Ps 65 - Ps 66 - Ps 67 - Ps 68 - Ps 69 - Ps 70 - Ps 71 - Ps 72 - Ps 73 - Ps 74 - Ps 75 - Ps 76 - Ps 77 - Ps 78 - Ps 79 - Ps 80 - Ps 81 - Ps 82 - Ps 83 - Ps 84 - Ps 85 - Ps 86 - Ps 87 - Ps 88 - Ps 89 - Ps 90 - Ps 91 - Ps 92 - Ps 93 - Ps 94 - Ps 95 - Ps 96 - Ps 97 - Ps 98 - Ps 99 - Ps 100 - Ps 101 - Ps 102 - Ps 103 - Ps 104 - Ps 105 - Ps 106 - Ps 107 - Ps 108 - Ps 109 - Ps 110 - Ps 111 - Ps 112 - Ps 113 - Ps 114 - Ps 115 - Ps 116 - Ps 117 - Ps 118 - Ps 119 - Ps 120 - Ps 121 - Ps 122 - Ps 123 - Ps 124 - Ps 125 - Ps 126 - Ps 127 - Ps 128 - Ps 129 - Ps 130 - Ps 131 - Ps 132 - Ps 133 - Ps 134 - Ps 135 - Ps 136 - Ps 137 - Ps 138 - Ps 139 - Ps 140 - Ps 141 - Ps 142 - Ps 143 - Ps 144 - Ps 145 - Ps 146 - Ps 147 - Ps 148 - Ps 149 - Ps 150 -

- Ps 139,1 - Ps 139,2 - Ps 139,3 - Ps 139,4 - Ps 139,5 - Ps 139,6 - Ps 139,7 - Ps 139,8 - Ps 139,9 - Ps 139,10 - Ps 139,11 - Ps 139,12 - Ps 139,13 - Ps 139,14 - Ps 139,15 - Ps 139,16 - Ps 139,17 - Ps 139,18 - Ps 139,19 - Ps 139,20 - Ps 139,21 - Ps 139,22 - Ps 139,23 - Ps 139,24 -

Overzicht van Tenach : Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - Z -


Ps 139,1 - Ps 139,1 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1eis to telos psalmos tô dauid kurie edokimasas me kai egnôs me          Van voor tot achter omvat U mij [1] Voor de leider, op naam van David. Een zangstuk. [1] heer, U doorgrondt mij en kent mij,        

King James Bible . [1] O LORD, thou hast searched me, and known me.
Luther-Bibel . 139 1 Ein Psalm Davids, vorzusingen. HERR, du erforschest mich und kennest mich.

Tekstuitleg van Ps 139,1 .

5. Actief qal perf. 2de pers. enk. + suff. 1ste pers. enk. chäqarëthanî (jij doorgrondt mij) van het werkw. châqar (onderzoeken, doogronden) . . Hapax .

Ps 139,2 - Ps 139,2 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2su egnôs tèn kathedran mou kai tèn egersin mou su sunèkas tous dialogismous mou apo makrothen          [2] U kent mijn zitten en opstaan, al van verre doorziet U mijn gedachten.       

King James Bible . [2] Thou knowest my downsitting and mine uprising, thou understandest my thought afar off.
Luther-Bibel . 2 Ich sitze oder stehe auf, so weißt du es; du verstehst meine Gedanken von ferne.

Tekstuitleg van Ps 139,2 .

Ps 139,3 - Ps 139,3 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3tèn tribon mou kai tèn schoinon mou su exichniasas kai pasas tas odous mou proeides          [3] Van mijn gaan en komen kent U de maat, U bent vertrouwd met al mijn gangen.        

King James Bible . [3] Thou compassest my path and my lying down, and art acquainted with all my ways.
Luther-Bibel . 3 Ich gehe oder liege, so bist du um mich und siehst alle meine Wege.

Tekstuitleg van Ps 139,3 .

Ps 139,4 - Ps 139,4 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4oti ouk estin logos en glôssè mou          [4] Geen woord komt over mijn tong of U kent het, heer, U kent het volkomen.        

King James Bible . [4] For there is not a word in my tongue, but, lo, O LORD, thou knowest it altogether.
Luther-Bibel . 4 Denn siehe, es ist kein Wort auf meiner Zunge, das du, HERR, nicht schon wüsstest.

Tekstuitleg van Ps 139,4 .

Ps 139,5 - Ps 139,5 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5idou kurie su egnôs panta ta eschata kai ta archaia su eplasas me kai ethèkas ep¢ eme tèn cheira sou          [5] Van voor tot achter omvat U mij, U hebt uw hand op mij gelegd.        

King James Bible . [5] Thou hast beset me behind and before, and laid thine hand upon me.
Luther-Bibel . 5 Von allen Seiten umgibst du mich und hältst deine Hand über mir.

Tekstuitleg van Ps 139,5 .

Ps 139,6 - Ps 139,6 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6ethaumastôthè è gnôsis sou ex emou ekrataiôthè ou mè dunômai pros autèn          [6] Uw kennen is mij wondervreemd, te hoog om erbij te kunnen.        

King James Bible . [6] Such knowledge is too wonderful for me; it is high, I cannot attain unto it.
Luther-Bibel . 6 Diese Erkenntnis ist mir zu wunderbar und zu hoch, ich kann sie nicht begreifen.

Tekstuitleg van Ps 139,6 .

Ps 139,7 - Ps 139,7 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7pou poreuthô apo tou pneumatos sou kai apo tou prosôpou sou pou fugô          [7] Waarheen moet ik om uw geest te ontgaan? Waarheen om uw oog te ontvluchten?        

King James Bible . [7] Whither shall I go from thy spirit? or whither shall I flee from thy presence?
Luther-Bibel . 7 Wohin soll ich gehen vor deinem Geist, und wohin soll ich fliehen vor deinem Angesicht?

Tekstuitleg van Ps 139,7 .

Ps 139,8 - Ps 139,8 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8ean anabô eis ton ouranon su ei ekei ean katabô eis ton adèn parei          [8] Stijg ik op naar de hemel: U bent daar; lig ik in het dodenrijk: U bent daar.        

King James Bible . [8] If I ascend up into heaven, thou art there: if I make my bed in hell, behold, thou art there.
Luther-Bibel . 8 Führe ich gen Himmel, so bist du da; bettete ich mich bei den Toten, siehe, so bist du auch da.

Tekstuitleg van Ps 139,8 .

Ps 139,9 - Ps 139,9 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9ean analaboimi tas pterugas mou kat¢ orthron kai kataskènôsô eis ta eschata tès thalassès          [9] Neem ik de vleugels van de zon in de morgen en laat ik mij neer aan de einders van de zee,        

King James Bible . [9] If I take the wings of the morning, and dwell in the uttermost parts of the sea;
Luther-Bibel . 9 Nähme ich Flügel der Morgenröte und bliebe am äußersten Meer,

אֶשָּׂא כַנְפֵי-שָׁחַר;    אֶשְׁכְּנָה, בְּאַחֲרִית יָם.

Tekstuitleg van Ps 139,9 .

1. אֶשָּׂא (= ´èshshâ´: ik zal dragen; wkw act qal imperf 1ste pers enk van het wkw נָשָׂא = nâshâ´: dragen, opnemen, verheffen). Taalgebruik in Tenach: nâshâ´ (dragen, opnemen, verheffen). Getalswaarde: nun = 14 of 50, shin = 21 of 300, aleph = 1; totaal: 36 (2² X 3²) OF 351 (3³ X 13). Structuur: 5 - 3 - 1. נָשָׂא (= nâshâ´: dragen, opnemen, verheffen) wordt gebruikt in uitdrukkingen als de ogen opslaan, zijn stem verheffen, zijn voeten opheffen (= voortgaan), zijn handen omhoogheffen. Ik til mezelf op naar U. Ik richt me tot U. Ik concentreer me op U. Tenakh (24). Ps (7): (1) Ps 16,4. (2) Ps 25,1 (אֵלֶיךָ יְהוָה, נַפְשִׁי אֶשָּׂא = ´elè(j)khâ. JHWH naphësjî ´èshshâ´: tot U JHWH verhef ik mijn ziel). (3) Ps 63,5. (4) Ps 86,4 (אֵלֶיךָ אֲדֹנָי, נַפְשִׁי אֶשָּׂא = ´elè(j)khâ ´ädonâj naphësjî ´èshshâ´: tot U mijn Heer verhef ik mijn ziel). (5) Ps 116,13. (6) Ps 121,1 (Ik licht mijn ogen op). (7) Ps 139,9.

Ps 139,10 - Ps 139,10 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai gar ekei è cheir sou odègèsei me kai kathexei me è dexia sou          [10] dan zou ook daar uw hand mij leiden, uw rechterhand mij vasthouden.        

King James Bible . [10] Even there shall thy hand lead me, and thy right hand shall hold me.
Luther-Bibel . 10 so würde auch dort deine Hand mich führen und deine Rechte mich halten.

Tekstuitleg van Ps 139,10 .

Ps 139,11 - Ps 139,11 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai eipa ara skotos katapatèsei me kai nux fôtismos en tè trufè mou          [11] Als ik zeg: ‘Laat het stikdonker* mij omringen en laat het licht om mij heen in nacht* veranderen’,        

King James Bible . [11] If I say, Surely the darkness shall cover me; even the night shall be light about me.
Luther-Bibel . 11 Spräche ich: Finsternis möge mich decken und Nacht statt Licht um mich sein –,

Tekstuitleg van Ps 139,11 .

Ps 139,12 - Ps 139,12 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12oti skotos ou skotisthèsetai apo sou kai nux ôs èmera fôtisthèsetai ôs to skotos autès outôs kai to fôs autès          [12] dan is het donker niet donker voor U: als de dag zou de nacht oplichten, want donker en licht zijn gelijk voor U.        

King James Bible . [12] Yea, the darkness hideth not from thee; but the night shineth as the day: the darkness and the light are both alike to thee.
Luther-Bibel . 12 so wäre auch Finsternis nicht finster bei dir, und die Nacht leuchtete wie der Tag. Finsternis ist wie das Licht.

Tekstuitleg van Ps 139,12 .

Ps 139,13 - Ps 139,13 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13oti su ektèsô tous nefrous mou kurie antelabou mou ek gastros mètros mou          [13] U hebt mijn nieren geschapen, mij samengevlochten in mijn moeders schoot*.        

King James Bible . [13] For thou hast possessed my reins: thou hast covered me in my mother's womb.
Luther-Bibel . 13 Denn du hast meine Nieren bereitet und hast mich gebildet im Mutterleibe.

Tekstuitleg van Ps 139,13 .

Ps 139,14 - Ps 139,14 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14exomologèsomai soi oti foberôs ethaumastôthèn thaumasia ta erga sou kai è psuchè mou ginôskei sfodra          [14] Dank voor het ontzagwekkend wonder dat ik ben, voor het wonder van uw werken; hoe ga ik U ter harte.        

King James Bible . [14] I will praise thee; for I am fearfully and wonderfully made: marvellous are thy works; and that my soul knoweth right well.
Luther-Bibel . 14 Ich danke dir dafür, dass ich wunderbar gemacht bin; wunderbar sind deine Werke; das erkennt meine Seele.

Tekstuitleg van Ps 139,14 .

Ps 139,15 - Ps 139,15 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15ouk ekrubè to ostoun mou apo sou o epoièsas en krufè kai è upostasis mou en tois katôtatois tès gès          [12] dan is het donker niet donker voor U: als de dag zou de nacht oplichten, want donker en licht zijn gelijk voor U. [13] U hebt mijn nieren geschapen, mij samengevlochten in mijn moeders schoot*. [14] Dank voor het ontzagwekkend wonder dat ik ben, voor het wonder van uw werken; hoe ga ik U ter harte. [15] Mijn gebeente had voor U geen geheimen toen ik in het verborgen werd gemaakt, werd samengeweven in de diepten van de aarde.        

King James Bible . [15] My substance was not hid from thee, when I was made in secret, and curiously wrought in the lowest parts of the earth.
Luther-Bibel . 15 Es war dir mein Gebein nicht verborgen, / als ich im Verborgenen gemacht wurde, als ich gebildet wurde unten in der Erde.

Tekstuitleg van Ps 139,15 .

Ps 139,16 - Ps 139,16 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16to akatergaston mou eidosan oi ofthalmoi sou kai epi to biblion sou pantes grafèsontai èmeras plasthèsontai kai outheis en autois          [16] Ik was nog vormloos, maar uw oog zag mij; al mijn dagen stonden in uw boekrol gegrift, gevormd en wel, maar nog niet één was begonnen.        

King James Bible . [16] Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book all my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet there was none of them.
Luther-Bibel . 16 Deine Augen sahen mich, als ich noch nicht bereitet war, und alle Tage waren in dein Buch geschrieben, die noch werden sollten und von denen keiner da war.

Tekstuitleg van Ps 139,16 .

Ps 139,17 - Ps 139,17 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17emoi de lian etimèthèsan oi filoi sou o theos lian ekrataiôthèsan ai archai autôn          [17] O God, uw gedachten zijn voor mij te groots, de som ervan is voor mij te machtig,        

King James Bible .[17] How precious also are thy thoughts unto me, O God! how great is the sum of them!
Luther-Bibel . 17 Aber wie schwer sind für mich, Gott, deine Gedanken! Wie ist ihre Summe so groß!

Tekstuitleg van Ps 139,17 .

Ps 139,18 - Ps 139,18 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18exarithmèsomai autous kai uper ammon plèthunthèsontai exègerthèn kai eti eimi meta sou          [18] ontelbaar meer dan er zandkorrels zijn. Ik kom er niet uit en blijf met U bezig.        

King James Bible . [18] If I should count them, they are more in number than the sand: when I awake, I am still with thee.
Luther-Bibel . 18 Wollte ich sie zählen, so wären sie mehr als der Sand: Am Ende bin ich noch immer bei dir.

Tekstuitleg van Ps 139,18 .

Ps 139,19 - Ps 139,19 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19ean apokteinès amartôlous o theos andres aimatôn ekklinate ap¢ emou          [19] O God, sla de bozen dood. Moordenaars, ga weg van mij.        

King James Bible . [19] Surely thou wilt slay the wicked, O God: depart from me therefore, ye bloody men.
Luther-Bibel . 19 Ach Gott, wolltest du doch die Gottlosen töten! Dass doch die Blutgierigen von mir wichen!

Tekstuitleg van Ps 139,19 .

Ps 139,20 - Ps 139,20 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20oti ereis eis dialogismon lèmpsontai eis mataiotèta tas poleis sou          [20] De vijand beroept zich meinedig op U, maar hij misbruikt uw naam.        

King James Bible . [20] For they speak against thee wickedly, and thine enemies take thy name in vain.
Luther-Bibel . 20 Denn sie reden von dir lästerlich, und deine Feinde erheben sich mit frechem Mut.

Tekstuitleg van Ps 139,20 .

Ps 139,21 - Ps 139,21 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21ouchi tous misountas se kurie emisèsa kai epi tois echthrois sou exetèkomèn          [21] Zal ik degenen niet haten die U haten, heer, niet walgen van hen die tegen U opstaan?        

King James Bible . [21] Do not I hate them, O LORD, that hate thee? and am not I grieved with those that rise up against thee?
Luther-Bibel . 21 Sollte ich nicht hassen, HERR, die dich hassen, und verabscheuen, die sich gegen dich erheben?

Tekstuitleg van Ps 139,21 .

Ps 139,22 - Ps 139,22 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22teleion misos emisoun autous eis echthrous egenonto mo          [22] Ik haat* ze zo veel ik maar haten kan, het zijn voortaan mijn eigen vijanden.        

King James Bible . [22] I hate them with perfect hatred: I count them mine enemies.
Luther-Bibel . 22 Ich hasse sie mit ganzem Ernst; sie sind mir zu Feinden geworden.

Tekstuitleg van Ps 139,22 .

Ps 139,23 - Ps 139,23 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
i23dokimason me o theos kai gnôthi tèn kardian mou etason me kai gnôthi tas tribous mou          [23] Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, vors mij en ken mijn gedachten.        

King James Bible . [23] Search me, O God, and know my heart: try me, and know my thoughts:
Luther-Bibel . 23 Erforsche mich, Gott, und erkenne mein Herz; prüfe mich und erkenne, wie ich's meine.

Tekstuitleg van Ps 139,23 .

Ps 139,24 - Ps 139,24 -
Griekse tekst Vulg. LXX Vulg. Heb MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling (2005) Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24kai ide ei odos anomias en emoi kai odègèson me en odô aiônia          [24] Zie of mijn weg die van de goddelozen is. Leid mij op de weg die toekomst heeft.        

King James Bible . [24] And see if there be any wicked way in me, and lead me in the way everlasting.
Luther-Bibel . 24 Und sieh, ob ich auf bösem Wege bin, und leite mich auf ewigem Wege.

Tekstuitleg van Ps 139,24 .


MASORETISCHE TEKST (MT)

Psalms Chapter 139 תְּהִלִּים

א  לַמְנַצֵּחַ, לְדָוִד מִזְמוֹר:
יְהוָה חֲקַרְתַּנִי,    וַתֵּדָע.
1 For the Leader. A Psalm of David. {N}
O LORD, Thou hast searched me, and known me.
ב  אַתָּה יָדַעְתָּ, שִׁבְתִּי וְקוּמִי;    בַּנְתָּה לְרֵעִי, מֵרָחוֹק. 2 Thou knowest my downsitting and mine uprising, Thou understandest my thought afar off.
ג  אָרְחִי וְרִבְעִי זֵרִיתָ;    וְכָל-דְּרָכַי הִסְכַּנְתָּה. 3 Thou measurest my going about and my lying down, and art acquainted with all my ways.
ד  כִּי אֵין מִלָּה, בִּלְשׁוֹנִי;    הֵן יְהוָה, יָדַעְתָּ כֻלָּהּ. 4 For there is not a word in my tongue, but, lo, O LORD, Thou knowest it altogether.
ה  אָחוֹר וָקֶדֶם צַרְתָּנִי;    וַתָּשֶׁת עָלַי כַּפֶּכָה. 5 Thou hast hemmed me in behind and before, and laid Thy hand upon me.
ו  פלאיה (פְּלִיאָה) דַעַת מִמֶּנִּי;    נִשְׂגְּבָה, לֹא-אוּכַל לָהּ. 6 Such knowledge is too wonderful for me; too high, I cannot attain unto it.
ז  אָנָה, אֵלֵךְ מֵרוּחֶךָ;    וְאָנָה, מִפָּנֶיךָ אֶבְרָח. 7 Whither shall I go from Thy spirit? or whither shall I flee from Thy presence?
ח  אִם אֶסַּק שָׁמַיִם, שָׁם אָתָּה;    וְאַצִּיעָה שְּׁאוֹל הִנֶּךָּ. 8 If I ascend up into heaven, Thou art there; if I make my bed in the nether-world, behold, Thou art there.
ט  אֶשָּׂא כַנְפֵי-שָׁחַר;    אֶשְׁכְּנָה, בְּאַחֲרִית יָם. 9 If I take the wings of the morning, and dwell in the uttermost parts of the sea;
י  גַּם-שָׁם, יָדְךָ תַנְחֵנִי;    וְתֹאחֲזֵנִי יְמִינֶךָ. 10 Even there would Thy hand lead me, and Thy right hand would hold me.
יא  וָאֹמַר, אַךְ-חֹשֶׁךְ יְשׁוּפֵנִי;    וְלַיְלָה, אוֹר בַּעֲדֵנִי. 11 And if I say: 'Surely the darkness shall envelop me, and the light about me shall be night';
יב  גַּם-חֹשֶׁךְ,    לֹא-יַחְשִׁיךְ מִמֶּךָּ:
וְלַיְלָה, כַּיּוֹם יָאִיר--    כַּחֲשֵׁיכָה, כָּאוֹרָה.
12 Even the darkness is not too dark for Thee, {N}
but the night shineth as the day; the darkness is even as the light.
יג  כִּי-אַתָּה, קָנִיתָ כִלְיֹתָי;    תְּסֻכֵּנִי, בְּבֶטֶן אִמִּי. 13 For Thou hast made my reins; Thou hast knit me together in my mother's womb.
יד  אוֹדְךָ--    עַל כִּי נוֹרָאוֹת, נִפְלֵיתִי:
נִפְלָאִים מַעֲשֶׂיךָ;    וְנַפְשִׁי, יֹדַעַת מְאֹד.
14 I will give thanks unto Thee, for I am fearfully and wonderfully made; {N}
wonderful are Thy works; and that my soul knoweth right well.
טו  לֹא-נִכְחַד עָצְמִי,    מִמֶּךָּ:
אֲשֶׁר-עֻשֵּׂיתִי בַסֵּתֶר;    רֻקַּמְתִּי, בְּתַחְתִּיּוֹת אָרֶץ.
15 My frame was not hidden from Thee, {N}
when I was made in secret, and curiously wrought in the lowest parts of the earth.
טז  גָּלְמִי, רָאוּ עֵינֶיךָ,    וְעַל-סִפְרְךָ, כֻּלָּם יִכָּתֵבוּ:
יָמִים יֻצָּרוּ;    ולא (וְלוֹ) אֶחָד בָּהֶם.
16 Thine eyes did see mine unformed substance, and in Thy book they were all written-- {N}
even the days that were fashioned, when as yet there was none of them.
יז  וְלִי--מַה-יָּקְרוּ רֵעֶיךָ אֵל;    מֶה עָצְמוּ, רָאשֵׁיהֶם. 17 How weighty also are Thy thoughts unto me, O God! How great is the sum of them!
יח  אֶסְפְּרֵם, מֵחוֹל יִרְבּוּן;    הֱקִיצֹתִי, וְעוֹדִי עִמָּךְ. 18 If I would count them, they are more in number than the sand; were I to come to the end of them, I would still be with Thee.
יט  אִם-תִּקְטֹל אֱלוֹהַּ רָשָׁע;    וְאַנְשֵׁי דָמִים, סוּרוּ מֶנִּי. 19 If Thou but wouldest slay the wicked, O God--depart from me therefore, ye men of blood;
כ  אֲשֶׁר יֹמְרוּךָ, לִמְזִמָּה;    נָשׂוּא לַשָּׁוְא עָרֶיךָ. 20 Who utter Thy name with wicked thought, they take it for falsehood, even Thine enemies--
כא  הֲלוֹא-מְשַׂנְאֶיךָ יְהוָה אֶשְׂנָא;    וּבִתְקוֹמְמֶיךָ, אֶתְקוֹטָט. 21 Do not I hate them, O LORD, that hate Thee? And do not I strive with those that rise up against Thee?
כב  תַּכְלִית שִׂנְאָה שְׂנֵאתִים;    לְאוֹיְבִים, הָיוּ לִי. 22 I hate them with utmost hatred; I count them mine enemies.
כג  חָקְרֵנִי אֵל, וְדַע לְבָבִי;    בְּחָנֵנִי, וְדַע שַׂרְעַפָּי. 23 Search me, O God, and know my heart, try me, and know my thoughts;
כד  וּרְאֵה, אִם-דֶּרֶךְ-עֹצֶב בִּי;    וּנְחֵנִי, בְּדֶרֶךְ עוֹלָם. 24 And see if there be any way in me that is grievous, and lead me in the way everlasting. {P}

 

 

LXX

1eis to telos psalmos tô dauid kurie edokimasas me kai egnôs me2su egnôs tèn kathedran mou kai tèn egersin mou su sunèkas tous dialogismous mou apo makrothen3tèn tribon mou kai tèn schoinon mou su exichniasas kai pasas tas odous mou proeides4oti ouk estin logos en glôssè mou5idou kurie su egnôs panta ta eschata kai ta archaia su eplasas me kai ethèkas ep¢ eme tèn cheira sou6ethaumastôthè è gnôsis sou ex emou ekrataiôthè ou mè dunômai pros autèn7pou poreuthô apo tou pneumatos sou kai apo tou prosôpou sou pou fugô8ean anabô eis ton ouranon su ei ekei ean katabô eis ton adèn parei9ean analaboimi tas pterugas mou kat¢ orthron kai kataskènôsô eis ta eschata tès thalassès10kai gar ekei è cheir sou odègèsei me kai kathexei me è dexia sou11kai eipa ara skotos katapatèsei me kai nux fôtismos en tè trufè mou12oti skotos ou skotisthèsetai apo sou kai nux ôs èmera fôtisthèsetai ôs to skotos autès outôs kai to fôs autès13oti su ektèsô tous nefrous mou kurie antelabou mou ek gastros mètros mou14exomologèsomai soi oti foberôs ethaumastôthèn thaumasia ta erga sou kai è psuchè mou ginôskei sfodra15ouk ekrubè to ostoun mou apo sou o epoièsas en krufè kai è upostasis mou en tois katôtatois tès gès16to akatergaston mou eidosan oi ofthalmoi sou kai epi to biblion sou pantes grafèsontai èmeras plasthèsontai kai outheis en autois17emoi de lian etimèthèsan oi filoi sou o theos lian ekrataiôthèsan ai archai autôn18exarithmèsomai autous kai uper ammon plèthunthèsontai exègerthèn kai eti eimi meta sou19ean apokteinès amartôlous o theos andres aimatôn ekklinate ap¢ emou20oti ereis eis dialogismon lèmpsontai eis mataiotèta tas poleis sou21ouchi tous misountas se kurie emisèsa kai epi tois echthrois sou exetèkomèn22teleion misos emisoun autous eis echthrous egenonto moi23dokimason me o theos kai gnôthi tèn kardian mou etason me kai gnôthi tas tribous mou24kai ide ei odos anomias en emoi kai odègèson me en odô aiônia


COMMENTAAR

In Ps 139 wordt gezegd dat God de mens kent .
Jij , God , Jij kent mij in hart en nieren , in merg en been , van kop tot teen . Jij kent mijn zitten en opstaan , mijn gaan en staan , mijn binnenkomen en mijn buitengaan , mijn doen en laten , mijn gedachten en gevoelens , mijn lief en leed , mijn vreugden en pijn .
Jij kent me helemaal .
Jij bent niet ver weg , hoog in de hemelen . Jij bent in ons hart . Jij bidt in ons : ‘Doorgrond me , God , en ken mijn hart . Doorvors en ken mijn gedachten … Leid me op de weg die niet ten einde loopt .’ (Ps 139,23-24) .
Ik hoef niet bang te zijn voor je kennen en doorgronden , God . Ik bid dat je me kent en doorgrondt . Ik bid dat je me begeleidt op mijn levensweg . Jij gaat naast mij . Ik ga niet alleen .
De psalmist spreekt zeer menselijk ; om de andere mens te kennen moet je hem soms doorgronden . God kent ons zo , zonder te moeten doorgronden . De psalmist vindt het wonderbaar , onvoorstelbaar , onbegrijpelijk dat God ons helemaal kent .
Van vrienden en vriendinnen verwachten we dat ze ons vertrouwen schenken in lief en leed , bij misstappen , mislukkingen en welslagen . We mogen op hun meeleven , inleven , begrip , aanmoediging , fijngevoeligheid rekenen . Soms zijn ze fier op ons . Of ze betreuren wat we gedaan hebben . Ze zijn vrienden en vriendinnen .
We beschouwen God als een vriend of vriendin . Hij weet dat we mens zijn . We weten dat Hij niet over ons zal oordelen , niet veroordelen . We hoeven niet bang te zijn , ons geen kopzorgen te maken om een foutje te maken . In zijn aangezicht mogen we lachen en wenen , genieten van eten en drinken , bidden , werken . In zijn aanwezigheid mogen we ons veilig en vredevol voelen . We hoeven niet altijd aan Hem te denken , we weten wel dat Hij aan ons denkt . Zoals een klein kind dat onbezorgd speelt en onbewust weet dat mama of papa in de buurt zijn , zo is God in de buurt en mogen we onbekommerd leven en doen wat we moeten doen en zorg dragen voor elkaar .

Mijn God , ik weet dat ik U niet kan ontlopen . Waarheen ik ook zou gaan , naar de hoogste hemel of naar de diepste diepte , in het oosten bij het opkomen van de zon , of in het westen waar de zon ’s avonds aan de einders van de zee verdwijnt – voor de mens onbereikbare verten - dan ben Je daar . Niet om me op te schrikken maar om me te begeleiden en te ontmoeten ! Want je neemt me bij de rechterhand .
Ga ik op reis , op zieken- of familiebezoek , winkelwaar kopen , in de tuin werken , waar ik ook ga , Je leidt me en houdt me vast .
Ook wanneer het donker mij omgeeft en ik niets zie , dan zie Jij me en leidt me , want in de donker zie Jij me , want Jij bent licht .
De psalmist is in diepe gedachten verzonken . Hij vraagt zich af . Eens was ik er niet . En mijn herinneringen gaan terug naar mijn jonge jaren . Was jij er dan ook al , mijn God ?
De psalmist verwoordt : Al mijn dagen stonden in uw boekrol gegrift, gevormd en wel, maar nog niet één was begonnen . God, in jouw gedachten besta ik van alle eeuwigheid ; er is geen ogenblik dat Jij mij niet kende .
Maar dat is te veel gevraagd om te begrijpen , dat gaat ons petje te boven . De psalmist bidt : “God , uw gedachten zijn voor mij te groots … ik kom er niet uit en blijf met U bezig.”

Een mensenleven zou geen mensenleven zijn als alles rozegeur en maneschijn zou zijn . Er zijn vreugdebedervers in ons en buiten ons ; de psalmist noemt ze bozen , haters , vijanden , misbruikers van uw naam .
Er zijn vreugde- en gelukbedervers in onszelf : boosheid , haat , jaloezie . Negatieve energie die we kunnen erkennen en omzetten in positieve energie . Boosheid , jaloezie is niet perse slecht .
In de tijd van de psalmist was men niet gewoon om om te gaan met verscheidenheid , diversiteit . Het oneens zijn met elkaar werd vaak gezien als resultaat van slechte wil en slechtheid . Dat resulteerde in haat tegenover de ander .
Men dacht vaak wit-zwart . Maar meestal is het grijs , in onszelf en bij de anderen . Wie is zuiver op de graat ? Gelukkig is niet alles goed en heilig en eerlijk en rechtvaardig in ons leven en in dat van anderen . Het zet aan tot bescheidenheid , humor en relativiteit voor jezelf en de anderen , vergevingsgezindheid .
“Ik haat ze zoveel ik maar haten kan ,
Het zijn voortaan mijn eigen vijanden.” bidden we dan ook met een beetje relativiteitszin . We lezen deze tekst en we beseffen wel dat de psalmist deze tekst indertijd componeerde . We zijn het niet ermee eens . Dat kan ook . Zo heilig is een bijbeltekst ook weer niet dat we ermee oneens kunnen zijn .

Psalm 139 volgens Huub Oosterhuis
Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij,
Gij ziet mij waar ik ga of sta.
Van verre kent Gij mijn gedachten,
Gij weet waarom ik bezig ben of rust,
Gij let op al mijn wegen.
Heer, voor het woord nog op mijn tong is,
weet Gij reeds wat ik zeggen ga.
Waar ik mij wend, Gij staat op wacht,
uw hand rust altijd op mijn schouder.
Uw kennis is voor mij te wonderbaar,
zo hemelhoog, dat ik ze niet kan vatten.
Waar zou ik ooit ontkomen aan uw geest,
waar zou ik mij voor uw gelaat verbergen?
Al stijg ik naar de hemel op: daar zijt Gij reeds,
al daal ik in het dodenrijk: Gij zijt aanwezig;
Al leen ik ook de vleugels van de dageraad
en strijk ik neer aan gene zijde van de zee:
Ook daar is het uw hand die mij blijft leiden,
ook daar houdt Gij mij stevig vast.
En zeg ik: laat het duister mij dan dekken,
laat alle licht verzwolgen worden door de nacht,
Dan zal de duisternis voor U niet donker zijn,
de nachten even helder als de dagen;
voor U zijn licht en duisternis gelijk.
Want wat er in mij is hebt Gij geschapen,
Gij hebt mij als een weefsel in de moederschoot gevormd.
Ik dank U voor het wonder van mijn leven,
voor alle wonderwerken die Gij hebt gemaakt.
Gij weet ook alles wat er omgaat in mijn geest,
mijn diepste wezen is U niet verborgen.
Toen ik geheimnisvol werd voortgebracht,
mijn levensdraden in de schoot gevlochten werden,
Toen zagen reeds uw ogen al mijn daden,
zij waren reeds beschreven in uw boek.
Mijn dagen waren al door U geteld
voordat de eerste nog was aangebroken.
Maar hoe onpeilbaar zijn voor mij uw plannen, God,
hoe onafzienbaar in hun menigvuldigheid.
Ga ik ze na, het zijn er meer dan korrels zand
en aan het eind heb ik van U nog niets begrepen.
Doorzoek mij, God, en peil mijn hart,
beproef mij en beoordeel mijn gezindheid.
Zie of ik soms verkeerde wegen ga
en leid mij langs beproefde paden

Een lied dat heel mooi aansluit bij Psalm 139 :
Heer onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig (Tekst: H. Oosterhuis / Muziek: L. van Dijk)
Heer onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
En hoe onzegbaar ons nabij.
Gij zijt gestadig met ons bezig
Onder uw vleugels rusten wij.
Gij zijt niet ver van wie U aanbidden
Niet hoog en breed van ons vandaan.
Gij zijt zo mens’lijk in ons midden
Dat Gij dit lied wel zult verstaan.
Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen
En niemand heeft U ooit gezien.
Maar wij vermoeden en geloven
Dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient.
Gij zijt in alles diep verscholen
In al wat leeft en zich ontvouwt.
Maar in de mensen wilt Gij wonen
Met hart en ziel aan ons getrouwd.
Heer onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
Waar ook ter wereld mensen zijn.
Blijf zo genadig met ons bezig,
Tot wij in U volkomen zijn.

Arseen De Kesel
29 mei 2009