BIJBELBOEK RECHTERS 1 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -

Overzicht van Rechters : - Re 1 - Re 2 - Re 3 - Re 4 - Re 5 - Re 6 - Re 7 - Re 8 - Re 9 - Re 10 - Re 11 - Re 12 - Re 13 - Re 14 - Re 15 - Re 16 - Re 17 - Re 18 - Re 19 - Re 20 - Re 21 -
Tekstuitleg per pericope :
Overzicht vers per vers : - Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 - Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -

. () Re 1,1 . () Re 1,2 . () Re 1,3 . () Re 1,4 . () Re 1,5 . () Re 1,6 . () Re 1,7 . () Re 1,8 . () Re 1,9 . () Re 1,10 . () Re 1,11 . () Re 1,12 . () Re 1,13 . () Re 1,14 . () Re 1,15 . () Re 1,16 . () Re 1,17 . () Re 1,18 . () Re 1,19 . () Re 1,20 . () Re 1,21 . () Re 1,22 . () Re 1,23 . () Re 1,24 . () Re 1,25 . () Re 1,26 . () Re 1,27 . () Re 1,28 . () Re 1,29 . () Re 1,30 . () Re 1,31 . () Re 1,32 . () Re 1,33 . () Re 1,34 . () Re 1,35 . () Re 1,36 . ()

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenakh : Tenakh : overzicht , Tenakh : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenakh : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht NT
: NT : overzicht , NT : taalgebruik - NT A - NT B - NT C - NT D - NT E - NT F - NT G - NT H - NT I - NT J - NT K - NT L - NT M - NT N - NT O - NT P - NT Q - NT R - NT S - NT T - NT U - NT V - NT W - NT X - NT Y - NT Z - NT : commentaar .


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
     
 
http://www.bible-history.com/isbe/ http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm Studiebijbel 3 Luther-Bibel 1984      
bijbelvertalingen Lexilogos De Griekse bijbel bijbelweb info-bible interBible http://www.diebibel.de/

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat
Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)

Re 1,1-21 . Verzoening van Juda en Simeon - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -

Re 1,1 - Re 1,1 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai egeneto meta tèn teleutèn ièsou kai epèrôtôn oi uioi israèl en kuriô legontes tis anabèsetai èmin pros ton chananaion afègoumenos tou polemèsai en autô 1. post mortem Iosue consuluerunt filii Israhel Dominum dicentes quis ascendet ante nos contra Chananeum et erit dux belli wajëhî ´achäre(j) môth jëhôsju`a wajjisjë´älû bëne(j) jishërâ´el bJHWH le´mor mî ja`älah ´èl këna`änî baththëchillâh lânû lêhillâchem bô 1 En het geschiedde na den dood van Jozua, dat de kinderen Israëls den HEERE vraagden, zeggende: Wie zal onder ons het eerst optrekken naar de Kanaänieten, om tegen hen te krijgen? [1] Na * de dood van Jozua wendden de Israëlieten zich tot de heer met de vraag: ‘Wie van ons moet het eerst tegen de Kanaänieten ten strijde trekken?’  [1] Na de dood van Jozua raadpleegden de Israëlieten de HEER: 'Wie van ons moet als eerste de strijd aanbinden met de Kanaänieten?'  1 ¶ Het geschiedt: na de dood van Jozua stellen de kinderen Israëls bij de ENE de vraag en zeggen: wie zal voor ons als eerste opklimmen naar de Kanaäniet om tegen hem oorlog te voeren? 1. Or, après la mort de Josué, les Israélites consultèrent Yahvé en disant : « Qui de nous montera d'abord contre les Cananéens pour les combattre ? »

King James Bible . [1] Now after the death of Joshua it came to pass, that the children of Israel asked the LORD, saying, Who shall go up for us against the Canaanites first, to fight against them?
Luther-Bibel . 1 Nach dem Tod Josuas befragten die Israeliten den HERRN und sprachen: Wer soll unter uns zuerst hinaufziehen, Krieg zu führen gegen die Kanaaniter?

a. wajëhî ´achäre(j) môth jëhôsju`a
b. wajjisjë´älû bëne(j) jishërâ´el bJHWH le´mor
c. mî ja`älah ´èl këna`änî baththëchillâh lânû lêhillâchem bô

Tekstuitleg van Re 1,1 . Het vers Re 1,1 telt 17 woorden en 68 (2² X 17) letters . De getalwaarde van Re 1,1 is 3395 (5 X 7 X 97) . De inleiding telt 9 woorden , het citaat 8 woorden . De Israëlieten vragen aan JHWH wie het initiatief moet nemen om uit te rukken en te strijden tegen de Kanaäniet . Immers, met de dood van Jozua is een nieuwe situatie ontstaan . Er is geen opvolger van Jozua . De vraag rijst hoe het nu verder moet . In Re 1,2 wordt het antwoord gegeven . Er is een mooie gelijkaardige structuuropbouw van beide verzen . Vooreerst hebben we de inleiding :
- Re 1,1b : wajjisjë´älû bëne(j) jishërâ´el bJHWH le´mor (de Israëlieten vragen aan JHWH zeggend) .
- Re 1,2a : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) .
en vervolgens de vraag en het antwoord :
- Re 1,1c : mî ja`älah (wie zal oprukken?) .
- Re 1,2a : jëhûdâh ja`älèh (Juda zal oprukken) .

Re 1,1.1. wajëhî (en hij was / en het was) < wë + qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. hâjâh (zijn) . De getalwaarde van wajëhî (en hij was) is 31 . 31 is de getalwaarde van ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 . Totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Tenakh (784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . . Re (47) . Re 1 (4) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,14 . (3) Re 1,19 . (4) Re 1,28 . Bij het begin van een hoofdstuk in Re (4) : (1) Re 15,1 . (2) Re 17,1 . (3) Re 19,1 .
Door wajëhî (en hij was / en het was) wordt het verhaal vervolgd . We zouden kunnen vertalen : vervolgens .
Elk boek van de Eerdere Profeten begint met wajëhî (en hij was / en het was) : (1) Joz 1,1 . (2) Re 1,1 . (3) 1 S 1,1 . (4) 2 S 1,1 . (5) 1 K 1,1 . (6) 2 K 1,1 .

Re 1,1.2. ´achäre(j) (achter, na) . Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j) (achter) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 219 (3 X 73) . Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 . Tenakh (294) . Pentateuch (80) . Eerdere Profeten (134) . Latere Profeten (37) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (38) . Re (18) : (1) Re 1 . (2) Re 2,7 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,17 . (5) Re 2,19 . (6) Re 3,28 . (7) Re 4,16 . (8) Re 7,23 . (9) Re 8,5 . (10) Re 8,33 . (11) Re 9,3 . (12) Re 9,49 . (13) Re 10,1 . (14) Re 11,36 . (15) Re 13,11 . (16) Re 16,4 . (17) Re 18,12 . (18) Re 19,23 .

Re 1,1.1. - 2. wajëhî ´achäre(j) (en het zal zijn na...) . Tenakh (24) : (1) Gn 22,20 . (2) Gn 25,11 . (3) Gn 48,1 . (4) Nu 25,19 . (5) Joz 1,1 . (6) Joz 24,29 . (7) Re 1,1 . (8) Re 16,4 . (9) 1 S 5,9 . (10) 1 S 24,6 . (11) 2 S 1,1 . (12) 2 S 2,1 . (13) 2 S 8,1 . (14) 2 S 10,1 . (15) 2 S 13,1 . (16) 2 S 17,21 . (17) 2 S 21,18 . (18) 1 K 13,23 . (19) 1 K 13,31 . (20) 2 K 6,24 . (21) 1 Kr 18,1 . (22) 1 Kr 19,1 . (23) 1 Kr 20,4 . (24) 2 Kr 25,14 . (25) Ez 17,23 .

Re 1,1.3. act. qal inf. construct. môth (sterven) van het werkw. mwth (sterven, ondergaan) OF zelfst. naamw. mâwèth / mâwëthâh (dood) . Taalgebruik in Tenakh : mwth (sterven, ondergaan) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , waw = 6 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 41 OF 446 (2 X 223) . Structuur : 4 - 6 - 4 . Tenakh (123) . Pentateuch (41) . Eerdere Profeten (30) . Latere Profeten (16) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (34) . Joz (2) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 20,6 . Re (3) : (1) Re 1,1 . (2) Re 13,22 . (3) Re 21,5 . 1 S (6) : (1) 1 S 5,11 (mawèth) . (2) 1 S 14,39 . (3) 1 S 14,44 . (4) 1 S 20,31 . (5) 1 S 22,16 . (6) 1 S 26,16 . 2 S (7) : (1) 2 S 1,1 . (2) 2 S 12,5 (mawèth) . (3) 2 S 12,14 . (4) 2 S 14,14 . (5) 2 S 19,29 (mawèth) . (6) 2 S 22,5 (mawèth) . (7) 2 S 22,6 (mawèth) . 1 K (4) : (1) 1 K 2,26 (mawèth) . (2) 1 K 2,37 . (3) 1 K 2,42 . (4) 1 K 11,40 . 2 K (8) : (1) 2 K 1,1 . (2) 2 K 1,4 . (3) 2 K 1,6 . (4) 2 K 1,16 . (5) 2 K 2,21 (mawèth) . (6) 2 K 4,40 (mawèth) . (7) 2 K 8,10 . (8) 2 K 14,17 .
- wajjâmoth (en hij stierf) < verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. . Tenakh (132) . Pentateuch (41) . Eerdere Profeten (58) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (29) . Dt (1) Dt 34,5 . Joz (1) Joz 24,29 . In Dt en Joz komt deze werkwoordvorm wajjâmoth (en hij stierf) alleen hier voor . Opmedrkelijk is dus het einde van Dt , het begin van Joz , het einde van Joz en het begin van Re .

Re 1,1.2. - 3 . ´achäre(j) môth (na de dood van) . Tenakh (11) : (1) Gn 25,11 (Abraham) . (2) Gn 26,18 (verwijzing naar de dood van Abraham) . (3) Lv 16,1 (na de dood van de twee zonen van Aäron) . (4) Joz 1,1 (Mozes) . (5) Re 1,1 (Jozua) . (6) Rt 2,11 (na de dood van je man. Dit is : de dood van Kiljon , de man van de Moabitische Ruth) . (7) 2 S 1,1 (Saul) . (8) 2 K 1,1 (Achab) . (9) 2 K 14,17 (Joas) . (10) 2 Kr 22,4 (na de dood van zijn vader; d.i. Achab) . (11) 2 Kr 25,25 (Joas) .

Re 1,1.1. - 3. wajëhî ´achäre(j) môth (na de dood van) . Tenakh (4) : (1) Gn 25,11 (Abraham) . (2) Joz 1,1 (Mozes) . (3) Re 1,1 (Jozua) . (4) 2 S 1,1 (Saul) . Abraham was de eerste Patriarch . Mozes was de wetgever van het volk . Jozua leidde het volk binnen in het land . Saul was de eerste koning .

Re 1,1.4. jëhôsju`a (Jozua) . Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7 . Tenakh (177) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (152) . Joz (142) . Re (6) . 1 S (2) . 1 K (1) . 2 K (1) . Grieks Ièsous (Jozua) . Vulgaat Josue (Jozua) . hôsjî`a (hij redt) . jësjû`a (redding , heil) , zie Jezus . Re (6) : (1) - Re 1,1 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,21 . (6) Re 2,23 .

Re 1,1.5. wajjisjë´älû (en zij vroegen) < wë + act. qal 3de pers. mann. mv. van het werkw. sjâ´al (verlangen, eisen, vragen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâ´al (verlangen, eisen, vragen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 331 (priemgetal) . Structuur : 3 - 1 - 3 . Tenakh (11) : (1) Gn 26,7 . (2) Ex 11,2 . (3) Ex 12,35 . (4) Ex 18,7 . (5) Re 1,1 . (6) Re 18,15 . (7) Re 20,18 . (8) Re 20,23 . (9) Re 20,27 . (10) 1 S 10,22 . (11) Jr 38,27 .

Re 1,1.6. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 1 (7) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,8 . (3) Re 1,9 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,20 . (6) Re 1,21 . (7) Re 1,34 .

Re 1,1.7. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 1 (2) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,28 .

Re 1,1.6. - 7. bëne(j) jishërâ´el (zonen van Israël) . Tenakh (109 + 419) . Re 1 (1) : Re 1,1 .

Re 1,1.8. bJHWH (in/aan JHWH) < bë + JHWH . JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (103) . Pentateuch (12) . Eerdere Profeten (36) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (32) . Re (4) : (1) Re 1,1 . (2) Re 20,23 . (3) Re 20,27 . (4) Re 21,7 .

Re 1,1.5. - 8. wajjisjë´älû bëne(j) jishërâ´el bJHWH (en de zonen van Israël vroegen aan JHWH) . Tenakh (2) : (1) Re 1,1 . (2) Re 20,27 . wajjisjë´älû bJHWH (en zij vroegen aan JHWH) . Tenakh (1) : Re 20,23 .

Re 1,1.9. le´mor < lë + act. qal inf. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Tenakh (897) . Pentateuch (298) . Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) . Geschriften (78) . Re (28) . Re 1 (1) : Re 1,1 .

Re 1,1.8. - 9. bJHWH le´mor (aan JHWH zeggend) . Tenakh (7) : (1) Re 1,1 . (2) 1 S 23,2 . (3) 1 S 28,10 . (4) 1 S 30,8 . (5) 2 S 2,1 . (6) 2 S 5,19 . (7) 1 K 2,23 .

Re 1,1.10. mî (wie) . Taalgebruik in Tenakh : mî (wie) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 23 OF 50 (2 X 5²) . Structuur : 4 - 1 . Spiegelbeeld van j-m / jâm (zee, meer, stroom) . Taalgebruik in Tenakh : jâm (zee, meer, stroom) . Getalwaarde : jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 23 OF 50 (2 X 5²) . Structuur : 1 - 4 . In de medeklinkers m-j-m zitten de woorden m-j (mî = wie) , j-m (jâm = zee) , m-j-m (water) ; in sjâmajim (hemel) zit het woord m-j-m (water) . Zie : majim (water) . Taalgebruik in Tenakh : majim (water) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) . Structuur : 4 - 1 - 4 . EN : sjâmajim / sjâmâjim (hemelen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâmajim (hemelen) . Taalgebruik in Jesaja : sjamaîm (hemelen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , mem = 13 of 40 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 390 (2 X 3 X 5 X 13 = 15 X 26) . Structuur : 3 - 4 - 1 - 4 . Tenakh (348) . Pentateuch (59) . Eerdere Profeten (70) . Latere Profeten (82) . 12 Kleine Profeten (17) . Geschriften (120) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 5,19 . (3) Re 6,29 . (4) Re 7,3 . (5) Re 9,28 . (6) Re 9,38 . (7) Re 10,18 . (8) Re 13,17 . (9) Re 15,6 . (10) Re 18,3 . (11) Re 20,18 . (12) Re 21,5 . (13) Re 21,8 .

Re 1,1.9. - 10. le´mor mî (zeggend wie) . Tenakh (8) : (1) Nu 11,18 . (2) Dt 20,5 . (3) Dt 30,12 . (4) Dt 30,13 . (5) Re 1,1 . (6) Re 7,3 . (7) 1 S 26,6 . (8) Hag 2,3 .

Re 1,1.11. act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. ja`älah / ja`älèh (hij zal opgaan) van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . . Tenakh (56) . Pentateuch (8) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (18) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (10) . Re (4) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 13,5 . (4) Re 20,18 . Een vorm van `âlâh (opgaan, opklimmen) in Re 1 (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 1,3 . (4) Re 1,4 . (5) Re 1,16 . (6) Re 1,22 .

Re 1,1.12. lânû (voor ons) , prefix voorzetsel lë + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. mv. . Zie : Taalgebruik in Tenakh : lî (voor mij) . Tenakh (219) . Pentateuch (61) . Eerdere Profeten (62) . Latere Profeten (33) . 12 Kleine Profeten (7) . Geschriften (56) . Re (12) : (1) Re 1,1 . (2) Re 6,13 . (3) Re 8,1 . (4) Re 10,15 . (5) Re 11,6 . (6) Re 11,8 . (7) Re 14,15 . (8) Re 15,10 . (9) Re 15,11 . (10) Re 16,25 . (11) Re 18,19 . (12) Re 20,18 .

10. - 11. mî ja`älah (wie zal opgaan ?) . Tenakh (5) : (1) Dt 30,12 . (2) Re 1,1 . (3) Re 20,18 . (4) 1 S 6,20 . (5) Ps 24,3 .

Re 1,1.10. - 12. mî ja`älah lânû (wie zal opgaan voor ons?) . Tenakh (3) : (1) Dt 30,12 . (2) Re 1,1 . (3) Re 20,18 .

Re 1,1.13. ´l : voorzetsel ´èl (naar, tot) OF godsnaam El . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl OF ontkenning ´al (niet) . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Taalgebruik in Tenakh : ´èl . Taalgebruik in Genesis : ´èl . Taalgebruik in Jesaja : ´èl . Tenakh (3626) . Pentateuch (1096) . Eerdere Profeten (1070) . Latere Profeten (655) . 12 Kleine Profeten (142) . Geschriften (662) . Re (142) . Re 1 (5) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,22 . (5) Re 1,23 .

Re 1,1.14. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

Re 1,1.13. - 14. ´èl këna`änî (naar de Kanaäniet) . Tenakh (2) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,10 .

Re 1,1.15. baththëchillâh (in het begin) < bë + ha + zelfst. naamw. thëchillâh (begin) . Taalgebruik in Tenakh : thëchillâh (begin) . Getalwaarde : thaw = 22 of 400 , chet = 8 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 47 OF 443 (priemgetal) . Structuur : 4 - 8 - 3 - 5 . Afgeleid van het wqerkw. châlal (beginnen) . Tenakh (9) : (1) Gn 13,3 . (2) Gn 41,21 . (3) Gn 43,18 . (4) Gn 43,20 . (5) Re 1,1 . (6) Re 20,18 . (7) 2 S 17,9 . (8) Da 8,1 . (9) Da 9,21 .

Re 1,1.16. lë + act. inf. construct. hifil lêhillâchem (om te strijden) van het werkw. lâcham (strijden) . Taalgebruik in Tenakh : lâcham (strijden) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , chet = 8 , mem = 13 of 40 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 78 (2 X 3 X 13) . Structuur : 3 - 8 - 4 . Tenakh (41) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (7) . Re (11) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,9 . (3) Re 8,1 . (4) Re 10,9 . (5) Re 10,18 . (6) Re 11,9 . (7) Re 11,12 . (8) Re 11,27 . (9) Re 11,32 . (10) Re 12,1 . (11) Re 12,3 .

Re 1,1.17. bô (in/ voor hem) < bë + persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . bë (in, met) . Taalgebruik in Tenakh : bë (in, met) . Tenakh (354) . Pentateuch (131) . Eerdere Profeten (61) . Latere Profeten (60) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (90) . Re (9) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,5 . (3) Re 6,32 . (4) Re 9,26 . (5) Re 9,38 . (6) Re 9,52 . (7) Re 16,30 . (8) Re 19,4 . (9) Re 19,7 .

Re 1,1.16. - 17. lêhillâchem bô (om te strijden tegen hem) . Tenakh (2) : (1) Nu 22,11 . (2) Re 1,1 .

Re 1,2 - Re 1,2 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai eipen kurios ioudas anabèsetai idou dedôka tèn gèn en cheiri autou 2 dixitque Dominus Iudas ascendet ecce tradidi terram in manus eius wajj´omèr JHWH jëhûdâh ja`älèh hinneh nâthaththî  ´èth hâ´ârèts bejâdô 2 En de HEERE zeide: Juda zal optrekken; ziet, Ik heb dat land in zijn hand gegeven. [2] De heer antwoordde: ‘Juda! Aan hem heb ik het land overgeleverd.’   [2] De HEER antwoordde: 'Juda moet als eerste oprukken; hun geef ik het land in handen.' 2 De ENE zegt: Juda zal opklimmen!– zie, ik heb het land in zijn hand gegeven!   2. Et Yahvé répondit : « C'est Juda qui montera le premier; voici que je livre le pays entre ses mains. »

King James Bible . [2] And the LORD said, Judah shall go up: behold, I have delivered the land into his hand.
Luther-Bibel . 2 Der HERR sprach: Juda soll hinaufziehen. Siehe, ich habe das Land in seine Hand gegeben.

a. wajj´omèr JHWH
b. jëhûdâh ja`älèh
c. hinneh nâthaththî ´èth hâ´ârèts bejâdô

Tekstuitleg van Re 1,2 . Het vers Re 1,2 telt 9 (3²) woorden en 35 (5 X 7) letters . De getalwaarde van Re 1,2 is 2067 (3 X 13 X 53) . De inleiding telt 2 woorden , het citaat 7 woorden . De Israëlieten vragen aan JHWH wie het initiatief moet nemen om uit te rukken en te strijden tegen de Kanaäniet . Immers, met de dood van Jozua is een nieuwe situatie ontstaan . Er is geen opvolger van Jozua . De vraag rijst hoe het nu verder moet . In Re 1,2 wordt het antwoord gegeven . Er is een mooie gelijkaardige structuuropbouw van beide verzen . Vooreerst hebben we de inleiding :
- Re 1,1b : wajjisjë´älû bëne(j) jishërâ´el bJHWH le´mor (de Israëlieten vragen aan JHWH zeggend) .
- Re 1,2a : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) .
en vervolgens de vraag en het antwoord :
- Re 1,1c : mî ja`älah (wie zal oprukken?) .
- Re 1,2a : jëhûdâh ja`älèh (Juda zal oprukken) .
Het wordt een veroveringstocht met de zegen van JHWH .

Re 1,2.1. wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Re (126) . Re 1 (5) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,7 . (4) Re 1,12 . (5) Re 1,14 .

Re 1,2.2. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 1 (3) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,19 .

Re 1,2.1. - 2. wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Re (11) : (1) Re 1,2 . (2) Re 6,23 . (3) Re 6,25 . (4) Re 7,2 . (5) Re 7,4 . (6) Re 7,5 . (7) Re 7,7 . (8) Re 10,11 . (9) Re 20,18 . (10) Re 20,23 . (11) Re 20,28 .

Re 1,2.3. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 . bîhûdâh (in Juda, tegen Juda) . Re (3) : (1) Re 10,9 . (2) Re 15,9 . (3) Re 18,12 . mîhûdâh (uit Juda) . Re (1) Re 15,11 .

Re 1,2.4. act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. ja`älah / ja`älèh (hij zal opgaan) van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . . Tenakh (56) . Pentateuch (8) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (18) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (10) . Re (4) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 13,5 . (4) Re 20,18 . Een vorm van `âlâh (opgaan, opklimmen) in Re 1 (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 1,3 . (4) Re 1,4 . (5) Re 1,16 . (6) Re 1,22 .

Re 1,2.5. hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenakh : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het NT : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) . Lat. ecce . E. behold. D. Siehe . Fr. voici < vois ici . idou (zie) in de LXX (1145) , in het NT (200) . Tenakh (495) . Pentateuch (96) . Eerdere Profeten (153) . Latere Profeten (140) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (77) . Re (21) : (1) Re 1,2 . (2) Re 6,15 . (3) Re 6,37 . (4) Re 7,13 . (5) Re 8,15 . (6) Re 9,31 . (7) Re 9,36 . (8) Re 9,37 . (9) Re 13,3 . (10) Re 13,10 . (11) Re 14,16 . (12) Re 16,2 . (13) Re 16,10 . (14) Re 16,13 . (15) Re 17,2 . (16) Re 18,12 . (17) Re 19,9 . (18) Re 19,12 . (19) Re 19,24 . (20) Re 20,7 . (21) Re 21,19 .

Re 1,2.6. actief qal perfectum 1ste persoon enkelvoud נָתַתִּי = nâthaththî (ik zal geven) van het werkw. נָתַן = nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (114) . Pentateuch (43) . Eerdere Profeten (10) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (12) . Gn (14) : (1) Gn 1,29 . (2) Gn 9,3 . (3) Gn 9,13 . (4) Gn 15,18 . (5) Gn 16,5 . (6) Gn 17,16 . (7) Gn 20,16 . (8) Gn 23,11 . (9) Gn 23,13 . (10) Gn 27,37 . (11) Gn 30,18 . (12) Gn 35,12 . (13) Gn 41,41 . (14) Gn 48,22 . Ex (1) : Ex 31,6 . Lv (1) : Lv 6,10 . Nu (10) : (1) Nu 18,8 . (2) Nu 18,19 . (3) Nu 18,21 . (4) Nu 18,24 . (5) Nu 18,26 . (6) Nu 20,12 . (7) Nu 20,24 . (8) Nu 21,34 . (9) Nu 27,12 . (10) Nu 33,53 . Re (1) : Re 1,2 .
Gr. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give .

Re 1,2.5. - 6. hinneh nâthaththî (zie, ik zal geven) . In vijf verzen in de bijbel : (1) Gn 1,29 . (2) Nu 18, 8 . (3) Re 1,2 . (4) Jr 1,9 . (5) Ez 3, 8 .

Re 1,2.7. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 1 () : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,6 . (5) Re 1,10 . (6) Re 1,12 . (7) Re 1,13 . (8) Re 1,15 . (9) Re 1,16 . (10) Re 1,17 . (11) Re 1,18 . (12) Re 1,19 . (13) Re 1,20 . (14) Re 1,21 . (15) Re 1,24 . (16) Re 1,25 . (17) Re 1,27 . (18) Re 1,28 . (19) Re 1,29 . (20) Re 1,30 . (21) Re 1,31 . (22) Re 1,33 . (23) Re 1,34 .

Re 1,2.8. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Re (21) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,33 . (4) Re 2,1 . (5) Re 2,2 . (6) Re 2,6 . (7) Re 3,11 . (8) Re 3,30 . (9) Re 5,31 . (10) Re 6,4 . (11) Re 6,37 . (12) Re 6,39 . (13) Re 6,40 . (14) Re 8,28 . (15) Re 9,37 . (16) Re 11,21 . (17) Re 18,2 . (18) Re 18,9 . (19) Re 18,14 . (20) Re 18,17 . (21) Re 18,30 .

Re 1,2.7. - 8. אֶת הָאָרֶץ = ´èth hâ´ârèts (het land) . Tenakh (136) . Re (6) : (1) Re 1,2 . (2) Re 2,6 . (3) Re 18,2 (2X) . (4) Re 18,9 (2X) . (5) Re 18,14 . (6) Re 18,17 .

Re 1,2.6. - 8. נָתַתִּי אֶת הָאָרֶץ = nâthaththî ´èth hâ´ârèts (ik zal geven het land) . Tenakh (3) : (1) Gn 15,18 . (2) Nu 33,53 . (3) Re 1,2 .

Re 1,2.9. bejâdô (in zijn hand) < bë + zelfst. naamw. jad + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. (van hem) . jâd (hand) . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Letterwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . Tenakh (84) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (31) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (20) . Re (9) : (1) Re 1,2 . (2) Re 3,10 . (3) Re 3,15 . (4) Re 6,21 . (5) Re 7,14 . (6) Re 9,48 . (7) Re 11,32 . (8) Re 14,6 . (9) Re 16,26 . Een vorm van jâd (hand) in Re 1 (4) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,6 . (4) Re 1,7.

Re 1,3 - Re 1,3 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kai eipen ioudas pros sumeôn ton adelfon autou anabèthi met¢ emou en tô klèrô mou kai polemèsômen en tô chananaiô kai poreusomai kai ge egô meta sou en tô klèrô sou kai eporeuthè met¢ autou sumeôn 3 et ait Iudas Symeoni fratri suo ascende mecum in sorte mea et pugna contra Chananeum ut et ego pergam tecum in sorte tua et abiit cum eo Symeon   3 Toen zeide Juda tot zijn broeder Simeon: Trek met mij op in mijn lot, en laat ons tegen de Kanaänieten krijgen, zo zal ik ook met u optrekken in uw lot. Alzo toog Simeon op met hem. [3] Toen zei Juda tegen zijn broer Simeon*: ‘Trek mee naar het gebied dat aan mij is toegewezen om met mij tegen de Kanaänieten te vechten. Dan ga ik later met jou mee naar het gebied dat jou is toegewezen.’ Simeon ging met hem mee.  [3] Toen zeiden de Judeeërs tegen de stam Simeon, hun broeders: 'Trek met ons op naar het grondgebied dat ons door het lot is toegewezen en bind samen met ons de strijd aan tegen de Kanaänieten. Daarna zullen wij op onze beurt met u meegaan naar het grondgebied dat u door het lot is toegewezen.' Hierop ging Simeon met hen mee. 3 Juda zegt tot Simeon, zijn broeder: klim met mij op in mijn lotsdeel; wij zullen oorlog voeren met de Kanaäniet en ik zal ook met jou meegaan in jouw lotsdeel! Dan gaat Simeon met hem mee.   3. Alors Juda dit à Siméon son frère : « Monte avec moi dans le territoire que le sort m'a assigné, nous attaquerons les Cananéens et, à mon tour, je monterai avec toi dans ton territoire. » Et Siméon marcha avec lui.

King James Bible . [3] And Judah said unto Simeon his brother, Come up with me into my lot, that we may fight against the Canaanites; and I likewise will go with thee into thy lot. So Simeon went with him.
Luther-Bibel . 3 Da sprach Juda zu seinem Bruder Simeon: Zieh mit mir hinauf in mein Erbteil und lass uns mit den Kanaanitern kämpfen, dann will auch ich mit dir ziehen in dein Erbteil. So zog Simeon mit ihm.

Tekstuitleg van

1. wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Re (126) . Re 1 (5) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,7 . (4) Re 1,12 . (5) Re 1,14 .

2. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

1. - 2. In 5 / 10 verzen in Re 1 staat jëhûdâh (Juda) als onderwerp op de 2de plaats van het vers na hget vervoegd werkw. imperf. : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,10 . (4) Re 1,17 . (5) Re 1,18 .

5. Een vorm van `âlâh (opgaan, opklimmen) in Re 1 (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 1,3 . (4) Re 1,4 . (5) Re 1,16 . (6) Re 1,22 .

11. gam (tezamen, ook, zelfs) . Taalgebruik in Tenakh : gam (tezamen, ook, zelfs) . Getalwaarde : gimel = 3 , mem = 13 of 40 ; totaal : 16 (2² X 2²) OF 43 . Structuur : 3 - 4 . Tenakh (433) . Pentateuch (97) . Eerdere Profeten (97) . Latere Profeten (64) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (146) . Re (16) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,22 . (3) Re 2,21 . (4) Re 3,22 . (5) Re 3,31 . (6) Re 5,4 . (7) Re 6,35 . (8) Re 7,18 . (9) Re 8,9 . (10) Re 8,22 . (11) Re 8,31 . (12) Re 9,19 . (13) Re 9,49 . (14) Re 10,9 . (15) Re 19,19 . (16) Re 20,48 .

15. wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperfectum 3de pers.mann. enk. van het werkwoord halakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . Tenakh (216) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (146) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (22) . Re (24) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,26 . (7) Re 3,13 . (8) Re 8,29 . (9) Re 9,1 . (10) Re 9,7 . (11) Re 9,21 . (12) Re 9,50 . (13) Re 11,11 . (14) Re 11,16 . (15) Re 11,18 . (16) Re 13,11 . (17) Re 14,9 . (18) Re 15,4 . (19) Re 16,1 . (20) Re 17,8 . (21) Re 17,10 . (22) Re 19,3 . (23) Re 19,10 . (24) Re 19,28 .

15. - 16. wajjelèkh ´iththô (en hij ging met hem) . Tenakh (2) : (1) Gn 12,4 . (2) Re 1,3 .

Re 1,4 - Re 1,4 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai anebè ioudas kai edôken kurios ton chananaion kai ton ferezaion en cheiri autou kai epataxen autous en bezek deka chiliadas andrôn 4 ascenditque Iudas et tradidit Dominus Chananeum ac Ferezeum in manus eorum et percusserunt in Bezec decem milia virorum   4 En Juda toog op, en de HEERE gaf de Kanaänieten en de Ferezieten in hun hand; en zij sloegen hen bij Bezek, tien duizend man. [4] Toen Juda optrok tegen de Kanaänieten en Perizzieten, leverde de heer die aan hen over; in Bezek doodden zij tienduizend man.  [4] Juda rukte op, en de HEER leverde de Kanaänieten en Perizzieten aan hen uit; bij Bezek versloegen ze er tienduizend. 4 Zo klimt Juda op en de ENE geeft de Kanaäniet en de Periziet aan hen in handen; ze verslaan hen bij Bezek, tienduizend man.   4. Juda monta donc et Yahvé livra en leurs mains les Cananéens et les Perizzites, et, à Bézeq, ils défirent dix mille hommes.

King James Bible . [4] And Judah went up; and the LORD delivered the Canaanites and the Perizzites into their hand: and they slew of them in Bezek ten thousand men.
Luther-Bibel . 4 Als nun Juda hinaufzog, gab der HERR die Kanaaniter und Perisiter in ihre Hände, und sie schlugen bei Besek zehntausend Mann

Tekstuitleg van Re 1,4 . Het vers Re 1,4 telt 13 woorden en 56 (2³ X 7) letters . De getalwaarde van Re 1,4 is 3243 (3 X 23 X 47) . Na de vraag in Re 1,1 en het antwoord in Re 1,2 volgt nu in Re 1,4 de uitvoering .

Re 1,4.1. wj`l : verbindingsletter wë + act. qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajja`al / wajjâ`al (en hij klom op) OF qal jussief 3de pers. mann. enk. wëja`al (en ga op) van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Tenakh (115) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (18) . Re (10) : (1) Re 1,4 . (2) Re 2,1 . (3) Re 4,10 . (4) Re 8,8 . (5) Re 8,11 . (6) Re 9,48 . (7) Re 13,19 . (8) Re 13,20 . (9) Re 14,2 . (10) Re 14,19 . Een vorm van `âlâh (opgaan, opklimmen) in Re 1 (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 1,3 . (4) Re 1,4 . (5) Re 1,16 . (6) Re 1,22 .

Re 1,4.2. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

Re 1,4.1. - 2. wajja`al jëhûdâh (en Juda rukte op) . Tenakh (1) : Re 1,4 . In 5 / 10 verzen in Re 1 staat jëhûdâh (Juda) als onderwerp op de 2de plaats van het vers na hget vervoegd werkw. imperf. : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,10 . (4) Re 1,17 . (5) Re 1,18 .

Re 1,4.3. wajjiththen (en hij zal geven) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . Gr. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give . Tenakh (185) . Pentateuch (73) . Eerdere Profeten (62) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (41) . Re (8) : (1) Re 1,4 . (2) Re 1,13 . (3) Re 1,15 . (4) Re 3,10 . (5) Re 7,16 . (6) Re 11,21 . (7) Re 14,9 . (8) Re 14,19 .

4. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 1 (3) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,19 .

3. - 4. wajjiththen JHWH (en JHWH geeft) . Tenakh (18) : (1) Ex 11,3 . (2) Dt 3,3 . (3) Dt 6,22 . (4) Dt 9,10 . (5) Joz 10,30 . (6) Joz 10,32 . (7) Joz 21,43 . (8) Re 1,4 . (9) Re 3,10 . (10) Re 11,21 . (11) Rt 4,13 . (12) 1 S 1,27 . (13) 1 S 12,18 . (14) 2 S 4,8 . (15) 2 S 16,8 . (16) 2 S 24,15 . (17) 2 K 13,5 . (18) 2 Kr 212,14 .

5. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 1 (22) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,6 . (5) Re 1,10 . (6) Re 1,12 . (7) Re 1,13 . (8) Re 1,15 . (9) Re 1,16 . (10) Re 1,17 . (11) Re 1,18 . (12) Re 1,19 . (13) Re 1,20 . (14) Re 1,21 . (15) Re 1,24 . (16) Re 1,25 . (17) Re 1,27 . (18) Re 1,28 . (19) Re 1,29 . (20) Re 1,30 . (21) Re 1,31 . (22) Re 1,33 .

6. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

5. - 6. ´èth hakkëna`änî (de Kanaäniet) . Tenakh (12) : (1) Ex 23,28 . (2) Ex 33,2 . (3) Nu 21,3 . (4) Joz 3,10 . (5) Joz 16,10 . (6) Joz 17,13 . (7) Joz 17,18 . (8) Re 1,4 . (9) Re 1,5 . (10) Re 1,17 . (11) Re 1,28 . (12) Re 1,29 .

8. bejâdâm (in hun hand) < bë + zelfst. naamw. jad + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. (van hen) . jâd (hand) . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Letterwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . Tenakh (34) . Pentateuch (6) . Eerdere Profeten (12) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (11) . Re (7) : (1) Re 1,4 . (2) Re 7,2 . (3) Re 7,6 . (4) Re 7,8 . (5) Re 7,19 . (6) Re 15,13 . (7) Re 16,18 . Een vorm van jâd (hand) in Re 1 (4) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,6 . (4) Re 1,7.

11. `äshèrèth (tien) . `âshâr (tien) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâr (tien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 570 (2 X 3 X 5 X 19) . Structuur : 7 - 3 - 2 . Tenakh (35) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (9) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (9) . Re (5) : (1) Re 1,4 . (2) Re 4,6 . (3) Re 4,10 . (4) Re 17,10 . (5) Re 20,34 .

12. mann. mv. ´älâphîm (duizenden) . Zie : ´aleph (aleph) . Taalgebruik in Tenakh : ´aleph (aleph) . Getalwaarde : aleph = 1 , lamed = 12 of 30 , phe = 17 of 80 ; totaal : 30 of 111 . De schrijfwijze van aleph is een schuine waw (getalwaarde 6) met rechtsboven en linksonder een jod (2 X 10) , dus getalwaarde 26 , dezelfde getalwaarde als die van JHWH . Tenakh (132) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (36) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (59) . Re (9) : (1) Re 1,4 . (2) Re 3,29 . (3) Re 4,6 . (4) Re 4,14 . (5) Re 7,3 . (6) Re 15,11 . (7) Re 16,27 . (8) Re 20,34 . (9) Re 20,45 .

11. - 12. `äshèrèth ´älâphîm (tien duizenden) . Tenakh (14) : (1) Re 1,4 . (2) Re 4,6 . (3) Re 20,34 . (4) 1 K 5,28 . (5) 2 K 14,7 . (6) 1 Kr 29,7 . (7) 2 Kr 25,11 . (8) 2 Kr 27,5 . (9) 2 Kr 30,24 . (10) Ez 45,3 . (11) Ez 48,9 . (12) Ez 48,10 . (13) Ez 48,13 . (14) Ez 48,18 .

11. - 13. `äshèrèth ´älâphîm ´îsj (tien duizend man) . Tenakh (3) : (1) Re 1,4 . (2) Re 4,6 . (3) Re 20,34 .

Re 1,5 - Re 1,5 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai euron ton adônibezek en bezek kai epolemèsan en autô kai epataxan ton chananaion kai ton ferezaion 5 inveneruntque Adonibezec in Bezec et pugnaverunt contra eum ac percusserunt Chananeum et Ferezeum   5 En zij vonden Adoni-bezek te Bezek, en streden tegen hem; en zij sloegen de Kanaänieten en de Ferezieten. [5] In Bezek stootten zij op Adonibezek; zij vielen hem aan en brachten de Kanaänieten en Perizzieten een nederlaag toe.  [5] Ze kwamen daar tegenover Adonibezek te staan, bonden de strijd met hem aan en versloegen de Kanaänieten en Perizzieten. 5 In Bezek vinden ze Adoni Bezek en voeren oorlog met hem; ze verslaan de Kanaäniet en de Periziet;  5. Ayant rencontré à Bézeq Adoni-Bézeq, ils lui livrèrent bataille et défirent les Cananéens et les Perizzites.

King James Bible . [5] And they found Adoni-bezek in Bezek: and they fought against him, and they slew the Canaanites and the Perizzites.
Luther-Bibel . 5 und fanden den Adoni-Besek zu Besek und kämpften mit ihm und schlugen die Kanaaniter und Perisiter.

Tekstuitleg van

10. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

9. - 10. ´èth hakkëna`änî (de Kanaäniet) . Tenakh (12) : (1) Ex 23,28 . (2) Ex 33,2 . (3) Nu 21,3 . (4) Joz 3,10 . (5) Joz 16,10 . (6) Joz 17,13 . (7) Joz 17,18 . (8) Re 1,4 . (9) Re 1,5 . (10) Re 1,17 . (11) Re 1,28 . (12) Re 1,29 .

Re 1,6 - Re 1,6 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai efugen adônibezek kai katediôxan opisô autou kai elabon auton kai apekopsan ta akra tôn cheirôn autou kai tôn podôn autou 6 fugit autem Adonibezec quem secuti conprehenderunt caesis summitatibus manuum eius ac pedum   6 Doch Adoni-bezek vluchtte; en zij jaagden hem na, en zij grepen hem, en hieuwen de duimen zijner handen en zijner voeten af. [6] Adonibezek ging op de vlucht, maar zij achtervolgden hem, namen hem gevangen en hakten hem zijn duimen en zijn grote tenen af.  [6] Adonibezek sloeg op de vlucht, maar na een achtervolging kregen ze hem te pakken en hakten hem zijn duimen en zijn grote tenen af. 6 Adoni Bezek vlucht en zij jagen hem achterna; ze overmeesteren hem en snijden de duimen af van zijn handen en zijn voeten.   6. Adoni-Bézeq s'enfuit, mais ils le poursuivirent, le saisirent et lui coupèrent les pouces des mains et des pieds.

King James Bible . [6] But Adoni-bezek fled; and they pursued after him, and caught him, and cut off his thumbs and his great toes.
Luther-Bibel . 6 Aber Adoni-Besek floh und sie jagten ihm nach. Und als sie ihn ergriffen, hieben sie ihm die Daumen ab an seinen Händen und Füßen.

Tekstuitleg van

11. jâdâ(j)w (zijn handen) . zelfst. naamw. mann. mv. stat. construct. jâd (hand) + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . jâd (hand) . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Letterwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . Tenakh (40) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (12) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (11) . Re (4) : (1) Re 1,6 . (2) Re 9,16 . (3) Re 9,24 . (4) Re 15,14 . Een vorm van jâd (hand) in Re 1 (4) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,6 . (4) Re 1,7.

Re 1,7 - Re 1,7 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai eipen adônibezek ebdomèkonta basileis ta akra tôn cheirôn autôn kai tôn podôn autôn apokekommenoi èsan sullegontes ta upokatô tès trapezès mou kathôs oun epoièsa outôs antapedôken moi o theos kai ègagon auton eis ierousalèm kai apethanen ekei 7 dixitque Adonibezec septuaginta reges amputatis manuum ac pedum summitatibus colligebant sub mensa mea ciborum reliquias sicut feci ita reddidit mihi Deus adduxeruntque eum in Hierusalem et ibi mortuus est   7 Toen zeide Adoni-bezek: Zeventig koningen, met afgehouwen duimen van hun handen en van hun voeten, waren onder mijn tafel, de kruimen oplezende; gelijk als ik gedaan heb, alzo heeft mij God vergolden! En zij brachten hem te Jeruzalem, en hij stierf aldaar. [7] Toen zei Adonibezek: ‘Zeventig koningen van wie ik de duimen en grote tenen had afgehakt, raapten de restjes op die van mijn tafel vielen; zoals ik met anderen gedaan heb, zo doet God met mij.’ Zij brachten hem naar Jeruzalem en daar stierf hij.   [7] Adonibezek verklaarde: 'Ik heb aan mijn hof wel zeventig koningen van wie ik de duimen en grote tenen heb afgehakt en die zich in leven houden met de kruimels onder mijn tafel. God vergeldt mij nu wat ik hun heb aangedaan!' Hij werd naar Jeruzalem gebracht, en daar is hij gestorven. 7 Adoni Bezek zegt: zeventig koningen van wie de duimen van handen en voeten zijn afgehakt, zijn onder mijn tafel oprapers geweest: zoals ik heb gedaan, zó heeft God mij vergolden! Ze laten hem naar Jeruzalem komen en daar sterft hij. •   7. Adoni-Bézeq dit alors : « Soixante-dix rois, avec les pouces des mains et des pieds coupés, ramassaient les miettes sous ma table. Comme j'ai fait, Dieu me rend. » On l'emmena à Jérusalem et c'est là qu'il mourut.

King James Bible . [7] And Adoni-bezek said, Threescore and ten kings, having their thumbs and their great toes cut off, gathered their meat under my table: as I have done, so God hath requited me. And they brought him to Jerusalem, and there he died.
Luther-Bibel . 7 Da sprach Adoni-Besek: Siebzig Könige mit abgehauenen Daumen an Händen und Füßen lasen auf unter meinem Tisch. Wie ich getan habe, so hat mir Gott vergolten. Und man brachte ihn nach Jerusalem; dort starb er.

Tekstuitleg van

1. wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Re (126) . Re 1 (5) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,7 . (4) Re 1,12 . (5) Re 1,14 .

7. jëde(j)hèm (hun handen) . zelfst. naamw. mann. mv. stat. construct. jâd (hand) + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Letterwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . Tenakh (37) . Pentateuch (14) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (14) . Re (1) : Re 1,7 . Een vorm van jâd (hand) in Re 1 (4) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,6 . (4) Re 1,7.

21. jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Taalgebruik in Tenakh : jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 ; totaal : 82 (2 X 41) OF 586 (2 X 293) . Structuur : 1 - 2 - 6 -3 - 3 - 4 . Tenakh (336) . Pentateuch (0) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (38) . Geschriften (116) . Re (3) : (1) Re 1,7 . (2) Re 1,21 . (3) Re 19,10 .

Re 1,8 - Re 1,8 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai epolemèsan oi uioi iouda en ierousalèm kai katelabonto autèn kai epataxan autèn en stomati romfaias kai tèn polin eneprèsan en puri 8 obpugnantes ergo filii Iuda Hierusalem ceperunt eam et percusserunt in ore gladii tradentes cunctam incendio civitatem   8 Want de kinderen van Juda hadden tegen Jeruzalem gestreden, en hadden haar ingenomen, en met de scherpte des zwaards geslagen; en zij hadden de stad in het vuur gezet. [8] De Judeeërs vielen Jeruzalem* aan, namen de stad in, sloegen haar met het zwaard en staken de stad in brand.   [8] De Judeeërs deden een aanval op Jeruzalem en veroverden de stad. Ze doodden alle inwoners en lieten de stad in vlammen opgaan. 8 Dan voeren de kinderen Israëls oorlog met Jeruzalem, bezetten dat en slaan het met de bek van het zwaard; ze hebben de stad prijsgegeven in het vuur.   8. Les fils de Juda attaquèrent Jérusalem, ils la prirent, la passèrent au fil de l'épée et mirent le feu à la ville.

King James Bible . [8] Now the children of Judah had fought against Jerusalem, and had taken it, and smitten it with the edge of the sword, and set the city on fire.
Luther-Bibel . 8 Aber Juda kämpfte gegen Jerusalem und eroberte es und schlug es mit der Schärfe des Schwerts und zündete die Stadt an.

Tekstuitleg van

2. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 1 (7) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,8 . (3) Re 1,9 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,20 . (6) Re 1,21 . (7) Re 1,34 .

3. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

2. - 3. bëne(j) jëhûdâh (zonen van Juda) . Tenakh (9) : (1) Nu 10,14 . (2) Nu 26,20 . (3) Joz 14,6 . (4) Joz 15,20 . (5) Joz 15,21 . (6) Joz 15,63 . (7) Re 1,8 . (8) 1 Kr 6,50 . (9) Jr 7,30 . Zonder verbindingsstraap Tenakh (28) . Re 1 (2) : (1) Re 1,9 . (2) Re 1,16 .


Re 1,9 - Re 1,9 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai meta tauta katebèsan oi uioi iouda polemèsai en tô chananaiô tô katoikounti tèn oreinèn kai ton noton kai tèn pedinèn 9 et postea descendentes pugnaverunt contra Chananeum qui habitabat in montanis et ad meridiem et in campestribus   9 En daarna waren de kinderen van Juda afgetogen, om te krijgen tegen de Kanaänieten, wonende in het gebergte, en in het zuiden, en in de laagte. [9] Daarna trokken de Judeeërs verder en bonden de strijd aan met de Kanaänieten in het bergland, in de Negeb en in het laagland.   [9] Toen trokken ze verder om de strijd aan te binden tegen de Kanaänieten die in het bergland woonden, in de Negev en in het heuvelland. 9 ¶ Daarna zijn de zonen van Juda afgedaald om oorlog te voeren met de Kanaäniet,– die zetelde in het bergland, in de Negev en in de Laagte.   9. Après quoi, les fils de Juda descendirent pour combattre les Cananéens, qui habitaient la Montagne, le Négeb et le Bas-Pays.

King James Bible . [9] And afterward the children of Judah went down to fight against the Canaanites, that dwelt in the mountain, and in the south, and in the valley.
Luther-Bibel . 9 Danach zog Juda hinab, um gegen die Kanaaniter zu kämpfen, die auf dem Gebirge und im Südland und im Hügelland wohnten.

Tekstuitleg van

3. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 1 (7) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,8 . (3) Re 1,9 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,20 . (6) Re 1,21 . (7) Re 1,34 .

4. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

3. - 4. bëne(j) jëhûdâh (zonen van Juda) . Tenakh (9) : (1) Nu 10,14 . (2) Nu 26,20 . (3) Joz 14,6 . (4) Joz 15,20 . (5) Joz 15,21 . (6) Joz 15,63 . (7) Re 1,8 . (8) 1 Kr 6,50 . (9) Jr 7,30 . Zonder verbindingsstraap Tenakh (28) . Re 1 (2) : (1) Re 1,9 . (2) Re 1,16 .

5. lë + act. inf. construct. nifal lêhillâchem (om te strijden) van het werkw. lâcham (strijden) . Taalgebruik in Tenakh : lâcham (strijden) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , chet = 8 , mem = 13 of 40 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 78 (2 X 3 X 13) . Structuur : 3 - 8 - 4 . Tenakh (41) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (7) . Re (11) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,9 . (3) Re 8,1 . (4) Re 10,9 . (5) Re 10,18 . (6) Re 11,9 . (7) Re 11,12 . (8) Re 11,27 . (9) Re 11,32 . (10) Re 12,1 . (11) Re 12,3 .

Re 1,10 - Re 1,10 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai eporeuthè ioudas pros ton chananaion ton katoikounta en chebrôn kai exèlthen chebrôn ex enantias to de onoma chebrôn èn emprosthen kariatharboksefer kai epataxen ton sesi kai ton achiman kai ton tholmi gennèmata tou enak 10 pergensque Iudas contra Chananeum qui habitabat in Hebron cui nomen fuit antiquitus Cariatharbe percussit Sisai et Ahiman et Tholmai   10 En Juda was heengetogen tegen de Kanaänieten, die te Hebron woonden (de naam nu van Hebron was te voren Kirjath-arba), en zij sloegen Sesai, en Ahiman, en Thalmai. [10] Zo rukte Juda op tegen de Kanaänieten in Hebron – Hebron heette vroeger Kirjat-Arba – en versloeg Sesai, Achiman en Talmai.   [10] Eerst vielen ze de Kanaänieten in Hebron aan, dat toen nog Kirjat-Arba heette. Daar versloegen ze Sesai, Achiman en Talmai. 10 Dan gaat Juda af op de Kanaäniet die zetelt in Hebron; de naam van Hebron was voorheen Kirjat Arba; ze verslaan Sjesjai, Achiman en Talmai.   10. Puis Juda marcha contre les Cananéens qui habitaient Hébron - le nom d'Hébron était autrefois Qiryat-Arba - et il battit Shéshaï, Ahimân et Talmaï.

King James Bible . [10] And Judah went against the Canaanites that dwelt in Hebron: (now the name of Hebron before was Kirjath-arba:) and they slew Sheshai, and Ahiman, and Talmai.
Luther-Bibel . 10 Und Juda zog gegen die Kanaaniter, die in Hebron wohnten – Hebron aber hieß vorzeiten Kirjat-Arba –, und sie erschlugen den Scheschai und Ahiman und Talmai

Tekstuitleg van Re 1,10 . Het vers Re 1,10 heeft een paralleltekst in Joz 15,13 - Joz 15,14 .

1. wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperfectum 3de pers.mann. enk. van het werkwoord halakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . Tenakh (216) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (146) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (22) . Re (24) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,26 . (7) Re 3,13 . (8) Re 8,29 . (9) Re 9,1 . (10) Re 9,7 . (11) Re 9,21 . (12) Re 9,50 . (13) Re 11,11 . (14) Re 11,16 . (15) Re 11,18 . (16) Re 13,11 . (17) Re 14,9 . (18) Re 15,4 . (19) Re 16,1 . (20) Re 17,8 . (21) Re 17,10 . (22) Re 19,3 . (23) Re 19,10 . (24) Re 19,28 .

2. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

1. - 2. wajjelèkh jëhûdâh (en Juda ging) . Tenakh (2) : (1) Re 1,10 . (2) Re 1,17 . In 5 / 10 verzen in Re 1 staat jëhûdâh (Juda) als onderwerp op de 2de plaats van het vers na het vervoegd werkw. imperf. : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,10 . (4) Re 1,17 . (5) Re 1,18 .

4. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

Re 1,11 - Re 1,11 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai eporeuthèsan ekeithen pros tous katoikountas dabir kai to onoma dabir èn emprosthen polis grammatôn 11 atque inde profectus abiit ad habitatores Dabir cuius nomen vetus erat Cariathsepher id est civitas Litterarum   11 En van daar was hij heengetogen tegen de inwoners van Debir; de naam nu van Debir was te voren Kirjath-sefer. [11] Van daaruit trok hij op tegen de inwoners van Debir, dat vroeger Kirjat-Sefer heette.   [11] Vervolgens trokken ze op tegen Debir, dat toen nog Kirjat-Sefer heette. 11 Van daar gaat hij af op de ingezetenen van Devier; de naam van Devier was voorheen Kirjat Sefer.   11. De là, il marcha contre les habitants de Debir - le nom de Debir était autrefois Qiryat-Séphèr.

King James Bible . [11] And from thence he went against the inhabitants of Debir: and the name of Debir before was Kirjath-sepher:
Luther-Bibel . 11 und zogen von dort gegen die Einwohner von Debir. Debir aber hieß vorzeiten Kirjat-Sefer.

Tekstuitleg van Re 1,11 . Het vers Re 1,11 heeft een paralleltekst in Joz 15,15 .

1. wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperfectum 3de pers.mann. enk. van het werkwoord halakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . Tenakh (216) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (146) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (22) . Re (24) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,26 . (7) Re 3,13 . (8) Re 8,29 . (9) Re 9,1 . (10) Re 9,7 . (11) Re 9,21 . (12) Re 9,50 . (13) Re 11,11 . (14) Re 11,16 . (15) Re 11,18 . (16) Re 13,11 . (17) Re 14,9 . (18) Re 15,4 . (19) Re 16,1 . (20) Re 17,8 . (21) Re 17,10 . (22) Re 19,3 . (23) Re 19,10 . (24) Re 19,28 .

Re 1,12 - Re 1,12 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12kai eipen chaleb os an pataxè tèn polin tôn grammatôn kai prokatalabètai autèn dôsô autô tèn aschan thugatera mou eis gunaika 12 dixitque Chaleb qui percusserit Cariathsepher et vastaverit eam dabo ei Axam filiam meam uxorem   12 En Kaleb zeide: Wie Kirjath-sefer zal slaan, en haar innemen, dien zal ik ook mijn dochter Achsa tot een vrouw geven. [12] Kaleb* beloofde: ‘Wie Kirjat-Sefer verslaat en verovert, geef ik mijn dochter Aksa tot vrouw.’   [12] Kaleb beloofde: 'Wie Kirjat-Sefer verovert zal ik mijn dochter Achsa tot vrouw geven.' 12 Dan zegt Kaleb: wie Kirjat Sefer verslaat en het bezet,– hem zal ik mijn dochter Achsa geven tot vrouw!   12. Et Caleb dit : « Celui qui vaincra Qiryat-Séphèr et la prendra, je lui donnerai ma fille Aksa pour femme. »

King James Bible . [12] And Caleb said, He that smiteth Kirjath-sepher, and taketh it, to him will I give Achsah my daughter to wife.
Luther-Bibel . 12 Und Kaleb sprach: Wer Kirjat-Sefer schlägt und erobert, dem will ich meine Tochter Achsa zur Frau geben.

Tekstuitleg van

1. wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Re (126) . Re 1 (5) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,7 . (4) Re 1,12 . (5) Re 1,14 .


Re 1,13 - Re 1,13 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai prokatelabeto autèn gothonièl uios kenez adelfos chaleb o neôteros kai edôken autô tèn aschan thugatera autou eis gunaika 13 cumque cepisset eam Othonihel filius Cenez frater Chaleb minor dedit ei filiam suam coniugem   13 Toen nam Othniël haar in, de zoon van Kenaz, broeder van Kaleb, die jonger was dan hij; en Kaleb gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. [13] Otniël, een Kenizziet, een jongere broer van Kaleb, veroverde de stad en Kaleb gaf hem zijn dochter Aksa tot vrouw.   [13] Otniël, een zoon van Kalebs jongere broer Kenaz, veroverde de stad en kreeg Achsa tot vrouw. 13 Het wordt bezet door Otniël, zoon van Kenaz, de broer van Kaleb die jonger is dan hij; hem geeft hij zijn dochter Achsa tot vrouw.   13. Celui qui la prit fut Otniel, fils de Qenaz, le frère cadet de Caleb, et celui-ci lui donna sa fille Aksa pour femme.

King James Bible .
Luther-Bibel . [13] And Othniel the son of Kenaz, Caleb's younger brother, took it: and he gave him Achsah his daughter to wife. 13 Da eroberte es Otniël, der Sohn des Kenas, des jüngsten Bruders von Kaleb. Und Kaleb gab ihm seine Tochter Achsa zur Frau.

Tekstuitleg van

9. wajjiththen (en hij zal geven) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . Gr. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give . Tenakh (185) . Pentateuch (73) . Eerdere Profeten (62) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (41) . Re (8) : (1) Re 1,4 . (2) Re 1,13 . (3) Re 1,15 . (4) Re 3,10 . (5) Re 7,16 . (6) Re 11,21 . (7) Re 14,9 . (8) Re 14,19 .

Re 1,14 - Re 1,14 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai egeneto en tô eisporeuesthai autèn kai epeseisen autèn aitèsai para tou patros autès ton agron kai egogguzen epanô tou upozugiou kai ekraxen apo tou upozugiou eis gèn notou ekdedosai me kai eipen autè chaleb ti estin soi 14 quam pergentem in itinere monuit vir suus ut peteret a patre suo agrum quae cum suspirasset sedens asino dixit ei Chaleb quid habes   14 En het geschiedde, als zij tot hem kwam, dat zij hem aanporde, om van haar vader een veld te begeren; en zij sprong van den ezel af; toen zeide Kaleb tot haar: Wat is u? [14] Toen zij bij hem aankwam, wist Otniël haar ertoe te bewegen aan haar vader een stuk grond te vragen. Zij liet zich van de ezel glijden en Kaleb vroeg: ‘Wat is er?’   [14] Bij haar aankomst spoorde Achsa hem aan om aan haar vader een stuk vruchtbaar land te vragen. Toen ze van haar ezel was afgestegen, vroeg Kaleb haar wat ze verlangde. 14 Het geschiedt bij haar komst dat zij hem verlokt om van haar vader het veld te vragen; ze laat zich van de ezel glijden,– en dan zegt Kaleb tot haar: wat heb je?   14. Lorsqu'elle arriva, il lui suggéra de demander à son père un champ. Alors elle sauta à bas de son âne, et Caleb lui demanda : « Que veux-tu ? »

King James Bible . [14] And it came to pass, when she came to him, that she moved him to ask of her father a field: and she lighted from off her ass; and Caleb said unto her, What wilt thou? [15] And she said unto him, Give me a blessing: for thou hast given me a south land; give me also springs of water. And Caleb gave her the upper springs and the nether springs.
Luther-Bibel . 14 Und es begab sich, als sie zu ihm kam, beredete er sie, ein Stück Land zu fordern von ihrem Vater. Und sie stieg vom Esel. Da sprach Kaleb zu ihr: Was willst du?

Tekstuitleg van

11. wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Re (126) . Re 1 (5) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,7 . (4) Re 1,12 . (5) Re 1,14 .


Re 1,15 - Re 1,15 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai eipen autô ascha dos moi eulogian oti eis gèn notou ekdedosai me kai dôseis moi lutrôsin udatos kai edôken autè chaleb kata tèn kardian autès tèn lutrôsin meteôrôn kai tèn lutrôsin tapeinôn 15 at illa respondit da mihi benedictionem quia terram arentem dedisti mihi da et inriguam aquis dedit ergo ei Chaleb inriguum superius et inriguum inferius   15 En zij zeide tot hem: Geef mij een zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven hebt, geef mij ook waterwellingen. Toen gaf Kaleb haar hoge wellingen en lage wellingen. [15] Zij antwoordde: ‘Geef mij een geschenk! Als u mij dor land geeft, geef mij dan ook waterbronnen!’ Toen gaf Kaleb haar hoog- en laaggelegen bronnen.   [15] 'Geef me toch een geschenk waar ik wat aan heb,' antwoordde ze. 'U hebt me dit dorre stuk land gegeven, geef me dan ook bronnen.' Hierop gaf Kaleb haar zowel de hoog- als de laaggelegen bronnen. 15 Zij zegt tot hem: gun mij een zegen, nu je mij een land als de Negev hebt gegeven zul je me ook waterwellen geven! Dan geeft Kaleb haar de bovenste wellen en de onderste wellen. •   15. Elle lui répondit : « Accorde-moi une faveur. Puisque tu m'as reléguée au pays du Négeb, donne-moi donc des sources d'eau. » Et Caleb lui donna les sources d'en haut et les sources d'en bas.

King James Bible . [15] And she said unto him, Give me a blessing: for thou hast given me a south land; give me also springs of water. And Caleb gave her the upper springs and the nether springs.
Luther-Bibel . 15 Sie sprach: Gib mir eine Segensgabe! Denn du hast mich nach dem dürren Südland gegeben; gib mir auch Wasserquellen! Da gab er ihr die oberen und unteren Quellen.

Tekstuitleg van

6. kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenach : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . Re (95) . Re 1 (5) : (1) Re 1,15 . (2) Re 1,19 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,32 . (5) Re 1,34 .

12. acc. vr. enk. lutrôsin (verlossing) van het zelfst. naamw. lutrôsis (loskopen, verlossing) . Taalgebruik in de Septuaginta : lutrôsis (loskopen, verlossing) . Taalgebruik in het NT : lutrôsis (loskopen, verlossing) .
Septuaginta (2) : (1) Re 1, 15 . (2) Ps 111,9 . Een vorm van lutrôsis (loskopen, verlossing) in de Septuaginta in 8 verzen : (1) Lv 25,29 . (2) Lv 25,48 . (3) Nu 18, 16 . (4) Re 1, 15 . (5) Js 63,4 . (6) Ps 49,9 . (7) Ps 130,7 . (8) Ps 111,9 .

14. wajjiththen (en hij zal geven) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . Gr. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give . Tenakh (185) . Pentateuch (73) . Eerdere Profeten (62) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (41) . Re (8) : (1) Re 1,4 . (2) Re 1,13 . (3) Re 1,15 . (4) Re 3,10 . (5) Re 7,16 . (6) Re 11,21 . (7) Re 14,9 . (8) Re 14,19 .

18. acc. vr. enk. lutrôsin (verlossing) van het zelfst. naamw. lutrôsis (loskopen, verlossing) . Taalgebruik in de Septuaginta : lutrôsis (loskopen, verlossing) . Taalgebruik in het NT : lutrôsis (loskopen, verlossing) .
Septuaginta (2) : (1) Re 1, 15 . (2) Ps 111,9 . Een vorm van lutrôsis (loskopen, verlossing) in de Septuaginta in 8 verzen : (1) Lv 25,29 . (2) Lv 25,48 . (3) Nu 18, 16 . (4) Re 1, 15 . (5) Js 63,4 . (6) Ps 49,9 . (7) Ps 130,7 . (8) Ps 111,9 .



Re 1,16 - Re 1,16 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16kai oi uioi iôbab tou kinaiou pentherou môusè anebèsan ek tès poleôs tôn foinikôn pros tous uious iouda eis tèn erèmon tèn ousan en tô notô epi katabaseôs arad kai eporeuthè kai katôkèsen meta tou laou 16 filii autem Cinei cognati Mosi ascenderunt de civitate Palmarum cum filiis Iuda in desertum sortis eius quod est ad meridiem Arad et habitaverunt cum eo   16 De kinderen van den Keniet, den schoonvader van Mozes, togen ook uit de Palmstad op, met de kinderen van Juda, naar de woestijn van Juda, die tegen het zuiden van Harad is; en zij gingen heen en woonden met het volk. [16] Samen met de Judeeërs trokken de zonen van de Keniet*, de schoonvader van Mozes, vanuit de Palmenstad naar de woestijn van Juda, in de Negeb bij Arad; zij vestigden zich bij de mensen daar.  [16] Vanuit de Palmstad waren met de Judeeërs ook de Kenieten, stamgenoten van de schoonvader van Mozes, naar de woestijn van Juda opgetrokken. Zij vestigden zich te midden van de bewoners van het gebied rond Arad. 16 De zonen van de Keniet die Mozes’ schoonvader was zijn opgeklommen vanuit Palmenstad bij de zonen van Juda naar de woestijn van Juda die bij het zuiden van Arad is; men ging en werd ingezetene bij de gemeenschap daar.   16. Les fils de Hobab, le Qénite, beau-père de Moïse, montèrent de la ville des Palmiers avec les fils de Juda jusqu'au désert de Juda qui est dans le Négeb d'Arad, et ils vinrent habiter avec le peuple.

King James Bible . [16] And the children of the Kenite, Moses' father in law, went up out of the city of palm trees with the children of Judah into the wilderness of Judah, which lieth in the south of Arad; and they went and dwelt among the people.
Luther-Bibel . 16 Und die Nachkommen des Keniters Hobab, mit dem Mose verschwägert war, zogen herauf aus der Palmenstadt mit den Männern von Juda in die Wüste Juda, die im Süden von Arad liegt, und gingen hin und wohnten mitten unter dem Volk.

Tekstuitleg van

5. Een vorm van `âlâh (opgaan, opklimmen) in Re 1 (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 1,3 . (4) Re 1,4 . (5) Re 1,16 . (6) Re 1,22 .

9. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 1 (7) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,8 . (3) Re 1,9 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,20 . (6) Re 1,21 . (7) Re 1,34 .

10. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

9. - 10. bëne(j) jëhûdâh (zonen van Juda) . Tenakh (9) : (1) Nu 10,14 . (2) Nu 26,20 . (3) Joz 14,6 . (4) Joz 15,20 . (5) Joz 15,21 . (6) Joz 15,63 . (7) Re 1,8 . (8) 1 Kr 6,50 . (9) Jr 7,30 . Zonder verbindingsstraap Tenakh (28) . Re 1 (2) : (1) Re 1,9 . (2) Re 1,16 .

12. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

16 .wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperfectum 3de pers.mann. enk. van het werkwoord halakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . Tenakh (216) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (146) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (22) . Re (24) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,26 . (7) Re 3,13 . (8) Re 8,29 . (9) Re 9,1 . (10) Re 9,7 . (11) Re 9,21 . (12) Re 9,50 . (13) Re 11,11 . (14) Re 11,16 . (15) Re 11,18 . (16) Re 13,11 . (17) Re 14,9 . (18) Re 15,4 . (19) Re 16,1 . (20) Re 17,8 . (21) Re 17,10 . (22) Re 19,3 . (23) Re 19,10 . (24) Re 19,28 .

17 . wë + actief qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajjesjèbh (en hij verbleef) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) . OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . OF wë + act. hifil 3de pers. mann. enk. van het werkw. sjûbh (terugkeren) . Taalgebruik in Tenakh : sjûbh (terugkeren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , waw = 6 , beth = 2 ; totaal : 29 of 308 . Structuur : 3 - 6 - 2 . w-j-sj-bh- . Tenakh (228) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (114) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (36) . Gn (28) . Gn 50 (1) : Gn 50,22 . Re (25) : (1) Re 1,16 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,29 . (4) Re 1,30 . (5) Re 1,32 . (6) Re 1,33 . (7) Re 6,11 . (8) Re 7,3 . (9) Re 7,15 . (10) Re 8,13 . (11) Re 8,29 . (12) Re 9,21 . (13) Re 9,41 . (14) Re 9,56 . (15) Re 11,3 . (16) Re 11,17 . (17) Re 14,8 . (18) Re 15,8 . (19) Re 17,3 . (20) Re 17,4 . (21) Re 18,26 . (22) Re 19,4 . (23) Re 19,7 . (24) Re 19,15 . (25) Re 21,14 .


Re 1,17 - Re 1,17 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17kai eporeuthè ioudas meta sumeôn tou adelfou autou kai epataxan ton chananaion ton katoikounta sefeth kai anethematisan autèn kai exôlethreusan autèn kai ekalesan to onoma tès poleôs exolethreusis 17 abiit autem Iudas cum Symeone fratre suo et percusserunt simul Chananeum qui habitabat in Sephath et interfecerunt eum vocatumque est nomen urbis Horma id est anathema   17 Juda dan toog met zijn broeder Simeon, en zij sloegen de Kanaänieten, wonende te Zefat, en zij verbanden hen; en men noemde den naam dezer stad Horma. [17] Juda trok met zijn broer Simeon op tegen Sefat. Zij doodden de Kanaänieten die daar woonden en wijdden de stad aan de vernietiging*; daarom kreeg die stad de naam Chorma*.   [17] Samen met de stam Simeon versloegen de Judeeërs vervolgens de Kanaänieten in Sefat en vernietigden de stad. Sindsdien heet die stad Chorma.* 17 Juda gaat op weg met Simeon, zijn broer, en zij verslaan de Kanaäniet die zetelt in Tsefat; zij slaan dat met de ban en men roept als naam voor die stad uit ‘Chorma’, – gebannene!   17. Puis Juda s'en alla avec Siméon son frère. Ils battirent les Cananéens qui habitaient Çephat et la vouèrent à l'anathème. C'est pourquoi on donna à la ville le nom de Horma.

King James Bible . [17] And Judah went with Simeon his brother, and they slew the Canaanites that inhabited Zephath, and utterly destroyed it. And the name of the city was called Hormah.
Luther-Bibel . 17 Und Juda zog hin mit seinem Bruder Simeon, und sie erschlugen die Kanaaniter in Zefat und vollstreckten den Bann an ihnen und nannten die Stadt Horma.

Tekstuitleg van

1. wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperfectum 3de pers.mann. enk. van het werkwoord halakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . Tenakh (216) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (146) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (22) . Re (24) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,26 . (7) Re 3,13 . (8) Re 8,29 . (9) Re 9,1 . (10) Re 9,7 . (11) Re 9,21 . (12) Re 9,50 . (13) Re 11,11 . (14) Re 11,16 . (15) Re 11,18 . (16) Re 13,11 . (17) Re 14,9 . (18) Re 15,4 . (19) Re 16,1 . (20) Re 17,8 . (21) Re 17,10 . (22) Re 19,3 . (23) Re 19,10 . (24) Re 19,28 .

2. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

1. - 2. wajjelèkh jëhûdâh (en Juda ging) . Tenakh (2) : (1) Re 1,10 . (2) Re 1,17 . In 5 / 10 verzen in Re 1 staat jëhûdâh (Juda) als onderwerp op de 2de plaats van het vers na hget vervoegd werkw. imperf. : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,10 . (4) Re 1,17 . (5) Re 1,18 .

8. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

7. - 8. ´èth hakkëna`änî (de Kanaäniet) . Tenakh (12) : (1) Ex 23,28 . (2) Ex 33,2 . (3) Nu 21,3 . (4) Joz 3,10 . (5) Joz 16,10 . (6) Joz 17,13 . (7) Joz 17,18 . (8) Re 1,4 . (9) Re 1,5 . (10) Re 1,17 . (11) Re 1,28 . (12) Re 1,29 .

Re 1,18 - Re 1,18 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai ouk eklèronomèsen ioudas tèn gazan kai to orion autès kai tèn askalôna kai to orion autès kai tèn akkarôn kai to orion autès kai tèn azôton kai ta perisporia autès 18 cepitque Iudas Gazam cum finibus suis et Ascalonem atque Accaron cum terminis suis   18 Daartoe nam Juda Gaza in, met haar landpale, en Askelon met haar landpale, en Ekron met haar landpale. [18] Maar Gaza, Askelon en Ekron, met bijbehorende gebieden, heeft Juda niet kunnen innemen.   [18] Ook veroverden de Judeeërs het hele gebied van Gaza, het hele gebied van Askelon en het hele gebied van Ekron. 18 Dan bezet Juda Gaza en haar gebied, Asjkelon en haar gebied,– en Ekron en haar gebied.   18. Puis Juda s'empara de Gaza et de son territoire, d'Ashqelôn et de son territoire, d'Éqrôn et de son territoire.

King James Bible . [18] Also Judah took Gaza with the coast thereof, and Askelon with the coast thereof, and Ekron with the coast thereof.
Luther-Bibel . 18 Doch eroberte Juda nicht Gaza mit seinem Gebiet und Aschkelon mit seinem Gebiet und Ekron mit seinem Gebiet.

Tekstuitleg van

2. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

1. - 2. In 5 / 10 verzen in Re 1 staat jëhûdâh (Juda) als onderwerp op de 2de plaats van het vers na hget vervoegd werkw. imperf. : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,10 . (4) Re 1,17 . (5) Re 1,18 .

12. lë + act. inf. construct. nifal lêhillâchem (om te strijden) van het werkw. lâcham (strijden) . Taalgebruik in Tenakh : lâcham (strijden) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , chet = 8 , mem = 13 of 40 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 78 (2 X 3 X 13) . Structuur : 3 - 8 - 4 . Tenakh (41) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (7) . Re (11) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,9 . (3) Re 8,1 . (4) Re 10,9 . (5) Re 10,18 . (6) Re 11,9 . (7) Re 11,12 . (8) Re 11,27 . (9) Re 11,32 . (10) Re 12,1 . (11) Re 12,3 .

Re 1,19 - Re 1,19 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai èn kurios meta iouda kai eklèronomèsen to oros oti ouk edunato klèronomèsai tous katoikountas tèn koilada oti rèchab diesteilato autèn 19 fuitque Dominus cum Iuda et montana possedit nec potuit delere habitatores vallis quia falcatis curribus abundabant   19 En de HEERE was met Juda, dat hij de inwoners van het gebergte verdreef; maar hij ging niet voort om de inwoners des dals te verdrijven, omdat zij ijzeren wagenen hadden. [19] Juda heeft de bewoners van het bergland verdreven omdat de heer met hem was, maar de bewoners van de vlakte heeft hij niet kunnen verdrijven: die hadden ijzeren strijdwagens.  [19] Met de hulp van de HEER maakte Juda zich meester van het bergland, maar het lukte niet om de bewoners van de laagvlakte te verdrijven, want die beschikten over ijzeren strijdwagens. 19 De ENE is bij Juda en die beërft het gebergte; want van de vallei zijn de ingezetenen niet te onterven, omdat zij wagens van ijzer hebben.   19. Et Yahvé fut avec Juda qui se rendit maître de la Montagne, mais il ne put déposséder les habitants de la plaine, parce qu'ils avaient des chars de fer.

King James Bible . [19] And the LORD was with Judah; and he drave out the inhabitants of the mountain; but could not drive out the inhabitants of the valley, because they had chariots of iron. [20] And they gave Hebron unto Caleb, as Moses said: and he expelled thence the three sons of Anak.
Luther-Bibel . 19 Dennoch war der HERR mit Juda, dass es das Gebirge einnahm; es konnte aber die Bewohner der Ebene nicht vertreiben, weil sie eiserne Wagen hatten.

Tekstuitleg van

4. jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Jesaja : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 .

8. kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenach : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . Re (95) . Re 1 (5) : (1) Re 1,15 . (2) Re 1,19 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,32 . (5) Re 1,34 .

9. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

8. - 9. kî lo´ (want niet) . Zonder verbindingsstreep . Tenach (247) . Re (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,34 . (4) Re 3,22 . (5) Re 4,9 . (6) Re 5,23 . (7) Re 13,16 . (8) Re 18,1 . (9) Re 21,22 .

12. act. qal part. mann. mv. stat. construct. josjëbhe(j) (die bewonen) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (110) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (42) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (21) . Re (7) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,31 . (3) Re 1,32 . (4) Re 1,33 . (5) Re 5,10 . (6) Re 10,18 . (7) Re 11,8 .


Re 1,20 - Re 1,20 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai edôken tô chaleb tèn chebrôn katha elalèsen môusès kai eklèronomèsen ekeithen tas treis poleis kai exèren ekeithen tous treis uious enak 20 dederuntque Chaleb Hebron sicut dixerat Moses qui delevit ex ea tres filios Enach   20 En zij gaven Hebron aan Kaleb, gelijk als Mozes gesproken had; en hij verdreef van daar de drie zonen van Enak. [20] Overeenkomstig de beschikking van Mozes werd Hebron aan Kaleb gegeven; deze zette de drie zonen van Enak de stad uit.   [20] Hebron werd, overeenkomstig de woorden van Mozes, toegewezen aan Kaleb, die de drie zonen van Enak uit de stad verdreef. 20 Hebron geven ze aan Kaleb, zoals Mozes had gesproken; van daaruit onterft hij de drie zonen van Anak.   20. Comme Moïse l'avait recommandé, on donna Hébron à Caleb, lequel en chassa les trois fils d'Anaq.

King James Bible . [20] And they gave Hebron unto Caleb, as Moses said: and he expelled thence the three sons of Anak.
Luther-Bibel . 20 Und sie gaben dem Kaleb Hebron, wie Mose gesagt hatte, und er vertrieb daraus die drei Söhne des Anak.

Tekstuitleg van

12. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 1 (7) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,8 . (3) Re 1,9 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,20 . (6) Re 1,21 . (7) Re 1,34 .


Re 1,21 - Re 1,21 . Verzoening van Juda en Simeon- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1 - Re 1,2 - Re 1,3 - Re 1,4 - Re 1,5 - Re 1,6 - Re 1,7 - Re 1,8 - Re 1,9 - Re 1,10 - Re 1,11 - Re 1,12 - Re 1,13 - Re 1,14 - Re 1,15 - Re 1,16 - Re 1,17 - Re 1,18 - Re 1,19 - Re 1,20 - Re 1,21 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai ton iebousaion ton katoikounta en ierousalèm ouk exèran oi uioi beniamin kai katôkèsen o iebousaios meta tôn uiôn beniamin eôs tès èmeras tautès 21 Iebuseum autem habitatorem Hierusalem non deleverunt filii Beniamin habitavitque Iebuseus cum filiis Beniamin in Hierusalem usque in praesentem diem   21 Doch de kinderen van Benjamin hebben de Jebusieten, te Jeruzalem wonende, niet verdreven; maar de Jebusieten woonden met de kinderen van Benjamin te Jeruzalem, tot op dezen dag. [21] De Benjaminieten hebben de Jebusieten niet uit Jeruzalem kunnen verdrijven, zodat de Jebusieten vandaag nog bij de Benjaminieten in Jeruzalem wonen.   [21] Maar de Jebusieten in Jeruzalem werden door de stam Benjamin niet verdreven; zij wonen er tot op de dag van vandaag samen met de Benjaminieten. 21 ¶ Maar de Jeboesiet, de ingezetene van Jeruzalem, hebben de zonen van Benjamin niet onterfd; zo blijft de Jeboesiet bij de zonen van Benjamin in Jeruzalem zitten tot op deze dag. ••  21. Quant aux Jébuséens qui habitaient Jérusalem, les fils de Benjamin ne les dépossédèrent pas, et jusqu'aujourd'hui les Jébuséens ont habité Jérusalem avec les fils de Benjamin.

King James Bible . [21] And the children of Benjamin did not drive out the Jebusites that inhabited Jerusalem; but the Jebusites dwell with the children of Benjamin in Jerusalem unto this day.
Luther-Bibel . 21 Aber Benjamin vertrieb die Jebusiter nicht, die in Jerusalem wohnten, sondern die Jebusiter wohnten bei denen von Benjamin in Jerusalem bis auf diesen Tag.

Tekstuitleg van

4. jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Taalgebruik in Tenakh : jërûsjâlaim (Jeruzalem) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 ; totaal : 82 (2 X 41) OF 586 (2 X 293) . Structuur : 1 - 2 - 6 -3 - 3 - 4 . Tenakh (336) . Pentateuch (0) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (38) . Geschriften (116) . Re (3) : (1) Re 1,7 . (2) Re 1,21 . (3) Re 19,10 .

5. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

6. act. hifil perf. 3de pers. mann. mv. hôrîsjû (zij namen in bezit) OF act. hifil perf. 3de pers. mann. enk. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. hôrîsjô (hij nam het in bezit) van het werkw. jârasj (erven, bezitten, in bezit nemen) . Taalgebruik in Tenakh : (erven, bezitten, in bezit nemen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 51 of 510 . Structuur : 1 - 2 - 3 . Tenakh (7) : (1) Nu 32,21 . (2) Joz 13,13 . (3) Joz 16,10 . (4) Joz 17,13 . (5) Re 1,21 . (6) Re 1,28 . (7) Re 1,32 .

5. - 6. lo´ hôrîsjô (hij nam het niet in bezit) . Tenakh (3) : (1) Joz 17,13 . (2) Re 1,28 . (3) Re 1,32 . lo´ hôrîsjû (zij namen niet in bezit) . Tenakh (1) : Re 1,21 .

7. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 1 (7) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,8 . (3) Re 1,9 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,20 . (6) Re 1,21 . (7) Re 1,34 .

9. wë + actief qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajjesjèbh (en hij verbleef) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (228) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (114) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (36) . Gn (28) . Gn 50 (1) : Gn 50,22 . Re (25) : (1) Re 1,16 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,29 . (4) Re 1,30 . (5) Re 1,32 . (6) Re 1,33 . (7) Re 6,11 . (8) Re 7,3 . (9) Re 7,15 . (10) Re 8,13 . (11) Re 8,29 . (12) Re 9,21 . (13) Re 9,41 . (14) Re 9,56 . (15) Re 11,3 . (16) Re 11,17 . (17) Re 14,8 . (18) Re 15,8 . (19) Re 17,3 . (20) Re 17,4 . (21) Re 18,26 . (22) Re 19,4 . (23) Re 19,7 . (24) Re 19,15 . (25) Re 21,14 .

9. - 10. wajjesjèbh hajëbhûsî (en de Jebusiet woonde) . Tenakh (2) : (1) Joz 15,63 . (2) Re 1,21 .

12. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 1 (7) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,8 . (3) Re 1,9 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,20 . (6) Re 1,21 . (7) Re 1,34 .

16. hajjôm (de dag) < ha + hajjôm (de dag) < ha + Tenakh (425) . Pentateuch (128) . Eerdere Profeten (160) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (84) . Re (19) : (1) Re 1,21 . (2) Re 1,26 . (3) Re 4,14 . (4) Re 6,24 . (5) Re 9,18 . (6) Re 9,19 . (7) Re 9,45 . (8) Re 10,4 . (9) Re 10,15 . (10) Re 11,27 . (11) Re 12,3 . (12) Re 15,19 . (13) Re 18,1 . (14) Re 18,12 . (15) Re 19,8 . (16) Re 19,9 . (17) Re 19,30 . (18) Re 21,3 . (19) Re 21,6 . Tenakh (425) . Pentateuch (128) . Eerdere Profeten (160) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (84) . Re (19) : (1) Re 1,21 . (2) Re 1,26 . (3) Re 4,14 . (4) Re 6,24 . (5) Re 9,18 . (6) Re 9,19 . (7) Re 9,45 . (8) Re 10,4 . (9) Re 10,15 . (10) Re 11,27 . (11) Re 12,3 . (12) Re 15,19 . (13) Re 18,1 . (14) Re 18,12 . (15) Re 19,8 . (16) Re 19,9 . (17) Re 19,30 . (18) Re 21,3 . (19) Re 21,6 .

15. - 17. `ad hajjôm hazzèh (tot dze dag, tot vandaag) . Tenakh (152) . Re () : (1) Re 1,21 . (2) Re 1,26 . (3) Re 6,24 . (4) Re 10,4 . (5) Re 15,19 . (6) Re 18,12 . (7) Re 19,30 .

- Re 1,22-36 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -

Re 1,22 - Re 1,22 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22kai anebèsan oi uioi iôsèf kai ge autoi eis baithèl kai ioudas met¢ autôn 22 domus quoque Ioseph ascendit in Bethel fuitque Dominus cum eis   22 En het huis van Jozef toog ook op naar Beth-el. En de HEERE was met hen. [22] Ook het huis Jozef rukte uit; zij trokken op tegen Betel en de heer was met hen.   [22] Ook de nakomelingen van Jozef rukten op, naar Betel, en de HEER stond hen bij. 22 Het huis van Jozef, ook zij klimmen op naar Bet El; de ENE is met hen.   22. La maison de Joseph, elle aussi, monta à Béthel et Yahvé fut avec elle.

King James Bible . [22] And the house of Joseph, they also went up against Bethel: and the LORD was with them.
Luther-Bibel . 22 Auch das Haus Josef zog hinauf nach Bethel und der HERR war mit ihnen.

Tekstuitleg van Re 1,22 .

Re 1,22.1. wajja`älû (en wij gaan) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . (1) `âlâh (hij ging op) . act. qal perfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . (2) `äleh (ga) . act. qal imperatief tweede persoon mannelijk enkelvoud . (3) `olâh (brandoffer) . Tenakh (66) . Pentateuch (14) . Eerdere Profeten (39) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (7) . Re (17) : (1) Re 1,22 . (2) Re 4,5 . (3) Re 6,35 . (4) Re 9,51 . (5) Re 15,6 . (6) Re 15,9 . (7) Re 16,5 . (8) Re 16,8 . (9) Re 16,18 . (10) Re 16,31 . (11) Re 18,12 . (12) Re 18,17 . (13) Re 20,18 . (14) Re 20,23 . (15) Re 20,26 . (16) Re 20,30 . (17) Re 21,4 . Een vorm van `âlâh (opgaan, opklimmen) in Re 1 (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 1,3 . (4) Re 1,4 . (5) Re 1,16 . (6) Re 1,22 .

Re 1,22.2. be(j)th (huis) . Taalgebruik in Tenakh : be(j)th (huis) . Getalwaarde van be(j)th ; beth = 2 , jod = 10 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103) . Structuur : 2 - 1 - 4 . Gr. oikos (huis) . Taalgebruik in de Septuaginta : oikos (huis) . Taalgebruik in het NT : oikos (huis) . Een vorm van oikos in de LXX (2062) , in het NT (112) . Lat. domus . Fr. maison . Ned. huis . E. house . D. Hause . Tenakh (911) . Pentateuch (77) . Eerdere Profeten (307) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (61) . Geschriften (276) . Re (38) . Re 1 (5) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,27 . (4) Re 1,33 . (5) Re 1,35 .

Re 1,22.3. jôseph (Jozef) . Taalgebruik in Tenakh : jôseph (Jozef) . Taalgebruik in de LXX : iôsèf (Jozef) . Taalgebruik in het NT : iôsèf (Jozef) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , samech = 15 of 60 , pe = 17 of 80 ; totaal 48 ( 2³ X 3) OF 156 (2² X 3 X 13 OF 12 X 13 OF 6 X 26) . Structuur : 1 - 6 - 6 - 8 . Tenakh (186) . Pentateuch (146) . Eerdere Profeten (19) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (10) . Gr. iôsèf (Jozef) . Gebruik in de bijbel (234) , in de LXX (200) , in het NT (34/35) . Re (3) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,35 .

Re 1,22.2. - 3. be(j)th jôseph (huis van Jozef) . Zonder verbindingsstreep : Tenakh (9) : (1) Gn 43,18 . (2) Gn 43,19 . (3) Gn 50,8 . (4) Gn 50,8 . (5) Re 1,35 . (6) 2 S 19,21 . (7) 1 K 11,28 . (8) Am 5,6 . (9) Zach 10,6 . Met verbindingsstreep : Tenakh (2) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 .

4. gam (tezamen, ook, zelfs) . Taalgebruik in Tenakh : gam (tezamen, ook, zelfs) . Getalwaarde : gimel = 3 , mem = 13 of 40 ; totaal : 16 (2² X 2²) OF 43 . Structuur : 3 - 4 . Tenakh (433) . Pentateuch (97) . Eerdere Profeten (97) . Latere Profeten (64) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (146) . Re (16) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,22 . (3) Re 2,21 . (4) Re 3,22 . (5) Re 3,31 . (6) Re 5,4 . (7) Re 6,35 . (8) Re 7,18 . (9) Re 8,9 . (10) Re 8,22 . (11) Re 8,31 . (12) Re 9,19 . (13) Re 9,49 . (14) Re 10,9 . (15) Re 19,19 . (16) Re 20,48 .

6. be(j)th (huis) . Taalgebruik in Tenakh : be(j)th (huis) . Taalgebruik in Amos : be(j)th (huis) . Getalwaarde van be(j)th ; beth = 2 , jod = 10 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103) . Structuur : 2 - 1 - 4 . Gr. oikos (huis) . Taalgebruik in de Septuaginta : oikos (huis) . Taalgebruik in het NT : oikos (huis) . Een vorm van oikos in de LXX (2062) , in het NT (112) . Lat. domus . Fr. maison . Ned. huis . E. house . D. Hause . Tenakh (911) . Pentateuch (77) . Eerdere Profeten (307) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (61) . Geschriften (276) . In zeven verzen in Ex : (1) Ex 6,14 . (2) Ex 12,30 . (3) Ex 16,31 . (4) Ex 20,17 . (5) Ex 23,19 . (6) Ex 34,26 . (7) Ex 40,38 . Re (38) . Re 1() : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,27 . (4) Re 1,33 . (5) Re 1,35 .

Re 1,22.6. - 7. be(j)th ´el (Betel) . Tenakh (39) . Gn (8) . Joz (6) . Re (4) . 1 S (3) . 1 K (2) . 2 K (6) . 1 Kr (2) . 12 Kleine Profeten (6) . Re (4) : (1) Re 1,22 . (2) Re 4,5 . (3) Re 9,46 . (4) Re 21,2 . Ook nog Tenakh (7) : (1) Gn 35,1 . (2) Re 20,18 . (3) Re 20,26 . (4) Re 20,31 . (5) Ezr 2,28. (6) Neh 7,32 . (7) Am 4,4 .

Re 1,23 - Re 1,23 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23kai parenebalon oikos israèl kata baithèl to de onoma tès poleôs èn emprosthen louza 23 nam cum obsiderent urbem quae prius Luza vocabatur   23 En het huis van Jozef bestelde verspieders bij Beth-el; de naam nu dezer stad was te voren Luz. [23] Het huis van Jozef ondernam een verkenningstocht naar Betel, dat vroeger Luz heette.   [23] Ze stuurden verkenners naar Betel, dat vroeger Luz heette. 23 Het huis van Jozef, zij doen speurwerk bij Bet El; de naam van de stad was voorheen Loez.   23. La maison de Joseph fit faire une reconnaissance contre Béthel. Le nom de la ville était autrefois Luz.

King James Bible . [23] And the house of Joseph sent to descry Bethel. (Now the name of the city before was Luz.)
Luther-Bibel . 23 Und das Haus Josef ließ Bethel auskundschaften; die Stadt hieß vorzeiten Lus.

Tekstuitleg van

2. be(j)th (huis) . Taalgebruik in Tenakh : be(j)th (huis) . Taalgebruik in Amos : be(j)th (huis) . Getalwaarde van be(j)th ; beth = 2 , jod = 10 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103) . Structuur : 2 - 1 - 4 . Gr. oikos (huis) . Taalgebruik in de Septuaginta : oikos (huis) . Taalgebruik in het NT : oikos (huis) . Een vorm van oikos in de LXX (2062) , in het NT (112) . Lat. domus . Fr. maison . Ned. huis . E. house . D. Hause . Tenakh (911) . Pentateuch (77) . Eerdere Profeten (307) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (61) . Geschriften (276) . In zeven verzen in Ex : (1) Ex 6,14 . (2) Ex 12,30 . (3) Ex 16,31 . (4) Ex 20,17 . (5) Ex 23,19 . (6) Ex 34,26 . (7) Ex 40,38 . Re (38) . Re 1() : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,27 . (4) Re 1,33 . (5) Re 1,35 .

3. jôseph (Jozef) . Taalgebruik in Tenakh : jôseph (Jozef) . Taalgebruik in de LXX : iôsèf (Jozef) . Taalgebruik in het NT : iôsèf (Jozef) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , samech = 15 of 60 , pe = 17 of 80 ; totaal 48 ( 2³ X 3) OF 156 (2² X 3 X 13 OF 12 X 13 OF 6 X 26) . Structuur : 1 - 6 - 6 - 8 . Tenakh (186) . Pentateuch (146) . Eerdere Profeten (19) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (10) . Gr. iôsèf (Jozef) . Gebruik in de bijbel (234) , in de LXX (200) , in het NT (34/35) . Re (3) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,35 .

2. - 3. be(j)th jôseph (huis van Jozef) . Zonder verbindingsstreep : Tenakh (9) : (1) Gn 43,18 . (2) Gn 43,19 . (3) Gn 50,8 . (4) Gn 50,8 . (5) Re 1,35 . (6) 2 S 19,21 . (7) 1 K 11,28 . (8) Am 5,6 . (9) Zach 10,6 . Met verbindingsstreep : Tenakh (2) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 .

Re 1,24 - Re 1,24 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24kai eidon oi fulassontes andra ekporeuomenon ek tès poleôs kai elaban auton kai eipon autô deixon èmin tèn eisodon tès poleôs kai poièsomen meta sou eleos 24 viderunt hominem egredientem de civitate dixeruntque ad eum ostende nobis introitum civitatis et faciemus tecum misericordiam   24 En de wachters zagen een man, uitgaande uit de stad; en zij zeiden tot hem: Wijs ons toch den ingang der stad, en wij zullen weldadigheid bij u doen. [24] De verkenners zagen een man uit de stad komen en zeiden tegen hem: ‘Als u ons wijst hoe wij in de stad kunnen komen, dan zullen wij u genadig zijn.’  [24] Toen de verkenners een man uit de stad zagen komen, zeiden ze tegen hem: 'Als u ons wijst hoe we in de stad kunnen komen, zullen wij u goed behandelen.' 24 De wachters zien een man de stad uitgaan,– en zeggen tot hem: laat ons toch zien waar we de stad inkomen, dan zullen we jou vriendschap bewijzen!   24. Ceux qui étaient en observation virent un homme qui sortait de la ville. Ils lui dirent : « Indique-nous par où l'on peut y entrer et nous te ferons grâce. »

King James Bible . [24] And the spies saw a man come forth out of the city, and they said unto him, Shew us, we pray thee, the entrance into the city, and we will shew thee mercy.
Luther-Bibel . 24 Und die Späher sahen einen Mann aus der Stadt gehen und sprachen zu ihm: Zeige uns, wo wir in die Stadt kommen, so wollen wir Barmherzigkeit an dir tun.

Tekstuitleg van


Re 1,25 - Re 1,25 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25kai edeixen autois tèn eisodon tès poleôs kai epataxan tèn polin en stomati romfaias ton de andra kai tèn suggeneian autou exapesteilan 25 qui cum ostendisset eis percusserunt urbem in ore gladii hominem autem illum et omnem cognationem eius dimiserunt   25 En als hij hun den ingang der stad gewezen had, zo sloegen zij de stad met de scherpte des zwaards; maar dien man en zijn ganse huis lieten zij gaan. [25] Hij wees hun hoe ze de stad konden binnenkomen. Daarop namen zij de stad in en sloegen haar met het zwaard, maar de man met heel zijn familie lieten zij gaan.  [25] De man wees hun hoe ze de stad konden binnenkomen. Ze doodden alle inwoners, maar lieten de man met heel zijn familie in leven. 25 Hij laat zien waar je de stad inkomt en zij slaan de stad met de bek van het zwaard; die man en heel zijn familie hebben ze vrij heengezonden.   25. Il leur indiqua par où entrer dans la ville. Ils passèrent la ville au fil de l'épée, mais laissèrent aller l'homme avec tout son clan.

King James Bible . [25] And when he shewed them the entrance into the city, they smote the city with the edge of the sword; but they let go the man and all his family.
Luther-Bibel . 25 Und als er ihnen zeigte, wo sie in die Stadt kämen, schlugen sie die Stadt mit der Schärfe des Schwerts; aber den Mann und sein ganzes Geschlecht ließen sie gehen.

Tekstuitleg van

 

Re 1,26 - Re 1,26 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26kai apèlthen o anèr eis gèn chettiim kai ôkodomèsen ekei polin kai ekalesen to onoma autès louza touto onoma autès eôs tès èmeras tautès 26 qui dimissus abiit in terram Etthim et aedificavit ibi civitatem vocavitque eam Luzam quae ita appellatur usque in praesentem diem   26 Toen toog deze man in het land der Hethieten, en hij bouwde een stad, en noemde haar naam Luz; dit is haar naam tot op dezen dag. [26] Hij trok naar het gebied van de Hethieten, bouwde daar een stad en noemde die Luz; zo heet ze tot op de dag van vandaag.   [26] Hij trok naar het land van de Hethieten. Daar bouwde hij een stad die hij Luz noemde, en die zo heet tot op de dag van vandaag. [ 26 De man gaat naar het land van de Chitieten; hij bouwt een stad en roept als naam voor haar uit ‘Loez’; dat is haar naam tot op deze dag. •   26. Cet homme s'en alla au pays des Hittites et il bâtit une ville à laquelle il donna le nom de Luz. C'est le nom qu'elle porte encore aujourd'hui.

King James Bible . [26] And the man went into the land of the Hittites, and built a city, and called the name thereof Luz: which is the name thereof unto this day.
Luther-Bibel . 26 Da zog der Mann ins Land der Hetiter und baute eine Stadt und nannte sie Lus; die heißt noch heutigentags so.

Tekstuitleg van

1. wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperfectum 3de pers.mann. enk. van het werkwoord halakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . Tenakh (216) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (146) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (22) . Re (24) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,26 . (7) Re 3,13 . (8) Re 8,29 . (9) Re 9,1 . (10) Re 9,7 . (11) Re 9,21 . (12) Re 9,50 . (13) Re 11,11 . (14) Re 11,16 . (15) Re 11,18 . (16) Re 13,11 . (17) Re 14,9 . (18) Re 15,4 . (19) Re 16,1 . (20) Re 17,8 . (21) Re 17,10 . (22) Re 19,3 . (23) Re 19,10 . (24) Re 19,28 .

4 .hachiththîm (de Hittietten) < ha + mann. mv. van de eigennaam chiththî (Hittiet) . Taalgebruik in Tenakh : chiththî (Hittiet) . Getalwaarde : chet = 8 , thaw = 22 of 400 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 418 (2 X 11 X 19) . Structuur : 8 - 4 - 1 . Tenakh (5) : (1) Joz 1,4 . (2) Re 1,26 . (3) 1 K 10,29 . (4) 2 K 7,6 . (5) 2 Kr 1,17 .

13. hajjôm (de dag) < ha + hajjôm (de dag) < ha + Tenakh (425) . Pentateuch (128) . Eerdere Profeten (160) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (84) . Re (19) : (1) Re 1,21 . (2) Re 1,26 . (3) Re 4,14 . (4) Re 6,24 . (5) Re 9,18 . (6) Re 9,19 . (7) Re 9,45 . (8) Re 10,4 . (9) Re 10,15 . (10) Re 11,27 . (11) Re 12,3 . (12) Re 15,19 . (13) Re 18,1 . (14) Re 18,12 . (15) Re 19,8 . (16) Re 19,9 . (17) Re 19,30 . (18) Re 21,3 . (19) Re 21,6 . Tenakh (425) . Pentateuch (128) . Eerdere Profeten (160) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (84) . Re (19) : (1) Re 1,21 . (2) Re 1,26 . (3) Re 4,14 . (4) Re 6,24 . (5) Re 9,18 . (6) Re 9,19 . (7) Re 9,45 . (8) Re 10,4 . (9) Re 10,15 . (10) Re 11,27 . (11) Re 12,3 . (12) Re 15,19 . (13) Re 18,1 . (14) Re 18,12 . (15) Re 19,8 . (16) Re 19,9 . (17) Re 19,30 . (18) Re 21,3 . (19) Re 21,6 .

12. - 14. `ad hajjôm hazzèh (tot dze dag, tot vandaag) . Tenakh (152) . Re (7) : (1) Re 1,21 . (2) Re 1,26 . (3) Re 6,24 . (4) Re 10,4 . (5) Re 15,19 . (6) Re 18,12 . (7) Re 19,30 .

Re 1,27 - Re 1,27 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
27kai ouk eklèronomèsen manassès tèn baithsan è estin skuthôn polis oude tas thugateras autès oude ta perisporia autès oude tèn ekthanaad kai tas thugateras autès oude tous katoikountas dôr kai tas thugateras autès kai tous katoikountas balaam kai tas thugateras autès kai tous katoikountas magedôn kai tas thugateras autès oude tous katoikountas ieblaam oude tas thugateras autès kai èrxato o chananaios katoikein en tè gè tautè 27 Manasses quoque non delevit Bethsan et Thanach cum viculis suis et habitatores Dor et Ieblaam et Mageddo cum viculis suis coepitque Chananeus habitare cum eis   27 En Manasse verdreef Beth-sean niet, noch haar onderhorige plaatsen, noch Thaanach met haar onderhorige plaatsen, noch de inwoners van Dor met haar onderhorige plaatsen, noch de inwoners van Jibleam met haar onderhorige plaatsen, noch de inwoners van Megiddo met haar onderhorige plaatsen; en de Kanaänieten wilden wonen in hetzelve land. [27] Manasse heeft de volgende steden niet* kunnen onderwerpen: Bet-San met de onderhorige steden, Taänak met de onderhorige steden, de inwoners van Dor met de onderhorige steden, de inwoners van Jibleam met de onderhorige steden en die van Megiddo met de onderhorige steden. De Kanaänieten hebben zich in dat gebied gehandhaafd. 27] De stam Manasse heeft zich niet meester gemaakt van Bet-San en Taänach en de omliggende dorpen. Ze verdreven ook de inwoners van Dor, Jibleam en Megiddo en de omliggende dorpen niet; in dit gebied handhaafden de Kanaänieten zich. 27 Manasse heeft niet onterfd Bet Sjean en haar dochtersteden, Tanach en haar dochtersteden en de ingezetenen van Dor en haar dochtersteden; de ingezetenen van Jivleam en haar dochtersteden en de ingezetenen van Megido en haar dochtersteden; de Kanaäniet slaagt erin te blijven zitten in deze landstreek.   27. Manassé ne déposséda pas Bet-Sheân et ses dépendances, ni Tanak et ses dépendances, ni les habitants de Dor et de ses dépendances, ni les habitants de Yibleam et de ses dépendances, ni les habitants de Megiddo et de ses dépendances; les Cananéens persistèrent dans ce pays.

King James Bible . [27] Neither did Manasseh drive out the inhabitants of Beth-shean and her towns, nor Taanach and her towns, nor the inhabitants of Dor and her towns, nor the inhabitants of Ibleam and her towns, nor the inhabitants of Megiddo and her towns: but the Canaanites would dwell in that land.
Luther-Bibel . 27 Und Manasse vertrieb nicht Bet-Schean und seine Ortschaften noch Taanach und seine Ortschaften noch die Einwohner von Dor und seinen Ortschaften noch die Einwohner von Jibleam und seinen Ortschaften noch die Einwohner von Megiddo und seinen Ortschaften. So blieben die Kanaaniter dort im Lande wohnen.

Tekstuitleg van

5. be(j)th (huis) . Taalgebruik in Tenakh : be(j)th (huis) . Taalgebruik in Amos : be(j)th (huis) . Getalwaarde van be(j)th ; beth = 2 , jod = 10 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103) . Structuur : 2 - 1 - 4 . Gr. oikos (huis) . Taalgebruik in de Septuaginta : oikos (huis) . Taalgebruik in het NT : oikos (huis) . Een vorm van oikos in de LXX (2062) , in het NT (112) . Lat. domus . Fr. maison . Ned. huis . E. house . D. Hause . Tenakh (911) . Pentateuch (77) . Eerdere Profeten (307) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (61) . Geschriften (276) . In zeven verzen in Ex : (1) Ex 6,14 . (2) Ex 12,30 . (3) Ex 16,31 . (4) Ex 20,17 . (5) Ex 23,19 . (6) Ex 34,26 . (7) Ex 40,38 . Re (38) . Re 1() : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,27 . (4) Re 1,33 . (5) Re 1,35 .

29. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

Re 1,28 - Re 1,28 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28kai egeneto ote enischusen israèl kai etheto ton chananaion eis foron kai exairôn ouk exèren auton 28 postquam autem confortatus est Israhel fecit eos tributarios et delere noluit   28 En het geschiedde, als Israël sterk werd, dat hij de Kanaänieten op cijns stelde; maar hij verdreef hen niet ganselijk. [28] Toen Israël later machtiger werd, werden de Kanaänieten wel tot herendienst verplicht, maar niet verdreven.  [28] Toen de Israëlieten sterker werden, legden ze de Kanaänieten herendienst op, maar ze verdreven hen niet. 28 Het geschiedt wanneer Israël sterk geworden is dat het de Kanaäniet verplicht tot dwangarbeid; maar onterfd, nee, het heeft hem niet onterfd. ••  28. Cependant, quand Israël fut devenu plus fort, il soumit les Cananéens à la corvée, mais il ne les déposséda pas.

King James Bible . [28] And it came to pass, when Israel was strong, that they put the Canaanites to tribute, and did not utterly drive them out.
Luther-Bibel . 28 Als aber Israel mächtig wurde, machte es die Kanaaniter fronpflichtig, vertrieb sie jedoch nicht.

Tekstuitleg van

2. kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenach : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . Re (95) . Re 1 (5) : (1) Re 1,15 . (2) Re 1,19 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,32 . (5) Re 1,34 .

7. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

6. - 7. ´èth hakkëna`änî (de Kanaäniet) . Tenakh (12) : (1) Ex 23,28 . (2) Ex 33,2 . (3) Nu 21,3 . (4) Joz 3,10 . (5) Joz 16,10 . (6) Joz 17,13 . (7) Joz 17,18 . (8) Re 1,4 . (9) Re 1,5 . (10) Re 1,17 . (11) Re 1,28 . (12) Re 1,29 .

10. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

11. act. hifil perf. 3de pers. mann. mv. hôrîsjû (zij namen in bezit) OF act. hifil perf. 3de pers. mann. enk. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. hôrîsjô (hij nam het in bezit) van het werkw. jârasj (erven, bezitten, in bezit nemen) . Taalgebruik in Tenakh : (erven, bezitten, in bezit nemen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 51 of 510 . Structuur : 1 - 2 - 3 . Tenakh (7) : (1) Nu 32,21 . (2) Joz 13,13 . (3) Joz 16,10 . (4) Joz 17,13 . (5) Re 1,21 . (6) Re 1,28 . (7) Re 1,32 .

10. - 11. lo´ hôrîsjô (hij nam het niet in bezit) . Tenakh (3) : (1) Joz 17,13 . (2) Re 1,28 . (3) Re 1,32 . lo´ hôrîsjû (zij namen niet in bezit) . Tenakh (1) : Re 1,21 .

Re 1,29 - Re 1,29 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
29kai efraim ouk exèren ton chananaion ton katoikounta en gazer kai katôkei o chananaios en mesô autou en gazer kai egeneto eis foron 29 Ephraim etiam non interfecit Chananeum qui habitabat in Gazer sed habitavit cum eo   29 Ook verdreef Efraïm de Kanaänieten niet, die te Gezer woonden; maar de Kanaänieten woonden in het midden van hem te Gezer. [29] Efraïm heeft de Kanaänieten niet uit Gezer* kunnen verdrijven, zodat ze in het gebied van Gezer tussen de Efraïmieten bleven wonen.   [29] De stam Efraïm heeft de inwoners van Gezer niet verdreven; de Kanaänieten daar bleven in hun midden wonen. 29 Ook Efraďm heeft niet onterfd de Kanaäniet die zetelt in Gezer; zo blijft de Kanaäniet in zijn midden zitten, in Gezer. •  29. Éphraïm non plus ne déposséda pas les Cananéens qui habitaient Gézèr, de telle sorte que les Cananéens continuèrent d'y habiter avec lui.

King James Bible . [29] Neither did Ephraim drive out the Canaanites that dwelt in Gezer; but the Canaanites dwelt in Gezer among them.
Luther-Bibel . 29 Auch Ephraim vertrieb die Kanaaniter nicht, die in Geser wohnten, sondern die Kanaaniter wohnten mitten unter ihnen in Geser.

Tekstuitleg van

2. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

5. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

8. wë + actief qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajjesjèbh (en hij verbleef) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (228) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (114) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (36) . Gn (28) . Gn 50 (1) : Gn 50,22 . Re (25) : (1) Re 1,16 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,29 . (4) Re 1,30 . (5) Re 1,32 . (6) Re 1,33 . (7) Re 6,11 . (8) Re 7,3 . (9) Re 7,15 . (10) Re 8,13 . (11) Re 8,29 . (12) Re 9,21 . (13) Re 9,41 . (14) Re 9,56 . (15) Re 11,3 . (16) Re 11,17 . (17) Re 14,8 . (18) Re 15,8 . (19) Re 17,3 . (20) Re 17,4 . (21) Re 18,26 . (22) Re 19,4 . (23) Re 19,7 . (24) Re 19,15 . (25) Re 21,14 .

9. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

8. - 9. wajjesjèbh hakkëna`änî (en de Kanaänieten verbleven) . Tenakh (3) : (1) Joz 16,10 . (2) Re 1,29 . (3) Re 1,30 .

8. - 10. wajjesjèbh hakkëna`änî bëqirëbhô (en de Kanaänieten verbleven in zijn midden) . Tenakh (2) : (1) Re 1,29 . (2) Re 1,30 . wajjesjèbh hakkëna`änî bëqèrèbh (en de Kanaänieten verbleven in het midden van) . Tenakh (1) : Joz 16,10 .

Re 1,30 - Re 1,30 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
30kai zaboulôn ouk exèren tous katoikountas kedrôn kai tous katoikountas enaala kai katôkèsen o chananaios en mesô autou kai egeneto eis foron 30 Zabulon non delevit habitatores Cetron et Naalon sed habitavit Chananeus in medio eius factusque est ei tributarius   30 Zebulon verdreef de inwoners van Kitron niet, noch de inwoners van Nahalol; maar de Kanaänieten woonden in het midden van hem, en waren cijnsbaar. [30] Zebulon heeft de inwoners van Kitron en van Nahalol niet kunnen verdrijven; de Kanaänieten bleven er wonen, maar werden wel tot herendienst verplicht.  [30] De stam Zebulon heeft de inwoners van Kitron en Nahalol niet verdreven; de Kanaänieten bleven in hun midden wonen en werden gedwongen tot herendienst. 30 Zebulon heeft niet onterfd de ingezetenen van Kitron en de ingezetenen van Nahalol; zo blijft de Kanaäniet in zijn midden zitten, al worden ze verplicht tot dwangarbeid. ••   30. Zabulon ne déposséda pas les habitants de Qitrôn, ni ceux de Nahalol. Les Cananéens demeurèrent au milieu de Zabulon, mais ils furent astreints à la corvée.

King James Bible . [30] Neither did Zebulun drive out the inhabitants of Kitron, nor the inhabitants of Nahalol; but the Canaanites dwelt among them, and became tributaries.
Luther-Bibel . 30 Auch Sebulon vertrieb nicht die Einwohner von Kitron und Nahalol, sondern die Kanaaniter wohnten mitten unter ihnen und waren fronpflichtig.

Tekstuitleg van

2. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

10. wë + actief qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajjesjèbh (en hij verbleef) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (228) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (114) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (36) . Gn (28) . Gn 50 (1) : Gn 50,22 . Re (25) : (1) Re 1,16 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,29 . (4) Re 1,30 . (5) Re 1,32 . (6) Re 1,33 . (7) Re 6,11 . (8) Re 7,3 . (9) Re 7,15 . (10) Re 8,13 . (11) Re 8,29 . (12) Re 9,21 . (13) Re 9,41 . (14) Re 9,56 . (15) Re 11,3 . (16) Re 11,17 . (17) Re 14,8 . (18) Re 15,8 . (19) Re 17,3 . (20) Re 17,4 . (21) Re 18,26 . (22) Re 19,4 . (23) Re 19,7 . (24) Re 19,15 . (25) Re 21,14 .

11. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

10. - 11. wajjesjèbh hakkëna`änî (en de Kanaänieten verbleven) . Tenakh (3) : (1) Joz 16,10 . (2) Re 1,29 . (3) Re 1,30 .

10. - 12. wajjesjèbh hakkëna`änî bëqirëbhô (en de Kanaänieten verbleven in zijn midden) . Tenakh (2) : (1) Re 1,29 . (2) Re 1,30 . wajjesjèbh hakkëna`änî bëqèrèbh (en de Kanaänieten verbleven in het midden van) . Tenakh (1) : Joz 16,10 .

Re 1,31 - Re 1,31 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
31kai asèr ouk exèren tous katoikountas akchô kai egeneto autô eis foron kai tous katoikountas dôr kai tous katoikountas sidôna kai tous katoikountas aalaf kai ton achazib kai tèn chelba kai tèn afek kai tèn roôb 31 Aser quoque non delevit habitatores Achcho et Sidonis Alab et Achazib et Alba et Afec et Roob   31 Aser verdreef de inwoners van Acco niet, noch de inwoners van Sidon, noch Achlab, noch Achsib, noch Chelba, noch Afik, noch Rechob; [31] Aser heeft de inwoners van Akko, Sidon, Achlab, Akzib, Chelba, Afek en Rechob niet kunnen verdrijven.   [31] De stam Aser heeft de inwoners van Akko en Sidon niet verdreven en Achlab, Achzib, Chelba, Afek en Rechob niet veroverd; [ 31 Aser heeft niet onterfd de ingezetenen van Akko en de ingezetenen van Tsidon; ook niet Achlav, Achziev, Chelba, Afiek en Rechab.   31. Asher ne déposséda pas les habitants d'Akko, ni ceux de Sidon, de Mahaleb, d'Akzib, d'Helbah, d'Aphiq ni de Rehob.

King James Bible . [31] Neither did Asher drive out the inhabitants of Accho, nor the inhabitants of Zidon, nor of Ahlab, nor of Achzib, nor of Helbah, nor of Aphik, nor of Rehob:
Luther-Bibel . 31 Asser vertrieb nicht die Einwohner von Akko noch die Einwohner von Sidon, von Mahaleb, von Achsib, von Helba, von Afek und von Rehob;

Tekstuitleg van

2. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

5. act. qal part. mann. mv. stat. construct. josjëbhe(j) (die bewonen) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (110) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (42) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (21) . Re (7) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,31 . (3) Re 1,32 . (4) Re 1,33 . (5) Re 5,10 . (6) Re 10,18 . (7) Re 11,8 .

8. act. qal part. mann. mv. stat. construct. josjëbhe(j) (die bewonen) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (110) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (42) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (21) . Re (7) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,31 . (3) Re 1,32 . (4) Re 1,33 . (5) Re 5,10 . (6) Re 10,18 . (7) Re 11,8 .


Re 1,32 - Re 1,32 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
32kai katôkèsen asèr en mesô tou chananaiou tou katoikountos tèn gèn oti ouk edunasthè exarai auton 32 habitavitque in medio Chananei habitatoris illius terrae nec interfecit eum wajjesjèbh hâ´âsjerî bëqèrèbh hakkëna`änî josjëbhe(j) hâ´ârèts wajjesjèbh hâ´âsjerî bëqèrèbh hakkëna`änî josjëbhe(j) hâ´ârèts 32 Maar de Aserieten woonden in het midden der Kanaänieten, die in het land woonden; want zij verdreven hen niet. [32] De Aserieten hebben zich gevestigd bij de Kanaänieten die daar woonden, want zij konden hen niet verdrijven.  32] de Aserieten vestigden zich te midden van de Kanaänieten die er woonden en verdreven hen niet. 32 Zo komt de Asjeriet te zitten midden tussen de Kanaäniet, de ingezetenen van het land; want zij hebben hen niet kunnen onterven. ••   32. Les Ashérites demeurèrent donc au milieu des Cananéens qui habitaient le pays, car ils ne les dépossédèrent pas.

King James Bible . [32] But the Asherites dwelt among the Canaanites, the inhabitants of the land: for they did not drive them out.
Luther-Bibel . 32 sondern die von Asser saßen mitten unter den Kanaanitern, die im Land wohnten, denn sie vertrieben sie nicht.

a. wajjesjèbh hâ´âsjerî bëqèrèbh hakkëna`änî josjëbhe(j) hâ´ârèts
b. kî lo´ hôrîsjû

Tekstuitleg van Re 1,32 . Het vers telt 9 (3²) woorden en 37 letters . De getalwaarde van Re 1,32 is 2549 (priemgetal) . In Joz 19,24-31 wordt het lot van de stam Aser beschreven . Het ligt in het NW van Israël . Grenzen : de zee (W) , het Karmelgebergte (Z) , Zebulon en Neftali (O) . Aser is de 2de en jongste zoon van Zilpa , de slavin van Lea . Zebulon is de jongste zoon van Jakob en Lea . Neftali is de 2de en jongste zoon van Jakob en Bilha , de slavin van Rachel . Er is dus een groot verschil tussen deze 3 stammen . Aser en Neftali liggen aan de Noordelijke grens (tussen de zee en het meer) van Israël . Het vers Re 1,32 duidt erop dat er in het gebied van 'Aser' een gemengde bevolking leeft : Kanaänieten en Israëlieten .

Re 1,32.1. wë + actief qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajjesjèbh (en hij verbleef) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (228) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (114) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (36) . Gn (28) . Gn 50 (1) : Gn 50,22 . Re (25) : (1) Re 1,16 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,29 . (4) Re 1,30 . (5) Re 1,32 . (6) Re 1,33 . (7) Re 6,11 . (8) Re 7,3 . (9) Re 7,15 . (10) Re 8,13 . (11) Re 8,29 . (12) Re 9,21 . (13) Re 9,41 . (14) Re 9,56 . (15) Re 11,3 . (16) Re 11,17 . (17) Re 14,8 . (18) Re 15,8 . (19) Re 17,3 . (20) Re 17,4 . (21) Re 18,26 . (22) Re 19,4 . (23) Re 19,7 . (24) Re 19,15 . (25) Re 21,14 .

Re 1,32.2. ´äsjëre(j) (gelukkig, zalig) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjëre(j) (gelukkig, zalig) . Getalwaarde van ´asjëre (gelukkig, zalig) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 52 (2 X 26 of 4 X 13) of 511 . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 . De getalwaarde van de schrijfwijze van de eerste letter van het woord en de getalwaarde van het gehele woord is 1 op 2 (26 / 52 of 2 X 13 / 4 X 13) . 52 is eveneens de getalwaarde van `âmîm (volken) ; aijn = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal 52 of 160 . Gr. makarios (zalig, gelukkig) . Taalgebruik in de Septuaginta : makarios (zalig, gelukkig) . Taalgebruik in het NT : makarios (zalig, gelukkig) . Lat. beatus . Fr. (bien)heureux . E. blessed . D. wohl .
- hâ´âsjerî < ha + ´âsjer . De stam Aser . Aser is de 8ste zoon, die uit Jakob geboren werd . Het is de zoon van Zilpa, de slavin van Lea . In de geslachtslijst van Jakob wordt Aser op de laatste plaats genoemd (Gn 35,22b-26) . In Ex 1,3 wordt Aser als laatste van de 11 zonen van Jakob genoemd , die naar Egypte trokken . Tenakh (1) : Re 1,32 . Getalwaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . Structuur : 1 - 3 - 2 .

Re 1,32.1. - 2. Re 1,21 . Enerzijds wordt het wonen in Kanaän bekeken vanuit de 'originals' , de oorspronkelijke bewoners . wajjesjèbh hajëbhûsî (en de Jebusiet woonde) . Re 1,29 en (3) Re 1,30 : wajjesjèbh hakkëna`änî (en de Kanaäniet verbleef) . Anderzijds wordt het wonen in Kanaän bekeken vanuit de veroveraars . wajjesjèbh hâ´âsjerî (en Aser woonde) : Re 1,32 .

Re 1,32.3. bëqèrèbh (in het midden van) < bë + qârôbh (nabij, dichtbij) . Bijvoegl. naamw. . Zie het werkw. qârabh (naderen, nabij zijn) . Taalgebruik in Tenakh : qârabh (naderen, nabij zijn) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . Tenakh (53) . Pentateuch (14) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (13) . Re (4) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 . (3) Re 3,5 . (4) Re 18,20 .

Re 1,32.4. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

Re 1,32.3. - 4. bëqèrèbh hakkëna`änî (in het midden van de Kanaänieten) . Tenakh (3) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 . (3) Re 3,5 .

Re 1,32.1. 3. - 4. wajjesjèbh (...) bëqèrèbh hakkëna`änî (en hij verbleef/woonde in het midden van de Kanaänieten) . Tenakh (2) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 .

Re 1,32.5. act. qal part. mann. mv. stat. construct. josjëbhe(j) (die bewonen) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (110) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (42) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (21) . Re (7) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,31 . (3) Re 1,32 . (4) Re 1,33 . (5) Re 5,10 . (6) Re 10,18 . (7) Re 11,8 .

Re 1,32.6. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw . ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Re (21) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,33 . (4) Re 2,1 . (5) Re 2,2 . (6) Re 2,6 . (7) Re 3,11 . (8) Re 3,30 . (9) Re 5,31 . (10) Re 6,4 . (11) Re 6,37 . (12) Re 6,39 . (13) Re 6,40 . (14) Re 8,28 . (15) Re 9,37 . (16) Re 11,21 . (17) Re 18,2 . (18) Re 18,9 . (19) Re 18,14 . (20) Re 18,17 . (21) Re 18,30 .

Re 1,32.5. - 6. josjëbhe(j) hâ´ârèts (bewoners van het land) . Tenakh (26) . Eerdere Profeten (7) . (1) Joz 2,9 . (2) Joz 2,24 . (3) Joz 7,9 . (4) Joz 9,24 . (5) Joz 13,21 . (6) Re 1,32 . (7) Re 1,33 .

Re 1,32.4. - 6. hakkëna`änî josjëbhe(j) hâ´ârèts (de Kanaänieten, bewoners van het land) . Tenakh (2) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 .

Re 1,32.1. 2.- 6. wajjesjèbh (...) bëqèrèbh hakkëna`änî josjëbhe(j) hâ´ârèts (en hij verbleef/woonde in het midden van de Kanaänieten, bewoners van het land) . Tenakh (2) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 .

Re 1,32.7. kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenach : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . Re (95) . Re 1 (5) : (1) Re 1,15 . (2) Re 1,19 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,32 . (5) Re 1,34 .

Re 1,32.8. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

Re 1,32.7. - 8. kî lo´ (want niet) . Zonder verbindingsstreep . Tenach (247) . Re (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,34 . (4) Re 3,22 . (5) Re 4,9 . (6) Re 5,23 . (7) Re 13,16 . (8) Re 18,1 . (9) Re 21,22 .

Re 1,32.9. act. hifil perf. 3de pers. mann. mv. hôrîsjû (zij namen in bezit) OF act. hifil perf. 3de pers. mann. enk. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. hôrîsjô (hij nam het in bezit) van het werkw. jârasj (erven, bezitten, in bezit nemen) . Taalgebruik in Tenakh : (erven, bezitten, in bezit nemen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 51 of 510 . Structuur : 1 - 2 - 3 . Tenakh (7) : (1) Nu 32,21 . (2) Joz 13,13 . (3) Joz 16,10 . (4) Joz 17,13 . (5) Re 1,21 . (6) Re 1,28 . (7) Re 1,32 .

Re 1,32.8. - 9. lo´ hôrîsjô (hij nam het niet in bezit) . Tenakh (3) : (1) Joz 17,13 . (2) Re 1,28 . (3) Re 1,32 . lo´ hôrîsjû (zij namen niet in bezit) . Tenakh (1) : Re 1,21 .

Re 1,33 - Re 1,33 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
33kai nefthali ouk exèren tous katoikountas baithsamus oude tous katoikountas baitheneth kai katôkèsen israèl en mesô tou chananaiou tou katoikountos tèn gèn oi de katoikountes baithsamus kai tèn baitheneth egenèthèsan autois eis foron 33 Nepthali non delevit habitatores Bethsemes et Bethanath et habitavit inter Chananeum habitatorem terrae fueruntque ei Bethsemitae et Bethanitae tributarii   33 Nafthali verdreef de inwoners van Beth-semes niet, noch de inwoners van Beth-anath, maar woonde in het midden der Kanaänieten, die in het land woonden; doch de inwoners van Beth-semes en Beth-anath werden hun cijnsbaar. [33] Naftali heeft de inwoners van Bet-Semes en Bet-Anat niet kunnen verdrijven, zodat zij zich gevestigd hebben tussen de Kanaänieten die daar woonden. De bewoners van het land, de inwoners van Bet-Semes en Bet-Anat, werden wel tot herendienst verplicht.   [33] De stam Naftali heeft de inwoners van Bet-Semes en Bet-Anat niet verdreven; ze vestigden zich te midden van de Kanaänieten die er woonden en dwongen hen tot herendienst. [ 33 Naftali heeft niet onterfd de ingezetenen van Bet Sjemesj, en de ingezetenen van Bet Anat en blijft zitten in de nabijheid van de Kanaäniet die zetelt in het land; al zijn de ingezetenen van Bet Sjemesj en Bet Anat aan hen verplicht geweest tot dwangarbeid. ••   33. Nephtali ne déposséda pas les habitants de Bet-Shémesh, ni ceux de Bet-Anat, et il habita au milieu des Cananéens qui habitaient le pays, mais les habitants de Bet-Shémesh et de Bet-Anat furent astreints par lui à la corvée.

King James Bible . [33] Neither did Naphtali drive out the inhabitants of Beth-shemesh, nor the inhabitants of Beth-anath; but he dwelt among the Canaanites, the inhabitants of the land: nevertheless the inhabitants of Beth-shemesh and of Beth-anath became tributaries unto them.
Luther-Bibel . 33 Naftali vertrieb die Einwohner nicht von Bet-Schemesch noch von Bet-Anat, sondern saß mitten unter den Kanaanitern, die im Lande wohnten. Aber die von Bet-Schemesch und von Bet-Anat wurden fronpflichtig.

Tekstuitleg van

2 . lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

5. act. qal part. mann. mv. stat. construct. josjëbhe(j) (die bewonen) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (110) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (42) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (21) . Re (7) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,31 . (3) Re 1,32 . (4) Re 1,33 . (5) Re 5,10 . (6) Re 10,18 . (7) Re 11,8 .

6. be(j)th (huis) . Taalgebruik in Tenakh : be(j)th (huis) . Taalgebruik in Amos : be(j)th (huis) . Getalwaarde van be(j)th ; beth = 2 , jod = 10 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103) . Structuur : 2 - 1 - 4 . Gr. oikos (huis) . Taalgebruik in de Septuaginta : oikos (huis) . Taalgebruik in het NT : oikos (huis) . Een vorm van oikos in de LXX (2062) , in het NT (112) . Lat. domus . Fr. maison . Ned. huis . E. house . D. Hause . Tenakh (911) . Pentateuch (77) . Eerdere Profeten (307) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (61) . Geschriften (276) . In zeven verzen in Ex : (1) Ex 6,14 . (2) Ex 12,30 . (3) Ex 16,31 . (4) Ex 20,17 . (5) Ex 23,19 . (6) Ex 34,26 . (7) Ex 40,38 . Re (38) . Re 1() : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,27 . (4) Re 1,33 . (5) Re 1,35 .

9. act. qal part. mann. mv. stat. construct. josjëbhe(j) (die bewonen) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (110) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (42) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (21) . Re (7) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,31 . (3) Re 1,32 . (4) Re 1,33 . (5) Re 5,10 . (6) Re 10,18 . (7) Re 11,8 .

12. wë + actief qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajjesjèbh (en hij verbleef) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (228) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (114) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (36) . Gn (28) . Gn 50 (1) : Gn 50,22 . Re (25) : (1) Re 1,16 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,29 . (4) Re 1,30 . (5) Re 1,32 . (6) Re 1,33 . (7) Re 6,11 . (8) Re 7,3 . (9) Re 7,15 . (10) Re 8,13 . (11) Re 8,29 . (12) Re 9,21 . (13) Re 9,41 . (14) Re 9,56 . (15) Re 11,3 . (16) Re 11,17 . (17) Re 14,8 . (18) Re 15,8 . (19) Re 17,3 . (20) Re 17,4 . (21) Re 18,26 . (22) Re 19,4 . (23) Re 19,7 . (24) Re 19,15 . (25) Re 21,14 .

13. bëqèrèbh (in het midden van) < bë + qârôbh (nabij, dichtbij) . Bijvoegl. naamw. . Zie het werkw. qârabh (naderen, nabij zijn) . Taalgebruik in Tenakh : qârabh (naderen, nabij zijn) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . Tenakh (53) . Pentateuch (14) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (13) . Re (4) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 . (3) Re 3,5 . (4) Re 18,20 .

14. hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .

13. - 14. bëqèrèbh hakkëna`änî (in het midden van de Kanaänieten) . Tenakh (3) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 . (3) Re 3,5 .

12. - 14. wajjesjèbh (...) bëqèrèbh hakkëna`änî (en hij verbleef/woonde in het midden van de Kanaänieten) . Tenakh (2) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 .

15. act. qal part. mann. mv. stat. construct. josjëbhe(j) (die bewonen) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (110) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (42) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (21) . Re (7) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,31 . (3) Re 1,32 . (4) Re 1,33 . (5) Re 5,10 . (6) Re 10,18 . (7) Re 11,8 .

16 . hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw . ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Re (21) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,33 . (4) Re 2,1 . (5) Re 2,2 . (6) Re 2,6 . (7) Re 3,11 . (8) Re 3,30 . (9) Re 5,31 . (10) Re 6,4 . (11) Re 6,37 . (12) Re 6,39 . (13) Re 6,40 . (14) Re 8,28 . (15) Re 9,37 . (16) Re 11,21 . (17) Re 18,2 . (18) Re 18,9 . (19) Re 18,14 . (20) Re 18,17 . (21) Re 18,30 .

15. - 16 . josjëbhe(j) hâ´ârèts (bewoners van het land) . Tenakh (26) . Eerdere Profeten (7) . (1) Joz 2,9 . (2) Joz 2,24 . (3) Joz 7,9 . (4) Joz 9,24 . (5) Joz 13,21 . (6) Re 1,32 . (7) Re 1,33 .

14. - 16. josjëbhe(j) hâ´ârèts (bewoners van het land) . Tenakh (26) . Eerdere Profeten (7) . (1) Joz 2,9 . (2) Joz 2,24 . (3) Joz 7,9 . (4) Joz 9,24 . (5) Joz 13,21 . (6) Re 1,32 . (7) Re 1,33 .

14. - 16. hakkëna`änî josjëbhe(j) hâ´ârèts (de Kanaänieten, bewoners van het land) . Tenakh (2) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 .

Re 1,34 - Re 1,34 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
34kai exethlipsen o amorraios tous uious dan eis to oros oti ouk afèken auton katabènai eis tèn koilada 34 artavitque Amorreus filios Dan in monte nec dedit eis locum ut ad planiora descenderent   34 En de Amorieten drongen de kinderen van Dan in het gebergte; want zij lieten hun niet toe, af te komen in het dal. [34] De Amorieten drongen de Danieten* het gebergte in en gaven hun geen kans naar de vlakte af te dalen.  34] De stam Dan werd door de Amorieten teruggedrongen tot in het bergland en kreeg geen kans naar de laagvlakte af te dalen. [ 34 De Amorieten drukken de zonen van Dan weg naar het gebergte; want ze hebben geen gelegenheid gegeven om af te dalen naar de Vallei.   34. Les Amorites refoulèrent dans la montagne les fils de Dan et ils ne les laissèrent pas descendre dans la plaine.

King James Bible . [34] And the Amorites forced the children of Dan into the mountain: for they would not suffer them to come down to the valley:
Luther-Bibel . 34 Und die Amoriter drängten die Daniter aufs Gebirge und ließen nicht zu, dass sie herunter in die Ebene kämen.

Tekstuitleg van

4. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 1 (7) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,8 . (3) Re 1,9 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,20 . (6) Re 1,21 . (7) Re 1,34 .

7. kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenach : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . Re (95) . Re 1 (5) : (1) Re 1,15 . (2) Re 1,19 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,32 . (5) Re 1,34 .

8. lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

7. - 8. kî lo´ (want niet) . Zonder verbindingsstreep . Tenach (247) . Re (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,34 . (4) Re 3,22 . (5) Re 4,9 . (6) Re 5,23 . (7) Re 13,16 . (8) Re 18,1 . (9) Re 21,22 .


Re 1,35 - Re 1,35 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
35kai èrxato o amorraios katoikein en tô orei tou mursinônos ou ai arkoi kai ai alôpekes kai ebarunthè è cheir oikou iôsèf epi ton amorraion kai egeneto eis foron 35 habitavitque in monte Hares quod interpretatur testaceo in Ahilon et Salabim et adgravata est manus domus Ioseph factusque est ei tributarius   35 Ook wilden de Amorieten wonen op het gebergte van Heres, te Ajalon, en te Saalbim; maar de hand van het huis van Jozef werd zwaar, zodat zij cijnsbaar werden. [35] De Amorieten hebben zich ook kunnen handhaven in Har-Cheres, Ajjalon en Saälbim, maar toen het huis van Jozef de overhand kreeg, werden zij tot herendienst verplicht.   35] De Amorieten handhaafden zich in Har-Cheres, Ajjalon en Saälbim, maar toen de nakomelingen van Jozef sterker werden, dwongen zij hen tot herendienst. 35 Zo slaagt de Amoriet erin te blijven zitten in het bergland van Cheres, in Ajalon en Sjaälviem; zwaar weegt wel de hand van het huis van Jozef, en zij worden verplicht tot dwangarbeid.   35. Les Amorites se maintinrent à Har-Hérès, à Ayyalôn et à Shaalbim, mais lorsque la main de la maison de Joseph se fit plus lourde, ils furent soumis à la corvée.

King James Bible . [35] But the Amorites would dwell in mount Heres in Aijalon, and in Shaalbim: yet the hand of the house of Joseph prevailed, so that they became tributaries. [36] And the coast of the Amorites was from the going up to Akrabbim, from the rock, and upward.
Luther-Bibel . 35 Und die Amoriter blieben wohnen auf dem Gebirge Heres, in Ajalon und in Schaalbim. Doch wurde ihnen die Hand des Hauses Josef zu schwer und sie wurden fronpflichtig.

Tekstuitleg van

10. be(j)th (huis) . Taalgebruik in Tenakh : be(j)th (huis) . Taalgebruik in Amos : be(j)th (huis) . Getalwaarde van be(j)th ; beth = 2 , jod = 10 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103) . Structuur : 2 - 1 - 4 . Gr. oikos (huis) . Taalgebruik in de Septuaginta : oikos (huis) . Taalgebruik in het NT : oikos (huis) . Een vorm van oikos in de LXX (2062) , in het NT (112) . Lat. domus . Fr. maison . Ned. huis . E. house . D. Hause . Tenakh (911) . Pentateuch (77) . Eerdere Profeten (307) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (61) . Geschriften (276) . In zeven verzen in Ex : (1) Ex 6,14 . (2) Ex 12,30 . (3) Ex 16,31 . (4) Ex 20,17 . (5) Ex 23,19 . (6) Ex 34,26 . (7) Ex 40,38 . Re (38) . Re 1 (5) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,27 . (4) Re 1,33 . (5) Re 1,35 .

11. jôseph (Jozef) . Taalgebruik in Tenakh : jôseph (Jozef) . Taalgebruik in de LXX : iôsèf (Jozef) . Taalgebruik in het NT : iôsèf (Jozef) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , samech = 15 of 60 , pe = 17 of 80 ; totaal 48 ( 2³ X 3) OF 156 (2² X 3 X 13 OF 12 X 13 OF 6 X 26) . Structuur : 1 - 6 - 6 - 8 . Tenakh (186) . Pentateuch (146) . Eerdere Profeten (19) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (10) . Gr. iôsèf (Jozef) . Gebruik in de bijbel (234) , in de LXX (200) , in het NT (34/35) . Re (3) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,35 .

10. - 11. be(j)th jôseph (huis van Jozef) . Zonder verbindingsstreep : Tenakh (9) : (1) Gn 43,18 . (2) Gn 43,19 . (3) Gn 50,8 . (4) Gn 50,8 . (5) Re 1,35 . (6) 2 S 19,21 . (7) 1 K 11,28 . (8) Am 5,6 . (9) Zach 10,6 . Met verbindingsstreep : Tenakh (2) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 .

Re 1,36 - Re 1,36 . Verzoening van de overige stammen - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 1 -- Re 1,1-21 -- Re 1,22-36 -- Re 1,22 - Re 1,23 - Re 1,24 - Re 1,25 - Re 1,26 - Re 1,27 - Re 1,28 - Re 1,29 - Re 1,30 - Re 1,31 - Re 1,32 - Re 1,33 - Re 1,34 - Re 1,35 - Re 1,36 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
36kai to orion tou amorraiou o idoumaios epanô akrabin epi tès petras kai epanô 36 fuit autem terminus Amorrei ab ascensu Scorpionis Petra et superiora loca   36 En de landpale der Amorieten was van den opgang van Akrabbim, van den rotssteen, en opwaarts heen. [36] Het gebied van de Amorieten strekte zich uit van de Schorpioenenpas tot Sela en verder.  [36] Het gebied van de Amorieten reikte tot aan de Schorpioenenpas, tot aan Sela en verder. 36 Het gebied van de Amoriet is vanaf de pas van Akrabiem,– vanaf de steenrots en verder omhoog. •  36. Le territoire des Édomites s'étend à partir de la montée des Scorpions, à la Roche, et va ensuite en montant

King James Bible . [36] And the coast of the Amorites was from the going up to Akrabbim, from the rock, and upward.
Luther-Bibel . 36 Und das Gebiet der Edomiter ging vom Skorpionensteig, von der Felsenstadt und weiter hinauf.

Tekstuitleg van


SEPTUAGINTA

1kai egeneto meta tèn teleutèn ièsou kai epèrôtôn oi uioi israèl en kuriô legontes tis anabèsetai èmin pros ton chananaion afègoumenos tou polemèsai en autô2kai eipen kurios ioudas anabèsetai idou dedôka tèn gèn en cheiri autou3kai eipen ioudas pros sumeôn ton adelfon autou anabèthi met¢ emou en tô klèrô mou kai polemèsômen en tô chananaiô kai poreusomai kai ge egô meta sou en tô klèrô sou kai eporeuthè met¢ autou sumeôn4kai anebè ioudas kai edôken kurios ton chananaion kai ton ferezaion en cheiri autou kai epataxen autous en bezek deka chiliadas andrôn5kai euron ton adônibezek en bezek kai epolemèsan en autô kai epataxan ton chananaion kai ton ferezaion6kai efugen adônibezek kai katediôxan opisô autou kai elabon auton kai apekopsan ta akra tôn cheirôn autou kai tôn podôn autou7kai eipen adônibezek ebdomèkonta basileis ta akra tôn cheirôn autôn kai tôn podôn autôn apokekommenoi èsan sullegontes ta upokatô tès trapezès mou kathôs oun epoièsa outôs antapedôken moi o theos kai ègagon auton eis ierousalèm kai apethanen ekei8kai epolemèsan oi uioi iouda en ierousalèm kai katelabonto autèn kai epataxan autèn en stomati romfaias kai tèn polin eneprèsan en puri9kai meta tauta katebèsan oi uioi iouda polemèsai en tô chananaiô tô katoikounti tèn oreinèn kai ton noton kai tèn pedinèn10kai eporeuthè ioudas pros ton chananaion ton katoikounta en chebrôn kai exèlthen chebrôn ex enantias to de onoma chebrôn èn emprosthen kariatharboksefer kai epataxen ton sesi kai ton achiman kai ton tholmi gennèmata tou enak11kai eporeuthèsan ekeithen pros tous katoikountas dabir kai to onoma dabir èn emprosthen polis grammatôn12kai eipen chaleb os an pataxè tèn polin tôn grammatôn kai prokatalabètai autèn dôsô autô tèn aschan thugatera mou eis gunaika13kai prokatelabeto autèn gothonièl uios kenez adelfos chaleb o neôteros kai edôken autô tèn aschan thugatera autou eis gunaika14kai egeneto en tô eisporeuesthai autèn kai epeseisen autèn aitèsai para tou patros autès ton agron kai egogguzen epanô tou upozugiou kai ekraxen apo tou upozugiou eis gèn notou ekdedosai me kai eipen autè chaleb ti estin soi15kai eipen autô ascha dos moi eulogian oti eis gèn notou ekdedosai me kai dôseis moi lutrôsin udatos kai edôken autè chaleb kata tèn kardian autès tèn lutrôsin meteôrôn kai tèn lutrôsin tapeinôn16kai oi uioi iôbab tou kinaiou pentherou môusè anebèsan ek tès poleôs tôn foinikôn pros tous uious iouda eis tèn erèmon tèn ousan en tô notô epi katabaseôs arad kai eporeuthè kai katôkèsen meta tou laou17kai eporeuthè ioudas meta sumeôn tou adelfou autou kai epataxan ton chananaion ton katoikounta sefeth kai anethematisan autèn kai exôlethreusan autèn kai ekalesan to onoma tès poleôs exolethreusis18kai ouk eklèronomèsen ioudas tèn gazan kai to orion autès kai tèn askalôna kai to orion autès kai tèn akkarôn kai to orion autès kai tèn azôton kai ta perisporia autès19kai èn kurios meta iouda kai eklèronomèsen to oros oti ouk edunato klèronomèsai tous katoikountas tèn koilada oti rèchab diesteilato autèn20kai edôken tô chaleb tèn chebrôn katha elalèsen môusès kai eklèronomèsen ekeithen tas treis poleis kai exèren ekeithen tous treis uious enak21kai ton iebousaion ton katoikounta en ierousalèm ouk exèran oi uioi beniamin kai katôkèsen o iebousaios meta tôn uiôn beniamin eôs tès èmeras tautès22kai anebèsan oi uioi iôsèf kai ge autoi eis baithèl kai ioudas met¢ autôn23kai parenebalon oikos israèl kata baithèl to de onoma tès poleôs èn emprosthen louza24kai eidon oi fulassontes andra ekporeuomenon ek tès poleôs kai elaban auton kai eipon autô deixon èmin tèn eisodon tès poleôs kai poièsomen meta sou eleos25kai edeixen autois tèn eisodon tès poleôs kai epataxan tèn polin en stomati romfaias ton de andra kai tèn suggeneian autou exapesteilan26kai apèlthen o anèr eis gèn chettiim kai ôkodomèsen ekei polin kai ekalesen to onoma autès louza touto onoma autès eôs tès èmeras tautès27kai ouk eklèronomèsen manassès tèn baithsan è estin skuthôn polis oude tas thugateras autès oude ta perisporia autès oude tèn ekthanaad kai tas thugateras autès oude tous katoikountas dôr kai tas thugateras autès kai tous katoikountas balaam kai tas thugateras autès kai tous katoikountas magedôn kai tas thugateras autès oude tous katoikountas ieblaam oude tas thugateras autès kai èrxato o chananaios katoikein en tè gè tautè28kai egeneto ote enischusen israèl kai etheto ton chananaion eis foron kai exairôn ouk exèren auton29kai efraim ouk exèren ton chananaion ton katoikounta en gazer kai katôkei o chananaios en mesô autou en gazer kai egeneto eis foron30kai zaboulôn ouk exèren tous katoikountas kedrôn kai tous katoikountas enaala kai katôkèsen o chananaios en mesô autou kai egeneto eis foron31kai asèr ouk exèren tous katoikountas akchô kai egeneto autô eis foron kai tous katoikountas dôr kai tous katoikountas sidôna kai tous katoikountas aalaf kai ton achazib kai tèn chelba kai tèn afek kai tèn roôb32kai katôkèsen asèr en mesô tou chananaiou tou katoikountos tèn gèn oti ouk edunasthè exarai auton33kai nefthali ouk exèren tous katoikountas baithsamus oude tous katoikountas baitheneth kai katôkèsen israèl en mesô tou chananaiou tou katoikountos tèn gèn oi de katoikountes baithsamus kai tèn baitheneth egenèthèsan autois eis foron34kai exethlipsen o amorraios tous uious dan eis to oros oti ouk afèken auton katabènai eis tèn koilada35kai èrxato o amorraios katoikein en tô orei tou mursinônos ou ai arkoi kai ai alôpekes kai ebarunthè è cheir oikou iôsèf epi ton amorraion kai egeneto eis foron36kai to orion tou amorraiou o idoumaios epanô akrabin epi tès petras kai epanô


VULGAAT

1. post mortem Iosue consuluerunt filii Israhel Dominum dicentes quis ascendet ante nos contra Chananeum et erit dux belli 2 dixitque Dominus Iudas ascendet ecce tradidi terram in manus eius 3 et ait Iudas Symeoni fratri suo ascende mecum in sorte mea et pugna contra Chananeum ut et ego pergam tecum in sorte tua et abiit cum eo Symeon 4 ascenditque Iudas et tradidit Dominus Chananeum ac Ferezeum in manus eorum et percusserunt in Bezec decem milia virorum 5 inveneruntque Adonibezec in Bezec et pugnaverunt contra eum ac percusserunt Chananeum et Ferezeum 6 fugit autem Adonibezec quem secuti conprehenderunt caesis summitatibus manuum eius ac pedum 7 dixitque Adonibezec septuaginta reges amputatis manuum ac pedum summitatibus colligebant sub mensa mea ciborum reliquias sicut feci ita reddidit mihi Deus adduxeruntque eum in Hierusalem et ibi mortuus est 8 obpugnantes ergo filii Iuda Hierusalem ceperunt eam et percusserunt in ore gladii tradentes cunctam incendio civitatem 9 et postea descendentes pugnaverunt contra Chananeum qui habitabat in montanis et ad meridiem et in campestribus 10 pergensque Iudas contra Chananeum qui habitabat in Hebron cui nomen fuit antiquitus Cariatharbe percussit Sisai et Ahiman et Tholmai 11 atque inde profectus abiit ad habitatores Dabir cuius nomen vetus erat Cariathsepher id est civitas Litterarum 12 dixitque Chaleb qui percusserit Cariathsepher et vastaverit eam dabo ei Axam filiam meam uxorem 13 cumque cepisset eam Othonihel filius Cenez frater Chaleb minor dedit ei filiam suam coniugem 14 quam pergentem in itinere monuit vir suus ut peteret a patre suo agrum quae cum suspirasset sedens asino dixit ei Chaleb quid habes 15 at illa respondit da mihi benedictionem quia terram arentem dedisti mihi da et inriguam aquis dedit ergo ei Chaleb inriguum superius et inriguum inferius 16 filii autem Cinei cognati Mosi ascenderunt de civitate Palmarum cum filiis Iuda in desertum sortis eius quod est ad meridiem Arad et habitaverunt cum eo 17 abiit autem Iudas cum Symeone fratre suo et percusserunt simul Chananeum qui habitabat in Sephath et interfecerunt eum vocatumque est nomen urbis Horma id est anathema 18 cepitque Iudas Gazam cum finibus suis et Ascalonem atque Accaron cum terminis suis 19 fuitque Dominus cum Iuda et montana possedit nec potuit delere habitatores vallis quia falcatis curribus abundabant 20 dederuntque Chaleb Hebron sicut dixerat Moses qui delevit ex ea tres filios Enach 21 Iebuseum autem habitatorem Hierusalem non deleverunt filii Beniamin habitavitque Iebuseus cum filiis Beniamin in Hierusalem usque in praesentem diem 22 domus quoque Ioseph ascendit in Bethel fuitque Dominus cum eis 23 nam cum obsiderent urbem quae prius Luza vocabatur 24 viderunt hominem egredientem de civitate dixeruntque ad eum ostende nobis introitum civitatis et faciemus tecum misericordiam 25 qui cum ostendisset eis percusserunt urbem in ore gladii hominem autem illum et omnem cognationem eius dimiserunt 26 qui dimissus abiit in terram Etthim et aedificavit ibi civitatem vocavitque eam Luzam quae ita appellatur usque in praesentem diem 27 Manasses quoque non delevit Bethsan et Thanach cum viculis suis et habitatores Dor et Ieblaam et Mageddo cum viculis suis coepitque Chananeus habitare cum eis 28 postquam autem confortatus est Israhel fecit eos tributarios et delere noluit 29 Ephraim etiam non interfecit Chananeum qui habitabat in Gazer sed habitavit cum eo 30 Zabulon non delevit habitatores Cetron et Naalon sed habitavit Chananeus in medio eius factusque est ei tributarius 31 Aser quoque non delevit habitatores Achcho et Sidonis Alab et Achazib et Alba et Afec et Roob 32 habitavitque in medio Chananei habitatoris illius terrae nec interfecit eum 33 Nepthali non delevit habitatores Bethsemes et Bethanath et habitavit inter Chananeum habitatorem terrae fueruntque ei Bethsemitae et Bethanitae tributarii 34 artavitque Amorreus filios Dan in monte nec dedit eis locum ut ad planiora descenderent 35 habitavitque in monte Hares quod interpretatur testaceo in Ahilon et Salabim et adgravata est manus domus Ioseph factusque est ei tributarius 36 fuit autem terminus Amorrei ab ascensu Scorpionis Petra et superiora loca


- A

- act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. ja`älah / ja`älèh (hij zal opgaan) van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . . Tenakh (56) . Pentateuch (8) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (18) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (10) . Re (4) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 13,5 . (4) Re 20,18 . Een vorm van `âlâh (opgaan, opklimmen) in Re 1 (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 1,3 . (4) Re 1,4 . (5) Re 1,16 . (6) Re 1,22 .

wj`l : verbindingsletter wë + act. qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajja`al / wajjâ`al (en hij klom op) OF qal jussief 3de pers. mann. enk. wëja`al (en ga op) van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Tenakh (115) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (18) . Re (10) : (1) Re 1,4 . (2) Re 2,1 . (3) Re 4,10 . (4) Re 8,8 . (5) Re 8,11 . (6) Re 9,48 . (7) Re 13,19 . (8) Re 13,20 . (9) Re 14,2 . (10) Re 14,19 .

- wajj´omèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar (zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde van ´âmar (zeggen) : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . Gr. legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô (zeggen) . Taalgebruik in NT : legô (zeggen) . legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les . Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken) . Een vorm van legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) . Tenakh (1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) . 12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Re (126) . Re 1 (5) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,7 . (4) Re 1,12 . (5) Re 1,14 .

- B

- stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. bâbaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 1 (7) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,8 . (3) Re 1,9 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,20 . (6) Re 1,21 . (7) Re 1,34 .

- be(j)th (huis) . Taalgebruik in Tenakh : be(j)th (huis) . Getalwaarde van be(j)th ; beth = 2 , jod = 10 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 412 (2² X 103) . Structuur : 2 - 1 - 4 . Gr. oikos (huis) . Taalgebruik in de Septuaginta : oikos (huis) . Taalgebruik in het NT : oikos (huis) . Een vorm van oikos in de LXX (2062) , in het NT (112) . Lat. domus . Fr. maison . Ned. huis . E. house . D. Hause . Tenakh (911) . Pentateuch (77) . Eerdere Profeten (307) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (61) . Geschriften (276) . Re 1 (5) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,27 . (4) Re 1,33 . (5) Re 1,35 .

- C - D - E

-

- ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 1 () : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,6 . (5) Re 1,10 . (6) Re 1,12 . (7) Re 1,13 . (8) Re 1,15 . (9) Re 1,16 . (10) Re 1,17 . (11) Re 1,18 . (12) Re 1,19 . (13) Re 1,20 . (14) Re 1,21 . (15) Re 1,24 . (16) Re 1,25 . (17) Re 1,27 . (18) Re 1,28 . (19) Re 1,29 . (20) Re 1,30 . (21) Re 1,31 . (22) Re 1,33 . (23) Re 1,34 .

- F - G - H

- wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperfectum 3de pers.mann. enk. van het werkwoord halakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . Tenakh (216) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (146) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (22) . Re (24) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,26 . (7) Re 3,13 . (8) Re 8,29 . (9) Re 9,1 . (10) Re 9,7 . (11) Re 9,21 . (12) Re 9,50 . (13) Re 11,11 . (14) Re 11,16 . (15) Re 11,18 . (16) Re 13,11 . (17) Re 14,9 . (18) Re 15,4 . (19) Re 16,1 . (20) Re 17,8 . (21) Re 17,10 . (22) Re 19,3 . (23) Re 19,10 . (24) Re 19,28 .

- I - J

- bejâdâm (in hun hand) < bë + zelfst. naamw. jad + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. (van hen) . jâd (hand) . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Letterwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . Tenakh (34) . Pentateuch (6) . Eerdere Profeten (12) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (11) . Re (7) : (1) Re 1,4 . (2) Re 7,2 . (3) Re 7,6 . (4) Re 7,8 . (5) Re 7,19 . (6) Re 15,13 . (7) Re 16,18 . Een vorm van jâd (hand) in Re 1 (4) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,6 . (4) Re 1,7.

- act. hifil perf. 3de pers. mann. enk.hôrîsj (hij nam in bezit) van het werkw. Tenakh (13) : (1) Re 1,27 . (2) Re 1,29 . (3) Re 1,30 . (4) Re 1,31 . (5) Re 1,33 . (6) Re 11,23 . (7) Re 11,24 . (8) 1 K 14,24 . (9) 1 K 21,26 . (10) 2 K 16,3 . (11) 2 K 17,8 . (12) 2 K 21,2 . (13) 2 Kr 33,2 .

- act. hifil perf. 3de pers. mann. mv. hôrîsjû (zij namen in bezit) OF act. hifil perf. 3de pers. mann. enk. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. hôrîsjô (hij nam het in bezit) van het werkw. jârasj (erven, bezitten, in bezit nemen) . Taalgebruik in Tenakh : (erven, bezitten, in bezit nemen) . Getalwaarde : jod = 10 , resj = 20 of 200 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 51 of 510 . Structuur : 1 - 2 - 3 . Tenakh (7) : (1) Nu 32,21 . (2) Joz 13,13 . (3) Joz 16,10 . (4) Joz 17,13 . (5) Re 1,21 . (6) Re 1,28 . (7) Re 1,32 . Een hifilvorm van jârasj (erven, bezitten, in bezit nemen) in Re 1 (10) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,20 . (3) Re 1,21 . (4) Re 1,27 . (5) Re 1,28 . (6) Re 1,29 . (7) Re 1,30 . (8) Re 1,31 . (9) Re 1,32 . (10) Re 1,33 .
- lo´ hôrîsjô (hij nam het niet in bezit) . Tenakh (3) : (1) Joz 17,13 . (2) Re 1,28 . (3) Re 1,32 . lo´ hôrîsjû (zij namen niet in bezit) . Tenakh (1) : Re 1,21 .

- JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 1 (3) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,19 .

- wë + actief qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajjesjèbh (en hij verbleef) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (228) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (114) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (36) . Re (25) : (1) Re 1,16 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,29 . (4) Re 1,30 . (5) Re 1,32 . (6) Re 1,33 . (7) Re 6,11 . (8) Re 7,3 . (9) Re 7,15 . (10) Re 8,13 . (11) Re 8,29 . (12) Re 9,21 . (13) Re 9,41 . (14) Re 9,56 . (15) Re 11,3 . (16) Re 11,17 . (17) Re 14,8 . (18) Re 15,8 . (19) Re 17,3 . (20) Re 17,4 . (21) Re 18,26 . (22) Re 19,4 . (23) Re 19,7 . (24) Re 19,15 . (25) Re 21,14 . Een vorm van jâsjabh (wonen) in Re 1 (11) : (1) Re 1,9 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,16 . (4) Re 1,17 . (5) Re 1,21 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,29 . (8) Re 1,30 . (9) Re 1,32 . (10) Re 1,33 . (11) Re 1,35 .

- act. qal part. mann. mv. stat. construct. josjëbhe(j) (die bewonen) van het werkw. jâsjabh (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsjabh (wonen) . Getalwaarde : jod = 10 , sjin = 21 of 300 , beth = 2 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 312 (2³ X 3 X 13) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (110) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (42) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (21) . Re (7) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,31 . (3) Re 1,32 . (4) Re 1,33 . (5) Re 5,10 . (6) Re 10,18 . (7) Re 11,8 .
- josjëbhe(j) hâ´ârèts (bewoners van het land) . Tenakh (26) . Eerdere Profeten (7) . (1) Joz 2,9 . (2) Joz 2,24 . (3) Joz 7,9 . (4) Joz 9,24 . (5) Joz 13,21 . (6) Re 1,32 . (7) Re 1,33 .

- jëhûdâh (Juda) . Taalgebruik in Tenakh : jëhûdâh (Juda) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , daleth = 4 ; totaal : 24 (2³ X 3) . Structuur : 1 - 5 - 4 - 5 . Tenakh (633) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (178) . Latere Profeten (190) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (172) . Re (18) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,4 . (4) Re 1,8 . (5) Re 1,9 . (6) Re 1,10 . (7) Re 1,16 . (8) Re 1,17 . (9) Re 1,18 . (10) Re 1,19 . (11) Re 15,10 . (12) Re 17,7 . (13) Re 17,8 . (14) Re 17,9 . (15) Re 19,1 . (16) Re 19,2 . (17) Re 19,18 . (18) Re 20,18 . bîhûdâh (in Juda, tegen Juda) . Re (3) : (1) Re 10,9 . (2) Re 15,9 . (3) Re 18,12 . mîhûdâh (uit Juda) . Re (1) Re 15,11 .

- hajjôm (de dag) < ha + hajjôm (de dag) < ha + Tenakh (425) . Pentateuch (128) . Eerdere Profeten (160) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (84) . Re (19) : (1) Re 1,21 . (2) Re 1,26 . (3) Re 4,14 . (4) Re 6,24 . (5) Re 9,18 . (6) Re 9,19 . (7) Re 9,45 . (8) Re 10,4 . (9) Re 10,15 . (10) Re 11,27 . (11) Re 12,3 . (12) Re 15,19 . (13) Re 18,1 . (14) Re 18,12 . (15) Re 19,8 . (16) Re 19,9 . (17) Re 19,30 . (18) Re 21,3 . (19) Re 21,6 . Tenakh (425) . Pentateuch (128) . Eerdere Profeten (160) . Latere Profeten (44) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (84) . Re (19) : (1) Re 1,21 . (2) Re 1,26 . (3) Re 4,14 . (4) Re 6,24 . (5) Re 9,18 . (6) Re 9,19 . (7) Re 9,45 . (8) Re 10,4 . (9) Re 10,15 . (10) Re 11,27 . (11) Re 12,3 . (12) Re 15,19 . (13) Re 18,1 . (14) Re 18,12 . (15) Re 19,8 . (16) Re 19,9 . (17) Re 19,30 . (18) Re 21,3 . (19) Re 21,6 .
- `ad hajjôm hazzèh (tot dze dag, tot vandaag) . Tenakh (152) . Re () : (1) Re 1,21 . (2) Re 1,26 . (3) Re 6,24 . (4) Re 10,4 . (5) Re 15,19 . (6) Re 18,12 . (7) Re 19,30 .

- jôseph (Jozef) . Taalgebruik in Tenakh : jôseph (Jozef) . Taalgebruik in de LXX : iôsèf (Jozef) . Taalgebruik in het NT : iôsèf (Jozef) . Getalwaarde : jod = 10 , waw = 6 , samech = 15 of 60 , pe = 17 of 80 ; totaal 48 ( 2³ X 3) OF 156 (2² X 3 X 13 OF 12 X 13 OF 6 X 26) . Structuur : 1 - 6 - 6 - 8 . Tenakh (186) . Pentateuch (146) . Eerdere Profeten (19) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (10) . Gr. iôsèf (Jozef) . Gebruik in de bijbel (234) , in de LXX (200) , in het NT (34/35) . Re (3) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 . (3) Re 1,35 .
- be(j)th jôseph (huis van Jozef) . Zonder verbindingsstreep : Tenakh (9) : (1) Gn 43,18 . (2) Gn 43,19 . (3) Gn 50,8 . (4) Gn 50,8 . (5) Re 1,35 . (6) 2 S 19,21 . (7) 1 K 11,28 . (8) Am 5,6 . (9) Zach 10,6 . Met verbindingsstreep : Tenakh (2) : (1) Re 1,22 . (2) Re 1,23 .

- K

- hakkëna`änî (de Kanaäniet) < ha + këna`änî (Kanaäniet) . Taalgebruik in Tenakh : këna`änî (Kanaäniet) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 , ajin = 16 of 70 , jod = 10 ; totaal : 65 (5 X 13) OF 200 (2³ X 5²) . Structuur : 2 - 4 -7 - 4 - 1 . Tenakh (45) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Re (13) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,4 . (3) Re 1,5 . (4) Re 1,10 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,27 . (7) Re 1,28 . (8) Re 1,29 . (9) Re 1,30 . (10) Re 1,32 . (11) Re 1,33 . (12) Re 3,3 . (13) Re 3,5 .
- hakkëna`änî josjëbhe(j) hâ´ârèts (de Kanaänieten, bewoners van het land) . Tenakh (2) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 .
- ´èth hakkëna`änî (de Kanaäniet) . Tenakh (12) : (1) Ex 23,28 . (2) Ex 33,2 . (3) Nu 21,3 . (4) Joz 3,10 . (5) Joz 16,10 . (6) Joz 17,13 . (7) Joz 17,18 . (8) Re 1,4 . (9) Re 1,5 . (10) Re 1,17 . (11) Re 1,28 . (12) Re 1,29 .

- kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenach : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . Re (95) . Re 1 (5) : (1) Re 1,15 . (2) Re 1,19 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,32 . (5) Re 1,34 .
- kî lo´ (want niet) . Zonder verbindingsstreep . Tenach (247) . Re (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,34 . (4) Re 3,22 . (5) Re 4,9 . (6) Re 5,23 . (7) Re 13,16 . (8) Re 18,1 . (9) Re 21,22 .

- L

- lo´(niet) . Taalgebruik in Tenakh : lo´(niet) . Taalgebruik in Jesaja : lo´(niet) . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , aleph = 1 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld). De getalwaarde van lo´ is de helft van de getalwaarde van de schrijfwijze van aleph ; 13 - 26 of een verhouding van 1 - 2 . Tenakh (2767) . Pentateuch (801) . Eerdere Profeten (456) . Latere Profeten (611) . 12 Kleine Profeten (150) . Geschriften (749) . Re 1 (9) : (1) Re 1,19 . (2) Re 1,21 . (3) Re 1,28 . (4) Re 1,29 . (5) Re 1,30 . (6) Re 1,31 . (7) Re 1,32 . (8) Re 1,33 . (9) Re 1,34 .

- M - N

- wajjiththen (en hij zal geven) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . Gr. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give . Tenakh (185) . Pentateuch (73) . Eerdere Profeten (62) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (41) . Re (8) : (1) Re 1,4 . (2) Re 1,13 . (3) Re 1,15 . (4) Re 3,10 . (5) Re 7,16 . (6) Re 11,21 . (7) Re 14,9 . (8) Re 14,19 .

- O - P - Q

- bëqèrèbh (in het midden van) < bë + qârôbh (nabij, dichtbij) . Bijvoegl. naamw. . Zie het werkw. qârabh (naderen, nabij zijn) . Taalgebruik in Tenakh : qârabh (naderen, nabij zijn) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . Tenakh (53) . Pentateuch (14) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (13) . Re (4) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 . (3) Re 3,5 . (4) Re 18,20 .
- bëqèrèbh hakkëna`änî (in het midden van de Kanaänieten) . Tenakh (3) : (1) Re 1,32 . (2) Re 1,33 . (3) Re 3,5 .

- R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -