BIJBELBOEK RECHTERS 2 -- Re 2 -- bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,1-5 -- Re 2,6-23 -

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website

Overzicht van Rechters : - Re 1 - Re 2 - Re 3 - Re 4 - Re 5 - Re 6 - Re 7 - Re 8 - Re 9 - Re 10 - Re 11 - Re 12 - Re 13 - Re 14 - Re 15 - Re 16 - Re 17 - Re 18 - Re 19 - Re 20 - Re 21 -
Tekstuitleg per pericope :
Overzicht vers per vers : - Re 2,1 - Re 2,2 - Re 2,3 - Re 2,4 - Re 2,5 - Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -

() Re 2,1 . () Re 2,2 . () Re 2,3 . () Re 2,4 . () Re 2,5 . () Re 2,6 . () Re 2,7 . () Re 2,8 . () Re 2,9 . () Re 2,10 . () Re 2,11 . () Re 2,12 . () Re 2,13 . () Re 2,14 . () Re 2,15 . () Re 2,16 . () Re 2,17 . () Re 2,18 . () Re 2,19 . () Re 2,20 . () Re 2,21 . () Re 2,22 . () Re 2,23 .

Re 2,1 . Re 2,2 . Re 2,3 . Re 2,4 . Re 2,5 . Re 2,6 . Re 2,7 . Re 2,8 . Re 2,9 . Re 2,10 . Re 2,11 . Re 2,12 . Re 2,13 . Re 2,14 . Re 2,15 . Re 2,16 . Re 2,17 . Re 2,18 . Re 2,19 . Re 2,20 . Re 2,21 . Re 2,22 . Re 2,23 .

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenach : Tenach : overzicht , Tenach : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenach : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,
Overzicht N.T.
: N.T. : overzicht , N.T. : taalgebruik - N.T. A - N.T. B - N.T. C - N.T. D - N.T. E - N.T. F - N.T. G - N.T. H - N.T. I - N.T. J - N.T. K - N.T. L - N.T. M - N.T. N - N.T. O - N.T. P - N.T. Q - N.T. R - N.T. S - N.T. T - N.T. U - N.T. V - N.T. W - N.T. X - N.T. Y - N.T. Z - N.T. : commentaar .


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
     
 
bijbelweb info-bible interBible http://www.diebibel.de/ http://www.bible-history.com/isbe/ http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm Studiebijbel 3  
1. LXX , Griekse tekst N.T.   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible   - King James Bible 11. Luther-Bibel    

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat

Bibliografie
Literatuur
Liturgisch gebruik

Overzicht van de bijbelboeken

- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)


- Re 2,1-5 . De engel van de Heer in Bokim - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,1-5 -- Re 2,6-23 -- Re 2,1 - Re 2,2 - Re 2,3 - Re 2,4 - Re 2,5 -

Re 2,1 - Re 2,1 . De engel van de Heer in Bokim - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,1-5 -- Re 2,6-23 -- Re 2,1 - Re 2,2 - Re 2,3 - Re 2,4 - Re 2,5 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai anebè aggelos kuriou apo galgal epi ton klauthmôna kai epi baithèl kai epi ton oikon israèl kai eipen pros autous kurios kurios anebibasen umas ex aiguptou kai eisègagen umas eis tèn gèn èn ômosen tois patrasin umôn tou dounai umin kai eipen umin ou diaskedasô tèn diathèkèn mou tèn meth¢ umôn eis ton aiôna 1 ascenditque angelus Domini de Galgal ad locum Flentium et ait eduxi vos de Aegypto et introduxi in terram pro qua iuravi patribus vestris et pollicitus sum ut non facerem irritum pactum meum vobiscum in sempiternum   1 En een Engel des HEEREN kwam opwaarts van Gilgal tot Bochim, en Hij zeide: Ik heb ulieden uit Egypte opgevoerd, en u gebracht in het land, dat Ik uw vaderen gezworen heb, en gezegd: Ik zal Mijn verbond met ulieden niet verbreken in eeuwigheid. [1] De* engel van de heer ging van Gilgal naar Bokim en sprak: 'Ik heb u uit Egypte geleid en u naar het land gebracht dat Ik aan uw vaderen onder ede beloofd heb. Ik heb gezegd: nooit zal Ik mijn verbond met u verbreken. [1] Er kwam een engel van de HEER uit Gilgal naar Bochim. Daar zei hij: 'Ik heb jullie uit Egypte geleid naar het land dat ik jullie voorouders onder ede had beloofd. Ik heb gezegd dat ik mijn verbond met jullie nooit zou verbreken. ¶ De engel van de ENE klimt op vanuit de Gilgal naar Bochiem; • hij zegt: ik heb u doen opklimmen uit Egypte en u doen komen in het land dat ik heb gezworen aan uw vaderen, en ik zei: ik verbreek mijn verbond met u niet voor eeuwig!– 1. L'Ange de Yahvé monta de Gilgal à Béthel et il dit : « Je vous ai fait monter d'Égypte et je vous ai amenés dans ce pays que j'avais promis par serment à vos pères. J'avais dit : «Je ne romprai jamais mon alliance avec vous.

King James Bible . [1] And an angel of the LORD came up from Gilgal to Bochim, and said, I made you to go up out of Egypt, and have brought you unto the land which I sware unto your fathers; and I said, I will never break my covenant with you.
Luther-Bibel . 2 1 Es kam aber der Engel des HERRN herauf von Gilgal nach Bochim und sprach: Ich habe euch aus Ägypten heraufgeführt und ins Land gebracht, das ich euren Vätern zu geben geschworen habe, und gesprochen, ich wollte meinen Bund mit euch nicht brechen ewiglich.

Tekstuitleg van Re 2,1 .

1. wj`l : verbindingsletter wë + act. qal imperfectum derde persoon mann. enkelvoud wajja`al / wajjâ`al (en hij klom op) OF qal jussief 3de pers. mann. enk. wëja`al (en ga op) van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Tenakh (115) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (18) . Re (10) : (1) Re 1,4 . (2) Re 2,1 . (3) Re 4,10 . (4) Re 8,8 . (5) Re 8,11 . (6) Re 9,48 . (7) Re 13,19 . (8) Re 13,20 . (9) Re 14,2 . (10) Re 14,19 . Een vorm van `âlâh (opgaan, opklimmen) in Re 1 (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 1,2 . (3) Re 1,3 . (4) Re 1,4 . (5) Re 1,16 . (6) Re 1,22 .

15. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Re (21) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,33 . (4) Re 2,1 . (5) Re 2,2 . (6) Re 2,6 . (7) Re 3,11 . (8) Re 3,30 . (9) Re 5,31 . (10) Re 6,4 . (11) Re 6,37 . (12) Re 6,39 . (13) Re 6,40 . (14) Re 8,28 . (15) Re 9,37 . (16) Re 11,21 . (17) Re 18,2 . (18) Re 18,9 . (19) Re 18,14 . (20) Re 18,17 . (21) Re 18,30 .

14. - 15. ´èl hâ´ârèts (naar het land) . Tenakh (53) . Pentateuch (38) . Gn (3) . Ex (3) . Lv (3) . Nu (12) . Dt (17) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Gn (3) : (1) Gn 12,1 . (2) Gn 24,5 . (3) Gn 50,24 . Eerdere Profeten (3) : (1) Joz 1,2 . (2) Re 2,1 . (3) 2 K 8,1 .

14. - 16. ´èl hâ´ârèts ´äsjèr (naar het land dat) . Tenakh (40/53) . Pentateuch (33/38) . Gn (3/3) . Ex (3/3) . Lv (2/3) . Nu (9/12) . Dt (16/17) . Eerdere Profeten (2/3) . Latere Profeten (4/11) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1/1) . Gn (3) : (1) Gn 12,1 . (2) Gn 24,5 . (3) Gn 50,24 . Eerdere Profeten (2) : (1) Joz 1,2 . (2) Re 2,1 . In Gn 24,1-67 zendt Abraham dienaars naar zijn geboorteplaats om een vrouw voor zijn zoon Isaak te zoeken . De dienaars werpen op : als het ons niet lukt , dat een vrouw uit je geboorteplaats naar hier meekomt , zullen we dan Isaak naar jouw geboorteplaats terugbrengen . Gn 24,5 verwijst naar Gn 12,1 waar JHWH aan Abram de opdracht geeft om te gaan naar het land dat Hij hem zal tonen . Gn 24,1-67 is het laatste grote verhaal van de Abrahamverhalen . In Gn 25,1-6 worden de nakomelingen van Abraham verteld , in Gn 25,7-11 de dood van Abraham . Zo omarmen Gn 12,1-9 en Gn 24,1-67 de cyclus van de Abrahamverhalen .

17. nifal perf. 1ste pers enk nisjëba`ëthî (ik zweer) van het werkw. sjâbhâ` (zweren, vervolledigen / vervullen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâbhâ`(zweren) . Taalgebruik in Dt : sjâbhâ`(zweren) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , beth = 2 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 ( 3 X 13 of 26 + 13) of 372 (12 X 31) . Structuur : 3 - 2 - 7 . Gr. omnumi (zweren, onder ede beloven) . Taalgebruik in de Septuaginta. : omnumi (zweren, onder ede beloven) . Taalgebruik in het NT : omnumi (zweren, onder ede beloven) . Lat. jurare . Fr. jurer . E. to swear . D. schwören . Tenakh (26) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (4) . Eerdere Profeten (5) : (1) Joz 1,6 . (2) Re 2,1 . (3) 1 S 3,14 . (4) 2 S 19,8 . (5) 1 K 1,30 .

16. - 17. ´äsjèr nisjëba`ëthî (het land dat ik zwoer) . Tenakh (14) : (1) Gn 26,3 . (2) Gn 33,1 . (3) Nu 14,23 . (4) Nu 32,11 . (5) Dt 1,35 . (6) Dt 10,11 . (7) Dt 31,20 . (8) Dt 31,23 . (9) Dt 34,4 . (10) Joz 1,6 . (11) Re 2,1 . (12) Ps 95,11 . (13) Js 54,9 . (14) Jr 11,5 .

15. - 17. hâ´ârèts ´äsjèr nisjëba`ëthî (het land dat ik zwoer) . Tenakh (7) : (1) Gn 33,1 . (2) Nu 14,23 . (3) Dt 10,11 . (4) Dt 31,23 . (5) Dt 34,4 . (6) Joz 1,6 . (7) Re 2,1 .

14. - 17. ´èl hâ´ârèts ´äsjèr nisjëba`ëthî (het land dat ik zwoer) . Tenakh (1) : Re 2,1 .

18. la´äbhothe(j)khèm (aan jullie vaders) < voorzetsel lë + zelfst. naamw. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . Tenakh (10) : (1) Dt 1,8 . (2) Dt 1,35 . (3) Dt 7,8 . (4) Dt 8,1 . (5) Dt 11,9 . (6) Dt 11,21 . (7) Re 2,1 . (8) Ez 36,28 .(9) Ez 47,14 . (10) 2 Kr 33,8 .

17. - 18. nisjëba`ëthî la´äbhothe(j)khèm (ik heb gezworen aan jullie vaders) . Tenakh (1) : Re 2,1 .

Re 2,2 - Re 2,2 . De engel van de Heer in Bokim - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,1-5 -- Re 2,6-23 -- Re 2,1 - Re 2,2 - Re 2,3 - Re 2,4 - Re 2,5 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2kai umeis ou diathèsesthe diathèkèn tois egkathèmenois eis tèn gèn tautèn oude tois theois autôn ou mè proskunèsète alla ta glupta autôn suntripsete kai ta thusiastèria autôn kataskapsete kai ouk eisèkousate tès fônès mou ote tauta epoièsate 2 ita dumtaxat ut non feriretis foedus cum habitatoribus terrae huius et aras eorum subverteretis et noluistis audire vocem meam cur hoc fecistis   2 En ulieden aangaande, gij zult geen verbond maken met de inwoners dezes lands; hun altaren zult gij afbreken. Maar gij zijt Mijner stem niet gehoorzaam geweest; waarom hebt gij dit gedaan? [2] Maar dan moet u ook geen verbond sluiten met de bewoners van dat land en moet u hun altaren omverhalen. Maar u hebt niet naar mijn stem geluisterd. Hoe hebt u dat kunnen doen? [2] Maar jullie mochten geen verdragen sluiten met de inwoners van dit land en hun altaren moesten jullie afbreken. Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat ik heb gezegd. Hoe hebben jullie dat kunnen doen? 2 en gij, gij zult geen verbond smeden met de ingezetenen van dit land; hun offerplaatsen zult ge omverhalen!– maar ge hebt naar mijn stem niet gehoord; waarom hebt ge dat gedaan?–  2. De votre côté, vous ne conclurez point d'alliance avec les habitants de ce pays; mais vous renverserez leurs autels. » Or vous n'avez pas écouté ma voix. Qu'avez-vous fait là ?

King James Bible . [2] And ye shall make no league with the inhabitants of this land; ye shall throw down their altars: but ye have not obeyed my voice: why have ye done this?
Luther-Bibel . 2 Ihr aber solltet keinen Bund schließen mit den Bewohnern dieses Landes und ihre Altäre zerbrechen. Aber ihr habt meiner Stimme nicht gehorcht. Warum habt ihr das getan?

Tekstuitleg van Re 2,2 .

6. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Re (21) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,33 . (4) Re 2,1 . (5) Re 2,2 . (6) Re 2,6 . (7) Re 3,11 . (8) Re 3,30 . (9) Re 5,31 . (10) Re 6,4 . (11) Re 6,37 . (12) Re 6,39 . (13) Re 6,40 . (14) Re 8,28 . (15) Re 9,37 . (16) Re 11,21 . (17) Re 18,2 . (18) Re 18,9 . (19) Re 18,14 . (20) Re 18,17 . (21) Re 18,30 .

Re 2,3 - Re 2,3 . De engel van de Heer in Bokim - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,1-5 -- Re 2,6-23 -- Re 2,1 - Re 2,2 - Re 2,3 - Re 2,4 - Re 2,5 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3kai egô eipa ou prosthèsô tou metoikisai ton laon on eipa tou exolethreusai autous ek prosôpou umôn kai esontai umin eis sunochas kai oi theoi autôn esontai umin eis skandalon 3 quam ob rem nolui delere eos a facie vestra ut habeatis hostes et dii eorum sint vobis in ruinam   3 Daarom heb Ik ook gezegd: Ik zal hen voor uw aangezicht niet uitdrijven; maar zij zullen u aan de zijden zijn, en hun goden zullen u tot een strik zijn. [3] Daarom verzeker Ik u: Ik zal de bewoners van het land niet voor u verdrijven; zij zullen u verdrukken, en hun goden zullen een valstrik voor u worden.' [3] Daarom heb ik besloten dat ik de inwoners van dit land niet voor jullie zal verdrijven. Zij zullen jullie in hun netten verstrikken en hun goden zullen jullie ondergang worden.' 3 ik heb dan ook gezegd: ik verdrijf hen niet van uw aanschijn,– wezen zullen ze u tot benauwers, en hun goden zullen u zijn tot een valstrik! 3. Eh bien, je le dis : je ne chasserai point ces peuples devant vous. Ils seront pour vous des oppresseurs et leurs dieux seront pour vous un piège. »

King James Bible . [3] Wherefore I also said, I will not drive them out from before you; but they shall be as thorns in your sides, and their gods shall be a snare unto you.
Luther-Bibel . 3 Da sprach ich: Ich will sie nicht vor euch vertreiben, damit sie euch zum Fangstrick werden und ihre Götter zur Falle.

Tekstuitleg van Re 2,3 .

4. act. piël imperf. 1ste pers. enk. ´ägâresj (ik verdrijf) van het werkw. gârasj (verdrijven, uitwerpen) . Taalgebruik in Tenakh : gârasj (verdrijven, uitwerpen) . Getalwaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 503 (priemgetal) . Structuur : 3 - 2 - 3 . Tenakh (1) : Re 2,3 . Zie ook Re 6,9 : wâ´ägâresj (en ik verdrijf) < wë + act. piël imperf. 1ste pers. enk. Het verdrijven van de volken is niet in de eerste plaats het werk van Israël , maar van JHWH . Een vorm van gârasj (verdrijven, uitwerpen) in Pentateuch (21) . Eerdere Profeten (9) . Gn (3) : (1) Gn 3,24 . (2) Gn 4,14 . (3) Gn 21,10 . Ex (11) : (1) Ex 2,17 . (2) Ex 6,1 . (3) Ex 10,11 . (4) Ex 11,1 . (5) Ex 12,39 . (6) Ex 23,28 . (7) Ex 23,29 . (8) Ex 23,30 . (9) Ex 23,31 . (10) Ex 33,2 . (11) Ex 34,11 . Lv in (1) Lv 21,7 . (2) Lv 22,13 . (3) . Nu (3) : (1) Nu 22,6 . (2) Nu 22,11 . (3) Nu 30,10 . Dt (1) : Dt 33,27 . Joz (2) : (1) Joz 24,12 . (2) Joz 24,18 . Re (5) : (1) Re 2,3 . (2) Re 6,9 . (3) Re 9,41 . (4) Re 11,2 . (5) Re 11,7 . 1 S (1) : 1 S 26,19 . 1 K (1) : 1 K 2,27 .

5. accusatief + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. ´ôthâm (hen) . ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (175) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (49) . Latere Profeten (76) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (9) . Re (17) : (1) Re 2,3 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,14 . (4) Re 6,9 . (5) Re 7,4 . (6) Re 8,19 . (7) Re 8,20 . (8) Re 8,34 . (9) Re 9,24 . (10) Re 11,9 . (11) Re 15,8 . (12) Re 18,27 . (13) Re 19,15 . (14) Re 19,24 . (15) Re 21,10 . (16) Re 21,12 . (17) Re 21,22 .

Re 2,4 - Re 2,4 . De engel van de Heer in Bokim - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,1-5 -- Re 2,6-23 -- Re 2,1 - Re 2,2 - Re 2,3 - Re 2,4 - Re 2,5 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai egeneto ôs elalèsen o aggelos kuriou tous logous toutous pros panta israèl kai epèren o laos tèn fônèn autôn kai eklausan 4 cumque loqueretur angelus Domini verba haec ad omnes filios Israhel elevaverunt vocem suam et fleverunt   4 En het geschiedde, als de Engel des HEEREN deze woorden tot alle kinderen Israëls gesproken had, zo hief het volk zijn stem op en weende. [4] Toen de engel dit tegen de Israëlieten gezegd had, begonnen zij luid te weeklagen. [4] Toen de engel van de HEER deze woorden tot de Israëlieten had gesproken, barstte het volk in gejammer uit. 4 En het geschiedt: met dat de engel van de ENE deze woorden heeft gesproken tot alle kinderen Israëls,– verheffen zij, de gemeente, hun stem en wenen.  4. Lorsque l'Ange de Yahvé eut adressé ces paroles à tous les Israélites, le peuple se mit à crier et à pleurer.

King James Bible . [4] And it came to pass, when the angel of the LORD spake these words unto all the children of Israel, that the people lifted up their voice, and wept.
Luther-Bibel . 4 Und als der Engel des HERRN diese Worte zu ganz Israel geredet hatte, erhob das Volk seine Stimme und weinte.

Tekstuitleg van Re 2,4 .

11. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 2 (4) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,11 . (4) Re 2,22 .

Re 2,5 - Re 2,5 . De engel van de Heer in Bokim - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,1-5 -- Re 2,6-23 -- Re 2,1 - Re 2,2 - Re 2,3 - Re 2,4 - Re 2,5 -
Griekse tekst Vulgaat Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5dia touto eklèthè to onoma tou topou ekeinou klauthmôn kai ethusan ekei tô kuriô 5 et vocatum est nomen loci illius Flentium sive Lacrimarum immolaveruntque ibi hostias Domino 5 Daarom noemden zij den naam dier plaats Bochim; en zij offerden aldaar den HEERE. [5] Daarom heet die plaats Bokim*. Zij brachten daar offers aan de heer. Israël na de dood van Jozua [5] Ze noemden die plaats Bochim* en brachten er offers aan de HEER. Israël verbreekt het verbond 5 Ze roepen als naam voor dat oord uit ‘Bochiem’, – wenenden; ze brengen daar een offer aan de ENE. •   5. Ils donnèrent à ce lieu le nom de Bokim et ils offrirent là des sacrifices à Yahvé.

King James Bible . [5] And they called the name of that place Bochim: and they sacrificed there unto the LORD.
Luther-Bibel . 5 Und sie nannten die Stätte Bochim und opferten dort dem HERRN. Israels Untreue gegen Gott während der Richterzeit

Tekstuitleg van Re 2,5 .

- Re 2,6-23 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -

Re 2,6 - Re 2,6 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai exapesteilen ièsous ton laon kai apèlthan oi uioi israèl ekastos eis ton oikon autou kai eis tèn klèronomian autou tou kataklèronomèsai tèn gèn 6 dimisit ergo Iosue populum et abierunt filii Israhel unusquisque in possessionem suam ut obtinerent eam   6 Als Jozua het volk had laten gaan, zo waren de kinderen Israëls heengegaan, een ieder tot zijn erfdeel, om het land erfelijk te bezitten. [6] Nadat Jozua de vergadering had ontbonden, gingen de Israëlieten naar het gebied dat hun was toegewezen en namen het land in bezit. [6] Toen Jozua de volksvergadering had ontbonden, waren de Israëlieten erop uitgetrokken om het land in bezit te nemen, elke stam het gebied dat hun was toegewezen. 6 ¶ Dan zendt Jozua de gemeente uit,– en gaan de kinderen Israëls ieder naar zijn erfdeel om het land te beërven.  6. Alors Josué congédia le peuple et les Israélites se rendirent chacun dans son héritage pour occuper le pays.

King James Bible . [6] And when Joshua had let the people go, the children of Israel went every man unto his inheritance to possess the land.
Luther-Bibel . 6 Als Josua das Volk entlassen hatte und die Israeliten hingezogen waren, ein jeder in sein Erbteil, um das Land einzunehmen,

Tekstuitleg van Re 2,6 . Het vers Re 2,6 telt 12 (2² X 3) woorden en 47 letters . De getalwaarde van Re 2,6 is 4398 (2 X 3 X 733) .

Re 2,6.1. (1) wajjisjëlach < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. . (2) wajësjallach (en hij zond) < wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. sjâlach (zenden) . Taalgebruik in Tenakh : sjâlach (zenden) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , lamed = 12 of 30 , chet = 8 ; totaal : 41 OF 338 (2 X 13²) . Structuur : 3 - 3 - 8 . Tenakh (212) . Pentateuch (32) . Eerdere Profeten (128) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (35) . Joz (8) : (1) Joz 2,1 . (2) Joz 2,3 . (3) Joz 7,2 . (4) Joz 7,22 . (5) Joz 10,3 . (6) Joz 11,1 . (7) Joz 24,9 . (8) Joz 24,28 . Re (14) : (1) Re 2,6 . (2) Re 3,18 . (3) Re 3,21 . (4) Re 6,8 . (5) Re 6,21 . (6) Re 9,23 . (7) Re 9,31 . (8) Re 11,12 . (9) Re 11,14 . (10) Re 11,17 . (11) Re 11,19 . (12) Re 11,38 . (13) Re 15,5 . (14) Re 15,15 .

Re 2,6.2. jëhôsju`a (Jozua) . Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7 . Tenakh (177) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (152) . Joz (142) . Re (6) . 1 S (2) . 1 K (1) . 2 K (1) . Ex (6) : (1) Ex 17,9 . (2) Ex 17,10 . (3) Ex 17,13 . (4) Ex 17,14 . (5) Ex 32,17 . (6) Ex 33,11 . Grieks Ièsous (Jozua) . Re (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,21 . (6) Re 2,23 .

Re 2,6.1. - 2. wajjisjëlach jëhôsju`a (Jozua zond) . Tenakh (2) : (1) Joz 24,28 . (2) Re 2,6 .

Re 2,6.3. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Latere Profeten (860) . 12 Kleine Profeten (207) . Geschriften (967) . Ex (473) .Re (233) . Re 2 (10) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,10 . (5) Re 2,11 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,13 . (8) Re 2,20 . (9) Re 2,22 . (10) Re 2,23 .

Re 2,6.4. hâ`âm (het volk) < lidwoord + zelfstandig naamwoord enkelvoud `am (volk) OF `im (met) . Taalgebruik in Tenakh : `am (volk) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 of 110 (2 X 5 X 11) . Gr. laos (volk) . Taalgebruik in de Septuaginta : laos (volk) . Taalgebruik in het NT : laos (volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . Een vorm van laos (volk) in de LXX (2064) , in het NT (141) . Tenakh (659) . Pentateuch (197) . Eerdere Profeten (259) . Latere Profeten (97) . 12 Kleine Profeten (11) . Geschriften (95) . Joz (41) . Joz 24 (8) : (1) Joz 24,2 . (2) Joz 24,16 . (3) Joz 24,19 . (4) Joz 24,21 . (5) Joz 24,22 . (6) Joz 24,24 . (7) Joz 24,27 . (8) Joz 24,28 . Re (38) . Re 2 (3) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 .

3. - 4. ´èth hâ`âm (het volk) . Tenakh (102) . Joz (9) : (1) Joz 1,6 . (2) Joz 1,11 . (3) Joz 3,3 . (4) Joz 7,7 . (5) Joz 7,13 . (6) Joz 8,10 . (7) Joz 8,33 . (8) Joz 14,8 . (9) Joz 24,28 . Re (7) : (1) Re 2,6 . (2) Re 3,18 . (3) Re 7,5 . (4) Re 9,29 . (5) Re 9,36 . (6) Re 9,43 . (7) Re 18,7 .

Re 2,6.5. wajjelëkhû (en zij gingen) < verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Tenakh (104) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (10) . Re (12) : (1) Re 2,6 . (2) Re 2,12 . (3) Re 9,4 . (4) Re 9,6 . (5) Re 9,49 . (6) Re 9,55 . (7) Re 11,5 . (8) Re 18,7 . (9) Re 18,21 . (10) Re 18,26 . (11) Re 19,14 . (12) Re 21,23 .

Re 2,6.5. - 6. wajjelëkhû bëne(j) (en de zonen van... gingen) . Tenakh (2) : (1) Re 2,6 . (2) Re 18,26 .

Re 2,6.7. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 2 (4) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,11 . (4) Re 2,22 .

Re 2,6.6. - 7. bëne(j) jishërâ´el (Israëlieten) . Tenakh (109) . Re (21) . Re 2 : (1) Re 2,6 . (2) Re 2,11 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,14 . (7) Re 3,15 . (8) Re 3,27 . (9) Re 4,3 . (10) Re 6,1 . (11) Re 6,6 . (12) Re 6,7 . (13) Re 10,15 . (14) Re 20,3 . (15) Re 20,19 . (16) Re 20,23 . (17) Re 20,24 . (18) Re 20,27 . (19) Re 20,30 . (20) Re 20,35 . (21) Re 21,18 .

Re 2,6.11. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Latere Profeten (860) . 12 Kleine Profeten (207) . Geschriften (967) . Ex (473) .Re (233) . Re 2 (10) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,10 . (5) Re 2,11 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,13 . (8) Re 2,20 . (9) Re 2,22 . (10) Re 2,23 .

12. hâ´ârèts (het land) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (851) . Pentateuch (316) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (215) . 12 Kleine Profeten (53) . Geschriften (135) . Re (21) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,32 . (3) Re 1,33 . (4) Re 2,1 . (5) Re 2,2 . (6) Re 2,6 . (7) Re 3,11 . (8) Re 3,30 . (9) Re 5,31 . (10) Re 6,4 . (11) Re 6,37 . (12) Re 6,39 . (13) Re 6,40 . (14) Re 8,28 . (15) Re 9,37 . (16) Re 11,21 . (17) Re 18,2 . (18) Re 18,9 . (19) Re 18,14 . (20) Re 18,17 . (21) Re 18,30 .

11. - 12. ´èth hâ´ârèts (het land) . Tenakh (136) . Re (6) : (1) Re 1,2 . (2) Re 2,6 . (3) Re 18,2 (2X) . (4) Re 18,9 (2X) . (5) Re 18,14 . (6) Re 18,17 .

Re 2,7 - Re 2,7 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai edouleusen o laos tô kuriô pasas tas èmeras ièsou kai pasas tas èmeras tôn presbuterôn osoi emakroèmereusan meta ièsoun osoi egnôsan pan to ergon kuriou to mega o epoièsen tô israèl 7 servieruntque Domino cunctis diebus eius et seniorum qui longo post eum vixerunt tempore et noverant omnia opera Domini quae fecerat cum Israhel   7 En het volk diende den HEERE, al de dagen van Jozua, en al de dagen der oudsten, die lang geleefd hadden na Jozua; die gezien hadden al dat grote werk des HEEREN, dat Hij aan Israël gedaan had. [7] Het volk bleef de heer dienen zo lang Jozua leefde en zo lang er na zijn dood nog oudsten waren, die getuigen waren geweest van de grote dingen die de heer voor Israël gedaan had. [7] Zolang Jozua leefde, had het volk de HEER gediend. Ook na zijn dood waren ze de HEER blijven dienen zolang de stammen werden aangevoerd door Jozua's leeftijdsgenoten, die getuige waren geweest van de grootse daden die de HEER voor Israël had verricht. 7 De gemeente, zij dienen de ENE alle dagen van Jozua,– én alle dagen van de oudsten die hun dagen hebben verlengd tot ná Jozua en die hebben gezien al het grote doen van de ENE dat hij aan Israël gedaan heeft. 7. Le peuple servit Yahvé pendant toute la vie de Josué et toute la vie des anciens qui survécurent à Josué et qui avaient connu toutes les grandes œuvres que Yahvé avait opérées en faveur d'Israël.

King James Bible . [7] And the people served the LORD all the days of Joshua, and all the days of the elders that outlived Joshua, who had seen all the great works of the LORD, that he did for Israel.
Luther-Bibel . 7 diente das Volk dem HERRN, solange Josua lebte und die Ältesten, die noch lange nach Josua lebten und alle die großen Werke des HERRN gesehen hatten, die er an Israel getan hatte.

Tekstuitleg van Re 2,7 .

1. w-`-b-d-w . (1) act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. wajja`abhëdû (en ziju dienden) . (2) act. qal jussief 3de pers. mann. mv. wëja`abhëdû (en zij moeten dienen) . (3) act. hifil 3de pers. mann. mv; wajja`äbhidû (en zij deden dienen) van het werkw. `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . Tenakh (20) : (1) Ex 1,13 . (2) Ex 10,7 . (3) Dt 29,25 . (4) Joz 24,2 . (5) Re 2,7 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,13 . (8) Re 3,6 . (9) Re 3,7 . (10) Re 3,8 . (11) Re 3,14 . (12) Re 10,6 . (13) Re 10,16 . (14) 1 S 7,4 . (15) 1 S 8,8 . (16) 2 K 17,12 . (17) 2 K 17,16 . (18) Ps 106,36 . (19) Job 36,11 . (20) 2 Kr 24,18 .

3. - 4. ´èth JHWH . Tenakh (216) . Re (8) : (1) Re 2,7 . (2) Re 2,10 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,13 . (5) Re 3,7 . (6) Re 8,34 . (7) Re 10,6 . (8) Re 10,16 .

1. 3. - 4. Re 2,7 : wajja`abhëdû ´èth JHWH (en zij dienden JHWH) . Tenakh (1) : Ex 10,7 . In Re 2,7 lezen we : wajja`abhëdû hâ`âm ´èth JHWH (en het volk diende JHWH) . Hiertegenover staat wajja`azëbhû ´èth JHWH (en zij verlieten JHWH) . Tenakh (3) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,13 . (3) Re 10,6 .

7. jëhôsju`a (Jozua) . Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7 . Tenakh (177) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (152) . Joz (142) . Re (6) . 1 S (2) . 1 K (1) . 2 K (1) . Ex (6) : (1) Ex 17,9 . (2) Ex 17,10 . (3) Ex 17,13 . (4) Ex 17,14 . (5) Ex 32,17 . (6) Ex 33,11 . Grieks Ièsous (Jozua) . Re (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,21 . (6) Re 2,23 .

14. ´achäre(j) (achter, na) . Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j) (achter) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 219 (3 X 73) . Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 . Tenakh (294) . Pentateuch (80) . Eerdere Profeten (134) . Latere Profeten (37) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (38) . Re (18) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,7 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,17 . (5) Re 2,19 . (6) Re 3,28 . (7) Re 4,16 . (8) Re 7,23 . (9) Re 8,5 . (10) Re 8,33 . (11) Re 9,3 . (12) Re 9,49 . (13) Re 10,1 . (14) Re 11,36 . (15) Re 13,11 . (16) Re 16,4 . (17) Re 18,12 . (18) Re 19,23 .

Re 2,8 - Re 2,8 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai eteleutèsen ièsous uios nauè doulos kuriou uios ekaton deka etôn 8 mortuus est autem Iosue filius Nun famulus Domini centum et decem annorum wajjâmâth jëhôsju`a bin nûn `èbhèd JHWH bèn me´âh wâ`èshèr sjânîm 8 Maar als Jozua, de zoon van Nun, de knecht des HEEREN, gestorven was, honderd en tien jaren oud zijnde; [8] Maar Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van de heer, stierf op de leeftijd van honderdtien jaar. [8] Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van de HEER, was gestorven toen hij honderdtien jaar oud was. 8 Jozua, zoon van Noen, dienaar van de ENE, sterft,– als zoon van honderd en tien jaren.  8. Josué, fils de Nûn, serviteur de Yahvé, mourut à l'âge de cent dix ans.

King James Bible . [8] And Joshua the son of Nun, the servant of the LORD, died, being an hundred and ten years old.
Luther-Bibel . 8 Da starb Josua, der Sohn Nuns, der Knecht des HERRN, als er hundertundzehn Jahre alt war.

wajjâmâth jëhôsju`a bin nûn `èbhèd JHWH bèn me´âh wâ`èshèr sjânîm

Tekstuitleg van Re 2,8 . Het vers Re 2,8 telt 10 (2 X 5) woorden en 34 (2 X 17) letters . De getalwaarde van Re 2,8 is 2181 (3 X 727) . Zowel Jozef als Jozua worden 110 jaar . Zo wordt een verband gelegd tussen beide figuren . 2X wordt de leeftijd van Jozef vermeld , 2X de dood van Jozef , 2X de dood van Jozua . Tussen de twee ouderdommen van Jozef wordt het vooruitzicht van de uittocht gesteld . Tussen de twee vermeldingen van de dood van Jozef worden de twaalf zonen van Jakob opgesomd : Tussen de twee vermeldingen van de dood van Jozua wordt de bezitname van het land door de 12 stammen van Israël 'herhaald' .

Re 2,8.1. = wajjâmoth / wajjâmâth (en hij stierf) < verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. . Tenakh (132) . Pentateuch (41) . Eerdere Profeten (58) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (29) . Dt (1) Dt 34,5 . Joz (1) Joz 24,29 . In Dt en Joz komt deze werkwoordvorm wajjâmoth (en hij stierf) alleen hier voor . Opmerdrkelijk is dus het einde van Dt , het begin van Joz , het einde van Joz en het begin van Re . Re (14) : (1) Re 1,7 . (2) Re 2,8 . (3) Re 2,21 . (4) Re 3,11 . (5) Re 4,21 . (6) Re 6,30 . (7) Re 8,32 . (8) Re 9,54 . (9) Re 10,2 . (10) Re 10,5 . (11) Re 12,7 . (12) Re 12,10 . (13) Re 12,12 . (14) Re 12,15 .
- wajëhî ´achäre(j) môth (na de dood van) . Tenakh (4) : (1) Gn 25,11 (Abraham) . (2) Joz 1,1 (Mozes) . (3) Re 1,1 (Jozua) . (4) 2 S 1,1 (Saul) . Abraham was de eerste Patriarch . Mozes was de wetgever van het volk . Jozua leidde het volk binnen in het land . Saul was de eerste koning .

Re 2,8.2. jëhôsju`a (Jozua) . Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7 . Tenakh (177) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (152) . Joz (142) . Re (6) . 1 S (2) . 1 K (1) . 2 K (1) . Ex (6) : (1) Ex 17,9 . (2) Ex 17,10 . (3) Ex 17,13 . (4) Ex 17,14 . (5) Ex 32,17 . (6) Ex 33,11 . Grieks Ièsous (Jozua) . Re (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,21 . (6) Re 2,23 .

Re 2,8.3. nûn (Nun) . Taalgebruik in Tenakh : nûn (Nun) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , waw = 6 . Totaal : 34 (2 X 17) OF 106 (2 X 53) . Tenakh (30) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (12) . Latere Profeten (0) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (2) . Ex (1) : Ex 33,11 . Nu (11) : (1) Nu 11,28 . (2) Nu 13,8 . (3) Nu 13,16 . (4) Nu 14,6 . (5) Nu 14,30 . (6) Nu 14,38 . (7) Nu 26,65 . (8) Nu 27,18 . (9) Nu 32,12 . (10) Nu 32,28 . (11) Nu 34,17 . Dt (4) : (1) Dt 1,38 . (2) Dt 31,23 . (3) Dt 32,44 . (4) Dt 34,9 . Joz (10) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 2,1 . (3) Joz 2,23 . (4) Joz 6,6 . (5) Joz 14,1 . (6) Joz 17,4 . (7) Joz 19,49 . (8) Joz 19,51 . (9) Joz 21,1 . (10) Joz 24,29 . Re (1) Re 2,8 . 1 K (1) 1 K 16,34 . Neh (1) Neh 8,17 . 1 Kr (1) : 1 Kr 7,27 .

Re 2,8.4. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenach (1225) . Pentateuch (284) . Eerdere Profeten (392) . Latere Profeten (231) . 12 Kleine Profeten (26) . Geschriften (292) . Re (40) . Re 2 (1) : Re 2,8 .

Re 2,8.3. - 4. bin nûn (zoon van Nun) . Tenakh (29/30) . Ex (1) : Ex 33,11 . Nu (11) : (1) Nu 11,28 . (2) Nu 13,8 . (3) Nu 13,16 . (4) Nu 14,6 . (5) Nu 14,30 . (6) Nu 14,38 . (7) Nu 26,65 . (8) Nu 27,18 . (9) Nu 32,12 . (10) Nu 32,28 . (11) Nu 34,17 . Dt (4) : (1) Dt 1,38 . (2) Dt 31,23 . (3) Dt 32,44 . (4) Dt 34,9 . Joz (10) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 2,1 . (3) Joz 2,23 . (4) Joz 6,6 . (5) Joz 14,1 . (6) Joz 17,4 . (7) Joz 19,49 . (8) Joz 19,51 . (9) Joz 21,1 . (10) Joz 24,29 . Re (1) Re 2,8 . 1 K (1) 1 K 16,34 . Neh (1) Neh 8,17 . Niet in 1 Kr 7,27 (genealogielijst) .

Re 2,8.2. - 4. jëhôsju`a bin nûn (Jozua, zoon van Nun) . Tenakh (15/177 en 15/29) . Ex (1/1) : Ex 33,11 . Nu (3/11) : (1) Nu 11,28 . (2) Nu 27,18 . (3) Nu 32,28 . Joz (10/10) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 2,1 . (3) Joz 2,23 . (4) Joz 6,6 . (5) Joz 14,1 . (6) Joz 17,4 . (7) Joz 19,49 . (8) Joz 19,51 . (9) Joz 21,1 . (10) Joz 24,29 . (14) Joz 24,29 . Re (1/1) Re 2,8 .

Re 2,8.5. `èbhèd (dienaar, knecht) . Taalgebruik in Tenakh : `èbhèd (dienaar) . Getalwaarde : ayin = 16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 . Totaal : 16 + 2 + 4 of 70 + 2 + 4 = 22 (2 X 11) of 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . `-b-d in Tenakh (115) . Gr. pais (kind) . Taalgebruik in het NT : pais (kind) . Taalgebruik in de Septuaginta : pais (kind) . OF : Taalgebruik in het NT : doulos (dienaar) . doulos (dienaar) . Taalgebruik in de Septuaginta : doulos (dienaar) . Een vorm van doulos (dienaar) in de Septuaginta (383) , in het NT (124) . Een vorm van pais (kind) in de Septuaginta (470) , in het NT (24) . `bd in Tenakh (115) . Pentateuch (28) . Eerdere Profeten (42) . Latere Profeten (12) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (30) . Joz (16) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 1,13 . (3) Joz 1,15 . (4) Joz 8,31 . (5) Joz 8,33 . (6) Joz 9,23 . (7) Joz 11,12 . (8) Joz 12,6 . (9) Joz 13,8 . (10) Joz 14,7 . (11) Joz 16,10 . (12) Joz 18,7 . (13) Joz 22,2 . (14) Joz 22,4 . (15) Joz 22,5 . (16) Joz 24,29 . Re (6) : (1) Re 2,8 . (2) Re 9,26 . (3) Re 9,28 . (4) Re 9,30 . (5) Re 9,31 . (6) Re 9,35 .

Re 2,8.6. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,8.5. - 6. `èbhèd JHWH (dienaar van JHWH, knecht van JHWH) . Tenakh (19) . Dt (1) : Dt 34,5 . Joz (14) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 1,13 . (3) Joz 1,15 . (4) Joz 8,31 . (5) Joz 8,33 . (6) Joz 11,12 . (7) Joz 12,6 . (8) Joz 13,8 . (9) Joz 14,7 . (10) Joz 18,7 . (11) Joz 22,2 . (12) Joz 22,4 . (13) Joz 22,5 . (14) Joz 24,29 . Re (1) Re 2,8 . 2 K (1) : 2 K 18,12 . 2 Kr (2) : (1) 2 Kr 1,3 . (2) 2 Kr 24,6 .

Re 2,8.2. - 6. jëhôsju`a bin nûn `èbhèd JHWH (Jozua, zoon van Nun, dienaar van JHWH) . Tenakh (2) : (1) Joz 24,29 . (2) Re 2,8 .

Re 2,8.7. ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenach (1225) . Pentateuch (284) . Eerdere Profeten (392) . Latere Profeten (231) . 12 Kleine Profeten (26) . Geschriften (292) . Re (40) . Re 2 (1) : Re 2,8 .

Re 2,8.8. me´âh (honderd) . Taalgebruik in Tenach : me´âh (honderd) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 19 of 46 (2 X 23) . Structuur : 4 - 1 - 5 . Tenakh (98) . Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (54) . Re (2) : (1) Re 2,8 . (2) Re 8,10 .

Re 2,8.9. wâ`èshèr (en tien) < wë + `âshâr (tien) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâr (tien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 570 (2 X 3 X 5 X 19) . Structuur : 7 - 3 - 2 . Tenakh (11) : (1) Gn 45,23 . (2) Gn 50,22 . (3) Gn 50,26 . (4) Joz 24,29 . (5) Re 2,8 . (6) 1 K 6,25 . (7) 2 K 5,5 . (8) Ps 112,3 . (9) Spr 30,8 . (10) 2 Kr 1,12 . (11) 2 Kr 4,1 .

Re 2,8.8. - 9. me´âh wâ`èshèr (honderd en tien = 110) . Tenakh (4) : (1) Gn 50,22 . (2) Gn 50,26 . (3) Joz 24,29 . (4) Re 2,8 . Zie ook 110 .

Re 2,8.10. mann. mv. sjânîm (jaren) van het zelfst. naamw. sjânâh (jaar) . Taangebruik in Tenakh : sjânâh (jaar) . De getalwaarde van sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of 300 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Structuur : 3 - 5 - 5 . Tenakh (270) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (64) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (77) . Re (13) : (1) Re 2,8 . (2) Re 3,8 . (3) Re 6,1 . (4) Re 6,25 . (5) Re 9,22 . (6) Re 11,37 . (7) Re 11,39 . (8) Re 12,7 . (9) Re 12,9 . (10) Re 12,11 . (11) Re 12,14 . (12) Re 20,21 . (13) Re 21,10 .

Re 2,8.8. - 10. me´âh wâ`èshèr sjânîm (110 jaar) . Tenakh (4) : (1) Gn 50,22 . (2) Gn 50,26 . (3) Joz 24,29 . (4) Re 2,8 . Tweede ring van de concentrische opbouw van Gn 50,22-26 . Zowel Jozef als Jozua worden 110 jaar . Zo wordt een verband gelegd tussen beide figuren . 2X wordt de leeftijd van Jozef vermeld , 2X de dood van Jozef , 2X de dood van Jozua . Tussen de twee ouderdommen van Jozef wordt het vooruitzicht van de uittocht gesteld . Tussen de twee vermeldingen van de dood van Jozef worden de twaalf zonen van Jakob opgesomd : Tussen de twee vermeldingen van de dood van Jozua wordt de bezitname van het land door de 12 stammen van Israël 'herhaald' .
Bij de aartsvaders Abraham , Isaak en Jakob spelen de getallen van hun leeftijden een symbolische betekenis .
- Abraham werd 175 jaar oud . 175 = 5² X 7 . (Gn 25,7) . Merkwaardig is de plaats van dit vers in de bijbel : het 25ste hoofdstuk en het 7de vers . Som van de factoren : 5 + 5 + 7 = 17 .
- Isaak werd 180 jaar oud . 180 = 6² X 5 . (Gn 35,28) . Som van de factoren : 6 + 6 + 5 = 17 .
- Jakob werd 147 jaar oud . 147 = 7² X 3 . (Gn 49,33) . Som van de factoren : 7 + 7 + 3 = 17 . De buitenste getallen van 147 is 17 . Ook hier is de plaats van dit vers in de bijbel merkwaardig : het 49ste (7²) hoofdstuk en het 33ste (3) vers . Jakob verbleef 130 (5 X 26) jaar in Kanaän en 17 jaar in Egypte (Gn 47,28) . Merkwaardig is de plaats in de bijbel (Gn 47,28) . De buitenste getallen van 147 is 17 . Het tweede en derde getal van 147 is 47 . 28 = 4 X 7 (hierin schuilt 47) .
Het product van drie opeenvolgende getallen ( 5 - 6 - 7) in het kwadraat , opklimmend , met drie opeenvolgende onpare getallen afdalend . De som van de factoren is telkens 17.
- Jozef leefde 110 jaar . 110 = 5² + 6² + 7² . De som van drie opeenvolgende getallen in het kwadraat . (Gn 50,22) of de som van de kwadraten van de aartsvaders . Deze plaats in de bijbel is wellicht ook merkwaardig . (50ste hoofdstuk) X 22 (22ste vers) = 110 .

Re 2,8.1. - 10. wajjâmâth jëhôsju`a bin nûn `èbhèd JHWH bèn me´âh wâ`èshèr sjânîm (en Jozua , de zoon van Nun , dienaar van JHWH , stierf , 110 jaar oud) . Tenakh (2) : (1) Joz 24,29 . (2) Re 2,8 .
- wajjâmâth jôseph bèn me´âh wâ`èshèr sjânîm (en Jozef stierf , 110 jaar oud) . Tenakh (1) : Gn 50,26 . Er is een opmerkelijke overeenkomst tussen Jozef en Jozua omtrent hun sterven en ouderdom . Jozef werd geboren in het beloofde land en vertoefde het grootste deel van zijn leven in Egypte . Jozua maakte de woestijntocht mee , nam bezit van het beloofde land en stierf er . Jozef kwam in Egypte als slaaf en het volk maakte de uittocht uit de slavernij van Egypte (begin en einde van de periode) . Jozef is met Egypte verbonden , Jozua met het geschonken land . Daartussen ligt Mozes , de periode van de woestijntocht .

Re 2,9 - Re 2,9 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai ethapsan auton en oriô tès klèronomias autou en thamnathares en orei efraim apo borra tou orous gaas 9 et sepelierunt eum in finibus possessionis suae in Thamnathsare in monte Ephraim a septentrionali plaga montis Gaas   9 En zij hem begraven hadden in de landpale zijns erfdeels, te Timnath-heres, op een berg van Efraïm, tegen het noorden van den berg Gaas; [9] Hij werd begraven in zijn eigen gebied in Timnat-Cheres, in het bergland van Efraïm, ten noorden van de berg Gaäs. [9] Hij was begraven in het gebied dat hem was toegewezen: in Timnat-Cheres in het bergland van Efraïm, ten noorden van de Gaäs. [ 9 Ze begraven hem in het gebied dat zijn erfdeel is, in Timnat Cheres, in het bergland van Efraďm,– ten noorden van de berg Gaäsj.   9. On l'ensevelit dans le domaine qu'il avait reçu en héritage à Timnat-Hérès, dans la montagne d'Éphraïm, au nord du mont Gaash.

King James Bible . [9] And they buried him in the border of his inheritance in Timnath-heres, in the mount of Ephraim, on the north side of the hill Gaash.
Luther-Bibel . 9 Und sie begruben ihn im Gebiet seines Erbteils in Timnat-Heres auf dem Gebirge Ephraim, nördlich vom Berge Gaasch.

Tekstuitleg van Re 2,9 . Het vers Re 2,9 telt 11 woorden en 47 letters . De getalwaarde van Re 2,9 is 3846 (2 X 3 X 641) .

Re 2,9.1. וַיִּקְבְּרוּ = wajjiqëbërû (en zij begroeven) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. קָבַר = qâbhar (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : qâbhar (begraven) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 302 (2 X 151) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (23) : (1) Gn 25,9 . (2) Gn 35,29 . (3) Gn 50,13 . (4) Joz 24,30 . (5) Joz 24,33 . (6) Re 2,9 . (7) Re 16,31 . (8) 1 S 31,13 . (9) 2 S 3,32 . (10) 2 S 4,12 . (11) 2 S 21,14 . (12) 1 K 14,18 . (13) 1 K 15,8 . (14) 1 K 22,37 . (15) 2 K 9,28 . (16) 2 K 10,35 . (17) 2 K 12,22 . (18) 2 K 15,7 . (19) 1 Kr 10,12 . (20) 2 Kr 13,23 . (21) 2 Kr 25,28 . (22) 2 Kr 26,23 . (23) 2 Kr 27,9 .
- Grieks . act. ind. aor. 3de pers. mv. εθαψαν = ethapsan (zij begroeven) van het werkw. θαπτω = thaptô (begraven) . Taalgebruik in Tenakh : thaptô (begraven) . Bijbel (43) . OT (40) . NT (3) : (1) Mt 14,12 . (2) Hnd 5,6 . (3) Hnd 5,10 . Re (3) : (1) Re 2,9 . (2) Re 12,12 . (3) Re 16,31 .

Re 2,9.1. - 2. וַיִּקְבְּרוּ אוֹתוֹ = wajjiqëbërû ´ôthô (en zij begroeven hem. Tenakh (2) : (1) Re 2,9 . (2) Re 16,31 . In Re 2,9 gaat het over de begrafenis van Jozua , in Re 16,31 over die van Simson .

Re 2,9.8. אִפְרָיֶם = ´èphërajim (Efraïm) . Taalgebruik in Tenakh : ´èphëraîm (Efraïm) . Getalwaarde : aleph = 1 , pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 61 (priemgetal) OF 331 (priemgetal) . Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 - 4 . Tenakh (138) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (44) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine Profeten (30) . Geschriften (24) . Gn (8) : (1) Gn 41,52 . (2) Gn 46,20 . (3) Gn 48,1 . (4) Gn 48,5 . (5) Gn 48,13 . (6) Gn 48,14 . (7) Gn 48,17 . (8) Gn 48,20 . Vroege Profeten (44) . Joz (13) . Re (20) . 1 S (3) . 2 S (4) . 1 K (2) . 2 K (2) . Re (20) : (1) Re 2,9 . (2) Re 3,27 . (3) Re 4,5 . (4) Re 5,14 . (5) Re 7,24 . (6) Re 8,1 . (7) Re 8,2 . (8) Re 10,1 . (9) Re 10,9 . (10) Re 12,1 . (11) Re 12,4 . (12) Re 12,5 . (13) Re 12,15 . (14) Re 17,1 . (15) Re 17,8 . (16) Re 18,2 . (17) Re 18,13 . (18) Re 19,1 . (19) Re 19,16 . (20) Re 19,18 . 1 S (3) : (1) 1 S 1,1 . (2) 1 S 9,4 . (3) 1 S 14,22 . 2 S (4) : (1) 2 S 2,9 . (2) 2 S 13,23 . (3) 2 S 18,6 . (4) 2 S 20,21 . 1 K (2) : (1) 1 K 4,8 . (2) 1 K 12,25 . 2 K (2) : (1) 2 K 5,22 . (2) 2 K 14,13 . In Gn 41,51-52 krijgt Jozef twee zonen : Manasse en Efraïm . De stam Jozef wordt in twee gesplitst zodat er 13 stammen zijn . Zo wordt Efraïm de stamvader van de 13de stam . De getalwaarde 13 is ´èchad (één) .
Jozef was de oudste zoon van Jakob en Rachel , Benjamin was de jongste zoon . Rachel werd begraven op de weg naar Efrata (d.i. Betlehem) . De stam Efraïm lag in het Noorden , de stam Benjamin in het Zuiden . Beiden vertegenwoordigen het geheel . Dit is een genealogische eenheid , geen geografische . De stammen Juda en Benjamin wonen in het Zuiden : een geografische eenheid . Door het verblijf van de stam Benjamin in het Zuiden is de stam Juda verbonden met het Noorden , met Efraïm .

Re 2,10 - Re 2,10 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai pasa è genea ekeinè prosetethèsan pros tous pateras autôn kai anestè genea etera met¢ autous osoi ouk egnôsan ton kurion kai to ergon o epoièsen tô israèl 10 omnisque illa generatio congregata est ad patres suos et surrexerunt alii qui non noverant Dominum et opera quae fecerat cum Israhel   10 En al datzelve geslacht ook tot zijn vaderen vergaderd was; zo stond er een ander geslacht na hen op, dat den HEERE niet kende, noch ook het werk, dat Hij aan Israël gedaan had. [10] Ook zijn tijdgenoten werden met hun voorvaderen verenigd. Toen kwam er een nieuwe generatie, die niets meer wist van de heer, en die niet had meegemaakt wat Hij voor Israël gedaan had. 10] Toen ook zijn leeftijdsgenoten met hun voorouders waren verenigd, kwam er een volgende generatie, die niet vertrouwd was met de HEER en wat hij voor Israël had gedaan. [ 10 Maar als ook heel die generatie is verzameld bij zijn vaderen,– staat een andere generatie op ná hen: de ENE kennen ze niet, en ook het doen niet dat hij aan Israël heeft gedaan. ••   10. Et quand cette génération à son tour fut réunie à ses pères, une autre génération lui succéda qui ne connaissait point Yahvé ni ce qu'il avait fait pour Israël.

King James Bible . [10] And also all that generation were gathered unto their fathers: and there arose another generation after them, which knew not the LORD, nor yet the works which he had done for Israel.
Luther-Bibel . 10 Als auch alle, die zu der Zeit gelebt hatten, zu ihren Vätern versammelt waren, kam nach ihnen ein anderes Geschlecht auf, das den HERRN nicht kannte noch die Werke, die er an Israel getan hatte.

Tekstuitleg van Re 2,10 .

8. w-j-q-m . qûm (opstaan) . Taalgebruik in Tenakh : qûm (opstaan) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) . Structuur : 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4 . (1) wajjâqâm (en hij stond op) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. (2) wajjaqèm (en hij deed opstaan) < wë + act. hifil 3de pers. mann. enk. . Tenakh (125) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (76) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (19) . Re (21) : (1) Re 2,10 . (2) Re 2,16 . (3) Re 3,9 . (4) Re 3,15 Re 3,15 . (5) Re 3,20 . (6) Re 8,21 . (7) Re 9,34 . (8) Re 9,35 . (9) Re 9,43 . (10) Re 10,1 . (11) Re 10,3 . (12) Re 13,11 . (13) Re 16,3 . (14) Re 19,3 . (15) Re 19,5 . (16) Re 19,7 . (17) Re 19,9 . (18) Re 19,10 . (19) Re 19,27 . (20) Re 19,28 . (21) Re 20,8 .

15. - 16. ´èth JHWH . Tenakh (216) . Re (8) : (1) Re 2,7 . (2) Re 2,10 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,13 . (5) Re 3,7 . (6) Re 8,34 . (7) Re 10,6 . (8) Re 10,16 .

14. - 16. jâdë`û ´èth JHWH (zij kennen JHWH) . Tenakh (2) : (1) Re 2,10 . (2) 1 S 2,12 . De generatie na Jozua kende de Heer niet (Re 2,10) . Ze deden het slechte in de ogen van JHWH (Re 2,13) . In 1 S 2 is het zelfs zover gekomen dat de zonen van Eli , priesterzonen en priesters , Jhwh niet kenden .

13. - 16. lo´ jâdë`û ´èth JHWH (zij kennen JHWH niet) . Tenakh (2) : (1) Re 2,10 . (2) 1 S 2,12 .

Re 2,11 - Re 2,11 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai epoièsan oi uioi israèl to ponèron enantion kuriou kai elatreuon tois baalim 11 feceruntque filii Israhel malum in conspectu Domini et servierunt Baalim wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH  wajja`abhëdû ´èth habbë`âlîm 11 Toen deden de kinderen Israëls, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij dienden de Baäls. [11] Toen* begonnen de Israëlieten te doen wat de heer mishaagt. Zij vereerden de baäls 11] De Israëlieten begonnen te doen wat slecht is in de ogen van de HEER: ze gingen de Baäls dienen. 11 Dan doen de kinderen Israëls wat kwaad is in de ogen van de ENE: ze dienen de baäls.   11. Alors les Israélites firent ce qui est mal aux yeux de Yahvé et ils servirent les Baals.

King James Bible . [11] And the children of Israel did evil in the sight of the LORD, and served Baalim:
Luther-Bibel . 11 Da taten die Israeliten, was dem HERRN missfiel, und dienten den Baalen

a. wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (en de zonen van Israël doen het slechte in de ogen van JHWH)
b. wajja`abhëdû ´èth habbë`âlîm (en zij dienen de baäls)

Tekstuitleg van Re 2,11 . Het vers Re 2,11 telt 10 (5 X ) woorden en 41 letters . De getalwaarde van Re 2,11 is 2495 (5 X 499) . Na het sterven van Jozua en het verdwijnen van zijn generatie deden de Israëlieten het slechte in de ogen van JHWH'. Voor het eerst na de gave of de inname van het land werden de Israëlieten geconfronteerd met een nieuwe situatie nl. dat ze in een strijd of oorlog verloren en aan andere volken onderworpen werden . Deze situatie werd geïnterpreteerd als een straf omwille van bedreven kwaad , waardoor er een schuld op hen rustte . Een overwinning werd gezien als een 'beloning' van JHWH voor het berouw van de Israëlieten en hun keuze voor het goede .
Twee nevenschikkende zinnen zijn parallel opgebouwd : vervoegd werkw. , (onderwerp) , lijdend voorwerp . Hetzelfde onderwerp in beide zinnen . Het slechte in de ogen van JHWH doen is de baäls dienen . Het eerste deel van de verzen (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 6,1 is identiek (met uitzondering van Re 6,1 , waarin de accusatiefaanduiding ´èth ontbreekt) . Het versdeel vormt de overgang naar de 1ste 'grote' profeet ( Re 3,7) , nl. Otniël en de 4de grote profeet (Re 6,1) nl. Gideon . In het woord en de eigennaam jishërâ´el (Israël) zit de klank ra` (slecht, kwaad, boos, misdadig) . Het werkw. `âbhad (werken, dienen) en het woord ba`al / bâ`al (Baäl, meester) hebben 2 van de 3 medekl. gemeenschappelijk .
7X wordt gezegd dat de Israëlieten het kwade in de ogen van JHWH deden : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 6,1 OF opnieuw deden : (1) Re 3,12 . (2) Re 4,1 . (3) Re 10,6 . (4) Re 13,1 . Met een dergelijke zin worden de rechters ingeleid (Re 2,11) of wordt de overgang naar een 'grote' profeet gedaan : (1) Otniël (Re 3,7) . (2) Ehud (Re 3,12) . (3) Barak-Debora (Re 4,1) . (4) Gideon (Re 6,1) . (5) Jefta (Re 10,6) . (6) Simson (Re 13,1) .
Re 2,11-13 horen bij elkaar . Het onderwerp is : de zonen van Israël . Deze 3 verzen bevatten 8 nevenschikkende zinnen . Re 2,11b stemt overeen met Re 2,13a en Re 2,12a stemt overeen met Re 2,13b (chiastische opbouw) . Deze versdelen omarmen Re 2,12bcd met Re 2,12c centraal : en zij werpen zich neer voor hen . In Re 2,11b-12a en in Re 2,13ab wordt de tegenstelling gemaakt tussen JHWH en Baäl (en Astarte) . Re 2,11a kunnen we als algemene inleiding beschouwen. Op de handelwijze van de Israëlieten (Re 2,11-13) volgt dan in Re 2,14 de reactie van JHWH .

Re 2,11.1. wajja`äshû (en zij maakten, en zij deden) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . Tenakh (83) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (23) . Re (5) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 6,1 . (4) Re 9,27 . (5) Re 21,23 .

Re 2,11.2. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) van het zelfst. naamw. ben (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re 2 (3) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,11 .

Re 2,11.3. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 2 (4) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,11 . (4) Re 2,22 .

Re 2,11.2. - 3. bëne(j) jishërâ´el (Israëlieten) . Tenakh (109) . Re (21) . Re 2 : (1) Re 2,6 . (2) Re 2,11 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,14 . (7) Re 3,15 . (8) Re 3,27 . (9) Re 4,3 . (10) Re 6,1 . (11) Re 6,6 . (12) Re 6,7 . (13) Re 10,15 . (14) Re 20,3 . (15) Re 20,19 . (16) Re 20,23 . (17) Re 20,24 . (18) Re 20,27 . (19) Re 20,30 . (20) Re 20,35 . (21) Re 21,18 .

Re 2,11.1. - 3. wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el (en de Israëlieten deden) . Tenakh (5) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 6,1 . (4) 2 Kr 30,21 . (5) 2 Kr 35,17 .

Re 2,11.4. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 2 (10) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,10 . (5) Re 2,11 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,13 . (8) Re 2,20 . (9) Re 2,22 . (10) Re 2,23 .

Re 2,11.5. hâra` (het slechte) < bepoaald lidw. + zelfst. naamw. ra` (slecht, kwaad, boos, misdadig) . Taalgebruik in Tenakh : ra` (slecht, kwaad, boos, misdadig) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 270 (2 X 3³ X 5) . Structuur : 2 - 7 . ra` is het tegenoversgestelde van goed . Goed - slecht ; goed - kwaad . Kwaad in de betekenis van boos worden om iets dat gedaan werd . We zouden kunnen spreken van goed-doener en slecht-doener , maar we gebruiken evenwel wel-doener . We spreken niet van slecht-doener of kwaad- doener , maar wel van een mis-dadiger (mis -doen) of een boos-doener . Tenakh (101) . Pentateuch (22) . Eerdere Profeten (44) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (19) . Joz (1) . Re (7) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 . 1 S (2) . 2 S (1) . 1 K (10) . 2 K (23) .

Re 2,11.4. - 5. ´èth hâra` (het slechte) . Tenakh (6) : (1) Dt 17,2 . (2) Dt 31,29 . (3) Re 2,11 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,12 . (6) 2 K 21,15 .

Re 2,11.1. - 5. wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el ´èth hâra` (en de Israëlieten deden het slechte) . Tenakh (2) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 .

Re 2,11.6. bë`e(j)ne(j) (in de ogen van) < prefix voorzetsel bë + stat. constr. mann. mv. van het zelfst. naamw. `ajin (oog, bron) . Taalgebruik in Tenakh : `ajin (oog, bron) . Taalgebruik in Jesaja : `ajin (oog, bron) . De getalwaarde van ajin is : ajin = 16 of 70 , jod = 10 , nun = 14 of 50 . Totaal : 40 (2 X 2 X 2 X 5) of 130 (2 X 5 X 13) . Structuur : 7 - 1 - 5 . Gr. ofthalmos (oog) . Taalgebruik in het NT : ofthalmos (oog) . Taalgebruik in de LXX : ofthalmos (oog) . Lat. oculus . Fr. oeil (yeux) . E. eye . Ned. oog . D. Aug . Een vorm van ofthalmos (oog) in de LXX (678) , in het NT (100) . Tenakh (158) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (78) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (31) . Joz (3) . Re (9) . 1 S (10) . 2 S (7) . 1 K (19) . 2 K (30) . Re (9) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 . (8) Re 14,3 . (9) Re 14,7 .

Re 2,11.7. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,11.6. - 7. bë`e(j)ne(j) JHWH (in de ogen van JHWH) . Tenakh (93/158) . Pentateuch (15/35) . Gn (3) . Lv (1) . Nu (2) . Dt (9) . Eerdere Profeten (55/78) . Re (7) . 1 S (3) . 2 S (2) . 1 K (14/19) . 2 K (29/30) . Re (7/9) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 .

Re 2,11.5. - 7. hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (54/93) . Pentateuch (5) . Nu (1) : Nu 32,13 . Dt (4) : (1) Dt 4,25 . (2) Dt 9,18 . (3) Dt 17,2 . (4) Dt 31,29 . Eerdere Profeten (38/52) . Re (7) . 1 S (1) . 1 K (10) . 2 K (20) . Re (7) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 .

Re 2,11.4. - 7. ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (5) : (1) Dt 17,2 . (2) Dt 31,29 . (3) Re 2,11 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,12

Re 2,11.1. - 7. wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (de Israëlieten deden het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (2) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . Zie nog : wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (de Israëlieten deden het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (1) : Re 6,1 .

Re 2,11.8. w-`-b-d-w . (1) act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. wajja`abhëdû (en ziju dienden) . (2) act. qal jussief 3de pers. mann. mv. wëja`abhëdû (en zij moeten dienen) . (3) act. hifil 3de pers. mann. mv; wajja`äbhidû (en zij deden dienen) van het werkw. `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . Tenakh (20) : (1) Ex 1,13 . (2) Ex 10,7 . (3) Dt 29,25 . (4) Joz 24,2 . (5) Re 2,7 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,13 . (8) Re 3,6 . (9) Re 3,7 . (10) Re 3,8 . (11) Re 3,14 . (12) Re 10,6 . (13) Re 10,16 . (14) 1 S 7,4 . (15) 1 S 8,8 . (16) 2 K 17,12 . (17) 2 K 17,16 . (18) Ps 106,36 . (19) Job 36,11 . (20) 2 Kr 24,18 .

Re 2,11.9. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 2 () : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,10 . (5) Re 2,11 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,13 . (8) Re 2,20 . (9) Re 2,22 . (10) Re 2,23 .

Re 2,11.10. habbë`âlîm < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. mann. mv. van het zelfst. naamw. ba`al / bâ`al (Baäl, meester) . Taalgebruik in Tenach : ba`al / bâ`al (Baäl, meester) . Getalwaarde : beth = 2 , ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 102 (2 X 3 X 17) . Structuur : 2 - 7 - 3 . Tenakh (13) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 8,33 . (4) Re 10,6 . (5) Re 10,10 . (6) 1 S 7,4 . (7) 1 S 12,10 . (8) 1 K 18,18 . (9) Jr 2,23 . (10) Jr 9,13 . (11) Hos 2,15 . (12) Hos 2,19 . (13) 2 Kr 34,4 .

Re 2,11.9. - 10. ´èth habbë`âlîm (de baäls) . Tenakh (5) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 10,6 . (4) Re 10,10 . (5) 1 S 7,4 . (6) 1 S 12,10 .

Re 2,11.8. - 10. wajja`abhëdû ´èth habbë`âlîm (en zij dienden de baäls) . Tenakh (3) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 10,6 .

Re 2,12 - Re 2,12 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12kai egkatelipon ton kurion theon tôn paterôn autôn ton exagagonta autous ek gès aiguptou kai eporeuthèsan opisô theôn eterôn apo tôn theôn tôn laôn tôn perikuklô autôn kai prosekunèsan autois kai parôrgisan ton kurion

12 ac dimiserunt Dominum Deum patrum suorum qui eduxerat eos de terra Aegypti et secuti sunt deos alienos deos quoque populorum qui habitabant in circuitu eorum et adoraverunt eos et ad iracundiam concitaverunt Dominum

 
wajja`azëbhû ´èth JHWH ´èloh(j)e ´äbhothâm hammôtsî´ ´ôthâm mitsërajim wajjelëkhû ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm me´êlohe(j) hâ`ammîm ´äsjèr sëbhîbhôthe(j)hèm   wajjisjëthachäwwû lâhèm wajjakhë`isû ´èth JHWH 12 En zij verlieten den HEERE, hunner vaderen God, Die hen uit Egypteland had uitgevoerd, en volgden andere goden na, van de goden der volken, die rondom hen waren, en bogen zich voor die, en zij verwekten den HEERE tot toorn. [12] en verlieten de heer, de God van hun vaderen, die hen uit Egypte geleid had. Zij liepen achter andere goden aan, goden van de volken uit hun omgeving; zij bogen zich voor hen neer en tergden de heer. [12] Ze keerden de HEER de rug toe, de God van hun voorouders, die hen uit Egypte had geleid, en begonnen achter andere goden aan te lopen die werden vereerd door de volken waartussen ze woonden. Door voor die vreemde goden te buigen krenkten ze de HEER. 12 Ze verlaten de ENE, de God van hun vaderen, hij die hen heeft uitgeleid uit het land van Egypte, en gaan, achter andere goden aan uit de goden van de gemeenschappen rondom hen en werpen zich voor hen neer; zo krenken ze de ENE.   12. Ils délaissèrent Yahvé, le Dieu de leurs pères, qui les avait fait sortir du pays d'Égypte, et ils suivirent d'autres dieux parmi ceux des peuples d'alentour. Ils se prosternèrent devant eux, ils irritèrent Yahvé,

King James Bible . [12] And they forsook the LORD God of their fathers, which brought them out of the land of Egypt, and followed other gods, of the gods of the people that were round about them, and bowed themselves unto them, and provoked the LORD to anger.
Luther-Bibel . 12 und verließen den HERRN, den Gott ihrer Väter, der sie aus Ägyptenland geführt hatte, und folgten andern Göttern nach von den Göttern der Völker, die um sie her wohnten, und beteten sie an und erzürnten den HERRN.

a. wajja`azëbhû ´èth JHWH ´èloh(j)e ´äbhothâm hammôtsî´ ´ôthâm mitsërajim (en zij verlaten JHWH God van de vaderen de hen uitleidende uit het land van Egypte)
b. wajjelëkhû ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm me´êlohe(j) hâ`ammîm ´äsjèr sëbhîbhôthe(j)hèm (en zij gaan achter andere goden uit goden van de volkeren rondom hen)
c. wajjisjëthachäwwû lâhèm (en zij buigen zich neer voor hen)
d. wajjakhë`isû ´èth JHWH (en zij vertoornen JHWH)

Tekstuitleg van Re 2,12 . Het vers Re 2,12 telt 22 (2 X 11) woorden en 103 (priemgetal) letters . De getalwaarde van Re 2,12 is 5666 (2 X 2833) . Het vers bestaat uit 4 nevenschikkende zinnen . De 1ste en de laatste zin zijn parallel opgebouwd . Beide zinnen hebben ´èth JHWH als lijdend voorwerp . Zo krijgen we een omarmingsstructuur van het vers .
Re 2,11-13 horen bij elkaar . Het onderwerp is : de zonen van Israël . Deze 3 verzen bevatten 8 nevenschikkende zinnen . Re 2,11b stemt overeen met Re 2,13a en Re 2,12a stemt overeen met Re 2,13b (chiastische opbouw) . Deze versdelen omarmen Re 2,12bcd met Re 2,12c centraal : en zij werpen zich neer voor hen . In Re 2,11b-12a en in Re 2,13ab wordt de tegenstelling gemaakt tussen JHWH en Baäl (en Astarte) . Re 2,11a kunnen we als algemene inleiding beschouwen. Op de handelwijze van de Israëlieten (Re 2,11-13) volgt dan in Re 2,14 de reactie van JHWH .

Re 2,12.1. wajja`azëbhû (en zij verlieten) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. `âzabh (verlaten, achterlaten) . Taalgebruik in Tenakh : `âzabh (verlaten, achterlaten) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , beth = 2 ; totaal : 25 (5²) of 79 . Structuur : 7 - 7 - 2 . Gr. leipô . kataleipô . egkataleipô (in iets achterlaten) . Lat. linquere , lictum (l-a-t-en, achterlaten) . relinquere , derelinquere . Eng. forsake . Ned. verzaken (v-r-z-k) , verlaten , in de steek laten . Fr. laisser (Lat. laxare) . délaisser . abandonner (a - ban-donner : geen toestemming geven) . Tenakh (12) : (1) Joz 8,17 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,13 . (4) Re 10,6 . (5) 1 S 31,7 . (6) 2 S 5,21 . (7) 2 K 7,7 . (8) 2 K 17,16 . (9) Neh 3,8 . (10) 1 Kr 10,7 . (11) 1 Kr 14,12 . (12) 2 Kr 24,18 .

Re 2,12.2. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 2 () : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,10 . (5) Re 2,11 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,13 . (8) Re 2,20 . (9) Re 2,22 . (10) Re 2,23 .

Re 2,12.3. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,12.2. - 3. ´èth JHWH . Tenakh (216) . Re (8) : (1) Re 2,7 . (2) Re 2,10 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,13 . (5) Re 3,7 . (6) Re 8,34 . (7) Re 10,6 . (8) Re 10,16 .

Re 2,12.1. - 3. wajja`azëbhû ´èth JHWH (en zij verlieten JHWH) . Tenakh (3) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,13 . (3) Re 10,6 .
- Re 2,7 : wajja`abhëdû ´èth JHWH (en ziju dienden JHWH) . Tenakh (1) : Ex 10,7 . In Re 2,7 lezen we : wajja`abhëdû hâ`âm ´èth JHWH (en het volk diende JHWH) . Hiertegenover staat wajja`azëbhû ´èth JHWH (en zij verlieten JHWH) . Tenakh (3) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,13 . (3) Re 10,6 .

Re 2,12.4. ´êlohe(j) (God van) . Stat. constr. van ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (470) . Pentateuch (59) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (90) . 12 Kleine Profeten (26) . Geschriften (183) . Re (12) : (1) Re 2,12 . (2) Re 4,6 . (3) Re 5,3 . (4) Re 5,5 . (5) Re 6,8 . (6) Re 6,10 . (7) Re 10,6 . (8) Re 10,16 . (9) Re 11,21 . (10) Re 11,23 . (11) Re 18,24 . (12) Re 21,3 .

Re 2,12.3. - 4. JHWH ´êlohe(j) (JHWH God van) . Tenakh (172) . Re (7) : (1) Re 2,12 . (2) Re 4,6 . (3) Re 5,5 . (4) Re 6,8 . (5) Re 11,21 . (6) Re 11,23 . (7) Re 21,3 .

Re 2,12.5. ´äbhothâm (hun vaderen) < mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . Tenakh (40) . Pentateuch (2) . Eerdere Profeten (11) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (16) . Re (6) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) Re 2,20 . (4) Re 2,22 . (5) Re 3,4 . (6) Re 21,22 .

Re 2,12.4. - 5. ´èloh(j)e ´äbhothâm (de God van hun vaderen) . Tenakh (2) : (1) Re 2,12 . (2) 2 Kr 28,6 .

Re 2,12.2. - 5. ´èth JHWH ´èloh(j)e ´äbhothâm (JHWH, de God van hun vaderen) . Tenakh (2) : (1) Re 2,12 . (2) 2 Kr 28,6 .

Re 2,12.6. hammôtsî´ (hij die deed uitgaan) < bepaald lidw. ha + act. hifil part. nom. mann. enk. van het werkw. jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Tenakh : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Taalgebruik in Ex : jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) . Getalwaarde : jod = 10 , tsade = 18 of 70 , aleph = 1 ; totaal : 29 OF 81 (3³ X 3²) . Structuur : 1 - 7 - 1 . De Griekse vertaling van jâtsâ´ (uitgaan, uittrekken) is vaak een vorm van het werkw. exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in de LXX : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Taalgebruik in het NT : exagô (uitleiden, naar buiten leiden) . Een vorm van exagô (uitleiden, naar buiten leiden) in de LXX (221) , in het NT (12) . Tenakh (8) : (1) Ex 6,7 . (2) Lv 22,32 . (3) Dt 8,15 . (4) Dt 13,6 . (5) Re 2,12 . (6) Js 40,26 . (7) Js 43,17 . (8) 1 Kr 11,2 .

Re 2,12.7. accusatief + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. ´ôthâm (hen) . ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (175) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (49) . Latere Profeten (76) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (9) . Re (17) : (1) Re 2,3 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,14 . (4) Re 6,9 . (5) Re 7,4 . (6) Re 8,19 . (7) Re 8,20 . (8) Re 8,34 . (9) Re 9,24 . (10) Re 11,9 . (11) Re 15,8 . (12) Re 18,27 . (13) Re 19,15 . (14) Re 19,24 . (15) Re 21,10 . (16) Re 21,12 . (17) Re 21,22 .

Re 2,12.8 . me´èrèts (uit het land) < min + ´èrèts (land, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Ex : ´èrètz (land) . Taalgebruik in Jesaja : ´èrètz (land) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 300 , tsade = 18 of 90 ; 39 (3 X 13 of 26 + 13) of 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 9 . Gr. gè (aarde, land) . Taalgebruik in de Septuaginta : gè (aarde) . Taalgebruik in het NT : gè (aarde) . Lat. terra . Fr. terre . Ned. aarde . E. earth . D. Welt . Een vorm van gè (aarde, land) in de LXX (3154) , in het NT (248) . Tenakh (157) . Pentateuch (56) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (46) . 12 Kleine Profeten (13) . Geschriften (18) . Re (3) : (1) Re 2,12 . (2) Re 11,5 . (3) Re 19,30 .

Re 2,12.9. mitsërajim / mitsërâjim (Egypte) . Taalgebruik in Tenakh : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Ex : mitsërajim (Egypte) . Taalgebruik in Js : mitsërajim (Egypte) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 74 (2 X 37) OF 380 (2² X 5 X 19) . Structuur : 4 - 9 - 2 - 1 - 4 . Tenakh (434) . Pentateuch (219) . Eerdere Profeten (42) . Latere Profeten (123) . 12 Kleine Profeten (23) . Geschriften (27) . Re (3) : (1) Re 2,12 . (2) Re 6,9 . (3) Re 19,30 .

Re 2,12.8. - 9. me´èrèts mitsërajim (uit het land van Egypte) . Tenakh (46) . Pentateuch (26) . Re (2) : (1) Re 2,12 . (2) Re 19,30 .

Re 2,12.10. wajjelëkhû (en zij gingen) < verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenach : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 - 2 . Tenakh (104) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (10) . Re (12) : (1) Re 2,6 . (2) Re 2,12 . (3) Re 9,4 . (4) Re 9,6 . (5) Re 9,49 . (6) Re 9,55 . (7) Re 11,5 . (8) Re 18,7 . (9) Re 18,21 . (10) Re 18,26 . (11) Re 19,14 . (12) Re 21,23 .

Re 2,12.11. ´achäre(j) (achter, na) . Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j) (achter) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 219 (3 X 73) . Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 . Tenakh (294) . Pentateuch (80) . Eerdere Profeten (134) . Latere Profeten (37) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (38) . Re (18) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,7 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,17 . (5) Re 2,19 . (6) Re 3,28 . (7) Re 4,16 . (8) Re 7,23 . (9) Re 8,5 . (10) Re 8,33 . (11) Re 9,3 . (12) Re 9,49 . (13) Re 10,1 . (14) Re 11,36 . (15) Re 13,11 . (16) Re 16,4 . (17) Re 18,12 . (18) Re 19,23 .

Re 2,12.10. - 11. wajjelëkhû ´achäre(j) (en zij gingen achter) . Tenakh (7) : (1) Re 2,12 . (2) Re 9,49 . (3) 2 K 17,15 . (4) Jr 2,5 . (5) Jr 9,13 . (6) Jr 13,10 . (7) Jr 16,11 .

Re 2,12.12. ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (635) . Pentateuch (207) . Eerdere Profeten (118) . Latere Profeten (39) . 12 Kleine Profeten (17) . Geschriften (253) . Re (24) : (1) Re 1,7 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,17 . (4) Re 2,19 . (5) Re 3,20 . (6) Re 4,23 . (7) Re 5,8 . (8) Re 6,31 . (9) Re 6,40 . (10) Re 8,3 . (11) Re 9,7 . (12) Re 9,9 . (13) Re 9,13 . (14) Re 9,23 . (15) Re 9,56 . (16) Re 9,57 . (17) Re 10,13 . (18) Re 13,5 . (19) Re 13,7 . (20) Re 13,22 . (21) Re 15,19 . (22) Re 16,17 . (23) Re 17,5 . (24) Re 18,10 .

Re 2,12.11. - 12. ´achäre(j) ´èlohîm (achter goden) . Tenakh (16) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 8,19 . (3) Dt 11,28 . (4) Dt 13,3 . (5) Dt 28,14 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,17 . (8) Re 2,19 . (9) 1 K 11,4 . (10) 1 K 11,10 . (11) Jr 7,9 . (12) Jr 11,10 . (13) Jr 13,10 . (14) Jr 16,11 . (15) Jr 25,6 . (16) Jr 35, 15 .

Re 2,12.13. mann. mv. ´ächarîm van het bijvoegl. naamw. ´acher (ander, andere) . Taalgebruik in Tenakh : ´acher (ander, andere) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 ; totaal : 29 OF 209 (11 X 19) . Tenakh (76) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (22) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (10) . Dt (18) : (1) Dt 5,7 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 7,4 . (4) Dt 8,19 . (5) Dt 11,16 . (6) Dt 11,28 . (7) Dt 13,3 . (8) Dt 13,7 . (9) Dt 13,14 . (10) Dt 17,3 . (11) Dt 18,20 . (12) Dt 28,14 . (13) Dt 28,36 . (14) Dt 28,64 . (15) Dt 29,25 . (16) Dt 30,17 . (17) Dt 31,18 . (18) Dt 31,20 . Eerdere Profeten (22) : (1) Joz 23,16 . (2) Joz 24,2 . (3) Joz 24,16 . (4) Re 2,12 . (5) Re 2,17 . (6) Re 2,19 . (7) Re 10,13 . (8) 1 S 8,8 . (9) 1 S 19,21 . (10) 1 S 26,19 . (11) 1 S 28,8 . (12) 1 K 9,6 . (13) 1 K 9,9 . (14) 1 K 11,4 . (15) 1 K 11,10 . (16) 1 K 14,9 . (17) 2 K 5,17 . (18) 2 K 17,7 . (19) 2 K 17,35 . (20) 2 K 17,37 . (21) 2 K 17,38 . (22) 2 K 22,17 .

Re 2,12.12. - 13. ´èlohîm ´ächerîm (andere goden) . Tenakh (46) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (1) . Ex (2) : (1) Ex 20,3 . (2) Ex 23,13 . Dt (17) : (1) Dt 5,7 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 7,4 . (4) Dt 8,19 . (5) Dt 11,16 . (6) Dt 11,28 . (7) Dt 13,3 . (8) Dt 13,7 . (9) Dt 13,14 . (10) Dt 17,3 . (11) Dt 18,20 . (12) Dt 28,14 . (13) Dt 28,36 . (14) Dt 28,64 . (15) Dt 29,25 . (16) Dt 31,18 . (17) Dt 31,20 . Joz (3) : (1) Joz 23,16 . (2) Joz 24,2 . (3) Joz 24,16 . Re (4) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) Re 2,19 . (4) Re 10,13 . 1 S (2) : (1) 1 S 8,8 . (2) 1 S 26,19 . 1 K (4) : (1) 1 K 9,6 . (2) 1 K 11,4 . (3) 1 K 11,10 . (4) 1 K 14,9 . 2 K (4) : (1) 2 K 17,7 . (2) 2 K 17,35 . (3) 2 K 17,37 . (4) 2 K 17,38 .

Re 2,12.11. - 13. ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm (achter andere goden) . Tenakh (16) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 8,19 . (3) Dt 11,28 . (4) Dt 13,3 . (5) Dt 28,14 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,17 . (8) Re 2,19 . (9) 1 K 11,4 . (10) 1 K 11,10 . (11) Jr 7,9 . (12) Jr 11,10 . (13) Jr 13,10 . (14) Jr 16,11 . (15) Jr 25,6 . (16) Jr 35, 15 .

Re 2,12.10. - 13. wajjelëkhû ´achäre(j) ´èlohîm ´ächerîm (en zij gingen achter andere goden) . Tenakh (7) : (1) Re 2,12 . (2) Jr 13,10 . (3) Jr 16,11 .

Re 2,12.14. me´êlohe(j) (uit de goden) < min + mann. mv. stat. constr. ´êlohe(j) van het zelfst. naamw. Tenakh (7) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 13,8 . (3) Re 2,12 . (4) 2 S 22,22 . (5) Ps 18,22 . (6) Ps 24,5 . (7) 1 K 11,19 .

Re 2,12.15. hâ`ammîm (de volken) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. `am (volk) OF `im (met) . Taalgebruik in Tenakh : `am (volk) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 of 110 (2 X 5 X 11) . Gr. laos (volk) . Taalgebruik in de Septuaginta : laos (volk) . Taalgebruik in het NT : laos (volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . Tenakh (612) . Een vorm van laos (volk) in de LXX (2064) , in het NT (141) . Tenakh (69) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine Profeten (8) . Geschriften (17) . Dt (16) : (1) Dt 2,25 . (2) Dt 4,6 . (3) Dt 4,19 . (4) Dt 6,14 . (5) Dt 7,6 . (6) Dt 7,7 . (7) Dt 7,14 . (8) Dt 7,16 . (9) Dt 7,19 . (10) Dt 10,15 . (11) Dt 13,8 . (12) Dt 14,2 . (13) Dt 20,16 . (14) Dt 28,37 . (15) Dt 28,64 . (16) Dt 30,3 . Re (1) Re 2,12 .

Re 2,12.14. - 15. me´êlohe(j) hâ`ammîm (uit de goden van de volken) . Tenakh (3) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 13,8 . (3) Re 2,12 .

Re 2,12.16. ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Re (124) Re 2 (8) : (1) Re 2,1 . (2) Re 2,7 . (3) Re 2,10 . (4) Re 2,12 . (5) Re 2,15 . (6) Re 2,17 . (7) Re 2,20 . (8) Re 2,21 .

Re 2,12.15. - 16. hâ`ammîm ´äsjèr (de volken die) . Tenakh (16) : (1) Dt 4,6 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 7,6 . (4) Dt 7,16 . (5) Dt 7,19 . (6) Dt 13,8 . (7) Dt 14,2 . (8) Dt 28,37 . (9) Dt 30,3 . (10) Joz 24,17 . (11) Re 2,12 . (12) Est 1,16 . (13) Ps 106,34 . (14) Ez 28,25 . (15) Ez 29,13 . (16) Zach 14,12 .

Re 2,12.17. sëbhîbhôthe(j)hèm (rondom hen) < vr. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. Tenakh (1) : Re 2,12 .

Re 2,12.16. - 17. ´äsjèr sëbhîbhôthe(j)hèm (die rondom hen) . sâbhîbh . Taalgebruik in Tenakh : sâbhîbh . Getalwaarde : samekh = 15 of 60 , beth = 2 ; totaal : 19 OF 64 (2³ X 2³) . Structuur : 6 - 2 - 2 . Tenakh (1) Re 2,12 .

Re 2,12.18 . voorvoegsel wë + hitpaël imperfectum 3de pers. mann. mv. wajjisjëthachäwwû (en zij bogen zich neer) van het werkw. châwâh . Tenach (31) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (11) . Pentateuch (9) : (1) Gn 27,29 . (2) Gn 33,7 . (3) Gn 42,6 . (4) Gn 43,26 . (5) Ex 4,31 . (6) Ex 12,27 . (7) Ex 32,8 . (8) Nu 25,2 . (9) Dt 29,25 . Eerdere Profeten (6) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) 1 S 1,19 . (4) 1 K 11,33 . (5) 2 K 2,15 . (6) 2 K 17,16 .

Re 2,12.19. lâhèm (aan hen) < prefix voorzetsel lë + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. . Zie : Taalgebruik in Tenakh : lî (voor mij) . Tenakh (580) . Pentateuch (151) . Eerdere Profeten (133) . Latere Profeten (126) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (141) . Re (41) . Re 2 (5) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,15 . (3) Re 2,17 . (4) Re 2,18 . (5) Re 2,19 .

Re 2,12.18. - 19. wajjisjëthachäwwû lâhèm (en zij bogen zich neer voor hen) . Tenakh (5) : (1) Dt 29,25 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,17 . (4) 2 Kr 7,22 . (5) Jr 16,11

Re 2,12.20. wajjakhë`isû (en zij vertoornden) < wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. kâ`as (zich ergeren, vertoornen) . Taalgebruik in Tenakh : kâ`as (zich ergeren, vertoornen) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , ajin = 16 of 70 , samekh = 15 of 60 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 150 (2 X 3 X 5²) . Structuur : 2 - 7 - 6 . Ternakh (1) : Re 2,12 .

Re 2,12.21. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 2 () : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,10 . (5) Re 2,11 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,13 . (8) Re 2,20 . (9) Re 2,22 . (10) Re 2,23 .

Re 2,12.22. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,12.21. - 22. ´èth JHWH . Tenakh (216) . Re (8) : (1) Re 2,7 . (2) Re 2,10 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,13 . (5) Re 3,7 . (6) Re 8,34 . (7) Re 10,6 . (8) Re 10,16

Re 2,13 - Re 2,13 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai egkatelipon ton kurion kai elatreusan tè baal kai tais astartais 13 dimittentes eum et servientes Baal et Astharoth   13 Want zij verlieten den HEERE, en dienden den Baäl en Astharoth. [13] Zij verlieten de heer en vereerden Baäl* en Astarte. [13] Ze keerden hem de rug toe om Baäl en de Astartes te dienen. 13 Ze verlaten de ENE; ze worden dienaars van de baäl en de asjtartes;   13. ils délaissèrent Yahvé pour servir le Baal et les Astartés.

King James Bible . [13] And they forsook the LORD, and served Baal and Ashtaroth.
Luther-Bibel . 13 Denn sie verließen je und je den HERRN und dienten dem Baal und den Astarten.

Tekstuitleg van Re 2,13 . Het vers Re 2,13 telt 6 (2 X 3) woorden en 30 (2 X 3 X 5) letters . De getalwaarde van Re 2,13 is 2170 (2 X 5 X 7 X 31) . Twee nevenschikkende zinnen zijn mooi parallel opgebouwd : werkw. + bepaling . Het 1ste en het 4de woord verschillen van elkaar slechts met 1 letter (zoals de werkw. `âzabh (verlaten, achterlaten) en `âbhad (werken, dienen) .
Re 2,11-13 horen bij elkaar . Het onderwerp is : de zonen van Israël . Deze 3 verzen bevatten 8 nevenschikkende zinnen . Re 2,11b stemt overeen met Re 2,13a en Re 2,12a stemt overeen met Re 2,13b (chiastische opbouw) . Deze versdelen omarmen Re 2,12bcd met Re 2,12c centraal : en zij werpen zich neer voor hen . In Re 2,11b-12a en in Re 2,13ab wordt de tegenstelling gemaakt tussen JHWH en Baäl (en Astarte) . Re 2,11a kunnen we als algemene inleiding beschouwen. Op de handelwijze van de Israëlieten (Re 2,11-13) volgt dan in Re 2,14 de reactie van JHWH .

Re 2,13.1. wajja`azëbhû (en zij verlieten) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. `âzabh (verlaten, achterlaten) . Taalgebruik in Tenakh : `âzabh (verlaten, achterlaten) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , beth = 2 ; totaal : 25 (5²) of 79 . Structuur : 7 - 7 - 2 . Gr. leipô . kataleipô . egkataleipô (in iets achterlaten) . Lat. linquere , lictum (l-a-t-en, achterlaten) . relinquere , derelinquere . Eng. forsake . Ned. verzaken (v-r-z-k) , verlaten , in de steek laten . Fr. laisser (Lat. laxare) . délaisser . abandonner (a - ban-donner : geen toestemming geven) . Tenakh (12) : (1) Joz 8,17 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,13 . (4) Re 10,6 . (5) 1 S 31,7 . (6) 2 S 5,21 . (7) 2 K 7,7 . (8) 2 K 17,16 . (9) Neh 3,8 . (10) 1 Kr 10,7 . (11) 1 Kr 14,12 . (12) 2 Kr 24,18 .

Re 2,13.2. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 2 () : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,10 . (5) Re 2,11 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,13 . (8) Re 2,20 . (9) Re 2,22 . (10) Re 2,23 .

Re 2,13.3. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,13.2. - 3. ´èth JHWH . Tenakh (216) . Re (8) : (1) Re 2,7 . (2) Re 2,10 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,13 . (5) Re 3,7 . (6) Re 8,34 . (7) Re 10,6 . (8) Re 10,16 .

Re 2,13.1. - 3. wajja`azëbhû ´èth JHWH (en zij verlieten JHWH) . Tenakh (3) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,13 . (3) Re 10,6 .
- Re 2,7 : wajja`abhëdû ´èth JHWH (en ziju dienden JHWH) . Tenakh (1) : Ex 10,7 . In Re 2,7 lezen we : wajja`abhëdû hâ`âm ´èth JHWH (en het volk diende JHWH) . Hiertegenover staat wajja`azëbhû ´èth JHWH (en zij verlieten JHWH) . Tenakh (3) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,13 . (3) Re 10,6 .

Re 2,13.4. w-`-b-d-w . (1) act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. wajja`abhëdû (en ziju dienden) . (2) act. qal jussief 3de pers. mann. mv. wëja`abhëdû (en zij moeten dienen) . (3) act. hifil 3de pers. mann. mv; wajja`äbhidû (en zij deden dienen) van het werkw. `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . Tenakh (20) : (1) Ex 1,13 . (2) Ex 10,7 . (3) Dt 29,25 . (4) Joz 24,2 . (5) Re 2,7 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,13 . (8) Re 3,6 . (9) Re 3,7 . (10) Re 3,8 . (11) Re 3,14 . (12) Re 10,6 . (13) Re 10,16 . (14) 1 S 7,4 . (15) 1 S 8,8 . (16) 2 K 17,12 . (17) 2 K 17,16 . (18) Ps 106,36 . (19) Job 36,11 . (20) 2 Kr 24,18 .

5. laba`al / labâ`al / lëba`al (voor Baäl, meester) < lë + ba`al / bâ`al (Baäl, meester) . Taalgebruik in Tenakh : ba`al / bâ`al (Baäl, meester) . Getalwaarde : beth = 2 , ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 102 (2 X 3 X 17) . Structuur : 2 - 7 - 3 . Tenakh (20) : (1) Nu 25,3 . (2) Nu 25,5 . (3) Re 2,13 . (4) Re 6,31 . (5) 1 K 16,32 . (6) 1 K 19,18 . (7) 2 K 10,19 . (8) 2 K 10,20 . (9) 2 K 21,3 . (10) 2 K 23,4 . (11) 2 K 23,5 . (12) Jr 7,9 . (13) Jr 11,13 . (14) Jr 11,17 . (15) Jr 19,5 . (16) Jr 32,29 . (17) Hos 2,10 . (18) Ps 106,28 . (19) Spr 18,9 . (20) Pr 10,11 .

Re 2,14 - Re 2,14 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai ôrgisthè thumô kurios tô israèl kai paredôken autous en cheiri pronomeuontôn kai epronomeusan autous kai apedoto autous en cheiri tôn echthrôn autôn kuklothen kai ouk èdunasthèsan antistènai kata prosôpon tôn echthrôn autôn 14 iratusque Dominus contra Israhel tradidit eos in manibus diripientium qui ceperunt eos et vendiderunt hostibus qui habitabant per gyrum nec potuerunt resistere adversariis suis   14 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen Israël, en Hij gaf hen in de hand der rovers, die hen beroofden; en Hij verkocht hen in de hand hunner vijanden rondom; en zij konden niet meer bestaan voor het aangezicht hunner vijanden. [14] Toen ontbrandde de toorn van de heer tegen Israël. Hij leverde hen over aan plunderaars, die hen beroofden en gaf hen prijs aan de tegenstanders in hun omgeving, zodat zij niet langer tegen hun vijanden waren opgewassen. [14] Toen ontstak de HEER in woede tegen de Israëlieten. Hij leverde hen uit aan roversbenden en aan de hen omringende vijanden, zodat ze daartegen geen stand meer hielden. 14 dan ontbrandt de toorn van de ENE tegen Israël en geeft hij hen in de hand van plunderaars die hen plunderen; hij verkoopt hen in de hand van hun vijanden rondom, en ze zijn niet meer in staat geweest om stand te houden voor het aanschijn van hun vijanden.  14. Alors la colère de Yahvé s'enflamma contre Israël. Il les abandonna à des pillards qui les dépouillèrent, il les livra aux ennemis qui les entouraient et ils ne purent plus tenir devant leurs ennemis.

King James Bible . [14] And the anger of the LORD was hot against Israel, and he delivered them into the hands of spoilers that spoiled them, and he sold them into the hands of their enemies round about, so that they could not any longer stand before their enemies.
Luther-Bibel . 14 So entbrannte denn der Zorn des HERRN über Israel und er gab sie in die Hand von Räubern, die sie beraubten, und verkaufte sie in die Hände ihrer Feinde ringsumher. Und sie konnten nicht mehr ihren Feinden widerstehen,

Tekstuitleg van Re 2,14 .
Re 2,11-13 horen bij elkaar . Het onderwerp is : de zonen van Israël . Deze 3 verzen bevatten 8 nevenschikkende zinnen . Re 2,11b stemt overeen met Re 2,13a en Re 2,12a stemt overeen met Re 2,13b (chiastische opbouw) . Deze versdelen omarmen Re 2,12bcd met Re 2,12c centraal : en zij werpen zich neer voor hen . In Re 2,11b-12a en in Re 2,13ab wordt de tegenstelling gemaakt tussen JHWH en Baäl (en Astarte) . Re 2,11a kunnen we als algemene inleiding beschouwen. Op de handelwijze van de Israëlieten (Re 2,11-13) volgt dan in Re 2,14 de reactie van JHWH .

Re 2,14.1. wajjichar ( hij ontbrandde ) . Qal imperfectum 3de pers. enk. van het werkwoord chârah (branden, ontbranden) . Taalgebruik in Tenakh : (chârâh ( branden, ontbranden) . Getalwaarde : chet = 8, resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 213 (3 X 71) . Structuur : 8 - 2 - 5 . In toorn ontbranden . vergrammen < gram , Gr. chromos (ge-grom) . Het woord duidde eerst een geluid aan , en uit een begrip 'grommen' ontstond dat van vertoornd . Toorn betekent een heftige gemoedsbeweging , vandaar evenzeer 'toorn' als 'hevig verdriet' . Gr. thumos . Ned. toorn . Gr. perilupos : zeer bedroefd . Bijbel (9) . OT (5) . NT (4) . Gn 4,6 (hina ti perilupos egenou = waarom werd jij zeer bedroefd) en Ps 42,6 (hina ti perilupôs ei = waarom ben je bedroefd) komen in de LXX sterk met elkaar overeen . Tenakh (50) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (11) . Eerdere Profeten (18) : (1) Joz 7,1 . (2) Re 2,14 . (3) Re 2,20 . (4) Re 3,8 . (5) Re 9,30 . (6) Re 10,7 . (7) Re 14,19 . (8) 1 S 11,6 . (9) 1 S 15,11 . (10) 1 S 17,28 . (11) 1 S 18,8 . (12) 1 S 20,30 . (13) 2 S 3,8 . (14) 2 S 6,7 . (15) 2 S 6,8 . (16) 2 S 12,5 . (17) 2 S 13,21 . (18) 2 K 13,3 .

Re 2,14.2. ´aph / ´âph (toorn, woede) . Taalgebruik in Tenakh : ´aph / ´âph (toorn, woede) . Getalwaarde : ajin 16 of 70 , pe = 17 of 80 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 150 (2 X 3 X 5²) . Structuur : 7 - 8 . Gr. orgè (toorn) . Taalgebruik in het NT : orgè (toorn) . Taalgebruik in de LXX : orgè (toorn) . Lat. ira . Fr. colère . D. Zorn . E. anger . Een vorm van orgè (toorn) in de LXX (305) , in het NT (36) . Tenakh (166) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (21) . Latere Profeten (34) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (76) . Re (5) : (1) Re 2,14 . (2) Re 2,20 . (3) Re 3,8 . (4) Re 5,29 . (5) Re 10,7 .

Re 2,14.3. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,14.1. - 3. wajjichar ´aph JHWH (en de toorn van JHWH ontbrandde) . Tenakh (17) : (1) Ex 4,14 . (2) Nu 11,10 . (3) Nu 12,9 . (4) Nu 25,3 . (5) Nu 32,10 . (6) Nu 32,13 . (7) Dt 29,26 . (8) Joz 7,1 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,20 . (11) Re 3,8 . (12) Re 10,7 . (13) 2 S 6,7 . (14) 2 K 13,3 . (15) 1 Kr 13,10 . (16) 2 Kr 25,15 . (17) Ps 106,40 .

Re 2,14.1. - 4. wajjichar ´aph JHWH bëjishërâ´el (en de toorn van JHWH ontbrandde tegen Israël) .Tenakh (7) : (1) Nu 25,3 . (2) Nu 32,13 . (3) Re 2,14 . (4) Re 2,20 . (5) Re 3,8 . (6) Re 10,7 . (7) 2 K 13,3 .

Re 2,14.5. wajjiththënem (en hij geeft hen) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het werkw. nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 50 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . Gr. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give . Tenakh (26) . Pentateuch (4) . Eerdere Profeten (14) . Latere Profeten (0) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (8) . Re () . (1) Re 2,14 . (2) Re 6,1 . (3) Re 11,32 . (4) Re 12,3 . (5) Re 13,1 .

Re 2,14.5. - 6. wajjiththënem bëjad (en hij gaf hen in de hand van) . Tenakh (6) : (1) Re 2,14 . (2) 2 S 21,9 . (3) 1 K 15,18 . (4) 2 K 13,3 . (5) 2 K 17,20 . (6) Ps 106,41 .

5. - 7. wajjiththënem bëjad sjosîm (en hij gaf hen in de hand van plunderaars) . Tenakh (2) : (1) Re 2,14 . (2) 2 K 17,20 .

9. accusatief + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. ´ôthâm (hen) . ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (175) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (49) . Latere Profeten (76) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (9) . Re (17) : (1) Re 2,3 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,14 . (4) Re 6,9 . (5) Re 7,4 . (6) Re 8,19 . (7) Re 8,20 . (8) Re 8,34 . (9) Re 9,24 . (10) Re 11,9 . (11) Re 15,8 . (12) Re 18,27 . (13) Re 19,15 . (14) Re 19,24 . (15) Re 21,10 . (16) Re 21,12 . (17) Re 21,22 .

10. wajjimëkërem (en hij verkoopt hen) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het werkw. mâkhar (verkopen) . Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . Getalwaarde : meml = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 260 (2² X 5 X 13) . Structuur : 4 - 2 - 2 . Tenakh (4) : (1) Re 2,14 . (2) Re 3,8 . (3) Re 4,2 . (4) Re 10,7 .

10. - 11. wajjimëkërem bëjad (en hij verkoopt hen in de hand van) . Tenakh (3) : (1) Re 2,14 . (2) Re 3,8 . (3) Re 10,7 .

Re 2,15 - Re 2,15 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15en pasin ois eporneuon kai cheir kuriou èn autois eis kaka kathôs elalèsen kurios kai kathôs ômosen kurios kai exethlipsen autous sfodra 15 sed quocumque pergere voluissent manus Domini erat super eos sicut locutus est et iuravit eis et vehementer adflicti sunt   15 Overal, waarheen zij uittogen, was de hand des HEEREN tegen hen, ten kwade, gelijk als de HEERE gesproken, en gelijk als de HEERE gezworen had; en hun was zeer bang. [15] Alles wat zij ondernamen mislukte, omdat de heer tegen hen was, zoals Hij gezegd en gezworen had. Maar telkens als de nood het hoogst was [15] Telkens als ze iets tegen hun vijanden ondernamen, werkte de HEER hen tegen, zoals hij hun gezegd en gezworen had. Steeds weer kregen de Israëlieten het zwaar te verduren. 15 Overal waar ze uittrokken is de hand van de ENE ten kwade tegen hen geweest, zoals de ENE had gesproken, zoals de ENE hun had gezworen: het wordt hun zeer bang.   15. Dans toutes leurs expéditions la main de Yahvé intervenait contre eux pour leur faire du mal, comme Yahvé le leur avait dit et comme Yahvé le leur avait juré. Leur détresse était extrême.

King James Bible . [15] Whithersoever they went out, the hand of the LORD was against them for evil, as the LORD had said, and as the LORD had sworn unto them: and they were greatly distressed.
Luther-Bibel . 15 sondern sooft sie auszogen, war des HERRN Hand wider sie zum Unheil, wie denn der HERR ihnen gesagt und geschworen hatte. Und sie wurden hart bedrängt.

Tekstuitleg van Re 2,15 .

Re 2,16 - Re 2,16 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16kai ègeiren autois kurios kritas kai esôsen autous ek cheiros tôn pronomeuontôn autous 16 suscitavitque Dominus iudices qui liberarent eos de vastantium manibus sed nec illos audire voluerunt   16 En de HEERE verwekte richteren, die hen verlosten uit de hand dergenen, die hen beroofden; [16] liet de heer rechters optreden, die hen uit de greep van de plunderaars bevrijdden. [16] Dan liet de HEER een rechter optreden om het volk te leiden en het te bevrijden van de roversbenden. 16 Maar de ENE doet richters opstaan, zij bevrijden hen uit de hand van hun plunderaars. 16. Alors Yahvé leur suscita des Juges qui les sauvèrent de la main de ceux qui les pillaient.

King James Bible . 16] Nevertheless the LORD raised up judges, which delivered them out of the hand of those that spoiled them.
Luther-Bibel . 16 Wenn dann der HERR Richter erweckte, die ihnen halfen aus der Hand der Räuber,

Tekstuitleg van Re 2,16 . Het vers Re 2,16 telt 6 (2 X 3) woorden en 29 letters . De getalwaarde van Re 2,16 is 1538 (2 X 769) .

Re 2,16.1 w-j-q-m . qûm (opstaan) . Taalgebruik in Tenakh : qûm (opstaan) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) . Structuur : 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4 . (1) wajjâqâm (en hij stond op) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. (2) wajjaqèm (en hij deed opstaan) < wë + act. hiufil 3de pers. mann. enk. . Tenakh (125) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (76) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (19) . Re (21) : (1) Re 2,10 . (2) Re 2,16 . (3) Re 3,9 . (4) Re 3,15 Re 3,15 . (5) Re 3,20 . (6) Re 8,21 . (7) Re 9,34 . (8) Re 9,35 . (9) Re 9,43 . (10) Re 10,1 . (11) Re 10,3 . (12) Re 13,11 . (13) Re 16,3 . (14) Re 19,3 . (15) Re 19,5 . (16) Re 19,7 . (17) Re 19,9 . (18) Re 19,10 . (19) Re 19,27 . (20) Re 19,28 . (21) Re 20,8 .

Re 2,16.2. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,16.1. - 2. wajjaqèm JHWH (en JHWH deed opstaan) . Tenakh (6) : (1) Re 2,16 . (2) Re 3,9 . (3) Re 3,15 . (4) 1 K 8,20 . (5) 1 K 10,14 . (6) 2 Kr 6,10 .

Re 2,16.3. act. qal part. mann. mv. sjophëtîm (rechtsprekenden) van het werkw. sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 , tet = 9 ; totaal : 47 OF 389 (priemgetal) . Tenakh (9) : (1) Dt 16,18 . (2) Re 2,16 . (3) Re 2,18 . (4) 1 S 8,1 . (5) 1 S 8,2 . (6) 2 S 7,11 . (7) Ps 58,12 . (8) 1 Kr 17,10 . (9) 2 Kr 19,5 . act. qal part. mann. mv. sjophëtîm (rechtsprekenden) van het werkw. sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 , tet = 9 ; totaal : 47 OF 389 (priemgetal) . Tenakh (9) : (1) Dt 16,18 . (2) Re 2,16 . (3) Re 2,18 . (4) 1 S 8,1 . (5) 1 S 8,2 . (6) 2 S 7,11 . (7) Ps 58,12 . (8) 1 Kr 17,10 . (9) 2 Kr 19,5 .

Re 2,16.1. - 3. Re 2,16a : wajjaqèm JHWH sjophëtîm (en JHWH deed rechters opostaan) . Hiernaar verwijst Re 2,18 : wëkhî heqîm JHWH lâhèm sjophëtîm (en omdat JHWH voor hen rechters deed opstaan) . Deze verzen vormen toch een contrast met 1 S 8,1 : wajjâshèm ´èth bânâ(j)w sjophëtîm lëjishërâ´el (en hij stelde zijn zonen aan als rechters voor Israël) .

Re 2,16.4. wajjôsjî`ûm / wëjôsjî`ûm (en zij bevrijdden hen) < wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. . Tenakh (2) : (1) Re 2,16 . (2) Neh 9,27 .

Re 2,16.5. mijjad (uit de hand van) < min + jâd (hand) . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Letterwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . Tenakh (97) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (38) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (25) . Re (7) : (1) Re 2,16 . (2) Re 2,18 . (3) Re 6,9 . (4) Re 8,22 . (5) Re 8,34 . (6) Re 9,17 . (7) Re 13,5 .

Re 2,16.6. sjose(j)hèm (hun plunderaars) < act. qal part. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het werkw. sjâsâh (plunderen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâsâh (plunderen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300, samekh = 15 of 60 , he = 5 ; totaal : 41 OF 365 (5 X 73) . Structuur : 3 - 6 - 5 . Tenakh (1) : Re 2,16 .

Re 2,16.4. - 6. Re 2,16 : wajjôsjî`ûm mijjad sjose(j)hèm (en zij bevrijdden hen uit de hand van hun plunderaars) gelijkt zeer sterk op Neh 9,27 : wëjôsjî`ûm mijjad mijjad tsâre(j)hèm (en zij bevrijdden hen uit de hand van hun verdrukkers) .

Re 2,17 - Re 2,17 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17kai ge tôn kritôn autôn ouk epèkousan oti exeporneusan opisô theôn eterôn kai prosekunèsan autois kai parôrgisan ton kurion kai exeklinan tachu ek tès odou ès eporeuthèsan oi pateres autôn tou eisakouein entolas kuriou ouk epoièsan outôs 17 fornicantes cum diis alienis et adorantes eos cito deseruerunt viam per quam ingressi fuerant patres eorum et audientes mandata Domini omnia fecere contraria   17 Doch zij hoorden ook niet naar hun richteren, maar hoereerden andere goden na, en bogen zich voor die; haast weken zij af van den weg, dien hun vaders gewandeld hadden, horende de geboden des HEEREN; alzo deden zij niet. [17] Maar ook naar hun rechters bleven zij niet luisteren. Ontuchtig* liepen zij achter andere goden aan en bogen zich voor hen neer. Al heel gauw weken zij weer af van de weg die hun voorvaderen gevolgd hadden: die hadden gehoorzaamd aan de geboden van de heer; zij deden dat niet. [17] Maar ook naar hun rechters luisterden ze niet; ze gaven zich af met andere goden en bogen zich voor hen neer. Binnen de kortste keren dwaalden ze weer af van de weg die hun voorouders waren gegaan: die hadden de geboden van de HEER gehoorzaamd, maar zij niet. 17 Maar ook naar hun richters hebben ze niet gehoord, want gehoereerd hebben ze, andere goden achterna, en ze hebben zich voor hen neergeworpen; met haast zijn ze afgeweken van de weg die hun vaderen zijn gegaan door te horen naar de geboden van de ENE, zó hebben zij niet gedaan.   17. Mais même leurs juges, ils ne les écoutaient pas, ils se prostituèrent à d'autres dieux, et ils se prosternèrent devant eux. Bien vite il se sont détournés du chemin qu'avaient suivi leurs pères, dociles aux commandements de Yahvé; ils ne les ont point imités.

King James Bible . [[17] And yet they would not hearken unto their judges, but they went a whoring after other gods, and bowed themselves unto them: they turned quickly out of the way which their fathers walked in, obeying the commandments of the LORD; but they did not so.
Luther-Bibel . 17 so gehorchten sie den Richtern auch nicht, sondern liefen andern Göttern nach und beteten sie an und wichen bald von dem Wege, auf dem ihre Väter gegangen waren, als sie des HERRN Geboten gehorchten; sie jedoch taten nicht wie diese.

Tekstuitleg van Re 2,17 .

7. act. qal perf. 3de pers. mann. mv. zânû (zij pleegden ontucht) van het werkw. zânah (ontucht plegen, ontrouw worden, afvallen) . Taalgebruik in Tenakh : zânah (ontucht plegen, ontrouw worden, afvallen) . Getalwaarde : zain = 7 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31) . Structuur : 7 - 5 - 5 . Tenakh (2) : (1) Re 2,17 . (2) Ez 23,3 .

8. ´achäre(j) (achter, na) . Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j) (achter) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 219 (3 X 73) . Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 . Tenakh (294) . Pentateuch (80) . Eerdere Profeten (134) . Latere Profeten (37) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (38) . Re (18) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,7 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,17 . (5) Re 2,19 . (6) Re 3,28 . (7) Re 4,16 . (8) Re 7,23 . (9) Re 8,5 . (10) Re 8,33 . (11) Re 9,3 . (12) Re 9,49 . (13) Re 10,1 . (14) Re 11,36 . (15) Re 13,11 . (16) Re 16,4 . (17) Re 18,12 . (18) Re 19,23 .

9. ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (635) . Pentateuch (207) . Eerdere Profeten (118) . Latere Profeten (39) . 12 Kleine Profeten (17) . Geschriften (253) . Re (24) : (1) Re 1,7 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,17 . (4) Re 2,19 . (5) Re 3,20 . (6) Re 4,23 . (7) Re 5,8 . (8) Re 6,31 . (9) Re 6,40 . (10) Re 8,3 . (11) Re 9,7 . (12) Re 9,9 . (13) Re 9,13 . (14) Re 9,23 . (15) Re 9,56 . (16) Re 9,57 . (17) Re 10,13 . (18) Re 13,5 . (19) Re 13,7 . (20) Re 13,22 . (21) Re 15,19 . (22) Re 16,17 . (23) Re 17,5 . (24) Re 18,10 .

10. mann. mv. ´ächarîm van het bijvoegl. naamw. ´acher (ander, andere) . Taalgebruik in Tenakh : ´acher (ander, andere) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 ; totaal : 29 OF 209 (11 X 19) . Tenakh (76) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (22) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (10) . Eerdere Profeten (22) : (1) Joz 23,16 . (2) Joz 24,2 . (3) Joz 24,16 . (4) Re 2,12 . (5) Re 2,17 . (6) Re 2,19 . (7) Re 10,13 . (8) 1 S 8,8 . (9) 1 S 19,21 . (10) 1 S 26,19 . (11) 1 S 28,8 . (12) 1 K 9,6 . (13) 1 K 9,9 . (14) 1 K 11,4 . (15) 1 K 11,10 . (16) 1 K 14,9 . (17) 2 K 5,17 . (18) 2 K 17,7 . (19) 2 K 17,35 . (20) 2 K 17,37 . (21) 2 K 17,38 . (22) 2 K 22,17 .

8. - 10. ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm (achter andere goden) . Tenakh (16) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 8,19 . (3) Dt 11,28 . (4) Dt 13,3 . (5) Dt 28,14 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,17 . (8) Re 2,19 . (9) 1 K 11,4 . (10) 1 K 11,10 . (11) Jr 7,9 . (12) Jr 11,10 . (13) Jr 13,10 . (14) Jr 16,11 . (15) Jr 25,6 . (16) Jr 35, 15 .

11. voorvoegsel wë + hitpaël imperfectum 3de pers. mann. mv. wajjisjëthachäwwû (en zij bogen zich neer) van het werkw. châwâh . Tenach (31) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (11) . Pentateuch (9) : (1) Gn 27,29 . (2) Gn 33,7 . (3) Gn 42,6 . (4) Gn 43,26 . (5) Ex 4,31 . (6) Ex 12,27 . (7) Ex 32,8 . (8) Nu 25,2 . (9) Dt 29,25 . Eerdere Profeten (6) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) 1 S 1,19 . (4) 1 K 11,33 . (5) 2 K 2,15 . (6) 2 K 17,16 .

19. ´äbhothâm (hun vaderen) < mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . Tenakh (40) . Pentateuch (2) . Eerdere Profeten (11) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (16) . Re (6) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) Re 2,20 . (4) Re 2,22 . (5) Re 3,4 . (6) Re 21,22 .

Re 2,18 - Re 2,18 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai oti ègeiren autois kurios kritas kai èn kurios meta tou kritou kai esôsen autous ek cheiros tôn echthrôn autôn pasas tas èmeras tou kritou oti pareklèthè kurios apo tou stenagmou autôn apo prosôpou tôn poliorkountôn autous kai kakountôn autous 18 cumque Dominus iudices suscitaret in diebus eorum flectebatur misericordia et audiebat adflictorum gemitus et liberabat eos de caede vastantium   18 En wanneer de HEERE hun richteren verwekte, zo was de HEERE met den richter, en verloste hen uit de hand hunner vijanden, al de dagen des richters; want het berouwde den HEERE, huns zuchtens halve vanwege degenen, die hen drongen en die hen drukten. [18] Als de heer een rechter liet optreden, stond Hij de rechter bij, zo lang hij leefde. De heer bevrijdde hen uit de macht van hun vijanden, want als zij zuchtten onder het juk van hun vervolgers en onderdrukkers, kreeg Hij weer medelijden met hen. [18] Steeds wanneer de HEER een rechter liet optreden, stond hij die bij. Want wanneer het volk zuchtte onder het juk van onderdrukkers, kreeg de HEER medelijden en verloste hij hen van hun vijanden zolang die rechter leefde. 18 Ja, de ENE heeft voor hen richters doen opstaan; de ENE is met de richters geweest en heeft hen gered uit de hand van hun vijanden, alle dagen van de richter; want de ENE had berouw gekregen vanwege hun gekerm voor het aanschijn van hun verdrukkers en hun drijvers. 18. Lorsque Yahvé leur suscitait des juges, Yahvé était avec le juge et il les sauvait de la main de leurs ennemis tant que vivait le juge, car Yahvé se laissait émouvoir par leurs gémissements devant leurs persécuteurs et leurs oppresseurs.

King James Bible . [18] And when the LORD raised them up judges, then the LORD was with the judge, and delivered them out of the hand of their enemies all the days of the judge: for it repented the LORD because of their groanings by reason of them that oppressed them and vexed them.
Luther-Bibel . 18 Wenn aber der HERR ihnen Richter erweckte, so war der HERR mit dem Richter und errettete sie aus der Hand ihrer Feinde, solange der Richter lebte. Denn es jammerte den HERRN ihr Wehklagen über die, die sie unterdrückten und bedrängten.

Tekstuitleg van Re 2,18 .

Re 2,18.1. wëkhî (en omdat) < wë + kî (want, omdat) . Taalgebruik in Tenakh : kî (want, omdat) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) of 30 (2 X 3 X 5) . Structuur : 2 - 1 . Tenakh (102) . Pentateuch (50) . Eerdere Profeten (20) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (10) . Re (3) : (1) Re 2,18 . (2) Re 6,30 . (3) Re 10,10 .

Re 2,18.2. act. hifil inf. constr. hâqîm (te doen opstaan) OF act. hifil perf. 3de pers. mann. enk. heqîm (hij doet opstaan) OF act. hifil imperat. 2de pers. mann. enk. heqîm (doe opstaan) van het werkw. qûm (opstaan) . (1) act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. (2) act. qal inf. constr. (3) passief qal part. Taalgebruik in Tenakh : qûm (opstaan) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) . Structuur : 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4 . Tenakh (23) . Re (1) Re 2,18 .

Re 2,18.3. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,18.4. lâhèm (aan hen) < prefix voorzetsel lë + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. . Zie : Taalgebruik in Tenakh : lî (voor mij) . Tenakh (580) . Pentateuch (151) . Eerdere Profeten (133) . Latere Profeten (126) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (141) . Re (41) . Re 2 (5) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,15 . (3) Re 2,17 . (4) Re 2,18 . (5) Re 2,19 .

Re 2,18.5. act. qal part. mann. mv. sjophëtîm (rechtsprekenden) van het werkw. sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 , tet = 9 ; totaal : 47 OF 389 (priemgetal) . Tenakh (9) : (1) Dt 16,18 . (2) Re 2,16 . (3) Re 2,18 . (4) 1 S 8,1 . (5) 1 S 8,2 . (6) 2 S 7,11 . (7) Ps 58,12 . (8) 1 Kr 17,10 . (9) 2 Kr 19,5 . act. qal part. mann. mv. sjophëtîm (rechtsprekenden) van het werkw. sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 , tet = 9 ; totaal : 47 OF 389 (priemgetal) . Tenakh (9) : (1) Dt 16,18 . (2) Re 2,16 . (3) Re 2,18 . (4) 1 S 8,1 . (5) 1 S 8,2 . (6) 2 S 7,11 . (7) Ps 58,12 . (8) 1 Kr 17,10 . (9) 2 Kr 19,5 .

Re 2,18.6. wëhâjâh (en het zal zijn / en het is) < prefix verbindingswoord wë + werkw. act. qal perf. 3de pers. mann. enk. OF wèhëjeh (en wees) < wë + act. qal imperat. 2de pers. mann. enk.. van het werkw. häjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Genesis : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Dt : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Jesaja : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Micha : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Sefanja : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Een vorm van eimi (zijn) , in de LXX (6947) , in het NT (2450) . Tenakh (388) . Pentateuch (149) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (117) . 12 Kleine Profeten (45) . Geschriften (11) . Ex (42) . Dt (42) . Re (13) : (1) Re 2,18 . (2) Re 2,19 . (3) Re 4,20 . (4) Re 6,3 . (5) Re 7,4 . (6) Re 7,17 . (7) Re 9,33 . (8) Re 11,31 . (9) Re 12,5 . (10) Re 17,10 . (11) Re 18,19 . (12) Re 19,30 . (13) Re 21,22 .

Re 2,18.7. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,18.6. - 7. wëhâjâh JHWH (en JHWH was) . Tenakh (6) : (1) Gn 28,1 . (2) Re 2,18 . (3) 1 S 24,16 . (4) 2 K 18,7 . (5) Jr 17,7 . (6) Zach 14,9 .

Re 2,18.8. ´im (indien, ofschoon) . Taalgebruik in Tenach : ´im (indien, ofschoon) en ´em (moeder) . Taalgebruik in Tenach : ´em (moeder) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 ; totaal : 14 (2 X 7) OF 41 . Tenakh (760) . Pentateuch (172) . Eerdere Profeten (196) . Latere Profeten (64) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (230) . Re (36) . Re 2 (1) : Re 2,18 .

Re 2,18.9. hasjsjophet (de rechter) < bepaald lidw. ha + act. qal partic. mann. enk. van het werkw. sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 , tet = 9 ; totaal : 47 OF 389 (priemgetal) . Tenakh (5) : (1) Dt 17,9 . (2) Dt 17,12 . (3) Dt 25,2 . (4) Re 2,18 . (5) Re 11,27 .

Re 2,18.7. - 8. JHWH `im (JHWH met) . Tenakh (9) : (1) Re 2,18 . (2) 1 S 18,28 . (3) 1 K 1,37 . (4) 1 K 8,9 . (5) 2 Kr 5,10 . (6) 2 Kr 17,3 . (7) 2 Kr 19,11 . (8) 2 Kr 20,29 . (9) 2 Kr 25,7 .

Re 2,18.18. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

Re 2,19 - Re 2,19 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai egeneto ôs apethnèsken o kritès kai apestrepsan kai palin dieftheiran uper tous pateras autôn poreuthènai opisô theôn eterôn latreuein autois kai proskunein autois ouk aperripsan ta epitèdeumata autôn kai ouk apestèsan apo tès odou autôn tès sklèras 19 postquam autem mortuus esset iudex revertebantur et multo maiora faciebant quam fecerant patres sui sequentes deos alienos et servientes eis et adorantes illos non dimiserunt adinventiones suas et viam durissimam per quam ambulare consueverant   19 Maar het geschiedde met het versterven des richters, dat zij omkeerden, en verdierven het meer dan hun vaderen, navolgende andere goden, dezelve dienende, en zich voor die buigende; zij lieten niets vallen van hun werken, noch van dezen hun harden weg. [19] Maar nauwelijks was de rechter gestorven of zij vervielen opnieuw tot zonde, erger nog dan hun vaderen. Zij liepen achter andere goden aan, vereerden die en bogen zich voor hen neer. Zij weigerden hardnekkig met die praktijken en gewoonten te breken. [19] Maar wanneer de rechter dan stierf, verviel het volk van kwaad tot erger. Meer nog dan hun voorouders liepen ze achter andere goden aan om die te dienen en bogen ze zich voor hen neer. Ze weigerden hardnekkig hun kwalijke praktijken op te geven. 19 Maar het geschiedde wanneer de richter gestorven was, dat ze zich afkeerden en verdorvener waren dan hun vaderen, door te gaan achter andere goden aan, door die te dienen en zich voor hen neer te werpen; niets hebben ze laten vallen van hun handelingen en van hun weerbarstige weg.   19. Mais le juge mort, ils recommençaient à se pervertir encore plus que leurs pères. Ils suivaient d'autres dieux, les servaient et se prosternaient devant eux, ne renonçant en rien aux pratiques et à la conduite endurcie de leurs pères.

King James Bible . [19] And it came to pass, when the judge was dead, that they returned, and corrupted themselves more than their fathers, in following other gods to serve them, and to bow down unto them; they ceased not from their own doings, nor from their stubborn way.
Luther-Bibel . 19 Wenn aber der Richter gestorben war, so fielen sie wieder ab und trieben es ärger als ihre Väter, indem sie andern Göttern folgten, ihnen zu dienen und sie anzubeten. Sie ließen nicht von ihrem Tun noch von ihrem halsstarrigen Wandel.

Tekstuitleg van Re 2,19 .

8. ´achäre(j) (achter, na) . Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j) (achter) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 219 (3 X 73) . Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 . Tenakh (294) . Pentateuch (80) . Eerdere Profeten (134) . Latere Profeten (37) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (38) . Re (18) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,7 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,17 . (5) Re 2,19 . (6) Re 3,28 . (7) Re 4,16 . (8) Re 7,23 . (9) Re 8,5 . (10) Re 8,33 . (11) Re 9,3 . (12) Re 9,49 . (13) Re 10,1 . (14) Re 11,36 . (15) Re 13,11 . (16) Re 16,4 . (17) Re 18,12 . (18) Re 19,23 .

9. ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (635) . Pentateuch (207) . Eerdere Profeten (118) . Latere Profeten (39) . 12 Kleine Profeten (17) . Geschriften (253) . Re (24) : (1) Re 1,7 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,17 . (4) Re 2,19 . (5) Re 3,20 . (6) Re 4,23 . (7) Re 5,8 . (8) Re 6,31 . (9) Re 6,40 . (10) Re 8,3 . (11) Re 9,7 . (12) Re 9,9 . (13) Re 9,13 . (14) Re 9,23 . (15) Re 9,56 . (16) Re 9,57 . (17) Re 10,13 . (18) Re 13,5 . (19) Re 13,7 . (20) Re 13,22 . (21) Re 15,19 . (22) Re 16,17 . (23) Re 17,5 . (24) Re 18,10 .

10. mann. mv. ´ächarîm van het bijvoegl. naamw. ´acher (ander, andere) . Taalgebruik in Tenakh : ´acher (ander, andere) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 ; totaal : 29 OF 209 (11 X 19) . Tenakh (76) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (22) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (10) . Eerdere Profeten (22) : (1) Joz 23,16 . (2) Joz 24,2 . (3) Joz 24,16 . (4) Re 2,12 . (5) Re 2,17 . (6) Re 2,19 . (7) Re 10,13 . (8) 1 S 8,8 . (9) 1 S 19,21 . (10) 1 S 26,19 . (11) 1 S 28,8 . (12) 1 K 9,6 . (13) 1 K 9,9 . (14) 1 K 11,4 . (15) 1 K 11,10 . (16) 1 K 14,9 . (17) 2 K 5,17 . (18) 2 K 17,7 . (19) 2 K 17,35 . (20) 2 K 17,37 . (21) 2 K 17,38 . (22) 2 K 22,17 .

9. - 10. ´èlohîm ´ächerîm (andere goden) . Tenakh (46) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (1) . Joz (3) : (1) Joz 23,16 . (2) Joz 24,2 . (3) Joz 24,16 . Re (4) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) Re 2,19 . (4) Re 10,13 . 1 S (2) : (1) 1 S 8,8 . (2) 1 S 26,19 . 1 K (4) : (1) 1 K 9,6 . (2) 1 K 11,4 . (3) 1 K 11,10 . (4) 1 K 14,9 . 2 K (4) : (1) 2 K 17,7 . (2) 2 K 17,35 . (3) 2 K 17,37 . (4) 2 K 17,38 .

8. - 10. ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm (achter andere goden) . Tenakh (16) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 8,19 . (3) Dt 11,28 . (4) Dt 13,3 . (5) Dt 28,14 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,17 . (8) Re 2,19 . (9) 1 K 11,4 . (10) 1 K 11,10 . (11) Jr 7,9 . (12) Jr 11,10 . (13) Jr 13,10 . (14) Jr 16,11 . (15) Jr 25,6 . (16) Jr 35, 15 .

7. - 10. wajjelëkhû ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm (en zij gingen achter andere goden) . Tenakh (3) : (1) Re 2,12 . (2) Jr 13,10 . (3) Jr 16,11 .

Re 2,20 - Re 2,20 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai ôrgisthè thumô kurios en tô israèl kai eipen anth¢ ôn osa egkatelipan to ethnos touto tèn diathèkèn mou èn eneteilamèn tois patrasin autôn kai ouch upèkousan tès fônès mou 20 iratusque est furor Domini in Israhel et ait quia irritum fecit gens ista pactum meum quod pepigeram cum patribus eorum et vocem meam audire contempsit   20 Daarom ontstak de toorn des HEEREN tegen Israël, dat Hij zeide: Omdat dit volk Mijn verbond heeft overtreden, dat Ik hun vaderen geboden heb, en zij naar Mijn stem niet gehoord hebben; [20] De heer werd woedend op Israël en zei: 'Omdat dit volk het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb niet nakomt en niet naar mijn stem luistert, [20] De HEER ontstak in woede tegen Israël en zei: 'Dit volk overtreedt de regels van het verbond die ik hun voorouders heb opgelegd en het luistert niet naar mij. 20 Dan ontbrandde de toorn van de ENE tegen Israël,– en zei hij: omdat zij, dit volk, mijn verbond dat ik hun vaderen heb geboden hebben overtreden en niet hebben gehoord naar mijn stem, 20. La colère de Yahvé s'enflamma alors contre Israël et il dit : « Puisque ce peuple a transgressé l'alliance que j'avais prescrite à ses pères et qu'il n'a pas écouté ma voix,

King James Bible . [20] And the anger of the LORD was hot against Israel; and he said, Because that this people hath transgressed my covenant which I commanded their fathers, and have not hearkened unto my voice;
Luther-Bibel . 20 Darum entbrannte der Zorn des HERRN über Israel und er sprach: Weil dies Volk meinen Bund übertreten hat, den ich ihren Vätern geboten habe, und gehorcht meiner Stimme nicht,

Tekstuitleg van Re 2,20 .

1. wajjichar ( hij ontbrandde ) . Qal imperfectum 3de pers. enk. van het werkwoord chârah (branden, ontbranden) . Taalgebruik in Tenakh : (chârâh ( branden, ontbranden) . Getalwaarde : chet = 8, resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 213 (3 X 71) . Structuur : 8 - 2 - 5 . In toorn ontbranden . vergrammen < gram , Gr. chromos (ge-grom) . Het woord duidde eerst een geluid aan , en uit een begrip 'grommen' ontstond dat van vertoornd . Toorn betekent een heftige gemoedsbeweging , vandaar evenzeer 'toorn' als 'hevig verdriet' . Gr. thumos . Ned. toorn . Gr. perilupos : zeer bedroefd . Bijbel (9) . OT (5) . NT (4) . Gn 4,6 (hina ti perilupos egenou = waarom werd jij zeer bedroefd) en Ps 42,6 (hina ti perilupôs ei = waarom ben je bedroefd) komen in de LXX sterk met elkaar overeen . Tenakh (50) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (11) . Eerdere Profeten (18) : (1) Joz 7,1 . (2) Re 2,14 . (3) Re 2,20 . (4) Re 3,8 . (5) Re 9,30 . (6) Re 10,7 . (7) Re 14,19 . (8) 1 S 11,6 . (9) 1 S 15,11 . (10) 1 S 17,28 . (11) 1 S 18,8 . (12) 1 S 20,30 . (13) 2 S 3,8 . (14) 2 S 6,7 . (15) 2 S 6,8 . (16) 2 S 12,5 . (17) 2 S 13,21 . (18) 2 K 13,3 .

2. ´aph / ´âph (toorn, woede) . Taalgebruik in Tenakh : ´aph / ´âph (toorn, woede) . Getalwaarde : ajin 16 of 70 , pe = 17 of 80 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 150 (2 X 3 X 5²) . Structuur : 7 - 8 . Gr. orgè (toorn) . Taalgebruik in het NT : orgè (toorn) . Taalgebruik in de LXX : orgè (toorn) . Lat. ira . Fr. colère . D. Zorn . E. anger . Een vorm van orgè (toorn) in de LXX (305) , in het NT (36) . Tenakh (166) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (21) . Latere Profeten (34) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (76) . Re (5) : (1) Re 2,14 . (2) Re 2,20 . (3) Re 3,8 . (4) Re 5,29 . (5) Re 10,7 .

3. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .

1. - 3. wajjichar ´aph JHWH (en de toorn van JHWH ontbrandde) . Tenakh (17) : (1) Ex 4,14 . (2) Nu 11,10 . (3) Nu 12,9 . (4) Nu 25,3 . (5) Nu 32,10 . (6) Nu 32,13 . (7) Dt 29,26 . (8) Joz 7,1 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,20 . (11) Re 3,8 . (12) Re 10,7 . (13) 2 S 6,7 . (14) 2 K 13,3 . (15) 1 Kr 13,10 . (16) 2 Kr 25,15 . (17) Ps 106,40 .

1. - 4. wajjichar ´aph JHWH bëjishërâ´el (en de toorn van JHWH ontbrandde tegen Israël) .Tenakh (7) : (1) Nu 25,3 . (2) Nu 32,13 . (3) Re 2,14 . (4) Re 2,20 . (5) Re 3,8 . (6) Re 10,7 . (7) 2 K 13,3 .

16. ´äbhothâm (hun vaderen) < mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . Tenakh (40) . Pentateuch (2) . Eerdere Profeten (11) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (16) . Re (6) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) Re 2,20 . (4) Re 2,22 . (5) Re 3,4 . (6) Re 21,22 .

Re 2,21 - Re 2,21 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai egô ou prosthèsô tou exarai andra ek prosôpou autôn apo tôn ethnôn ôn katelipen ièsous kai afèken 21 et ego non delebo gentes quas dimisit Iosue et mortuus est   21 Zo zal Ik ook niet voortvaren voor hun aangezicht iemand uit de bezitting te verdrijven, van de heidenen, die Jozua heeft achtergelaten, als hij stierf; [21] zal Ik geen van de volken meer verdrijven die bij de dood van Jozua nog over waren. [21] Ik zal daarom geen enkel volk meer verdrijven dat nog in het land woonde toen Jozua stierf.' [ 21 zal ik ook niet doorgaan iemand te onterven voor hun aanschijn,– van de volkeren die Jozua heeft nagelaten toen hij stierf!   21. désormais je ne chasserai plus devant lui aucune des nations que Josué a laissé subsister quand il est mort »,

King James Bible . [21] I also will not henceforth drive out any from before them of the nations which Joshua left when he died:
Luther-Bibel . 21 so will ich auch hinfort die Völker nicht vertreiben, die Josua übrig gelassen hat, als er starb,

Tekstuitleg van Re 2,21 .

12. jëhôsju`a (Jozua) . Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7 . Tenakh (177) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (152) . Joz (142) . Re (6) . 1 S (2) . 1 K (1) . 2 K (1) . Ex (6) : (1) Ex 17,9 . (2) Ex 17,10 . (3) Ex 17,13 . (4) Ex 17,14 . (5) Ex 32,17 . (6) Ex 33,11 . Grieks Ièsous (Jozua) . Re (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,21 . (6) Re 2,23 .

13. wajjâmoth / wajjâmâth (en hij stierf) < verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. . Tenakh (132) . Pentateuch (41) . Eerdere Profeten (58) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (29) . Dt (1) Dt 34,5 . Joz (1) Joz 24,29 . In Dt en Joz komt deze werkwoordvorm wajjâmoth (en hij stierf) alleen hier voor . Opmerdrkelijk is dus het einde van Dt , het begin van Joz , het einde van Joz en het begin van Re . Re (14) : (1) Re 1,7 . (2) Re 2,8 . (3) Re 2,21 . (4) Re 3,11 . (5) Re 4,21 . (6) Re 6,30 . (7) Re 8,32 . (8) Re 9,54 . (9) Re 10,2 . (10) Re 10,5 . (11) Re 12,7 . (12) Re 12,10 . (13) Re 12,12 . (14) Re 12,15 .

Re 2,22 - Re 2,22 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22tou peirasai en autois ton israèl ei fulassontai tèn odon kuriou poreuesthai en autè on tropon efulaxanto oi pateres autôn è ou 22 ut in ipsis experiar Israhel utrum custodiant viam Domini et ambulent in ea sicut custodierunt patres eorum an non   22 Opdat Ik Israël door hen verzoeke, of zij den weg des HEEREN zullen houden, om daarin te wandelen, gelijk als hun vaderen gehouden hebben, of niet. [22] Zo zal Ik Israël op de proef stellen om te zien of zij, zoals hun voorvaderen, de weg van de heer blijven gaan of niet.' 22] De HEER had die volken namelijk in het land laten blijven en ze niet onmiddellijk verdreven omdat hij de Israëlieten op de proef wilde stellen. 22 Om door hen Israël op de proef te stellen,– of ze de weg van de ENE wel bewaken om daarover te gaan zoals hun vaderen die hebben bewaakt,– of niet,   22. afin de mettre par elles Israël à l'épreuve, pour voir s'il suivra ou non les chemins de Yahvé comme les ont suivis ses pères.

King James Bible . [22] That through them I may prove Israel, whether they will keep the way of the LORD to walk therein, as their fathers did keep it, or not.
Luther-Bibel . 22 damit ich Israel durch sie prüfe, ob sie auf dem Wege des HERRN bleiben und darauf wandeln, wie ihre Väter geblieben sind, oder nicht.

Tekstuitleg van Re 2,22 .

15. ´äbhothâm (hun vaderen) < mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . Tenakh (40) . Pentateuch (2) . Eerdere Profeten (11) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (16) . Re (6) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) Re 2,20 . (4) Re 2,22 . (5) Re 3,4 . (6) Re 21,22 .

5. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 2 (4) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,11 . (4) Re 2,22 .

Re 2,23 - Re 2,23 . Israël na de dood van Jozua - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 2 -- Re 2,6-23 -- Re 2,6 - Re 2,7 - Re 2,8 - Re 2,9 - Re 2,10 - Re 2,11 - Re 2,12 - Re 2,13 - Re 2,14 - Re 2,15 - Re 2,16 - Re 2,17 - Re 2,18 - Re 2,19 - Re 2,20 - Re 2,21 - Re 2,22 - Re 2,23 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23kai afèken kurios ta ethnè tauta tou mè exarai auta to tachos kai ou paredôken auta en cheiri ièsou 23 dimisit ergo Dominus omnes has nationes et cito subvertere noluit nec tradidit in manibus Iosue   23 Alzo liet de HEERE deze heidenen blijven, dat Hij hen niet haastelijk uit de bezitting verdreef; die Hij in de hand van Jozua niet had overgegeven. [23] De heer heeft die volken met rust gelaten; Hij verdreef hen niet onmiddellijk. Hij leverde hen ook niet uit aan Jozua. Hij had ze niet aan Jozua uitgeleverd, omdat hij wilde zien of de Israëlieten zich net als hun voorouders zouden houden aan de weg die hij hun had gewezen of niet. 23 heeft de ENE deze volkeren met rust gelaten en ze niet dodelijk onterfd,– heeft hij ze niet gegeven in de hand van Jozua.   23. C'est pourquoi Yahvé a laissé subsister ces nations, il ne s'est point hâté de les chasser et ne les a pas livrées aux mains de Josué.

King James Bible . [23] Therefore the LORD left those nations, without driving them out hastily; neither delivered he them into the hand of Joshua.
Luther-Bibel . 23 So ließ der HERR diese Völker, die er nicht in Josuas Hand gegeben hatte, übrig, ohne sie sogleich zu vertreiben.

Tekstuitleg van Re 2,23 .

12. jëhôsju`a (Jozua) . Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7 . Tenakh (177) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (152) . Joz (142) . Re (6) . 1 S (2) . 1 K (1) . 2 K (1) . Ex (6) : (1) Ex 17,9 . (2) Ex 17,10 . (3) Ex 17,13 . (4) Ex 17,14 . (5) Ex 32,17 . (6) Ex 33,11 . Grieks Ièsous (Jozua) . Re (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,21 . (6) Re 2,23 .


SEPTUAGINTA

1kai anebè aggelos kuriou apo galgal epi ton klauthmôna kai epi baithèl kai epi ton oikon israèl kai eipen pros autous kurios kurios anebibasen umas ex aiguptou kai eisègagen umas eis tèn gèn èn ômosen tois patrasin umôn tou dounai umin kai eipen umin ou diaskedasô tèn diathèkèn mou tèn meth¢ umôn eis ton aiôna2kai umeis ou diathèsesthe diathèkèn tois egkathèmenois eis tèn gèn tautèn oude tois theois autôn ou mè proskunèsète alla ta glupta autôn suntripsete kai ta thusiastèria autôn kataskapsete kai ouk eisèkousate tès fônès mou ote tauta epoièsate3kai egô eipa ou prosthèsô tou metoikisai ton laon on eipa tou exolethreusai autous ek prosôpou umôn kai esontai umin eis sunochas kai oi theoi autôn esontai umin eis skandalon4kai egeneto ôs elalèsen o aggelos kuriou tous logous toutous pros panta israèl kai epèren o laos tèn fônèn autôn kai eklausan5dia touto eklèthè to onoma tou topou ekeinou klauthmôn kai ethusan ekei tô kuriô6kai exapesteilen ièsous ton laon kai apèlthan oi uioi israèl ekastos eis ton oikon autou kai eis tèn klèronomian autou tou kataklèronomèsai tèn gèn7kai edouleusen o laos tô kuriô pasas tas èmeras ièsou kai pasas tas èmeras tôn presbuterôn osoi emakroèmereusan meta ièsoun osoi egnôsan pan to ergon kuriou to mega o epoièsen tô israèl8kai eteleutèsen ièsous uios nauè doulos kuriou uios ekaton deka etôn9kai ethapsan auton en oriô tès klèronomias autou en thamnathares en orei efraim apo borra tou orous gaas10kai pasa è genea ekeinè prosetethèsan pros tous pateras autôn kai anestè genea etera met¢ autous osoi ouk egnôsan ton kurion kai to ergon o epoièsen tô israèl11kai epoièsan oi uioi israèl to ponèron enantion kuriou kai elatreuon tois baalim12kai egkatelipon ton kurion theon tôn paterôn autôn ton exagagonta autous ek gès aiguptou kai eporeuthèsan opisô theôn eterôn apo tôn theôn tôn laôn tôn perikuklô autôn kai prosekunèsan autois kai parôrgisan ton kurion13kai egkatelipon ton kurion kai elatreusan tè baal kai tais astartais14kai ôrgisthè thumô kurios tô israèl kai paredôken autous en cheiri pronomeuontôn kai epronomeusan autous kai apedoto autous en cheiri tôn echthrôn autôn kuklothen kai ouk èdunasthèsan antistènai kata prosôpon tôn echthrôn autôn15en pasin ois eporneuon kai cheir kuriou èn autois eis kaka kathôs elalèsen kurios kai kathôs ômosen kurios kai exethlipsen autous sfodra16kai ègeiren autois kurios kritas kai esôsen autous ek cheiros tôn pronomeuontôn autous17kai ge tôn kritôn autôn ouk epèkousan oti exeporneusan opisô theôn eterôn kai prosekunèsan autois kai parôrgisan ton kurion kai exeklinan tachu ek tès odou ès eporeuthèsan oi pateres autôn tou eisakouein entolas kuriou ouk epoièsan outôs18kai oti ègeiren autois kurios kritas kai èn kurios meta tou kritou kai esôsen autous ek cheiros tôn echthrôn autôn pasas tas èmeras tou kritou oti pareklèthè kurios apo tou stenagmou autôn apo prosôpou tôn poliorkountôn autous kai kakountôn autous19kai egeneto ôs apethnèsken o kritès kai apestrepsan kai palin dieftheiran uper tous pateras autôn poreuthènai opisô theôn eterôn latreuein autois kai proskunein autois ouk aperripsan ta epitèdeumata autôn kai ouk apestèsan apo tès odou autôn tès sklèras20kai ôrgisthè thumô kurios en tô israèl kai eipen anth¢ ôn osa egkatelipan to ethnos touto tèn diathèkèn mou èn eneteilamèn tois patrasin autôn kai ouch upèkousan tès fônès mou21kai egô ou prosthèsô tou exarai andra ek prosôpou autôn apo tôn ethnôn ôn katelipen ièsous kai afèken22tou peirasai en autois ton israèl ei fulassontai tèn odon kuriou poreuesthai en autè on tropon efulaxanto oi pateres autôn è ou23kai afèken kurios ta ethnè tauta tou mè exarai auta to tachos kai ou paredôken auta en cheiri ièsou


VULGAAT

1 ascenditque angelus Domini de Galgal ad locum Flentium et ait eduxi vos de Aegypto et introduxi in terram pro qua iuravi patribus vestris et pollicitus sum ut non facerem irritum pactum meum vobiscum in sempiternum 2 ita dumtaxat ut non feriretis foedus cum habitatoribus terrae huius et aras eorum subverteretis et noluistis audire vocem meam cur hoc fecistis 3 quam ob rem nolui delere eos a facie vestra ut habeatis hostes et dii eorum sint vobis in ruinam 4 cumque loqueretur angelus Domini verba haec ad omnes filios Israhel elevaverunt vocem suam et fleverunt 5 et vocatum est nomen loci illius Flentium sive Lacrimarum immolaveruntque ibi hostias Domino 6 dimisit ergo Iosue populum et abierunt filii Israhel unusquisque in possessionem suam ut obtinerent eam 7 servieruntque Domino cunctis diebus eius et seniorum qui longo post eum vixerunt tempore et noverant omnia opera Domini quae fecerat cum Israhel 8 mortuus est autem Iosue filius Nun famulus Domini centum et decem annorum 9 et sepelierunt eum in finibus possessionis suae in Thamnathsare in monte Ephraim a septentrionali plaga montis Gaas 10 omnisque illa generatio congregata est ad patres suos et surrexerunt alii qui non noverant Dominum et opera quae fecerat cum Israhel 11 feceruntque filii Israhel malum in conspectu Domini et servierunt Baalim 12 ac dimiserunt Dominum Deum patrum suorum qui eduxerat eos de terra Aegypti et secuti sunt deos alienos deos quoque populorum qui habitabant in circuitu eorum et adoraverunt eos et ad iracundiam concitaverunt Dominum 13 dimittentes eum et servientes Baal et Astharoth 14 iratusque Dominus contra Israhel tradidit eos in manibus diripientium qui ceperunt eos et vendiderunt hostibus qui habitabant per gyrum nec potuerunt resistere adversariis suis 15 sed quocumque pergere voluissent manus Domini erat super eos sicut locutus est et iuravit eis et vehementer adflicti sunt 16 suscitavitque Dominus iudices qui liberarent eos de vastantium manibus sed nec illos audire voluerunt 17 fornicantes cum diis alienis et adorantes eos cito deseruerunt viam per quam ingressi fuerant patres eorum et audientes mandata Domini omnia fecere contraria 18 cumque Dominus iudices suscitaret in diebus eorum flectebatur misericordia et audiebat adflictorum gemitus et liberabat eos de caede vastantium 19 postquam autem mortuus esset iudex revertebantur et multo maiora faciebant quam fecerant patres sui sequentes deos alienos et servientes eis et adorantes illos non dimiserunt adinventiones suas et viam durissimam per quam ambulare consueverant 20 iratusque est furor Domini in Israhel et ait quia irritum fecit gens ista pactum meum quod pepigeram cum patribus eorum et vocem meam audire contempsit 21 et ego non delebo gentes quas dimisit Iosue et mortuus est 22 ut in ipsis experiar Israhel utrum custodiant viam Domini et ambulent in ea sicut custodierunt patres eorum an non 23 dimisit ergo Dominus omnes has nationes et cito subvertere noluit nec tradidit in manibus Iosue


- A

- ´äbhothâm (hun vaderen) < mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . Tenakh (40) . Pentateuch (2) . Eerdere Profeten (11) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (16) . Re (6) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) Re 2,20 . (4) Re 2,22 . (5) Re 3,4 . (6) Re 21,22 .

- w-`-b-d-w . (1) act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. wajja`abhëdû (en ziju dienden) . (2) act. qal jussief 3de pers. mann. mv. wëja`abhëdû (en zij moeten dienen) . (3) act. hifil 3de pers. mann. mv; wajja`äbhidû (en zij deden dienen) van het werkw. `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . Tenakh (20) : (1) Ex 1,13 . (2) Ex 10,7 . (3) Dt 29,25 . (4) Joz 24,2 . (5) Re 2,7 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,13 . (8) Re 3,6 . (9) Re 3,7 . (10) Re 3,8 . (11) Re 3,14 . (12) Re 10,6 . (13) Re 10,16 . (14) 1 S 7,4 . (15) 1 S 8,8 . (16) 2 K 17,12 . (17) 2 K 17,16 . (18) Ps 106,36 . (19) Job 36,11 . (20) 2 Kr 24,18 .

- hâ`âm (het volk) < lidwoord + zelfstandig naamwoord enkelvoud `am (volk) OF `im (met) . Taalgebruik in Tenakh : `am (volk) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 of 110 (2 X 5 X 11) . Gr. laos (volk) . Taalgebruik in de Septuaginta : laos (volk) . Taalgebruik in het NT : laos (volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . Een vorm van laos (volk) in de LXX (2064) , in het NT (141) . Tenakh (659) . Pentateuch (197) . Eerdere Profeten (259) . Latere Profeten (97) . 12 Kleine Profeten (11) . Geschriften (95) . Joz (41) . Joz 24 (8) : (1) Joz 24,2 . (2) Joz 24,16 . (3) Joz 24,19 . (4) Joz 24,21 . (5) Joz 24,22 . (6) Joz 24,24 . (7) Joz 24,27 . (8) Joz 24,28 . Re (38) . Re 2 (3) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 .

- ´äsjèr (die) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr (die) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten (1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697) . Re (124) Re 2 (8) : (1) Re 2,1 . (2) Re 2,7 . (3) Re 2,10 . (4) Re 2,12 . (5) Re 2,15 . (6) Re 2,17 . (7) Re 2,20 . (8) Re 2,21 .

- wajja`azëbhû (en zij verlieten) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. `âzabh (verlaten, achterlaten) . Taalgebruik in Tenakh : `âzabh (verlaten, achterlaten) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , beth = 2 ; totaal : 25 (5²) of 79 . Structuur : 7 - 7 - 2 . Gr. leipô . kataleipô . egkataleipô (in iets achterlaten) . Lat. linquere , lictum (l-a-t-en, achterlaten) . relinquere , derelinquere . Eng. forsake . Ned. verzaken (v-r-z-k) , verlaten , in de steek laten . Fr. laisser (Lat. laxare) . délaisser . abandonner (a - ban-donner : geen toestemming geven) . Tenakh (12) : (1) Joz 8,17 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,13 . (4) Re 10,6 . (5) 1 S 31,7 . (6) 2 S 5,21 . (7) 2 K 7,7 . (8) 2 K 17,16 . (9) Neh 3,8 . (10) 1 Kr 10,7 . (11) 1 Kr 14,12 . (12) 2 Kr 24,18 .

- B - C - D - E

- ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (635) . Pentateuch (207) . Eerdere Profeten (118) . Latere Profeten (39) . 12 Kleine Profeten (17) . Geschriften (253) . Re (24) : (1) Re 1,7 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,17 . (4) Re 2,19 . (5) Re 3,20 . (6) Re 4,23 . (7) Re 5,8 . (8) Re 6,31 . (9) Re 6,40 . (10) Re 8,3 . (11) Re 9,7 . (12) Re 9,9 . (13) Re 9,13 . (14) Re 9,23 . (15) Re 9,56 . (16) Re 9,57 . (17) Re 10,13 . (18) Re 13,5 . (19) Re 13,7 . (20) Re 13,22 . (21) Re 15,19 . (22) Re 16,17 . (23) Re 17,5 . (24) Re 18,10 .

- ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Latere Profeten (860) . 12 Kleine Profeten (207) . Geschriften (967) . Ex (473) .Re (233) . Re 2 (10) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,10 . (5) Re 2,11 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,13 . (8) Re 2,20 . (9) Re 2,22 . (10) Re 2,23 .

- accusatief + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. ´ôthâm (hen) . ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (175) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (49) . Latere Profeten (76) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (9) . Re (17) : (1) Re 2,3 . (2) Re 2,12 . (3) Re 2,14 . (4) Re 6,9 . (5) Re 7,4 . (6) Re 8,19 . (7) Re 8,20 . (8) Re 8,34 . (9) Re 9,24 . (10) Re 11,9 . (11) Re 15,8 . (12) Re 18,27 . (13) Re 19,15 . (14) Re 19,24 . (15) Re 21,10 . (16) Re 21,12 . (17) Re 21,22 .

- F - G - H - I - J

- JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 2 (16) : (1) Re 2,1 .(2) Re 2,4 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,10 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,12 . (8) Re 2,13 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,15 . (11) Re 2,16 . (12) Re 2,17 . (13) Re 2,18 . (14) Re 2,20 . (15) Re 2,22 . (16) Re 2,23 .
- ´èth JHWH . Tenakh (216) . Re (8) : (1) Re 2,7 . (2) Re 2,10 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,13 . (5) Re 3,7 . (6) Re 8,34 . (7) Re 10,6 . (8) Re 10,16 .

- jëhôsju`a (Jozua) . Taalgebruik in Tenakh : jëhôsju`a (Jozua) . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 391 (17 X 23) . Structuur : 1 - 5 - 6 - 3 - 7 . Tenakh (177) . Pentateuch (16) . Eerdere Profeten (152) . Joz (142) . Re (6) . 1 S (2) . 1 K (1) . 2 K (1) . Ex (6) : (1) Ex 17,9 . (2) Ex 17,10 . (3) Ex 17,13 . (4) Ex 17,14 . (5) Ex 32,17 . (6) Ex 33,11 . Grieks Ièsous (Jozua) . Re (6) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 . (4) Re 2,8 . (5) Re 2,21 . (6) Re 2,23 .

- jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 2 (4) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,11 . (4) Re 2,22 .

- K - L

- lâhèm (aan hen) < prefix voorzetsel lë + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. . Zie : Taalgebruik in Tenakh : lî (voor mij) . Tenakh (580) . Pentateuch (151) . Eerdere Profeten (133) . Latere Profeten (126) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (141) . Re (41) . Re 2 (5) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,15 . (3) Re 2,17 . (4) Re 2,18 . (5) Re 2,19 .

- M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -