BIJBELBOEK RECHTERS - Re 3 - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 - De rechters Otniël (Re 3,7-11) , Ehud (Re 3,12-30) en Samgar ((Re 3,31) .

- Bibliografie - Literatuur - Liturgisch gebruik - Overzicht bijbelboeken - Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - Overzicht van deze website -

- bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Tenakh : Tenakh : overzicht , Tenakh : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Tenakh : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar

Rechters commentaar - Rechters overzicht - Rechters taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -

Overzicht van Rechters : - Re 1 - Re 2 - Re 3 - Re 4 - Re 5 - Re 6 - Re 7 - Re 8 - Re 9 - Re 10 - Re 11 - Re 12 - Re 13 - Re 14 - Re 15 - Re 16 - Re 17 - Re 18 - Re 19 - Re 20 - Re 21 -
Tekstuitleg per pericope :
Overzicht vers per vers : - Re 3,1 - Re 3,2 - Re 3,3 - Re 3,4 - Re 3,5 - Re 3,6 - Re 3,7 - Re 3,8 - Re 3,9 - Re 3,10 - Re 3,11 - Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 - Re 3,31 -

() Re 3,1 . () Re 3,2 . () Re 3,3 . () Re 3,4 . () Re 3,5 . () Re 3,6 . () Re 3,7 . () Re 3,8 . () Re 3,9 . () Re 3,10 . () Re 3,11 . () Re 3,12 . () Re 3,13 . () Re 3,14 . () Re 3,15 . () Re 3,16 . () Re 3,17 . () Re 3,18 . () Re 3,19 . () Re 3,20 . () Re 3,21 . () Re 3,22 . () Re 3,23 . () Re 3,24 . () Re 3,25 . () Re 3,26 . () Re 3,27 . () Re 3,28 . () Re 3,29 . () Re 3,30 . () Re 3,31 .

Re 3,1 . Re 3,2 . Re 3,3 . Re 3,4 . Re 3,5 . Re 3,6 . Re 3,7 . Re 3,8 . Re 3,9 . Re 3,10 . Re 3,11 . Re 3,12 . Re 3,13 . Re 3,14 . Re 3,15 . Re 3,16 . Re 3,17 . Re 3,18 . Re 3,19 . Re 3,20 . Re 3,21 . Re 3,22 . Re 3,23 . Re 3,24 . Re 3,25 . Re 3,26 . Re 3,27 . Re 3,28 . Re 3,29 . Re 3,30 . Re 3,31 .


Religie.opzijnbest.nl
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
     
 
             
1. LXX , Griekse tekst NT   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing      

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts (Vlaams Blok) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

Woordenschat
Bibliografie :
Literatuur
Liturgisch gebruik


Overzicht van de bijbelboeken - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -
- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken : - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)

- Re 3,1-6 . Andere volken in Israël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,1 - Re 3,2 - Re 3,3 - Re 3,4 - Re 3,5 - Re 3,6 -

Re 3,1 - Re 3,1 . Andere volken in Israël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,1 - Re 3,2 - Re 3,3 - Re 3,4 - Re 3,5 - Re 3,6 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
1kai tauta ta ethnè afèken ièsous ôste peirasai en autois ton israèl pantas tous mè egnôkotas pantas tous polemous chanaan  1 hae sunt gentes quas Dominus dereliquit ut erudiret in eis Israhelem et omnes qui non noverant bella Chananeorum   1 Dit nu zijn de heidenen, die de HEERE liet blijven, om door hen Israël te verzoeken, allen, die niet wisten van al de krijgen van Kanaän; [1] Dit* zijn de volken die de heer met rust liet, om door hen de Israëlieten die de oorlog in Kanaän niet hadden meegemaakt, op de proef te stellen,   [1] Om de Israëlieten die de strijd tegen de Kanaänieten niet hadden meegemaakt te leren hoe het er in de oorlog aan toegaat (dus alleen om de nieuwe generaties die nog geen ervaring met de strijd hadden opgedaan daarmee vertrouwd te maken), had de HEER de volgende volken in het land laten blijven: 3:1 Dit zijn de volkeren die de Ene met rust heeft gelaten om door hen Israël te beproeven,- allen die geen weet meer hadden van alle oorlogen met Kanaän, Richteren 1. Voici les nations que Yahvé a laissé subsister afin de mettre par elles à l'épreuve tous les Israélites qui n'avaient connu aucune des guerres de Canaan

King James Bible . [1] Now these are the nations which the LORD left, to prove Israel by them, even as many of Israel as had not known all the wars of Canaan;
Luther-Bibel . 3 1 Dies sind die Völker, die der HERR übrig ließ – damit er durch sie Israel prüfte, alle, die nichts wussten von den Kriegen um Kanaan,

Tekstuitleg van Re 3,1 .

5. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,2 - Re 3,2 . Andere volken in Israël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,1 - Re 3,2 - Re 3,3 - Re 3,4 - Re 3,5 - Re 3,6 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
2plèn dia tas geneas tôn uiôn israèl tou didaxai autous polemon plèn oi emprosthen autôn ouk egnôsan auta  2 et postea discerent filii eorum certare cum hostibus et habere consuetudinem proeliandi   2 Alleenlijk, opdat de geslachten der kinderen Israëls die wisten, opdat Hij hun den krijg leerde, tenminste dengenen, die daar te voren niet van wisten. [2] en om de generaties Israëlieten die geen oorlog hadden meegemaakt, de strijd te leren:   [1] Om de Israëlieten die de strijd tegen de Kanaänieten niet hadden meegemaakt te leren hoe het er in de oorlog aan toegaat (dus alleen om de nieuwe generaties die nog geen ervaring met de strijd hadden opgedaan daarmee vertrouwd te maken), had de HEER de volgende volken in het land laten blijven: 3:2 enkel opdat de nieuwe generaties van de kinderen Israëls ervan zouden weten, om hun de oorlog te leren,- althans wie er tevoren niet van hebben geweten: 2. ce fut uniquement pour l'enseignement des descendants des Israélites, pour leur apprendre l'art de la guerre; à ceux du moins qui ne l'avaient pas connu autrefois :

King James Bible . [2] Only that the generations of the children of Israel might know, to teach them war, at the least such as before knew nothing thereof;
Luther-Bibel . 2 und die Geschlechter Israels Krieg führen lehrte, die früher nichts davon wussten –,

Tekstuitleg van Re 3,2 .

Re 3,3 - Re 3,3 . Andere volken in Israël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,1 - Re 3,2 - Re 3,3 - Re 3,4 - Re 3,5 - Re 3,6 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
3tas pente satrapeias tôn allofulôn kai panta ton chananaion kai ton sidônion kai ton euaion ton katoikounta ton libanon apo tou orous tou balaermôn eôs lobôèmath  3 quinque satrapas Philisthinorum omnemque Chananeum et Sidonium atque Eveum qui habitabat in monte Libano de monte Baalhermon usque ad introitum Emath   3 Vijf vorsten der Filistijnen, en al de Kanaänieten, en de Sidoniërs, en de Hevieten, wonende in het gebergte van den Libanon, van den berg Baäl-hermon, tot daar men komt te Hamath. [3] de vijf vorsten van de Filistijnen, al de Kanaänieten, de Sidoniërs en de Hethieten in het Libanongebergte, van Baäl-Hermon tot aan de weg naar Hamat.   [3] de Filistijnen in hun vijf vorstendommen en verder de Kanaänieten, de Sidoniërs en de Chiwwieten die in het Libanongebergte leefden, vanaf de Baäl-Hermon tot aan Lebo-Hamat. 3:3 een vijftal tirannen van de Filistijnen en alles van de Kanaäniet, de Tsidoniër en Chiviet gezeten in het bergland van Libanon,- vanaf de berg Baäl Chermon tot waar men op Chamat aan komt. 3. les cinq princes des Philistins et tous les Cananéens, les Sidoniens et les Hittites qui habitaient la chaîne du Liban, depuis la montagne de Baal-Hermôn jusqu'à l'Entrée de Hamat.

King James Bible . [3] Namely, five lords of the Philistines, and all the Canaanites, and the Sidonians, and the Hivites that dwelt in mount Lebanon, from mount Baal-hermon unto the entering in of Hamath.
Luther-Bibel . 3 nämlich die fünf Fürsten der Philister und alle Kanaaniter und Sidonier und Hiwiter, die am Gebirge Libanon wohnten, vom Berg Baal-Hermon an bis dorthin, wo man nach Hamat kommt.

Tekstuitleg van Re 3,3 .

Re 3,4 - Re 3,4 . Andere volken in Israël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,1 - Re 3,2 - Re 3,3 - Re 3,4 - Re 3,5 - Re 3,6 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
4kai egeneto ôste peirasai en autois ton israèl gnônai ei akousontai tas entolas kuriou as eneteilato tois patrasin autôn en cheiri môusè  4 dimisitque eos ut in ipsis experiretur Israhelem utrum audiret mandata Domini quae praeceperat patribus eorum per manum Mosi an non   4 Dezen dan waren, om Israël door hen te verzoeken, opdat men wiste, of zij de geboden des HEEREN zouden horen, die Hij hun vaderen door de hand van Mozes geboden had. [4] Zij dienden om de Israëlieten op de proef te stellen. Zo zou duidelijk worden of zij de geboden wilden onderhouden, die de heer door Mozes aan hun voorvaderen had opgelegd.   [4] Deze volken waren overgebleven om de Israëlieten op de proef te stellen, opdat de HEER te weten zou komen of zij de geboden zouden gehoorzamen die hij hun voorouders bij monde van Mozes had opgelegd. 3:4 Zij zijn daar om Israël te beproeven,- om te weten te komen of zij gehoor geven aan de geboden van de Ene die hij hun vaderen heeft geboden, door de hand van Mozes. 4. Ils servirent à éprouver Israël, pour savoir s'ils garderaient les commandements que Yahvé avait donnés à leurs pères par l'intermédiaire de Moïse.

King James Bible . [4] And they were to prove Israel by them, to know whether they would hearken unto the commandments of the LORD, which he commanded their fathers by the hand of Moses.
Luther-Bibel . 4 Diese blieben, um Israel durch sie zu prüfen, damit es kundwürde, ob sie den Geboten des HERRN gehorchten, die er ihren Vätern durch Mose geboten hatte.

Tekstuitleg van Re 3,4 .

10. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,5 - Re 3,5 . Andere volken in Israël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,1 - Re 3,2 - Re 3,3 - Re 3,4 - Re 3,5 - Re 3,6 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
5kai oi uioi israèl katôkèsan en mesô tou chananaiou kai tou chettaiou kai tou amorraiou kai tou ferezaiou kai tou euaiou kai tou iebousaiou 5 itaque filii Israhel habitaverunt in medio Chananei et Hetthei et Amorrei et Ferezei et Evei et Iebusei   5 Als nu de kinderen Israëls woonden in het midden der Kanaänieten, der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten; [5] Maar de Israëlieten die midden tussen de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten woonden,   [5] Maar toen de Israëlieten eenmaal tussen de volken van Kanaän woonden, te weten de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten, 3:5 Toen de kinderen Israëls gezeten waren midden tussen de Kanaäniet,- de Chitiet, de Amoriet en de Periziet, de Chiviet en Jeboesiet, 5. Et les Israélites habitèrent au milieu des Cananéens, des Hittites, des Amorites, des Perizzites, des Hivvites et des Jébuséens;

King James Bible . [5] And the children of Israel dwelt among the Canaanites, Hittites, and Amorites, and Perizzites, and Hivites, and Jebusites:
Luther-Bibel . 5 Als nun die Israeliten wohnten unter den Kanaanitern, Hetitern, Amoritern, Perisitern, Hiwitern und Jebusitern,

Tekstuitleg van Re 3,5 .

Re 3,6 - Re 3,6 . Andere volken in Israël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,1 - Re 3,2 - Re 3,3 - Re 3,4 - Re 3,5 - Re 3,6 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
6kai elabon tas thugateras autôn eautois eis gunaikas kai tas thugateras autôn edôkan tois uiois autôn kai elatreusan tois theois autôn  6 et duxerunt uxores filias eorum ipsique filias suas eorum filiis tradiderunt et servierunt diis eorum   6 Zo namen zij zich derzelver dochters tot vrouwen, en gaven hun dochters aan derzelver zonen; en zij dienden derzelver goden. [6] huwden met vrouwen uit die volken en lieten hun eigen dochters trouwen met mannen uit die volken en vereerden hun goden. Otniël   [6] namen ze hun dochters tot vrouw en gaven ze hun eigen dochters aan de zonen van die volken, en dienden hun goden. 3:6 hebben zij hun dochters voor zich tot vrouw genomen en hun eigen dochters weggegeven aan hún zonen,- en zijn ze hun goden gaan dienen. • 6. ils épousèrent leurs filles, ils donnèrent leurs propres fils à leurs filles et ils servirent leurs dieux.

King James Bible . [6] And they took their daughters to be their wives, and gave their daughters to their sons, and served their gods.
Luther-Bibel . 6 nahmen sie deren Töchter zu Frauen und gaben ihre Töchter deren Söhnen und dienten deren Göttern.Der

Tekstuitleg van . Re 3,6 .

2. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

11. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

12. ´êlohe(j)hèm (hun God) . ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (66) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (19) . Latere Profeten (12) . 12 Kleine Profeten (13) . Geschriften (11) . Re (6) : (1) Re 3,6 . (2) Re 3,7 . (3) Re 8,34 . (4) Re 9,27 . (5) Re 16,23 . (6) Re 16,24 .

Re 3,7-11 : Otniël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,7-11 -- Re 3,7 - Re 3,8 - Re 3,9 - Re 3,10 - Re 3,11 -

Re 3,7 - Re 3,7 . Otniël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,7-11 -- Re 3,7 - Re 3,8 - Re 3,9 - Re 3,10 - Re 3,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
7kai epoièsan oi uioi israèl to ponèron enanti kuriou kai epelathonto kuriou theou autôn kai elatreusan tais baalim kai tois alsesin  7 feceruntque malum in conspectu Domini et obliti sunt Dei sui servientes Baalim et Astharoth wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH wajjisjëkëchû ´èth JHWH ´êlohe(j)hèm  wajja`abhëdû ´èth habbë`âlîm 7 En de kinderen Israëls deden, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en vergaten den HEERE, hun God, en zij dienden de Baäls en de bossen. [7] De Israëlieten deden wat de heer mishaagt: zij vergaten de heer hun God en vereerden de baäls en de astarten.   [7] De Israëlieten deden wat slecht is in de ogen van de HEER: ze vergaten de HEER, hun God, en dienden de Baäls en de Asjera's. 3:7 De kinderen Israëls doen wat kwaad is in de ogen van de Ene en vergeten de Ene, hun God; zij dienen de baäls en de asjera's. 7. Les Israélites firent ce qui est mal aux yeux de Yahvé. Ils oublièrent Yahvé leur Dieu pour servir les Baals et les Ashéras.

King James Bible . [7] And the children of Israel did evil in the sight of the LORD, and forgat the LORD their God, and served Baalim and the groves.
Luther-Bibel . 7 Und die Israeliten taten, was dem HERRN missfiel, und vergaßen den HERRN, ihren Gott, und dienten den Baalen und den Ascheren.

a. wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH
b. wajjisjëkëchû ´èth JHWH ´êlohe(j)hèm
c. wajja`abhëdû ´èth habbë`âlîm

Tekstuitleg van Re 3,7 . Het vers Re 3,7 telt 16 (2² X 2²) woorden en 68 (2² X 17) letters . De getalwaarde van Re 3,7 is 4682 (2 X 2341) . Het vers bestaat uit 3 nevenschikkende zinnen . Het werkw. is een imperf. consecutivum . Het onderwerp is hetzelfde in de drie zinnen ; in de eerste zin wordt het uitdrukkelijk vermeld : de Israëlieten . Hierna volgt het lijdend voorwerp , telkens ingeleid door ´èth . In de eerste twee nevensvchikkende zinnen is het JHWH , in de derde nevenschikkende zin is het de tegenpool van JHWH nl. baäls en astartes . Het eerste deel van de verzen (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 6,1 is identiek (met uitzondering van Re 6,1 , waarin de accusatiefaanduiding ´èth ontbreekt) : wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (en de Israëlieten deden het kwade in de ogen van JHWH) .
Het versdeel vormt de overgang naar de 1ste 'grote' profeet ( Re 3,7) , nl. Otniël en de 4de grote profeet (Re 6,1) nl. Gideon . In het woord en de eigennaam jishërâ´el (Israël) zit de klank ra` (slecht, kwaad, boos, misdadig) . Het werkw. `âbhad (werken, dienen) en het woord ba`al / bâ`al (Baäl, meester) hebben 2 van de 3 medekl. gemeenschappelijk (ajin , beth) .
7X wordt gezegd dat de Israëlieten het kwade in de ogen van JHWH deden : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 6,1 OF opnieuw deden : (1) Re 3,12 . (2) Re 4,1 . (3) Re 10,6 . (4) Re 13,1 . Met een dergelijke zin worden de rechters ingeleid (Re 2,11) of wordt de overgang naar een 'grote' profeet gedaan : (1) Otniël (Re 3,7) . (2) Ehud (Re 3,12) . (3) Barak-Debora (Re 4,1) . (4) Gideon (Re 6,1) . (5) Jefta (Re 10,6) . (6) Simson (Re 13,1) .
Door het wonen in Israël ontstaat een nieuwe situatie : samenwonen met andere volken , die de plaatselijke goden baäls en astartes vereren . De aantrekkingskracht van de inheemse volken is groot . Er heeft een zekere assimilatie plaats . Dat is een bedreiding voor de eredienst aan JHWH .

Re 3,7.1. wajja`äshû (en zij maakten, en zij deden) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . Tenakh (83) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (23) . Re (3) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 6,1 . (4) Re 9,27 . (5) Re 21,23 .

Re 3,7.2. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) van het zelfst. naamw. ben (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re (9) : (1) Re 3,2 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,8 . (4) Re 3,9 . (5) Re 3,12 . (6) Re 3,13 . (7) Re 3,14 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,27 .

Re 3,7.3. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 3 (13) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,2 . (3) Re 3,4 . (4) Re 3,5 . (5) Re 3,7 . (6) Re 3,8 . (7) Re 3,9 . (8) Re 3,10 . (9) Re 3,12 . (10) Re 3,13 . (11) Re 3,14 . (12) Re 3,15 . (13) Re 3,27 .

Re 3,7.2. - 3. bëne(j) jishërâ´el (Israëlieten) . Tenakh (109) . Re (21/101 en 21/133) : (1) Re 2,6 . (2) Re 2,11 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,14 . (7) Re 3,15 . (8) Re 3,27 . (9) Re 4,3 . (10) Re 6,1 . (11) Re 6,6 . (12) Re 6,7 . (13) Re 10,15 . (14) Re 20,3 . (15) Re 20,19 . (16) Re 20,23 . (17) Re 20,24 . (18) Re 20,27 . (19) Re 20,30 . (20) Re 20,35 . (21) Re 21,18 .

Re 3,7.1. - 3. wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el (en de Israëlieten deden) . Tenakh (5) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 6,1 . (4) 2 Kr 30,21 . (5) 2 Kr 35,17 .

Re 3,7.4. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

Re 3,7.5. hâra` (het slechte) < bepaald lidw. + zelfst. naamw. ra` (slecht, kwaad, boos, misdadig) . Taalgebruik in Tenakh : ra` (slecht, kwaad, boos, misdadig) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 270 (2 X 3³ X 5) . Structuur : 2 - 7 . ra` is het tegenoversgestelde van goed . Goed - slecht ; goed - kwaad . Kwaad in de betekenis van boos worden om iets dat gedaan werd . We zouden kunnen spreken van goed-doener en slecht-doener , maar we gebruiken evenwel wel-doener . We spreken niet van slecht-doener of kwaad- doener , maar wel van een mis-dadiger (mis -doen) of een boos-doener . Tenakh (101) . Pentateuch (22) . Eerdere Profeten (44) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (19) . Joz (1) . Re (7) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 . 1 S (2) . 2 S (1) . 1 K (10) . 2 K (23) .

Re 3,7.4. - 5. ´èth hâra` (het slechte) . Tenakh (6) : (1) Dt 17,2 . (2) Dt 31,29 . (3) Re 2,11 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,12 . (6) 2 K 21,15 .

Re 3,7.1. - 5. wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el ´èth hâra` (en de Israëlieten deden het slechte) . Tenakh (2) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . Het kwaad doen in de ogen van JHWH zal de toorn van JHWH (Re 3,8) doen ontbranden . Het kwaad doen in de ogen van JHWH is een eerste stap in een proces . Het ontbranden van de toorn van JHWH is een tweede stap in het proces .

Re 3,7.6. bë`e(j)ne(j) (in de ogen van) < prefix voorzetsel bë + stat. constr. mann. mv. van het zelfst. naamw. `ajin (oog, bron) . Taalgebruik in Tenakh : `ajin (oog, bron) . Taalgebruik in Jesaja : `ajin (oog, bron) . De getalwaarde van ajin is : ajin = 16 of 70 , jod = 10 , nun = 14 of 50 . Totaal : 40 (2 X 2 X 2 X 5) of 130 (2 X 5 X 13) . Structuur : 7 - 1 - 5 . Gr. ofthalmos (oog) . Taalgebruik in het NT : ofthalmos (oog) . Taalgebruik in de LXX : ofthalmos (oog) . Lat. oculus . Fr. oeil (yeux) . E. eye . Ned. oog . D. Aug . Een vorm van ofthalmos (oog) in de LXX (678) , in het NT (100) . Tenakh (158) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (78) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (31) . Joz (3) . Re (9) . 1 S (10) . 2 S (7) . 1 K (19) . 2 K (30) . Re (9) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 . (8) Re 14,3 . (9) Re 14,7 .

Re 3,7.7. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,7.6. - 7. bë`e(j)ne(j) JHWH (in de ogen van JHWH) . Tenakh (93/158 en 93/5193) . Pentateuch (15/35) . Gn (3) . Lv (1) . Nu (2) . Dt (9) . Eerdere Profeten (55/78) . Re (7) . 1 S (3) . 2 S (2) . 1 K (14/19) . 2 K (29/30) . Re (7/9 en 7/122) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 .

Re 3,7.5. - 7. hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (54/93) . Pentateuch (5) . Nu (1) : Nu 32,13 . Dt (4) : (1) Dt 4,25 . (2) Dt 9,18 . (3) Dt 17,2 . (4) Dt 31,29 . Eerdere Profeten (38/52) . Re (7) . 1 S (1) . 1 K (10) . 2 K (20) . Re (7) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 .

Re 3,7.4. - 7. ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (5) : (1) Dt 17,2 . (2) Dt 31,29 . (3) Re 2,11 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,12 .

Re 3,7.1. - 7. wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (de Israëlieten deden het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (2) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . Zie nog : wajja`äshû bëne(j) jishërâ´el hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (de Israëlieten deden het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (1) : Re 6,1 .

Re 3,7.8. wajjisjëkëchû (en zij vergaten) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. sjâkhach (vergeten) . Taalgebruik in Tenakh : sjâkhach (vergeten) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , kaph = 11 of 20 , chet = 8 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 328 (2³ X 41) . Structuur : 3 - 2 - 8 . Tenakh (3) : (1) Re 3,7 . (2) 1 S 12,9 . (3) Ps 78,11 . Het is de enigste maal in Re dat dit werkw. wordt gebruikt .

Re 3,7.9. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

Re 3,7.10. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,7.9. - 10. ´èth JHWH . Tenakh (216) . Re (8) : (1) Re 2,7 . (2) Re 2,10 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,13 . (5) Re 3,7 . (6) Re 8,34 . (7) Re 10,6 . (8) Re 10,16 .

Re 3,7.8. - 10. wajjisjëkëchû ´èth JHWH (en zij vergaten JHWH) . Tenakh (2) : (1) Re 3,7 . (2) 1 S 12,9 .

Re 3,7.11. ´êlohe(j)hèm (hun God) . ´èlohîm (God) . Taalgebruik in Tenakh : ´èlohîm (God) . Getalwaarde : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; he = 5 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 86 (2 X 43) . Structuur : 1 - 3 -5 -1 - 4 . De verkorte vorm van de godsnaam ´èlohîm is ´èl . Getalwaarde is : aleph = 1 ; lamed = 12 of 30 ; totaal 13 of 31 (spiegelbeeld) . Structuur : 1 - 3 . Tenakh (66) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (19) . Latere Profeten (12) . 12 Kleine Profeten (13) . Geschriften (11) . Re (6) : (1) Re 3,6 . (2) Re 3,7 . (3) Re 8,34 . (4) Re 9,27 . (5) Re 16,23 . (6) Re 16,24 .

Re 3,7.9. - 11. ´èth JHWH ´êlohe(j)hèm (JHWH, hun God) . Tenakh (8) : (1) Ex 10,7 . (2) Re 3,7 . (3) Re 8,34 . (4) 1 S 12,9 . (5) 1 K 9,9 . (6) 2 Kr 34,33 . (7) Jr 3,21 . (8) Hos 3,5 .

Re 3,7.8. - 11. wajjisjëkëchû ´èth JHWH ´êlohe(j)hèm (en zij vergaten JHWH , hun God) . Tenakh (2) : (1) Re 3,7 . (2) 1 S 12,9 .

Re 3,7.12. w-`-b-d-w . (1) act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. wajja`abhëdû (en ziju dienden) . (2) act. qal jussief 3de pers. mann. mv. wëja`abhëdû (en zij moeten dienen) . (3) act. hifil 3de pers. mann. mv; wajja`äbhidû (en zij deden dienen) van het werkw. `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . Tenakh (20) : (1) Ex 1,13 . (2) Ex 10,7 . (3) Dt 29,25 . (4) Joz 24,2 . (5) Re 2,7 . (6) Re 2,11 . (7) Re 2,13 . (8) Re 3,6 . (9) Re 3,7 . (10) Re 3,8 . (11) Re 3,14 . (12) Re 10,6 . (13) Re 10,16 . (14) 1 S 7,4 . (15) 1 S 8,8 . (16) 2 K 17,12 . (17) 2 K 17,16 . (18) Ps 106,36 . (19) Job 36,11 . (20) 2 Kr 24,18 .

Re 3,7.13. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

Re 3,7.14. habbë`âlîm < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. mann. mv. van het zelfst. naamw. ba`al / bâ`al (Baäl, meester) . Taalgebruik in Tenach : ba`al / bâ`al (Baäl, meester) . Getalwaarde : beth = 2 , ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 102 (2 X 3 X 17) . Structuur : 2 - 7 - 3 . Tenakh (13) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 8,33 . (4) Re 10,6 . (5) Re 10,10 . (6) 1 S 7,4 . (7) 1 S 12,10 . (8) 1 K 18,18 . (9) Jr 2,23 . (10) Jr 9,13 . (11) Hos 2,15 . (12) Hos 2,19 . (13) 2 Kr 34,4 .

Re 3,7.12. - 14 . wajja`abhëdû ´èth habë`âlîm (en zij dienden de baäls) . Tenakh (3) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 10,6 .

Re 3,8 - Re 3,8 . Otniël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,7-11 -- Re 3,7 - Re 3,8 - Re 3,9 - Re 3,10 - Re 3,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
8kai ôrgisthè thumô kurios en tô israèl kai apedoto autous eis cheiras chousarsathôm basileôs surias potamôn kai edouleusan autô oktô etè  8 iratusque Dominus contra Israhel tradidit eos in manus Chusanrasathaim regis Mesopotamiae servieruntque ei octo annis   8 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Israël; en Hij verkocht hen in de hand van Cuschan Rischataim, koning van Mesopotamië; en de kinderen Israëls dienden Cuschan Rischataim acht jaren. [8] Daarop ontbrandde de toorn van de heer tegen Israël. Hij gaf het prijs aan Kusan-Risataïm, de koning van Edom, en acht jaar bleven de Israëlieten aan Kusan-Risataïm onderworpen.   [8] De HEER werd woedend op de Israëlieten en leverde ze uit aan Kusan-Risataïm, de koning van Aram-Naharaïm; acht jaar moesten ze hem dienen. 3:8 Dan ontbrandt de toorn van de Ene tegen Israël,- en verkoopt hij hen in de hand van Koesjan Risjatajim, koning van Aram Tweestromen,- dan dienen de kinderen Israëls Koesjan Risjatajim acht jaren lang. 8. Alors la colère de Yahvé s'enflamma contre Israël, il les livra aux mains de Kushân-Risheatayim, roi d'Édom, et les Israélites furent asservis à Kushân-Risheatayim pendant huit ans.

King James Bible . [8] Therefore the anger of the LORD was hot against Israel, and he sold them into the hand of Chushan-rishathaim king of Mesopotamia: and the children of Israel served Chushan-rishathaim eight years.
Luther-Bibel . 8 Da entbrannte der Zorn des HERRN über Israel und er verkaufte sie in die Hand Kuschan-Rischatajims, des Königs von Mesopotamien; und so diente Israel dem Kuschan-Rischatajim acht Jahre.

Tekstuitleg van Re 3,8 . Het vers Re 3,8 telt 16 (2² X 2²) woorden en 80 (2² X 2² X 5) letters . De getalwaarde van Re 3,8 is 6531 (3 X 7 X 311) .

Re 3,8.1. wajjichar ( hij ontbrandde ) . Qal imperfectum 3de pers. enk. van het werkwoord chârah (branden, ontbranden) . Taalgebruik in Tenakh : (chârâh ( branden, ontbranden) . Getalwaarde : chet = 8, resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 213 (3 X 71) . Structuur : 8 - 2 - 5 . In toorn ontbranden . vergrammen < gram , Gr. chromos (ge-grom) . Het woord duidde eerst een geluid aan , en uit een begrip 'grommen' ontstond dat van vertoornd . Toorn betekent een heftige gemoedsbeweging , vandaar evenzeer 'toorn' als 'hevig verdriet' . Gr. thumos . Ned. toorn . Gr. perilupos : zeer bedroefd . Bijbel (9) . OT (5) . NT (4) . Gn 4,6 (hina ti perilupos egenou = waarom werd jij zeer bedroefd) en Ps 42,6 (hina ti perilupôs ei = waarom ben je bedroefd) komen in de LXX sterk met elkaar overeen . Tenakh (50) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (11) . Eerdere Profeten (18) : (1) Joz 7,1 . (2) Re 2,14 . (3) Re 2,20 . (4) Re 3,8 . (5) Re 9,30 . (6) Re 10,7 . (7) Re 14,19 . (8) 1 S 11,6 . (9) 1 S 15,11 . (10) 1 S 17,28 . (11) 1 S 18,8 . (12) 1 S 20,30 . (13) 2 S 3,8 . (14) 2 S 6,7 . (15) 2 S 6,8 . (16) 2 S 12,5 . (17) 2 S 13,21 . (18) 2 K 13,3 .

Re 3,8.2. ´aph / ´âph (toorn, woede) . Taalgebruik in Tenakh : ´aph / ´âph (toorn, woede) . Getalwaarde : ajin 16 of 70 , pe = 17 of 80 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 150 (2 X 3 X 5²) . Structuur : 7 - 8 . Gr. orgè (toorn) . Taalgebruik in het NT : orgè (toorn) . Taalgebruik in de LXX : orgè (toorn) . Lat. ira . Fr. colère . D. Zorn . E. anger . Een vorm van orgè (toorn) in de LXX (305) , in het NT (36) . Tenakh (166) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (21) . Latere Profeten (34) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (76) . Re (5) : (1) Re 2,14 . (2) Re 2,20 . (3) Re 3,8 . (4) Re 5,29 . (5) Re 10,7 .

Re 3,8.3. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

2. - 3. ´aph JHWH (toorn van JHWH) . Tenakh (40) . Re (4) : (1) Re 2,14 . (2) Re 2,20 . (3) Re 3,8 . (4) Re 10,7 .

Re 3,8.1. - 3. wajjichar ´aph JHWH (en de toorn van JHWH ontbrandde) . Tenakh (17) : (1) Ex 4,14 . (2) Nu 11,10 . (3) Nu 12,9 . (4) Nu 25,3 . (5) Nu 32,10 . (6) Nu 32,13 . (7) Dt 29,26 . (8) Joz 7,1 . (9) Re 2,14 . (10) Re 2,20 . (11) Re 3,8 . (12) Re 10,7 . (13) 2 S 6,7 . (14) 2 K 13,3 . (15) 1 Kr 13,10 . (16) 2 Kr 25,15 . (17) Ps 106,40 .

Re 3,8.4. bëjishërâ´el (in/tegen Israël) . jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in 2 K : jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Jesaja: jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Amos : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (118) . Pentateuch (22) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (16) . Re (21) : (1) Re 2,14 . (2) Re 2,20 . (3) Re 3,8 . (4) Re 5,2 . (5) Re 5,7 . (6) Re 5,8 . (7) Re 5,11 . (8) Re 6,4 . (9) Re 10,7 . (10) Re 11,39 . (11) Re 14,4 . (12) Re 17,6 . (13) Re 18,1 . (14) Re 18,19 . (15) Re 19,1 . (16) Re 20,6 . (17) Re 20,10 . (18) Re 20,21 . (19) Re 20,31 . (20) Re 21,3 . (21) Re 21,25 .

Re 3,8.1. - 4. wajjichar ´aph JHWH bëjishërâ´el (en de toorn van JHWH ontbrandde tegen Israël) .Tenakh (7) : (1) Nu 25,3 . (2) Nu 32,13 . (3) Re 2,14 . (4) Re 2,20 . (5) Re 3,8 . (6) Re 10,7 . (7) 2 K 13,3 .

Re 3,8.5. wajjimëkërem (en hij verkoopt hen) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het werkw. mâkhar (verkopen) . Taalgebruik in Tenakh : mâkhar (verkopen) . Getalwaarde : meml = 13 of 40 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 260 (2² X 5 X 13) . Structuur : 4 - 2 - 2 . Tenakh (4) : (1) Re 2,14 . (2) Re 3,8 . (3) Re 4,2 . (4) Re 10,7 .

6. bëjad (in de hand van) < bë + zelfst. naamw. jâd (hand) . Taalgebruik in Tenakh : jâd (hand) . Letterwaarde : jod = 10 . daleth = 4 . Totaal 14 (2 X 7) . Structuur : 1 - 4 . Tenakh (270) . Pentateuch (45) . Eerdere Profeten (86) . Latere Profeten (66) . 12 Kleine Profeten (10) . Geschriften (63) . Re (14) : (1) Re 2,14 . (2) Re 2,23 . (3) Re 3,4 . (4) Re 3,8 . (5) Re 4,2 . (6) Re 4,9 . (7) Re 6,1 . (8) Re 7,16 . (9) Re 7,20 . (10) Re 10,7 . (11) Re 11,21 . (12) Re 13,1 . (13) Re 15,12 . (14) Re 15,18 .

Re 3,8.5. - 6. wajjimëkërem bëjad (en hij verkoopt hen in de hand van) . Tenakh (3) : (1) Re 2,14 . (2) Re 3,8 . (3) Re 10,7 .

Re 3,8.1. - 6. wajjichar ´aph JHWH bëjishërâ´el wajjimëkërem bëjad (en de toorn van JHWH ontbrandde tegen Israël en Hij verkocht hen) . Tenakh (2) : (1) Re 3,8 . (2) Re 10,7 .

Re 3,8.9. mèlèkh (koning) . Taalgebruik in Tenakh : mèlèkh (koning) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) . Structuur : 4 - 3 - 2 . Tenakh (816) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (345) . Latere Profeten (188) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (203) . Joz (37) . Re (22) . 1 S (29) . 2 S (18) . 1 K (82) . 2 K (157) . Re (22) : (1) Re 3,8 . (2) Re 3,10 . (3) Re 3,12 . (4) Re 3,14 . (5) Re 3,15 . (6) Re 3,17 . (7) Re 4,2 . (8) Re 4,17 . (9) Re 4,23 . (10) Re 4,24 . (11) Re 9,8 . (12) Re 9,14 . (13) Re 11,12 . (14) Re 11,13 . (15) Re 11,14 . (16) Re 11,17 . (17) Re 11,19 . (18) Re 11,25 . (19) Re 11,28 . (20) Re 17,6 . (21) Re 18,1 . (22) Re 21,25 .

10. ´ärâm (Aram) . Taalgebruik in Tenakh : ´ärâm (Aram) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 2 - 4 . Hij is de vijfde zoon van Sem . Tenakh (118) . Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (24) . Re (3) : (1) Re 3,8 . (2) Re 3,10 . (3) Re 10,6 .

Re 3,9 - Re 3,9 . Otniël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,7-11 -- 1021) Re 3,7 - Re 3,8 - Re 3,9 - Re 3,10 - Re 3,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
9kai ekekraxan oi uioi israèl pros kurion kai ègeiren kurios sôtèra tô israèl kai esôsen autous ton gothonièl uion kenez adelfon chaleb ton neôteron autou kai eisèkousen autou  9 et clamaverunt ad Dominum qui suscitavit eis salvatorem et liberavit eos Othonihel videlicet filium Cenez fratrem Chaleb minorem   9 Zo riepen de kinderen Israëls tot den HEERE; en de HEERE verwekte den kinderen Israëls een verlosser, die hen verloste, Othniël, zoon van Kenaz, broeder van Kaleb, die jonger was dan hij. [9] Toen riepen de Israëlieten de heer aan, en de heer liet een redder optreden om Israël te bevrijden; het was Otniël, de Kenizziet, een jongere broer van Kaleb.   [9] De Israëlieten riepen de HEER te hulp, en de HEER zond iemand om hen te bevrijden: Otniël, een zoon van Kalebs jongere broer Kenaz. 3:9 De kinderen Israëls schreeuwen tot de Ene en de Ene doet voor de kinderen Israëls een bevrijder opstaan die hen bevrijdt: Otniël, zoon van Kenaz, de broer van Kaleb die jonger is dan hij. 9. Alors les Israélites crièrent vers Yahvé et Yahvé suscita aux Israélites un sauveur qui les libéra, Otniel fils de Qenaz, frère cadet de Caleb.

King James Bible . [9] And when the children of Israel cried unto the LORD, the LORD raised up a deliverer to the children of Israel, who delivered them, even Othniel the son of Kenaz, Caleb's younger brother.
Luther-Bibel . 9 Da schrien die Israeliten zu dem HERRN, und der HERR erweckte ihnen einen Retter, der sie errettete, Otniël, den Sohn des Kenas, des jüngsten Bruders von Kaleb.

Tekstuitleg van Re 3,9 . Het vers Re 3,9 telt 19 woorden en 76 (2² X 19) letters ; verhouding 1 op 4 . De getalwaarde van Re 3,9 is 4084 (2² X 1021) .

1. וַיִֹזְעָקוּ = wajjizë`âqû (en zij klaagden) < prefix wë + act. ind. imperf. 3de pers. mv. van het werkw. זָעַק = zâ`aq (schreien, klagen) . Taalgebruik in Tenakh : zâ`aq (schreigen, klagen) . Getalwaarde : zajin = 7 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 177 (3 X 59) . Structuur : 7 - 7 - 1 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (1) : Ex 2,23 . (2) Joz 8,16 . (3) Re 3,9 . (4) Re 3,15 . (5) Re 6,6 . (6) Re 10,10 . (7) 1 S 5,10 . (8) 1 S 12,8 . (9) 1 S 12,10 . (10) Ez 27,30 . (11) Jon 1,5 . (12) Ps 107,13 . (13) Ps 107,19 . (14) Neh 9,4 . (15) 2 Kr 32,20 .

2. stat. constructus mann. mv. בְּנֵי = bëne(j) = (zonen van) OF ... + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. enk. בָּנַי / בָּנָי = bânaj / bânâj (mijn zonen) van het zelfst. naamw. בֵּן / בִּן / בֶּן = ben / bin / bèn (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalswaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . De som van de elementen is 7 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (233) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

3. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 3 (13) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,2 . (3) Re 3,4 . (4) Re 3,5 . (5) Re 3,7 . (6) Re 3,8 . (7) Re 3,9 . (8) Re 3,10 . (9) Re 3,12 . (10) Re 3,13 . (11) Re 3,14 . (12) Re 3,15 . (13) Re 3,27 .

2. - 3. bëne(j) jishërâ´el (Israëlieten) . Tenakh (109) . Re (21) . Re 2 : (1) Re 2,6 . (2) Re 2,11 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,14 . (7) Re 3,15 . (8) Re 3,27 . (9) Re 4,3 . (10) Re 6,1 . (11) Re 6,6 . (12) Re 6,7 . (13) Re 10,15 . (14) Re 20,3 . (15) Re 20,19 . (16) Re 20,23 . (17) Re 20,24 . (18) Re 20,27 . (19) Re 20,30 . (20) Re 20,35 . (21) Re 21,18 . Eventueel ook Re 10,10 .

1. - 3. wajjizë´äqû bëne(j) jishërâ´el (Israëlieten) . Tenakh (3) : (1) Re 3,9 . (2) Re 3,15 . (3) Re 6,6 . (4) Re 10,10 . In dezelfde verzen telkens met ´èl JHWH (naar JHWH, tot JHWH) .

5. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

4. - 5. ´èl JHWH (naar JHWH, tot JHWH) . Tenakh (160) . Re () : (1) Re 3,9 . (2) Re 3,15 . (3) Re 4,3 . (4) Re 6,6 . (5) Re 6,7 . (6) Re 10,10 . (7) Re 10,15 . (8) Re 11,35 . (9) Re 11,36 . (10) Re 13,8 . (11) Re 15,18 . (12) Re 16,28 . (13) Re 20,1 . (14) Re 21,5 (2X) . (15) Re 21,5 .

Re 3,9.6. w-j-q-m . qûm (opstaan) . Taalgebruik in Tenakh : qûm (opstaan) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) . Structuur : 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4 . (1) wajjâqâm (en hij stond op) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. (2) wajjaqèm (en hij deed opstaan) < wë + act. hiufil 3de pers. mann. enk. . Tenakh (125) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (76) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (19) . Re (21) : (1) Re 2,10 . (2) Re 2,16 . (3) Re 3,9 . (4) Re 3,15 Re 3,15 . (5) Re 3,20 . (6) Re 8,21 . (7) Re 9,34 . (8) Re 9,35 . (9) Re 9,43 . (10) Re 10,1 . (11) Re 10,3 . (12) Re 13,11 . (13) Re 16,3 . (14) Re 19,3 . (15) Re 19,5 . (16) Re 19,7 . (17) Re 19,9 . (18) Re 19,10 . (19) Re 19,27 . (20) Re 19,28 . (21) Re 20,8 .
- act. ind. imperf. 3de pers. enk. ηγειρεν = ègeiren (hij wekte op) van het werkw. εγειρω = egeirô (opwekken) . Taalgebruik in het NT : egeirô (wekken) . Taalgebruik in de LXX : egeirô (wekken) . Taalgebruik in Mc : egeirô (wekken) . Taalgebruik in Lc : egeirô (wekken) . Bijbel (27) . OT (7) : (1) Re 2,16 . (2) Re 2,18 . (3) Re 3,9 . (4) Re 3,15 . (5) Re 7,19 . (6) 1 K 11,14 . (7) Jr 51,11 . NT (20) . Mc (2) : (1) Mc 1,31 . (2) Mc 9,27 . Lc (1) : Lc 1,69 . Joh (3) : (1) Joh 12,1 . (2) Joh 12,9 . (3) Joh 12,17 . Hnd (10) : (1) Hnd 3,7 . (2) Hnd 3,15 . (3) Hnd 4,10 . (4) Hnd 5,30 . (5) Hnd 10,26 . (6) Hnd 10,40 . (7) Hnd 12,7 . (8) Hnd 13,22 . (9) Hnd 13,30 . (10) Hnd 13,37 .  Brieven (4) : (1) Rom 10,9 . (2) 1 Kor 6,14 . (3) 1 Kor 15,15 . (4) 1 Tes 1,10 . Een vorm van εγειρω = egeirô (opwekken) in de LXX (57) , in het NT (143) , in Lc in 18 verzen : (1) Lc 1,69 . (2) Lc 3,8 . (3) Lc 5,23 . (4) Lc 5,24 . (5) Lc 6,8 . (6) Lc 7,14 . (7) Lc 7,16 . (8) Lc 7,22 . (9) Lc 8,54 . (10) Lc 9,7 . (11) Lc 9,22 . (12) Lc 11,8 . (13) Lc 11,31 . (14) Lc 13,25 . (15) Lc 20,37 . (16) Lc 21,10 . (17) Lc 24,6 . (18) Lc 24,34 . In de LXX is een vorm van εγειρω = egeirô de vertaling van 17 verschillende Hebreeuwse woorden .

egeirô (opwekken) bijbel O.T. NT Mt Mc Lc Joh Hnd Br Apk syn. ev.
ind imperf. 3de pers. enk. ègeiren 27  20    10   

Re 3,9.7. יהוה = JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalswaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,9.6. - 7. wajjaqèm JHWH (en JHWH deed opstaan) . Tenakh (6) : (1) Re 2,16 . (2) Re 3,9 . (3) Re 3,15 . (4) 1 K 8,20 . (5) 1 K 10,14 . (6) 2 Kr 6,10 .

12. אֵת / אֶת = ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Latere Profeten (860) . 12 Kleine Profeten (207) . Geschriften (967) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . 3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

13. `âthënî´el (Otniël) . Taalgebruik in Tenakh : `âthënî´el (Otniël) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , thaw = 22 of 400 , nun = 14 of 50 , jod = 10 , aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 75 (3 X 5²) OF 561 (3 X 11 X 17) . Strructuur : 7 - 4 - 5 - 1 - 3 . Tenakh (5) : (1) Joz 15,17 . (2) Re 1,13 . (3) Re 3,9 . (4) Re 3,11 . (5) 1 Kr 4,13 .

Re 3,9.15. qënaz (Kenaz) Taalgebruik in Tenakh : qënaz (Kenaz) . Getalwaarde = qoph = 19 of 100 , nun = 14 of 50 , zajin = 9 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 159 (3 X 53) . Structuur : 1 - 5 - 9 . Tenakh (9) : (1) Gn 36,15 . (2) Gn 36,42 . (3) Joz 15,17 . (4) Re 1,13 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,11 . (7) 1 Kr 1,36 . (8) 1 Kr 1,53 . (9) 1 Kr 4,13 .

Re 3,9.17. k-l-b . (1) persoonsnaam kâlebh (Kaleb) . (2) zelfst. naamw. kèlebh (hond) . (3) këlebh (als een hart) < kë + lebh (hart) . Taalgebruik in Tenakh : kâlebh (Kaleb) . Getalwaarde : kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 , beth = 2 ; totaal : 25 (5²) OF 52 ( 2 X 26) . (52 is het aantal weken in een jaar) . Structuur : 2 - 3 - 2 . Tenakh (38) . Re (5) : (1) Re 1,12 . (2) Re 1,13 . (3) Re 1,14 . (4) Re 1,15 . (5) Re 3,9 .

16. - 17. achî kâlebh (broer van Kaleb) . Tenakh (3) : (1) Joz 15,17 . (2) Re 1,13 . (3) Re 3,9 .

Re 3,10 - Re 3,10 . Otniël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,7-11 -- Re 3,7 - Re 3,8 - Re 3,9 - Re 3,10 - Re 3,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
10kai egeneto ep' auton pneuma kuriou kai ekrinen ton israèl kai exèlthen epi ton polemon kai paredôken kurios en cheiri autou ton chousarsathôm basilea surias kai ekrataiôthè è cheir autou epi ton chousarsathôm  10 fuitque in eo spiritus Domini et iudicavit Israhel egressusque est ad pugnam et tradidit Dominus in manu eius Chusanrasathaim regem Syriae et oppressit eum   10 En de Geest des HEEREN was over hem, en hij richtte Israël, en toog uit ten strijde; en de HEERE gaf Cuschan Rischataim, den koning van Syrië, in zijn hand, dat zijn hand sterk werd over Cuschan Rischataim. [10] Gedreven door de geest* van de heer trad hij op als rechter in Israël en voerde hij oorlog tegen Kusan-Risataïm. De heer leverde de koning van Edom aan Otniël over en zo kreeg deze hem in zijn macht.  [10] Gedreven door de geest van de HEER trad hij op als rechter over Israël. Hij trok ten strijde, en de HEER leverde koning Kusan-Risataïm van Aram aan hem uit, zodat hij hem een zware nederlaag kon toebrengen. 3:10 Over hem geschiedt de geest van de Ene en hij wordt richter van Israël; hij trekt uit ten oorlog en de Ene geeft hem Koesjan Risjatajim, koning van Aram, in de hand; hij heeft de overhand op Koesjan Risjatajim 10. L'esprit de Yahvé fut sur lui; il devint juge d'Israël et se mit en campagne. Yahvé livra entre ses mains Kushân-Risheatayim, roi d'Édom, et il triompha de Kushân-Risheatayim.

King James Bible . [10] And the Spirit of the LORD came upon him, and he judged Israel, and went out to war: and the LORD delivered Chushan-rishathaim king of Mesopotamia into his hand; and his hand prevailed against Chushan-rishathaim.
Luther-Bibel . 10 Und der Geist des HERRN kam auf ihn, und er wurde Richter in Israel und zog aus zum Kampf. Und der HERR gab den König von Mesopotamien Kuschan-Rischatajim in seine Hand, sodass seine Hand über ihn stark wurde.

Tekstuitleg van Re 3,10 . Het vers Re 3,10 telt 20 (2² X 5) woorden en 86 (2 X 43) letters . De getalwaarde van Re 3,10 is 7025 (5 X 5 X 281) . De Israëlieten gedroegen zich slecht (Re 3,7) . Daarop werd JHWH boos en strafte hen (Re 3,8) . Hierop riepen de Israëlieten tot JHWH om bevrijding (Re 3,9a) . Een bevrijder trad op in de rechter Otniël (Re 3,9b-11) . Hij was de eerste rechter in Israël .

Re 3,10.1. - 2. waththëhî (en zij was) `âlâ(j)w (over hem) . Tenakh (5) : (1) Nu 24,2 . (2) Re 3,10 . (3) 1 S 19,23 . (4) 2 K 3,15 . (5) Ez 1,3 .

Re 3,10.3. rûach (geest) . Taalgebruik in Tenakh : rûach (geest) . Taalgebruik in Rechters : rûach (geest) . Getalwaarde : resj = 20 of 200 . waw = 6 . chet = 8 . Totaal : 34 (2 X 17) of 214 (2 X 107) . Structuur : 2 - 6 - 8 . LXX : pneuma (geest) . Taalgebruik in de Septuaginta : pneuma (geest) . Taalgebruik in het NT : pneuma (geest) . Lat. spiritus . Fr. esprit . E. spirit . Ned. geest . D. Geist . Een vorm van pneuma (geest) in het NT (379) , in de LXX (382) . rûach (geest) in Tenakh (204) . Pentateuch (19) . Re (7) : (1) Re 3,10 . (2) Re 9,23 . (3) Re 11,29 . (4) Re 13,25 . (5) Re 14,6 . (6) Re 14,19 . (7) Re 15,14 . In 6 verzen gaat het om rûach JHWH (de geest van JHWH) behalve in Re 9,23 waar het gaat om rûach râ`âh (een slechte geest) .
- wërûach (en een geest) . Tenakh (39) . Re (1) Re 6,34 .
Zo is er in Rechters 7X sprake van rûach JHWH (de geest van JHWH) en 1X van rûach râ`âh (een slechte geest) . In Rechters werden bepaalde rechters door de geest van JHWH bezield waardoor zij het volk van Israël konden bevrijden van hun vijanden : 1. Otniël (Re 3,10) . 2. Gideon (Re 6,34) . 3. Jefta (Re 11,29) . 4. Simson (Re 14,6 . Re 14,19 . Re 15,14) .

Re 3,10.4. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,10.3. - 4. rûach JHWH (de geest van JHWH) . Tenakh (23) (niet in de Pentateuch) : (1) Re 3,10 . (2) Re 11,29 . (3) Re 13,25 . (4) Re 14,6 . (5) Re 14,19 . (6) Re 15,14 . (7) 1 S 10,6 . (8) 1 S 16,13 . (9) 1 S 19,9 . (10) 2 S 23,2 . (11) 1 K 22,24 . (12) 2 K 2,15 . (13) 2 Kr 18,23 . (14) 2 Kr 20,14 . (15) Js 11,2 . (16) Js 40,7 . (17) Js 40,13 . (18) Js 59,19 . (19) Js 63,14 . (20) Ez 11,5 . (21) Hos 13,15 . (22) Mi 2,7 . (23) Mi 3,8 . wërûach JHWH (en de geest van JHWH) . Tenakh (3) : (1) Re 6,34 . (2) 1 S 16,14 . (3) 1 K 18,12 .

Re 3,10.1. - 4. waththëhî `âlâ(j)w rûach ´èlohîm (en de geest van God was over / op hem) . Tenakh (2) : (1) Nu 24,2 . (2) 1 S 19,23 : waththëhî `âlâ(j)w gâm hû´ rûach ´èlohîm (en de geest van God was over / op hem, ook op hem) .
- waththëhî `âlâ(j)w rûach JHWH (en de geest van JHWH was over / op hem) . Tenakh (1) Re 3,10 .
-- waththëhî rûach JHWH râ`âh ´èl sjâ´ûl (en een slechte geest van JHWH was over / op Saul) . Tenakh (1) 1 S 19,9 .
-- waththëhî `al jiphëthâch rûach JHWH (en de geest van JHWH was over / op Jefta) . Tenakh (1) Re 11,29 .
-- hâjëthâh `âlâ(j)w rûach JHWH (en de geest van JHWH zal zijn over / op hem) . Tenakh : (12) 2 K 2,15 . (14) 2 Kr 20,14 (rûach ´èlohîm = de geest van God) .
- waththëhî `âlâ(j)w jâd JHWH (en de hand van JHWH was op hem) . Tenakh (2) : (1) 2 K 3,15 . (2) Ez 1,3 : waththëhî `âlâ(j)w sjâm jâd JHWH (en de hand van JHWH was daar op hem) .

Re 3,10.5. wajjisjëpot (en hij richtte) < verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Taalgebruik in Tenakh : sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) . Getalwaarde : sjin = 21 of 300 , pe = 17 of 80 , tet = 9 ; totaal : 47 OF 389 (priemgetal) . Tenakh (14) : (1) Gn 19,9 . (2) Ex 5,21 . (3) Re 3,10 (Otniël) . (4) Re 10,2 (Tola) . (5) Re 10,3 (Jaïer) . (6) Re 12,7 (Jefta) . (7) Re 12,8 (1ste maal Ivtsan) . (8) Re 12,9 (2de maal Ivtsan) . (9) Re 12,11 (2X Elon) . (10) Re 12,13 (1ste maal Avdon) . (11) Re 12,14 (2de maal Avdon) . (12) Re 15,20 (1ste maal Simson) . (13) 1 S 7,6 (1ste maal Samuël) . (14) 1 S 7,15 (2de maal Samuël) . In 10 verzen in Re . In 7 verzen staat wajjisjëpot (hij richtte) op de 1ste plaats in het vers : (1) Re 10,2 . (2) Re 12,7 . (3) Re 12,8 . (4) Re 12,11 . (5) Re 12,13 . (6) Re 15,20 . (7) 1 S 7,15 .
Een vorm van sjâphat (richten, rechtspreken, beslissen) in Re in 13 verzen (14X) . (1) Re 4,4 : sjophëtâh (zij is richtende) ´èth jishërâ´el (Israël) nl. Debora . (2) Re 11,27 : jisjëpot JHWH (JHWH richtte) . (3) Re 16,31 : sjâphat ´èth jishërâ´el (hij richtte Israël) ; een eerste vermelding van Simson die richtte staat in Re 15,20 . Van de 13 verzen (14X) in Re gaat het in 12 verzen (13X) over een 'richter' .
In Re 12,11 wordt 2X gezegd dat Elon Israël richtte . 2X Avdon in Re 12,13 en Re 12,14 . Ook 2X Simson in Re 15,20 en Re 16,31 . In totaal wordt in Re over 9 personen gezegd dat zij richtten . In 1 S wordt wajjisjëpot (en hij richtte) 2X vermeld , maar het gaat telkens om Samuël . In Re en 1 S worden 10 personen genoemd die richtten . Over Ehud , Samgar , Gideon , ( Abimelek) wordt niet gezegd dat zij richtten .

Re 3,10.6. ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

Re 3,10.7. jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 3 (13) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,2 . (3) Re 3,4 . (4) Re 3,5 . (5) Re 3,7 . (6) Re 3,8 . (7) Re 3,9 . (8) Re 3,10 . (9) Re 3,12 . (10) Re 3,13 . (11) Re 3,14 . (12) Re 3,15 . (13) Re 3,27 .

Re 3,10.5. - 7. wajjisjëpot ´èth jishërâ´el (en hij richtte Israël) . Tenakh (7) : (1) Re 3,10 . (2) Re 10,2 . (3) Re 10,3 . (4) Re 12,9 . (5) Re 12,11 . (6) Re 12,14 . (7) Re 15,20 . In deze 7 verzen volgt ´èth jishërâ´el (Israël) onmiddellijk op wajjisjëphot (en hij richtte) . Slechts in 2 van deze verzen staat wajjisjëpot (en hij richtte) op de 1ste plaats . In 2 verzen staat het onderwerp tussen het werkw. en het lijdend voorwerp ´èth jishërâ´el (Israël) : (1) Re 12,7 : ... jiphëthach (Jefta) ... (2) 1 S 7,15 : ... sjëmû´el (Samuël) ... In 3 verzen staat de bepaling ´acharâ(j)w (na hem) na het werkw. wajjisjëpot (en hij richtte) en voor het lijdend voorwerp ´èth jishërâ´el (Israël) : (1) Re 12,8 . (2) Re 12,11 . (3) Re 12,13 . In 1 S 7,6 lezen we ´èth bëne(j) jishërâ´el (de zonen van Israël) in plaats van ´èth jishërâ´el (Israël) .

Re 3,10.10. wajjiththen (en hij zal geven) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. nâthan (geven) . Taalgebruik in Tenakh : nâthan (geven) . Getalwaarde : nun = 14 of 50 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 503 of 500 . Structuur : 5 - 4 - 5 . Gr. didômi (geven) . Taalgebruik in de Septuaginta : didômi (geven) . Taalgebruik in het NT : didômi (geven) . Lat. dare / donare - donum : geven - gave , gift . Fr. donner - don : geven - gave . D. geben . E. to give . Tenakh (185) . Pentateuch (73) . Eerdere Profeten (62) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (41) . Re (8) : (1) Re 1,4 . (2) Re 1,13 . (3) Re 1,15 . (4) Re 3,10 . (5) Re 7,16 . (6) Re 11,21 . (7) Re 14,9 . (8) Re 14,19 .

Re 3,10.11. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,10.10. - 11. wajjiththen JHWH (en JHWH geeft) . Tenakh (18) : (1) Ex 11,3 . (2) Dt 3,3 . (3) Dt 6,22 . (4) Dt 9,10 . (5) Joz 10,30 . (6) Joz 10,32 . (7) Joz 21,43 . (8) Re 1,4 . (9) Re 3,10 . (10) Re 11,21 . (11) Rt 4,13 . (12) 1 S 1,27 . (13) 1 S 12,18 . (14) 2 S 4,8 . (15) 2 S 16,8 . (16) 2 S 24,15 . (17) 2 K 13,5 . (18) 2 Kr 212,14 .

10. - 12. wajjiththen JHWH bëjâdô (en JHWH geeft in zijn hand) . Tenakh (1) : Re 3,10 . Zie ook : wajjiththënem JHWH bëjâdô (en JHWH geeft hen in zijn hand) . Tenakh (1) : Re 11,32 .

Re 3,10.16. mèlèkh (koning) . Taalgebruik in Tenakh : mèlèkh (koning) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) . Structuur : 4 - 3 - 2 . Tenakh (816) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (345) . Latere Profeten (188) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (203) . Joz (37) . Re (22) . 1 S (29) . 2 S (18) . 1 K (82) . 2 K (157) . Re (22) : (1) Re 3,8 . (2) Re 3,10 . (3) Re 3,12 . (4) Re 3,14 . (5) Re 3,15 . (6) Re 3,17 . (7) Re 4,2 . (8) Re 4,17 . (9) Re 4,23 . (10) Re 4,24 . (11) Re 9,8 . (12) Re 9,14 . (13) Re 11,12 . (14) Re 11,13 . (15) Re 11,14 . (16) Re 11,17 . (17) Re 11,19 . (18) Re 11,25 . (19) Re 11,28 . (20) Re 17,6 . (21) Re 18,1 . (22) Re 21,25 .

17. ´ärâm (Aram) . Taalgebruik in Tenakh : ´ärâm (Aram) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , mem = 13 of 40 ; totaal : 34 (2 X 17) OF 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 2 - 4 . Hij is de vijfde zoon van Sem . Tenakh (118) . Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (24) . Re (3) : (1) Re 3,8 . (2) Re 3,10 . (3) Re 10,6 .

Re 3,11 - Re 3,11 . Otniël - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,7-11 -- Re 3,7 - Re 3,8 - Re 3,9 - Re 3,10 - Re 3,11 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
11kai èsuchasen è gè etè pentèkonta kai apethanen gothonièl uios kenez  11 quievitque terra quadraginta annis et mortuus est Othonihel filius Cenez   11 Toen was het land veertig jaren stil, en Othniël, de zoon van Kenaz, stierf. [11] Veertig jaar had het land rust. Toen stierf Otniël, de Kenizziet. Ehud   [11] Veertig jaar had het land rust. Toen stierf Otniël. 3:11 en het land heeft veertig jaar rust; dan sterft Otniël, de zoon van Kenaz. • 11. Le pays fut alors en repos pendant quarante ans. Puis Otniel, fils de Qenaz, mourut.

King James Bible . [11] And the land had rest forty years. And Othniel the son of Kenaz died.
Luther-Bibel . 11 Da hatte das Land Ruhe vierzig Jahre. Und Otniël, der Sohn des Kenas, starb.Die Richter Ehud und

Tekstuitleg van Re 3,11 . Het vers Re 3,11 telt 8 (2³) woorden en 33 (3 X 11) letters . De getalwaarde van Re 3,11 is 3015 ((3² X 5 X 67) . Na de bevrijding door Otniël kende het land rust .



- Re 3,12-30 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -

- Ausloos Hans , Een rechter met twee rechterhanden . Het verhaal van Ehud in Rechters 3,12-30 , in : Debel Hans , Verbonden door het boek . Bijbelse essays voor Paul Kevers , Averbode , 2011 , p. 77-91 .

Re 3,12 - Re 3,12 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
12kai prosethento oi uioi israèl poièsai to ponèron enanti kuriou kai enischusen kurios ton eglôm basilea môab epi ton israèl dia to pepoièkenai autous to ponèron enanti kuriou  12 addiderunt autem filii Israhel facere malum in conspectu Domini qui confortavit adversum eos Eglon regem Moab quia fecerunt malum in conspectu eius   12 Maar de kinderen Israëls voeren voort te doen, dat kwaad was in de ogen des HEEREN; toen sterkte de HEERE Eglon, den koning der Moabieten, tegen Israël, omdat zij deden, wat kwaad was in de ogen des HEEREN. [12] Weer deden de Israëlieten wat de heer mishaagt. Daarop gaf de heer aan Eglon, de koning van Moab, macht over Israël, omdat de Israëlieten deden wat de heer mishaagt.   [12] Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER. Daarom zette de HEER koning Eglon van Moab aan om de wapens tegen Israël op te nemen. 3:12 De kinderen Israëls gaan door met het doen van wat kwaad is in de ogen van de Ene; sterk maakt de Ene over Israël Eglon, de koning van Moab, omdat zij hebben gedaan wat kwaad is in de ogen van de Ene. 12. Les Israélites recommencèrent à faire ce qui est mal aux yeux de Yahvé et Yahvé fortifia Églôn, roi de Moab, contre Israël, parce qu'ils faisaient ce qui est mal aux yeux de Yahvé.

King James Bible . [12] And the children of Israel did evil again in the sight of the LORD: and the LORD strengthened Eglon the king of Moab against Israel, because they had done evil in the sight of the LORD.
Luther-Bibel . 12 Aber die Israeliten taten wiederum, was dem HERRN missfiel. Da machte der HERR den Eglon, den König der Moabiter, stark gegen Israel, weil sie taten, was dem HERRN missfiel.

a. wajjosiphû bëne(j) jishërâ´el la`äshôth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH

Tekstuitleg van Re 3,12 . Het vers Re 3,12 telt 22 (2 X 11) woorden en 81 (3² X 3²) lertters . De getalwaarde van Re 3,12 is 4861 (priemgetal) .

Re 3,12.1. wajjosiphû (en zij voegden toe) < wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. jâsaph (toevoegen) . Taalgebruik in Tenakh : jâsaph (toevoegen) . Getalwaarde : jod = 10 , samekh = 15 of 60 , pe = 17 of 80 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 150 (2 X 3 X 5²) . Structuur : 1 - 6 - 8 . Tenakh (9) . Pentateuch (1) . Eerdere Profeten () . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (0) . Eerdere Profeten (7) : (1) Re 3,12 . (2) Re 4,1 . (3) Re 10,6 . (4) Re 13,1 . (5) Re 20,22 . (6) 2 S 3,34 . (7) 2 S 5,22 .

2. stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) van het zelfst. naamw. ben (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (436) . Re (101) . Re (9) : (1) Re 3,2 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,8 . (4) Re 3,9 . (5) Re 3,12 . (6) Re 3,13 . (7) Re 3,14 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,27 .

Re 3,12.5. הָרַע = hâra` (het slechte) < bepaald lidw. + zelfst. naamw. רַע = ra` (slecht, kwaad, boos, misdadig) . Taalgebruik in Tenakh : ra` (slecht, kwaad, boos, misdadig) . Getalswaarde : resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 270 (2 X 3³ X 5) . Structuur : 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (101) . Pentateuch (22) . Eerdere Profeten (44) . Latere Profeten (15) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (19) . Joz (1) . Re (7) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 . 1 S (2) . 2 S (1) . 1 K (10) . 2 K (23) : (1) 2 K 3,2 . (2) 2 K 8,18 . (3) 2 K 8,27 . (4) 2 K 13,2 . (5) 2 K 13,11 . (6) 2 K 14,24 . (7) 2 K 15,9 . (8) 2 K 15,18 . (9) 2 K 15,24 . (10) 2 K 15,28 . (11) 2 K 17,2 . (12) 2 K 17,17 . (13) 2 K 21,2 . (14) 2 K 21,6 . (15) 2 K 21,9 . (16) 2 K 21,11 . (17) 2 K 21,15 . (18) 2 K 21,16 . (19) 2 K 21,20 . (20) 2 K 23,32 . (21) 2 K 23,37 . (22) 2 K 24,9 . (23) 2 K 24,19 .

Re 3,12.6. בְּעֵינֵי = bë`e(j)ne(j) (in de ogen van) < prefix voorzetsel bë + stat. constr. mann. mv. van het zelfst. naamw. עַיִן = `ajin (oog, bron) . Stat. constr. עֵין = ´e(j)n . Taalgebruik in Tenakh : `ajin (oog, bron) . De getalwaarde van ajin is : ajin = 16 of 70 , jod = 10 , nun = 14 of 50 . Totaal : 40 (2 X 2 X 2 X 5) of 130 (2 X 5 X 13) . Structuur : 7 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (158) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (78) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (31) Joz (3) . Re (9) . 1 S (10) . 2 S (7) . 1 K (19) . 2 K (30) . Re (9) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 . (8) Re 14,3 . (9) Re 14,7 .
- Grieks : nom. mann. enk. οφθαλμος = ofthalmos (oog) . Taalgebruik in het NT : ofthalmos (oog) . Taalgebruik in de LXX : ofthalmos (oog) . Een vorm van οφθαλμος = ofthalmos (oog) in de LXX (678) , in het NT (100) .
- Ned. : oog (misschien uit Lat. ok , de k wordt g) . Arabisch : `ain (oog) . Taalgebruik in de Qoran : `ain (oog) . `ain (oog) . D. : Aug . E. : eye (het klinkt als het Hebreeuwse ´ajin) . Fr. oeil (yeux) . Grieks : οφθαλμος = ofthalmos (oog) . Taalgebruik in het NT : ofthalmos (oog) . Hebreeuws : עַיִן = `ajin (oog, bron) . Stat. constr. עֵין = ´e(j)n . Taalgebruik in Tenakh : `ajin (oog, bron) . Lat. : oculus .

Re 3,12.7. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,12.6. - 7. בְּעֵינֵי יהוה = bë`e(j)ne(j) JHWH (in de ogen van JHWH) . Tenakh (93) . Pentateuch (15) . Gn (3) . Lv (1) . Nu (2) . Dt (9) . Eerdere Profeten (55) . Re (7) . 1 S (3) . 2 S (2) . 1 K (14) . 2 K (29) . Re (7) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 3,12 . (4) Re 4,1 . (5) Re 6,1 . (6) Re 10,6 . (7) Re 13,1 .

Re 3,12.4. - 7. אֶת הָרַע בְּעֵינֵי יהוה = ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (5) : (1) Dt 17,2 . (2) Dt 31,29 . (3) Re 2,11 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,12 .

Re 3,12.1. - 7.

Re 3,12.9. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,12.12. mèlèkh (koning) . Taalgebruik in Tenakh : mèlèkh (koning) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) . Structuur : 4 - 3 - 2 . Tenakh (816) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (345) . Latere Profeten (188) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (203) . Joz (37) . Re (22) . 1 S (29) . 2 S (18) . 1 K (82) . 2 K (157) . Re (22) : (1) Re 3,8 . (2) Re 3,10 . (3) Re 3,12 . (4) Re 3,14 . (5) Re 3,15 . (6) Re 3,17 . (7) Re 4,2 . (8) Re 4,17 . (9) Re 4,23 . (10) Re 4,24 . (11) Re 9,8 . (12) Re 9,14 . (13) Re 11,12 . (14) Re 11,13 . (15) Re 11,14 . (16) Re 11,17 . (17) Re 11,19 . (18) Re 11,25 . (19) Re 11,28 . (20) Re 17,6 . (21) Re 18,1 . (22) Re 21,25 .

Re 3,12.12 - 14 . wajja`abhëdû ´èth habë`âlîm (en zij dienden de baäls) . Tenakh (3) : (1) Re 2,11 . (2) Re 3,7 . (3) Re 10,6 .

Re 3,12.22. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,12.19 - 22. אֶת הָרַע בְּעֵינֵי יהוה = ´èth hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (5) : (1) Dt 17,2 . (2) Dt 31,29 . (3) Re 2,11 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,12 .

Re 3,13 - Re 3,13 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
13kai prosègagen pros auton pantas tous uious ammôn kai amalèk kai eporeuthè kai epataxen ton israèl kai eklèronomèsen tèn polin tôn foinikôn  13 et copulavit ei filios Ammon et Amalech abiitque et percussit Israhel atque possedit urbem Palmarum   13 En hij vergaderde tot zich de kinderen Ammons en de Amalekieten en hij toog heen, en sloeg Israël, en zij namen de Palmstad in bezit. [13] Eglon wist de Ammonieten en Amalekieten op zijn hand te krijgen; samen trokken zij op tegen Israël, versloegen het en namen de Palmenstad* in.  [13] Eglon wist ook de Ammonieten en de Amalekieten op zijn hand te krijgen. In een gezamenlijke aanval versloegen ze Israël en maakten zich meester van de Palmstad. 3:13 Hij verzamelt tot zich de zonen van Amon en Amalek,- gaat heen en verslaat Israël; zo beërven zij Palmenstad. 13. Églôn s'adjoignit les fils d'Ammon et Amaleq, marcha contre Israël, le battit et s'empara de la ville des Palmiers.

King James Bible . [13] And he gathered unto him the children of Ammon and Amalek, and went and smote Israel, and possessed the city of palm trees.
Luther-Bibel . 13 Und er sammelte zu sich die Ammoniter und die Amalekiter und zog hin und schlug Israel und nahm die Palmenstadt ein.

Tekstuitleg van Re 3,13 .

Re 3,14 - Re 3,14 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
14kai edouleusan oi uioi israèl tô eglôm basilei môab etè deka oktô  14 servieruntque filii Israhel Eglon regi Moab decem et octo annis   14 En de kinderen Israëls dienden Eglon, koning der Moabieten, achttien jaren. [14] Achttien jaar bleven de Israëlieten onderworpen aan Eglon, de koning van Moab.   [14] Achttien jaar moesten de Israëlieten koning Eglon van Moab dienen. 3:14 De kinderen Israëls dienen Eglon, de koning van Moab, achttien jaar. •• 14. Les Israélites furent asservis à Églôn, roi de Moab, pendant dix-huit ans.

King James Bible . [14] So the children of Israel served Eglon the king of Moab eighteen years.
Luther-Bibel . 14 Und die Israeliten dienten Eglon, dem König der Moabiter, achtzehn Jahre.

Tekstuitleg van Re 3,14 .

7. mèlèkh (koning) . Taalgebruik in Tenakh : mèlèkh (koning) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) . Structuur : 4 - 3 - 2 . Tenakh (816) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (345) . Latere Profeten (188) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (203) . Joz (37) . Re (22) . 1 S (29) . 2 S (18) . 1 K (82) . 2 K (157) . Re (22) : (1) Re 3,8 . (2) Re 3,10 . (3) Re 3,12 . (4) Re 3,14 . (5) Re 3,15 . (6) Re 3,17 . (7) Re 4,2 . (8) Re 4,17 . (9) Re 4,23 . (10) Re 4,24 . (11) Re 9,8 . (12) Re 9,14 . (13) Re 11,12 . (14) Re 11,13 . (15) Re 11,14 . (16) Re 11,17 . (17) Re 11,19 . (18) Re 11,25 . (19) Re 11,28 . (20) Re 17,6 . (21) Re 18,1 . (22) Re 21,25 .

Re 3,15 - Re 3,15 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
15kai ekekraxan oi uioi israèl pros kurion kai ègeiren autois kurios sôtèra ton aôd uion gèra uiou tou iemeni andra amfoterodexion kai apesteilan oi uioi israèl dôra en cheiri autou tô eglôm basilei môab 15 et postea clamaverunt ad Dominum qui suscitavit eis salvatorem vocabulo Ahoth filium Gera filii Iemini qui utraque manu utebatur pro dextera miseruntque filii Israhel per illum munera Eglon regi Moab   15 Toen riepen de kinderen Israëls tot den HEERE, en de HEERE verwekte hun een verlosser, Ehud, den zoon van Gera, een zoon van Jemini, een man, die links was. En de kinderen Israëls zonden door zijn hand een geschenk aan Eglon, den koning der Moabieten. [15] Toen riepen de Israëlieten de heer aan, en de heer liet voor hen een redder optreden. Het was Ehud, de zoon van Gera uit Benjamin, een man die linkshandig was. Eens stuurden de Israëlieten Ehud met de schatting naar Eglon, de koning van Moab.   [15] Toen riepen ze de HEER te hulp, en de HEER zond iemand om hen te bevrijden: Ehud, de zoon van Gera uit de stam Benjamin, een linkshandige. Deze Ehud ging namens de Israëlieten schatting afdragen aan koning Eglon. 3:15 De kinderen Israëls schreeuwen tot de Ene en de Ene doet voor hen opstaan een bevrijder: Ehoed, zoon van Gera zoon van de Jeminiet,- rechterhand, een man met een gebrekkige rechterhand; de kinderen Israëls zenden door zijn hand een broodgift aan Eglon, koning van Moab. 15. Alors les Israélites crièrent vers Yahvé et Yahvé leur suscita un sauveur, Éhud, fils de Géra, Benjaminite, qui était gaucher. Les Israélites le chargèrent de porter le tribut à Églôn, roi de Moab.

King James Bible . [15] But when the children of Israel cried unto the LORD, the LORD raised them up a deliverer, Ehud the son of Gera, a Benjamite, a man lefthanded: and by him the children of Israel sent a present unto Eglon the king of Moab.
Luther-Bibel . 15 Da schrien sie zu dem HERRN, und der HERR erweckte ihnen einen Retter, Ehud, den Sohn Geras, den Benjaminiter; der war linkshändig.Und als die Israeliten durch ihn Tribut sandten an Eglon, den König der Moabiter,

Tekstuitleg van Re 3,15 .

5. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

6. w-j-q-m . qûm (opstaan) . Taalgebruik in Tenakh : qûm (opstaan) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) . Structuur : 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4 . (1) wajjâqâm (en hij stond op) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. (2) wajjaqèm (en hij deed opstaan) < wë + act. hiufil 3de pers. mann. enk. . Tenakh (125) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (76) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (19) . Re (21) : (1) Re 2,10 . (2) Re 2,16 . (3) Re 3,9 . (4) Re 3,15 . (5) Re 3,20 . (6) Re 8,21 . (7) Re 9,34 . (8) Re 9,35 . (9) Re 9,43 . (10) Re 10,1 . (11) Re 10,3 . (12) Re 13,11 . (13) Re 16,3 . (14) Re 19,3 . (15) Re 19,5 . (16) Re 19,7 . (17) Re 19,9 . (18) Re 19,10 . (19) Re 19,27 . (20) Re 19,28 . (21) Re 20,8 .

7. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

26. mèlèkh (koning) . Taalgebruik in Tenakh : mèlèkh (koning) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) . Structuur : 4 - 3 - 2 . Tenakh (816) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (345) . Latere Profeten (188) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (203) . Joz (37) . Re (22) . 1 S (29) . 2 S (18) . 1 K (82) . 2 K (157) . Re (22) : (1) Re 3,8 . (2) Re 3,10 . (3) Re 3,12 . (4) Re 3,14 . (5) Re 3,15 . (6) Re 3,17 . (7) Re 4,2 . (8) Re 4,17 . (9) Re 4,23 . (10) Re 4,24 . (11) Re 9,8 . (12) Re 9,14 . (13) Re 11,12 . (14) Re 11,13 . (15) Re 11,14 . (16) Re 11,17 . (17) Re 11,19 . (18) Re 11,25 . (19) Re 11,28 . (20) Re 17,6 . (21) Re 18,1 . (22) Re 21,25 .

Re 3,16 - Re 3,16 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
16kai epoièsen eautô aôd machairan distomon spithamès to mèkos kai periezôsato autèn upo ton manduan epi ton mèron ton dexion autou  16 qui fecit sibi gladium ancipitem habentem in medio capulum longitudinis palmae manus et accinctus est eo subter sagum in dextro femore   16 En Ehud maakte zich een zwaard, dat twee scherpten had, welks lengte een el was; en hij gordde dat onder zijn klederen, aan zijn rechterheup. 16] Ehud liet een tweesnijdend zwaard maken, een gomed* lang, en hing het op de rechterheup aan zijn gordel, onder zijn kleren.   [16] Maar eerst liet hij zich een kort tweesnijdend zwaard maken dat hij onder zijn kleding verborg, op zijn rechterheup. 3:16 Ehoed maakt zich een zwaard dat twee scherpe kanten heeft, een gomed lang; hij gordt dat onder zijn kleren aan zijn rechter heup. 16. Éhud se fit un poignard à double tranchant, long d'un gomed, et il le ceignit sous son vêtement, sur sa hanche droite.

King James Bible . [16] But Ehud made him a dagger which had two edges, of a cubit length; and he did gird it under his raiment upon his right thigh.
Luther-Bibel . 16 machte sich Ehud einen zweischneidigen Dolch, eine Hand lang, und gürtete ihn unter sein Kleid auf seine rechte Hüfte

Tekstuitleg van Re 3,16 .

Re 3,17 - Re 3,17 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
17kai prosènegken ta dôra tô eglôm basilei môab kai eglôm anèr asteios sfodra  17 obtulitque munera Eglon regi Moab erat autem Eglon crassus nimis   17 En hij bracht aan Eglon, den koning der Moabieten, dat geschenk; Eglon nu was een zeer vet man. [17] Zo ging hij de schatting afdragen aan Eglon, de koning van Moab; Eglon was een zeer zwaarlijvig man.   [17] Nadat hij de schatting aan de vadsig dikke koning Eglon had aangeboden, 3:17 Hij doet de broodgift naderen tot Eglon, de koning van Moab; Eglon is een man zeer welgeschapen. 17. Il offrit donc le tribut à Églôn, roi de Moab. Cet Églôn était très gros.

King James Bible . [17] And he brought the present unto Eglon king of Moab: and Eglon was a very fat man.
Luther-Bibel . 17 und brachte Eglon, dem König der Moabiter, den Tribut. Eglon aber war ein sehr fetter Mann.

Tekstuitleg van Re 3,17 .

5. mèlèkh (koning) . Taalgebruik in Tenakh : mèlèkh (koning) . Getalwaarde : mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 36 (2² X 3²) OF 90 (2 X 3² X 5) . Structuur : 4 - 3 - 2 . Tenakh (816) . Pentateuch (58) . Eerdere Profeten (345) . Latere Profeten (188) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (203) . Joz (37) . Re (22) . 1 S (29) . 2 S (18) . 1 K (82) . 2 K (157) . Re (22) : (1) Re 3,8 . (2) Re 3,10 . (3) Re 3,12 . (4) Re 3,14 . (5) Re 3,15 . (6) Re 3,17 . (7) Re 4,2 . (8) Re 4,17 . (9) Re 4,23 . (10) Re 4,24 . (11) Re 9,8 . (12) Re 9,14 . (13) Re 11,12 . (14) Re 11,13 . (15) Re 11,14 . (16) Re 11,17 . (17) Re 11,19 . (18) Re 11,25 . (19) Re 11,28 . (20) Re 17,6 . (21) Re 18,1 . (22) Re 21,25 .

Re 3,18 - Re 3,18 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
18kai egeneto ôs sunetelesen aôd prosferôn ta dôra kai exapesteilen tous airontas ta dôra  18 cumque obtulisset ei munera prosecutus est socios qui cum eo venerant   18 En het geschiedde, als hij geëindigd had het geschenk te leveren, zo geleidde hij het volk, die het geschenk gedragen hadden; [18] Zodra Ehud hem de schatting overhandigd had, liet hij de mannen die de schatting vervoerd hadden naar huis gaan.   [18] deed hij zijn dragers uitgeleide, 3:18 En het geschiedt, als hij voleindigd heeft de broodgift te doen naderen: hij zendt de manschap heen, de dragers van de broodgift; 18. Une fois le tribut offert, Éhud renvoya les gens qui l'avaient apporté.

King James Bible . [18] And when he had made an end to offer the present, he sent away the people that bare the present.
Luther-Bibel . 18 Und als er den Tribut übergeben hatte, entließ er die Leute, die den Tribut getragen hatten.

Tekstuitleg van Re 3,18 .

1. - 2. wajëhî ka´äsjèr (en het was zoals/zodra) . Tenakh (31) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (11) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (8) . Eerdere Profeten (11) : (1) Joz 4,1 . (2) Joz 4,11 . (3) Joz 5,8 . (4) Re 3,18 . (5) Re 6,27 . (6) Re 8,33 . (7) Re 11,5 . (8) 1 S 8,1 . (9) 1 S 24,2 . (10) 2 S 16,16 . (11) 2 K 14,5 .

Re 3,19 - Re 3,19 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
19kai eglôm anestrepsen apo tôn gluptôn meta tès galgal kai eipen aôd logos moi krufios pros se basileu kai eipen eglôm pasin ek mesou kai exèlthon ap' autou pantes oi parastèkontes autô  19 et reversus de Galgalis ubi erant idola dixit ad regem verbum secretum habeo ad te o rex et ille imperavit silentium egressisque omnibus qui circa eum erant   19 Maar hij zelf keerde wederom van de gesneden beelden, die bij Gilgal waren, en zeide: Ik heb een heimelijke zaak aan u, o koning! dewelke zeide: Zwijg! En allen, die om hem stonden, gingen van hem uit. [19] Maar hij ging zelf terug vanaf de Gebeeldhouwde Stenen in de buurt van Gilgal. Bij Eglon gekomen, zei hij: ‘Koning, ik heb u nog iets te zeggen dat strikt geheim is.’ De koning riep: ‘Stilte!’ en al zijn dienaren verwijderden zich.   [19] maar zelf maakte hij bij de stenen beelden bij Gilgal rechtsomkeert. Hij liet zich bij de koning aandienen met de mededeling dat hij een geheime boodschap voor hem had. Op een wenk van de koning verlieten alle aanwezigen de zaal. 3:19 als hij zelf van bij de kapbeelden bij de Gilgal is teruggekeerd zegt hij: ik heb een verborgen woord voor u, o koning!, en die zegt 'sst!,' en bij hem vandaan gaan allen die bij hem staan. 19. Mais lui-même, arrivé aux Idoles qui sont près de Gilgal, revint et dit : « J'ai un message secret pour toi, ô roi. » Le roi répondit : « Silence! » et tous ceux qui se trouvaient auprès de lui sortirent.

King James Bible . [19] But he himself turned again from the quarries that were by Gilgal, and said, I have a secret errand unto thee, O king: who said, Keep silence. And all that stood by him went out from him.
Luther-Bibel . 19 Er selbst aber kehrte um bei den Steinbildern zu Gilgal und ließ sagen: Ich habe, o König, dir heimlich etwas zu sagen. Der aber gebot: Hinaus! Da gingen hinaus von ihm alle, die um ihn standen.

Tekstuitleg van Re 3,19 .

Re 3,20 - Re 3,20 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
20kai aôd eisèlthen pros auton kai autos ekathèto en tô uperôô tô therinô autou monôtatos kai eipen aôd logos theou moi pros se basileu kai exanestè apo tou thronou eglôm eggus autou  20 ingressus est Ahoth ad eum sedebat autem in aestivo cenaculo solus dixitque verbum Dei habeo ad te qui statim surrexit de throno   20 En Ehud kwam tot hem in, daar hij was zittende in een koele opperzaal, die hij voor zich alleen had; zo zeide Ehud: Ik heb een woord Gods aan u. Toen stond hij op van den stoel. [20] Ehud trad op de koning toe, in de bovenzaal die voor hem alleen was, en zei: ‘Ik heb een woord van God voor u.’ Toen Eglon van zijn troon opstond   [20] Ehud ging naar de koning, die zich had teruggetrokken in de koelte van zijn bovenvertrek, en zei: 'Ik heb voor u een boodschap van God.' Toen de koning opstond van zijn troon, 3:20 Als Ehoed tot hem is gekomen en hij in de koele opkamer is gaan zitten die voor hem alleen is, zegt Ehoed: ik heb een woord van God voor u!- en hij staat op van de troon. 20. Éhud vint vers lui; il était assis dans la chambre haute où l'on prend le frais, qui lui était réservée. Éhud lui dit : « C'est une parole de Dieu que j'ai pour toi, ô roi! » Et celui-ci se leva aussitôt de son siège.

King James Bible . [20] And Ehud came unto him; and he was sitting in a summer parlour, which he had for himself alone. And Ehud said, I have a message from God unto thee. And he arose out of his seat.
Luther-Bibel . 20 Und Ehud kam zu ihm hinein. Er aber saß in dem kühlen Obergemach, das für ihn allein bestimmt war. Und Ehud sprach: Ich habe ein Wort von Gott an dich. Da stand er auf von seinem Thron.

Tekstuitleg van Re 3,20 .

17. w-j-q-m . qûm (opstaan) . Taalgebruik in Tenakh : qûm (opstaan) . Getalwaarde : qoph = 19 of 100 , waw = 6 , mem = 13 of 40 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 146 (2 X 73) . Structuur : 100 - 6 - 40 OF 1 - 6 - 4 . (1) wajjâqâm (en hij stond op) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. (2) wajjaqèm (en hij deed opstaan) < wë + act. hiufil 3de pers. mann. enk. . Tenakh (125) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (76) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (19) . Re (21) : (1) Re 2,10 . (2) Re 2,16 . (3) Re 3,9 . (4) Re 3,15 Re 3,15 . (5) Re 3,20 . (6) Re 8,21 . (7) Re 9,34 . (8) Re 9,35 . (9) Re 9,43 . (10) Re 10,1 . (11) Re 10,3 . (12) Re 13,11 . (13) Re 16,3 . (14) Re 19,3 . (15) Re 19,5 . (16) Re 19,7 . (17) Re 19,9 . (18) Re 19,10 . (19) Re 19,27 . (20) Re 19,28 . (21) Re 20,8 .

Re 3,21 - Re 3,21 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
21kai egeneto ama tou anastènai exeteinen aôd tèn cheira tèn aristeran autou kai elaben tèn machairan apo tou mèrou tou dexiou autou kai enepèxen autèn eis tèn koilian eglôm  21 extenditque Ahoth manum sinistram et tulit sicam de dextro femore suo infixitque eam in ventre eius   21 Ehud dan reikte zijn linkerhand uit, en nam het zwaard van zijn rechterheup, en stak het in zijn buik; [21] greep Ehud met zijn linkerhand het zwaard van zijn rechterheup en stak de koning in de buik.   [21] trok Ehud met zijn linkerhand het zwaard van zijn rechterheup en stak het in Eglons buik. 3:21 Ehoed steekt zijn linkerhand uit en neemt het zwaard weg van zijn rechter heup; dan stoot hij het in zijn buik. 21. Alors Éhud étendit la main gauche, prit le poignard de dessus sa hanche droite et l'enfonça dans le ventre du roi.

King James Bible . [21] And Ehud put forth his left hand, and took the dagger from his right thigh, and thrust it into his belly:
Luther-Bibel . 21 Ehud aber streckte seine linke Hand aus und nahm den Dolch von seiner rechten Hüfte und stieß ihm den in den Bauch, Ochsenstecken und auch er errettete Israel.

Tekstuitleg van Re 3,21 .

Re 3,22 - Re 3,22 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
22kai epeisènegken kai ge tèn labèn opisô tès flogos kai apekleisen to stear kata tès flogos oti ouk exespasen tèn machairan ek tès koilias autou 22 tam valide ut capulus ferrum sequeretur in vulnere ac pinguissimo adipe stringeretur nec eduxit gladium sed ita ut percusserat reliquit in corpore statimque per secreta naturae alvi stercora proruperunt   22 Dat ook het hecht achter het lemmer inging, en het vet om het lemmer toesloot (want hij trok het zwaard niet uit zijn buik), en de drek uitging. [22] Het zwaard drong met lemmet en al in zijn lichaam; het vet sloot zich om het lemmet, omdat Ehud het zwaard er niet uittrok. Daarna verdween hij langs een achteruitgang.   [22] De kling verdween tussen de vetkwabben, die zich daarna ook om het gevest sloten, want Ehud trok het zwaard niet terug maar liep snel de kamer uit, 3:22 Ook het heft komt achter het lemmet aan naar binnen, en het vet sluit zich om het lemmet, want hij heeft het zwaard niet teruggetrokken uit zijn buik; naar buiten komt de drek. 22. La poignée même entra avec la lame et la graisse se referma sur la lame, car Éhud n'avait pas retiré le poignard de son ventre.

King James Bible . [22] And the haft also went in after the blade; and the fat closed upon the blade, so that he could not draw the dagger out of his belly; and the dirt came out.
Luther-Bibel . 22 dass nach der Schneide noch der Griff hineinfuhr und das Fett die Schneide umschloss; denn er zog den Dolch nicht aus seinem Bauch.

Tekstuitleg van Re 3,22 .

Re 3,23 - Re 3,23 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
23kai exèlthen aôd eis tèn prostada kai apekleisen tas thuras tou uperôou ep' auton kai esfènôsen  23 Ahoth autem clausis diligentissime ostiis cenaculi et obfirmatis sera   23 Toen ging Ehud uit van de voorzaal, en sloot de deuren der opperzaal voor zich toe, en deed ze in het slot. [23] Hij ging langs de zuilengang naar buiten. De deur van de bovenzaal had hij afgesloten en gegrendeld.   [23] de galerij op, nadat hij de deuren van het vertrek van binnenuit vergrendeld had. 3:23 Naar buiten gaat Ehoed door de zuilengang; hij sluit eerst de deuren van de opkamer om hem heen en vergrendelt ze. 23. Éhud sortit par les cabinets, il avait fermé derrière lui les portes de la chambre haute et poussé le verrou.

King James Bible . [23] Then Ehud went forth through the porch, and shut the doors of the parlour upon him, and locked them.
Luther-Bibel . 23 Aber Ehud ging zum Nebenraum hinaus, machte die Tür des Obergemachs hinter sich zu und verschloss sie.

Tekstuitleg van Re 3,23 .

Re 3,24 - Re 3,24 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
24kai autos exèlthen kai oi paides autou eisèlthon kai eidon kai idou ai thurai tou uperôou apokekleismenai kai eipan mèpote pros difrous kathètai en tè apochôrèsei tou koitônos  24 per posticam egressus est servique regis ingressi viderunt clausas fores cenaculi atque dixerunt forsitan purgat alvum in aestivo cubiculo   24 Als hij uitgegaan was, zo kwamen zijn knechten, en zagen toe, en ziet, de deuren der opperzaal waren in het slot gedaan; zo zeiden zij: Zeker, hij bedekt zijn voeten in de verkoelkamer. [24] Toen hij weg was en de dienaren van Eglon bij de bovenzaal kwamen, merkten zij dat de deur op slot zat. Zij zeiden: ‘Misschien doet hij zijn behoefte in het koele vertrek.’   [24] Hij was nog niet weg, of de dienaren van de koning kwamen de zaal weer binnen. Ze merkten dat de deuren van het bovenvertrek waren vergrendeld en zeiden tegen elkaar: 'Hij heeft zich zeker weer afgezonderd om zijn behoefte te doen.' 3:24 Als hij is weggegaan en zijn dienaars binnengekomen zijn zien ze het aan en ziedaar, de deuren van de opkamer zijn vergrendeld; en ze zeggen: ach, hij doet in het koele kamertje zijn benen van elkaar... 24. Quand il fut sorti, les serviteurs revinrent et ils regardèrent : les portes de la chambre haute étaient fermées au verrou. Ils se dirent : « Sans doute il se couvre les pieds dans le réduit de la chambre fraîche. »

King James Bible . [24] When he was gone out, his servants came; and when they saw that, behold, the doors of the parlour were locked, they said, Surely he covereth his feet in his summer chamber.
Luther-Bibel . 24 Als er nun hinausgegangen war, kamen die Leute des Königs und sahen, dass die Tür verschlossen war, und sprachen: Er ist vielleicht austreten gegangen in die Kammer am Obergemach.

Tekstuitleg van Re 3,24 .

Re 3,25 - Re 3,25 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
25kai prosemeinan aischunomenoi kai idou ouk èn o anoigôn tas thuras tou uperôou kai elabon tèn kleida kai ènoixan kai idou o kurios autôn peptôkôs epi tèn gèn tethnèkôs 25 expectantesque diu donec erubescerent et videntes quod nullus aperiret tulerunt clavem et aperientes invenerunt dominum suum iacentem in terra mortuum   25 Als zij nu tot schamens toe gebeid hadden, ziet, zo opende hij de deuren der opperzaal niet. Toen namen zij den sleutel en deden open; en ziet, hunlieder heer lag ter aarde dood. [25] Zij bleven wachten, maar ten slotte werden ze met de situatie verlegen, want hij deed de deur van de bovenzaal maar niet open. Toen gingen zij de sleutel halen om de deur open te maken, en daar lag hun meester dood op de grond.   [25] Ze wachtten een hele tijd, maar de deuren van het vertrek werden niet geopend. Ten slotte haalden ze een sleutel en openden de deur van buitenaf – en daar lag hun heer, dood op de grond. 3:25 Ze wachten tot schamens toe, maar zie, niemand die de deuren van de opkamer opent!- ze halen de sleutel, maken open en ziedaar: hun heer, ter aarde gevallen, dood! 25. Ils attendirent indéfiniment, car il n'ouvrait toujours pas les portes de la chambre haute. Ils prirent enfin la clef et ouvrirent : leur maître gisait à terre, mort.

King James Bible . [25] And they tarried till they were ashamed: and, behold, he opened not the doors of the parlour; therefore they took a key, and opened them: and, behold, their lord was fallen down dead on the earth.
Luther-Bibel . 25 Als sie aber allzu lange gewartet hatten und niemand die Tür des Gemachs auftat, nahmen sie den Schlüssel und schlossen auf. Siehe, da lag ihr Herr auf der Erde tot.

Tekstuitleg van Re 3,25 .

Re 3,26 - Re 3,26 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
26kai aôd diesôthè eôs ethorubounto kai ouk èn o prosnoôn autô kai autos parèlthen ta glupta kai diesôthè eis seirôtha  26 Ahoth autem dum illi turbarentur effugit et pertransiit locum Idolorum unde reversus fuerat venitque in Seirath   26 En Ehud ontkwam, terwijl zij vertoefden; want hij ging voorbij de gesneden beelden, en ontkwam naar Sehirath. [26] Omdat zij zo lang gewacht hadden, kon Ehud ontkomen; hij was de Gebeeldhouwde Stenen al voorbij, en was behouden in Seïra aangekomen.  [26] Ehud had van hun getalm gebruik gemaakt om te ontsnappen. Hij passeerde de stenen beelden en ontkwam naar Seïra. 3:26 Ehoed is terwijl zij nog talmen al ontsnapt; hij is overgestoken bij de kapbeelden en ontsnapt naar Seïra. 26. Pendant qu'ils attendaient, Éhud s'était enfui. Il dépassa les Idoles et se mit en sûreté à Ha-Séïra.

King James Bible . [26] And Ehud escaped while they tarried, and passed beyond the quarries, and escaped unto Seirath.
Luther-Bibel . 26 Ehud aber war entronnen, während sie gewartet hatten, und ging an den Steinbildern vorüber und entkam bis nach Seïra.

Tekstuitleg van Re 3,26 .

Re 3,27 - Re 3,27 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
27kai egeneto ènika èlthen kai esalpisen keratinè en orei efraim kai katebèsan sun autô oi uioi israèl kai autos emprosthen autôn  27 et statim insonuit bucina in monte Ephraim descenderuntque cum eo filii Israhel ipso in fronte gradiente   27 En het geschiedde, als hij aankwam, zo blies hij met de bazuin op het gebergte van Efraïm; en de kinderen Israëls togen met hem af van het gebergte, en hij zelf voor hun aangezicht heen. [27] Zodra hij weer op Israëlitisch gebied was, liet hij in het bergland van Efraïm de bazuin blazen. Toen de Israëlieten de bergen afkwamen, stelde hij zich aan het hoofd en zei:   [27] Bij zijn aankomst in het bergland van Efraïm blies hij op de ramshoorn. Onder zijn aanvoering kwamen de Israëlieten uit de bergen. 3:27 Het geschiedt als hij er aankomt dat hij een stoot geeft op de sjofar, daar in het bergland van Efraïm; samen met hem dalen de kinderen Israëls af uit het bergland, hij voor hun aanschijn uit. 27. Sitôt arrivé, il sonna du cor dans la montagne d'Éphraïm et les Israélites descendirent avec lui de la montagne, lui à leur tête.

King James Bible . [27] And it came to pass, when he was come, that he blew a trumpet in the mountain of Ephraim, and the children of Israel went down with him from the mount, and he before them.
Luther-Bibel . 27 Und als er hineinkam, blies er die Posaune auf dem Gebirge Ephraim. Und die Israeliten zogen mit ihm vom Gebirge und er vor ihnen her,

Tekstuitleg van Re 3,27 .

Re 3,28 - Re 3,28 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
28kai eipen pros autous katabainete opisô mou oti paredôken kurios o theos tous echthrous umôn tèn môab en cheiri umôn kai katebèsan opisô autou kai prokatelabonto tas diabaseis tou iordanou tès môab kai ouk afèkan andra diabènai  28 qui dixit ad eos sequimini me tradidit enim Dominus inimicos nostros Moabitas in manus nostras descenderuntque post eum et occupaverunt vada Iordanis quae transmittunt in Moab et non dimiserunt transire quemquam   28 En hij zeide tot hen: Volgt mij na; want de HEERE heeft uw vijanden, de Moabieten, in ulieder hand gegeven. En zij togen af, hem na, en namen de veren van de Jordaan in naar Moab, en lieten niemand overgaan. [28] ‘Volg mij; de heer levert de Moabieten, uw vijanden, aan u over.’ Zij trokken met hem naar beneden en bezetten de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan, zodat geen Moabiet er meer over kon.   [28] Hij zei tegen hen: 'Volg mij, want de HEER heeft uw vijanden, de Moabieten, aan u uitgeleverd.' Ze volgden hem en bezetten de oversteekplaatsen in de Jordaan, zodat er geen Moabiet meer langs kon. 3:28 Hij zegt tot hen: jaagt achter mij aan, want de Ene heeft uw vijanden, Moab dus, in uw hand gegeven! Zij dalen achter hem af en bezetten de oversteekplaatsen van de Jordaan naar Moab; ze hebben niemand de kans gegeven om over te steken. 28. Et il leur dit : « Suivez-moi, car Yahvé a livré votre ennemi, Moab, entre vos mains. » Ils le suivirent donc, coupèrent à Moab le passage des gués du Jourdain et ne laissèrent passer personne.

King James Bible . [28] And he said unto them, Follow after me: for the LORD hath delivered your enemies the Moabites into your hand. And they went down after him, and took the fords of Jordan toward Moab, and suffered not a man to pass over.
Luther-Bibel . 28 und er sprach zu ihnen: Schnell mir nach! Denn der HERR hat die Moabiter, eure Feinde, in eure Hände gegeben! Und sie jagten ihm nach und besetzten die Furten am Jordan, die nach Moab gehen, und ließen niemand hinüber

Tekstuitleg van Re 3,28 .

7. JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

Re 3,29 - Re 3,29 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
29kai epataxan tèn môab en tô kairô ekeinô ôsei deka chiliadas andrôn pantas tous machètas tous en autois kai panta andra dunameôs kai ou diesôthè anèr  29 sed percusserunt Moabitas in tempore illo circiter decem milia omnes robustos et fortes viros nullus eorum evadere potuit   29 En zij sloegen de Moabieten te dier tijd, omtrent tien duizend man, allen vette en allen strijdbare mannen, dat er niet een man ontkwam. [29] Zij hebben toen tienduizend Moabieten gedood, allemaal krachtige, strijdbare mannen; niemand ontkwam.   [29] De Israëlieten versloegen ongeveer tienduizend Moabieten. Hoewel het stuk voor stuk stevige, strijdbare mannen waren, ontkwam er niet een. 3:29 Ze verslaan van Moab te dien tijde zo'n tienduizend man, allen geolied en allen manvolk van kracht; er is niemand ontsnapt. 29. Ils battirent les gens de Moab en ce temps-là, au nombre d'environ dix mille hommes, tous robustes et vaillants, et pas un n'échappa.

King James Bible . [29] And they slew of Moab at that time about ten thousand men, all lusty, and all men of valour; and there escaped not a man.
Luther-Bibel . 29 und erschlugen zu jener Zeit die Moabiter, etwa zehntausend Mann, alles starke und streitbare Männer, sodass auch nicht einer entrann.

Tekstuitleg van Re 3,29 .

Re 3,30 - Re 3,30 . Ehud - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -- Re 3,12 - Re 3,13 - Re 3,14 - Re 3,15 - Re 3,16 - Re 3,17 - Re 3,18 - Re 3,19 - Re 3,20 - Re 3,21 - Re 3,22 - Re 3,23 - Re 3,24 - Re 3,25 - Re 3,26 - Re 3,27 - Re 3,28 - Re 3,29 - Re 3,30 -
Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
30kai enetrapè môab en tè èmera ekeinè upo tèn cheira israèl kai èsuchasen è gè ogdoèkonta etè kai ekrinen autous aôd eôs ou apethanen  30 humiliatusque est Moab die illo sub manu Israhel et quievit terra octoginta annis   30 Alzo werd Moab te dien dage onder Israëls hand te ondergebracht; en het land was stil tachtig jaren. [30] Op die dag moest Moab Israël als zijn meerdere erkennen. Daarna had het land tachtig jaar rust. Samgar   [30] Moab moest die dag buigen voor Israël, en het land had tachtig jaar rust. 3:30 Zo verootmoedigt Moab zich te dien dage onder Israëls hand,- en heeft het land tachtig jaar rust. •• 30. En ce jour-là Moab fut abaissé sous la main d'Israël et le pays fut en repos quatre-vingts ans.

King James Bible . [30] So Moab was subdued that day under the hand of Israel. And the land had rest fourscore years.
Luther-Bibel . 30 So wurden die Moabiter zu jener Zeit unter die Hand Israels gedemütigt. Und das Land hatte Ruhe achtzig Jahre.

Tekstuitleg van Re 3,30 .

Re 3,31 - Re 3,31 . Samgar - bijbeloverzicht -- bijbelverwijzingen -- Re (Rechters) -- Re 3 -- Re 3,1-6 -- Re 3,7-11 -- Re 3,12-30 -

Griekse tekst Vulgaat MT Statenvertaling Willibrordvertaling Nieuwe vertaling Naardense bijbel Bible de Jérusalem
31kai meta touton anestè samegar uios anath kai epataxen tous allofulous eis exakosious andras ektos moschôn tôn boôn kai esôsen autos ton israèl   31 post hunc fuit Samgar filius Anath qui percussit de Philisthim sescentos viros vomere et ipse quoque defendit Israhel   31 Na hem nu was Samgar, een zoon van Anath, die sloeg de Filistijnen, zeshonderd man, met een ossenstok; alzo verloste hij ook Israël. [31] Na Ehud kwam Samgar, de zoon van Anat. Hij doodde zeshonderd Filistijnen met een prikstok voor ossen; zo bevrijdde ook hij Israël.  [31] Na Ehud kwam Samgar, de zoon van Anat. Hij doodde zeshonderd Filistijnen met een ossenprik. Zo bevrijdde ook hij Israël. 3:31 Na hem is Sjamgar, zoon van Anat, er geweest; hij verslaat van de Filistijnen zeshonderd man, met een drijfstok voor ossen; zo bevrijdt ook hij Israël. 31. Après lui il y eut Shamgar, fils d'Anat. Il défit les Philistins au nombre de six cents hommes avec un aiguillon à bœufs, et lui aussi sauva Israël.

King James Bible . [31] And after him was Shamgar the son of Anath, which slew of the Philistines six hundred men with an ox goad: and he also delivered Israel.
Luther-Bibel . 31 Nach ihm kam Schamgar, der Sohn Anats. Der erschlug sechshundert Philister mit einem

Tekstuitleg van Re 3,31 .


SEPTUAGINTA

1kai tauta ta ethnè afèken ièsous ôste peirasai en autois ton israèl pantas tous mè egnôkotas pantas tous polemous chanaan2plèn dia tas geneas tôn uiôn israèl tou didaxai autous polemon plèn oi emprosthen autôn ouk egnôsan auta3tas pente satrapeias tôn allofulôn kai panta ton chananaion kai ton sidônion kai ton euaion ton katoikounta ton libanon apo tou orous tou balaermôn eôs lobôèmath4kai egeneto ôste peirasai en autois ton israèl gnônai ei akousontai tas entolas kuriou as eneteilato tois patrasin autôn en cheiri môusè5kai oi uioi israèl katôkèsan en mesô tou chananaiou kai tou chettaiou kai tou amorraiou kai tou ferezaiou kai tou euaiou kai tou iebousaiou6kai elabon tas thugateras autôn eautois eis gunaikas kai tas thugateras autôn edôkan tois uiois autôn kai elatreusan tois theois autôn7kai epoièsan oi uioi israèl to ponèron enanti kuriou kai epelathonto kuriou theou autôn kai elatreusan tais baalim kai tois alsesin8kai ôrgisthè thumô kurios en tô israèl kai apedoto autous eis cheiras chousarsathôm basileôs surias potamôn kai edouleusan autô oktô etè9kai ekekraxan oi uioi israèl pros kurion kai ègeiren kurios sôtèra tô israèl kai esôsen autous ton gothonièl uion kenez adelfon chaleb ton neôteron autou kai eisèkousen autou10kai egeneto ep' auton pneuma kuriou kai ekrinen ton israèl kai exèlthen epi ton polemon kai paredôken kurios en cheiri autou ton chousarsathôm basilea surias kai ekrataiôthè è cheir autou epi ton chousarsathôm11kai èsuchasen è gè etè pentèkonta kai apethanen gothonièl uios kenez12kai prosethento oi uioi israèl poièsai to ponèron enanti kuriou kai enischusen kurios ton eglôm basilea môab epi ton israèl dia to pepoièkenai autous to ponèron enanti kuriou13kai prosègagen pros auton pantas tous uious ammôn kai amalèk kai eporeuthè kai epataxen ton israèl kai eklèronomèsen tèn polin tôn foinikôn14kai edouleusan oi uioi israèl tô eglôm basilei môab etè deka oktô15kai ekekraxan oi uioi israèl pros kurion kai ègeiren autois kurios sôtèra ton aôd uion gèra uiou tou iemeni andra amfoterodexion kai apesteilan oi uioi israèl dôra en cheiri autou tô eglôm basilei môab16kai epoièsen eautô aôd machairan distomon spithamès to mèkos kai periezôsato autèn upo ton manduan epi ton mèron ton dexion autou17kai prosènegken ta dôra tô eglôm basilei môab kai eglôm anèr asteios sfodra18kai egeneto ôs sunetelesen aôd prosferôn ta dôra kai exapesteilen tous airontas ta dôra19kai eglôm anestrepsen apo tôn gluptôn meta tès galgal kai eipen aôd logos moi krufios pros se basileu kai eipen eglôm pasin ek mesou kai exèlthon ap' autou pantes oi parastèkontes autô20kai aôd eisèlthen pros auton kai autos ekathèto en tô uperôô tô therinô autou monôtatos kai eipen aôd logos theou moi pros se basileu kai exanestè apo tou thronou eglôm eggus autou21kai egeneto ama tou anastènai exeteinen aôd tèn cheira tèn aristeran autou kai elaben tèn machairan apo tou mèrou tou dexiou autou kai enepèxen autèn eis tèn koilian eglôm22kai epeisènegken kai ge tèn labèn opisô tès flogos kai apekleisen to stear kata tès flogos oti ouk exespasen tèn machairan ek tès koilias autou23kai exèlthen aôd eis tèn prostada kai apekleisen tas thuras tou uperôou ep' auton kai esfènôsen24kai autos exèlthen kai oi paides autou eisèlthon kai eidon kai idou ai thurai tou uperôou apokekleismenai kai eipan mèpote pros difrous kathètai en tè apochôrèsei tou koitônos25kai prosemeinan aischunomenoi kai idou ouk èn o anoigôn tas thuras tou uperôou kai elabon tèn kleida kai ènoixan kai idou o kurios autôn peptôkôs epi tèn gèn tethnèkôs26kai aôd diesôthè eôs ethorubounto kai ouk èn o prosnoôn autô kai autos parèlthen ta glupta kai diesôthè eis seirôtha27kai egeneto ènika èlthen kai esalpisen keratinè en orei efraim kai katebèsan sun autô oi uioi israèl kai autos emprosthen autôn28kai eipen pros autous katabainete opisô mou oti paredôken kurios o theos tous echthrous umôn tèn môab en cheiri umôn kai katebèsan opisô autou kai prokatelabonto tas diabaseis tou iordanou tès môab kai ouk afèkan andra diabènai29kai epataxan tèn môab en tô kairô ekeinô ôsei deka chiliadas andrôn pantas tous machètas tous en autois kai panta andra dunameôs kai ou diesôthè anèr30kai enetrapè môab en tè èmera ekeinè upo tèn cheira israèl kai èsuchasen è gè ogdoèkonta etè kai ekrinen autous aôd eôs ou apethanen31kai meta touton anestè samegar uios anath kai epataxen tous allofulous eis exakosious andras ektos moschôn tôn boôn kai esôsen autos ton israèl


VULGAAT

1 hae sunt gentes quas Dominus dereliquit ut erudiret in eis Israhelem et omnes qui non noverant bella Chananeorum 2 et postea discerent filii eorum certare cum hostibus et habere consuetudinem proeliandi 3 quinque satrapas Philisthinorum omnemque Chananeum et Sidonium atque Eveum qui habitabat in monte Libano de monte Baalhermon usque ad introitum Emath 4 dimisitque eos ut in ipsis experiretur Israhelem utrum audiret mandata Domini quae praeceperat patribus eorum per manum Mosi an non 5 itaque filii Israhel habitaverunt in medio Chananei et Hetthei et Amorrei et Ferezei et Evei et Iebusei 6 et duxerunt uxores filias eorum ipsique filias suas eorum filiis tradiderunt et servierunt diis eorum 7 feceruntque malum in conspectu Domini et obliti sunt Dei sui servientes Baalim et Astharoth 8 iratusque Dominus contra Israhel tradidit eos in manus Chusanrasathaim regis Mesopotamiae servieruntque ei octo annis 9 et clamaverunt ad Dominum qui suscitavit eis salvatorem et liberavit eos Othonihel videlicet filium Cenez fratrem Chaleb minorem 10 fuitque in eo spiritus Domini et iudicavit Israhel egressusque est ad pugnam et tradidit Dominus in manu eius Chusanrasathaim regem Syriae et oppressit eum 11 quievitque terra quadraginta annis et mortuus est Othonihel filius Cenez 12 addiderunt autem filii Israhel facere malum in conspectu Domini qui confortavit adversum eos Eglon regem Moab quia fecerunt malum in conspectu eius 13 et copulavit ei filios Ammon et Amalech abiitque et percussit Israhel atque possedit urbem Palmarum 14 servieruntque filii Israhel Eglon regi Moab decem et octo annis 15 et postea clamaverunt ad Dominum qui suscitavit eis salvatorem vocabulo Ahoth filium Gera filii Iemini qui utraque manu utebatur pro dextera miseruntque filii Israhel per illum munera Eglon regi Moab 16 qui fecit sibi gladium ancipitem habentem in medio capulum longitudinis palmae manus et accinctus est eo subter sagum in dextro femore 17 obtulitque munera Eglon regi Moab erat autem Eglon crassus nimis 18 cumque obtulisset ei munera prosecutus est socios qui cum eo venerant 19 et reversus de Galgalis ubi erant idola dixit ad regem verbum secretum habeo ad te o rex et ille imperavit silentium egressisque omnibus qui circa eum erant 20 ingressus est Ahoth ad eum sedebat autem in aestivo cenaculo solus dixitque verbum Dei habeo ad te qui statim surrexit de throno 21 extenditque Ahoth manum sinistram et tulit sicam de dextro femore suo infixitque eam in ventre eius 22 tam valide ut capulus ferrum sequeretur in vulnere ac pinguissimo adipe stringeretur nec eduxit gladium sed ita ut percusserat reliquit in corpore statimque per secreta naturae alvi stercora proruperunt 23 Ahoth autem clausis diligentissime ostiis cenaculi et obfirmatis sera 24 per posticam egressus est servique regis ingressi viderunt clausas fores cenaculi atque dixerunt forsitan purgat alvum in aestivo cubiculo 25 expectantesque diu donec erubescerent et videntes quod nullus aperiret tulerunt clavem et aperientes invenerunt dominum suum iacentem in terra mortuum 26 Ahoth autem dum illi turbarentur effugit et pertransiit locum Idolorum unde reversus fuerat venitque in Seirath 27 et statim insonuit bucina in monte Ephraim descenderuntque cum eo filii Israhel ipso in fronte gradiente 28 qui dixit ad eos sequimini me tradidit enim Dominus inimicos nostros Moabitas in manus nostras descenderuntque post eum et occupaverunt vada Iordanis quae transmittunt in Moab et non dimiserunt transire quemquam 29 sed percusserunt Moabitas in tempore illo circiter decem milia omnes robustos et fortes viros nullus eorum evadere potuit 30 humiliatusque est Moab die illo sub manu Israhel et quievit terra octoginta annis 31 post hunc fuit Samgar filius Anath qui percussit de Philisthim sescentos viros vomere et ipse quoque defendit Israhel


- A

 

- B

- stat. constructus mann. mv. bëne(j) = (zonen van) van het zelfst. naamw. ben (zoon, kind) . Taalgebruik in Tenakh : ben (zoon, kind) . Getalwaarde : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal : 16 (2² X 2²) of 52 (2 X 26) . Structuur : 2 - 5 . Tenakh (1481) . Pentateuch (582) . Eerdere Profeten (355) . Latere Profeten (83) . 12 Kleine P´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

- C

 

- D

 

- E

- ´eth / ´èth (accusatief) . Taalgebruik in Tenakh : ´eth (accusatief) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 23 OF 401 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 . Eerste en laatste letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (5699) . Pentateuch (2002) . Eerdere Profeten (1661) . Re (233) . Re 3 (21) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,6 . (4) Re 3,7 . (5) Re 3,8 . (6) Re 3,9 . (7) Re 3,10 . (8) Re 3,12 . (9) Re 3,13 . (10) Re 3,14 . (11) Re 3,15 . (12) Re 3,17 . (13) Re 3,18 . (14) Re 3,19 . (15) Re 3,21 . (16) Re 3,24 . (17) Re 3,25 . (18) Re 3,26 . (19) Re 3,28 . (20) Re 3,29 . (21) Re 3,31 .

- F

 

- G

 

- H

 

- I

 

- J

- JHWH . Eigennaam van God . Taalgebruik in Tenakh : JHWH . Taalgebruik in Genesis : JHWH . Taalgebruik in 1 Samuël : JHWH . Taalgebruik in Jesaja : JHWH . Taalgebruik in Amos : JHWH . Taalgebruik in Jona : JHWH . Taalgebruik in Sefanja : JHWH . Getalwaarde : jod = 10 , he = 5 , waw = 6 . Totaal : 26 . Structuur : 1 - 5 - 6 - 5 . Tenakh (5193) . Pentateuch (1326) . Eerdere Profeten (1013) . Latere Profeten (1357) . 12 Kleine Profeten (387) . Geschriften (1110) . Re (122) . Re 3 (9) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,4 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,10 . (7) Re 3,12 . (8) Re 3,15 . (9) Re 3,28 .

- jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) . Getalwaarde : jod = 10 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , aleph = 1 , lameth = 12 of 30 ; totaal : 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 - 3 . Gr. israèl (Israël) . Taalgebruik in de LXX : Israèl (Israël) . Taalgebruik in het NT : Israèl (Israël) . Tenakh (2044) . Pentateuch (502) . Eerdere Profeten (765) . Latere Profeten (350) . 12 Kleine Profeten (89) . Geschriften (337) . Re (133) . Re 3 (13) : (1) Re 3,1 . (2) Re 3,2 . (3) Re 3,4 . (4) Re 3,5 . (5) Re 3,7 . (6) Re 3,8 . (7) Re 3,9 . (8) Re 3,10 . (9) Re 3,12 . (10) Re 3,13 . (11) Re 3,14 . (12) Re 3,15 . (13) Re 3,27 .

- bëne(j) jishërâ´el (Israëlieten) . Tenakh (109) . Re (21) . Re 2 : (1) Re 2,6 . (2) Re 2,11 . (3) Re 3,7 . (4) Re 3,8 . (5) Re 3,9 . (6) Re 3,14 . (7) Re 3,15 . (8) Re 3,27 . (9) Re 4,3 . (10) Re 6,1 . (11) Re 6,6 . (12) Re 6,7 . (13) Re 10,15 . (14) Re 20,3 . (15) Re 20,19 . (16) Re 20,23 . (17) Re 20,24 . (18) Re 20,27 . (19) Re 20,30 . (20) Re 20,35 . (21) Re 21,18 .

- K

 

- L

 

- M

 

- N

 

- O

 

- P

 

- Q

 

- R

 

- S - T - U - V - W - X -Y - Z -