SEPTUAGINTA TAALGEBRUIK H
- Deze websitepagina is een onderdeel van de website van Arseen De Kesel http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.html.

Overzicht van Septuaginta : Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta : commentaar ,


- hagios (heilig) . hagios (heilig) . Taalgebruik in het NT : hagios (heilig) . Taalgebruik in Lc : hagios (heilig) . Taalgebruik in Hnd : hagios (heilig) . Taalgebruik in de Septuaginta : hagios (heilig) . Hebr. qâdôsj (heilig) . Taalgebruik in Tenach : qâdôsj (heilig) . Lat. sanctus . Fr. saint . Ned. heilig . D. heilig . E. holy .

- hèkô (komen) . hèkô (komen) . Taalgebruik in de LXX : hèkô (komen) . Taalgebruik in het NT : hèkô (komen) . Een vorm van hèkô (komen) in de LXX (244) , in het NT (25) .
- act. praes. 3de pers. enk. èkei (hij komt) van het werkw. hèkô (komen) . Taalgebruik in de LXX : hèkô (komen) . Taalgebruik in het NT : hèkô (komen) . Een vorm van hèkô (komen) in de LXX (244) , in het NT (25) . Bijbel (59) . OT (44) . NT (4) . Js (2) : (1) Js 37,3 . (2) Js 60,1 .

- hèmera (dag) . hèmera (dag) . Taalgebruik in de Septuaginta : hèmera (dag) . Taalgebruik in het N.T. : hèmera (dag) . Hebr. jôm (dag) . Taalgebruik in Tenach : jôm (dag) . Lat. dies . Ned. dag . D. Tag . E. day . F. jour < Lat. diurnum . Cfr journaal .


- heuriskô (vinden) . heuriskô (vinden) . Taalgebruik in de Septuaginta : heuriskô (vinden) . Taalgebruik in het N.T. : heuriskô (vinden) . Hebr. mâtsâ´ (vinden) . Taalgebruik in Tenach : mâtsâ´ (vinden) . Lat. invenire . Fr. trouver . Du latin populaire *tropare (« composer, inventer un air » d’où « composer un poème », puis « inventer, découvrir »), dérivé de tropus (« figure de rhétorique » ? voir trope). Website : http://fr.wiktionary.org/wiki/trouver . Ned. vinden . D. finden . E. to find .


- horaô (zien) . horaô (zien, verschijnen) . Taalgebruik in de Septuaginta : horaô (zien) . Taalgebruik in het N.T. : horaô (zien) . Hebr. râ´âh (zien, verschijnen) . Taalgebruik in Tenach : râ´âh (zien) . Lat. videre . Fr. voir . Ned. zien . E. to see . D. sehen . pass. Lat. apparere . Fr. apparaître . E. appear . Ned. verschijnen . D. erscheinen . Een vorm van horaô (zien, verschijnen) in N.T. (114) , in de LXX (1539) .

 

- hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in de Septuaginta : hoti (dat, omdat) . Taalgebruik in N.T. : hoti (dat, omdat) .

- hupostrefô (omkeren, terugkeren) . hupostrefô (omkeren, terugkeren) . Taalgebruik in het N.T. : hupostrefô (omkeren, terugkeren) .
In zeven verzen in het O.T. . In zes verzen in het N.T. . In het O.T. : (1) Gn 8,7 . (2) Gn 8,9 . (3) .