- WEBSITEWEGWIJZER - Tenakh TAALGEBRUIK A
-- ´abh (vader) -- ´âbhaq (worstelen) .-- ´ach (broer) -- ´aththâh (jij) -
Overzicht van Tenakh : Tenakh
: overzicht , Tenakh
: taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -
, Tenakh
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Septuaginta
: commentaar ,
Overzicht van het NT : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,
- C-jaar -- Lc
1 , Lc 2 , Lc 3 , Lc 4 , Lc
5 , Lc 6 , Lc 7 , Lc 8 , Lc
9 , Lc 10 , Lc 11 , Lc 12 , Lc 13 , Lc 14 , Lc 15 , Lc 16 , Lc 17 , Lc 18 , Lc 19 , Lc 20 , Lc 21 , Lc 22 , Lc 23 , Lc 24 , 2de
(tweede) zondag van de advent C .
1. Hebreeuwse bijbel | 2. Targumim | 3. LXX (1) , LXX (2) , Griekse tekst N.T. | 4. Vulgata |
5. Statenvertaling | 6. Willibrordvertaling | 7. Nieuwe Vertaling | 8. http://naardensebijbel.nl/zoek.php . |
9. Bible de Jérusalem | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | 12. liturgische lezing | 13. Arabisch : http://wjsn.home.xs4all.nl/arab.htm |
- אַלֶף = ´alèph (aleph)
- . ´aleph (aleph) . De letter אָלֶף = א = ´ = ´âleph (alef) is de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet . Deze letter heeft getalswaarde 1 als rang- en hoofdtelwoord . Deze letter is een echte medeklinker ofschoon hij in de uitspraak (bijna) niet meer hoorbaar is . Hij geeft een glottisslag weer (zoals b.v. in het Nederlandse naäpen) . De aleph wordt weergegeven door het teken ´ .
-- אַלֶף = ´alèph
(aleph) (duizend, rund, geslacht) . Volgens sommige geleerden zijn de Hebreeuwse letters iconen (tekeningen, beelden) . Zo zou aleph een rundskop en de beth een huis verbeelden . Taalgebruik in Tenakh : ´aleph
(aleph) . Getalswaarde : aleph = 1 , lamed = 12 of 30 , pe = 17 of 80 ;
totaal : 30 of 111 . Structuur : 1 - 3 - 8 . De som van de elementen is telkens 3 . De schrijfwijze van aleph is een schuine waw (getalswaarde
6) met rechtsboven en linksonder een jod (2 X 10) , dus getalswaarde 26 , dezelfde
getalswaarde als die van JHWH . Zo is er een verband tussen de getallen 111 (de
getalswaarde van aleph) en 26 (de schrijfwijze van aleph) . De zegen van Isaak
aan Jakob (Gn
27,28 en Gn
27,29) bevat 26 woorden (de getalswaarde van JHWH) en 111 letters (de getalswaarde
van aleph) . Tellen we de getallen van Gn
27,28 en Gn
27,29 samen , dan komen we aan : 27 + 28 + 27 + 29 = 111 . De Nieuwe Bijbelvertaling (NV) Genesis 27,28-29 : 28. God geve je dauw uit de hemel en vette, vruchtbare aarde, een overvloed van koren en wijn. 29. Volken zullen je dienen, naties zich voor je buigen. Je zult heer zijn over je broers, macht hebben over je moeders zonen. Vervloekt wie jou vervloekt, gezegend wie jou zegent.’
- Jouön 1965 , 88cb : een zelfst. naamw. met een oorspronkelijke a-klinker : qatl-vorm . אֶלֶף = ´èlèph is ontstaan uit אַלף= ´alph . stat. constr. mann. mv. : אַלְפֵי = ´alphe(j) . Het is een zelfst. naamw. dat begint met een larynchaal / gutturaal .
De aleph is de eerste letter van het alfabet en heeft dezelfde getalwaarde als
JHWH . De absoluut eerste is JHWH . Hij staat aan het begin van de schepping
. Na JHWH komt de schepping . Het scheppingsverhaal begint met een beth , de
tweede letter van het alfabet .
- אֶלֶף = ´èlèph (duizend) . Telwoord . Taalgebruik in Tenakh : ´aleph
(aleph) . Getalswaarde : aleph = 1 , lamed = 12 of 30 , pe = 17 of 80 ;
totaal : 30 of 111 . Structuur : 1 - 3 - 8 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (329) .
- Ned. : duizend . Arabisch : اَلف = ´alph (duizend) . Taalgebruik : ´alph (duizend) . D. : tausend . E. : thousand. Fr. : mille . Gr. : χιλια = chilia (duizend) . Lat. : mille . Hebr. : אֶלֶף = ´èlèph (duizend) . Taalgebruik in Tenakh : ´aleph
(aleph) .
- אַלּוּף = ´allûph (rund, stamvorst, heer) .
- mann. mv. ´älâphîm (duizenden) . Tenakh (132) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (36) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (59) . Re (9) : (1) Re 1,4 . (2) Re 3,29 . (3) Re 4,6 . (4) Re 4,14 . (5) Re 7,3 . (6) Re 15,11 . (7) Re 16,27 . (8) Re 20,34 . (9) Re 20,45 .
- `äshèrèth ´älâphîm (tien duizenden) . Tenakh (14) : (1) Re 1,4 . (2) Re 4,6 . (3) Re 20,34 . (4) 1 K 5,28 . (5) 2 K 14,7 . (6) 1 Kr 29,7 . (7) 2
Kr 25,11 . (8) 2
Kr 27,5 . (9) 2
Kr 30,24 . (10) Ez 45,3 . (11) Ez 48,9 . (12) Ez 48,10 . (13) Ez 48,13 .
(14) Ez 48,18 .
- `äshèrèth ´älâphîm ´îsj (tien duizend man) . Tenakh (3) : (1) Re 1,4 . (2) Re 4,6 . (3) Re 20,34 .
- De aleph wordt als prefix eerste persoon enkelvoud van de imperfectumvorm
gebruikt en drukt uit : ik zal ...
- Ps 111,10
: re´sjîth châkhëmâh (chokma) = begin van wijsheid
. Re´sjîth : resj = 20 , alef = 1 , sjin = 21 , jod = 10 , taw =
22 . Totaal : 74 . Châkhmâh : chet = 8 , kaph = 11 , mem = 13, he
= 5 . Totaal 37 . Beide samen : 74 + 37 = 111 . Verhouding 2/3 - 1/3 .
- Afgezien van het lidwoord van het tweede woord , beginnen de eerste drie woorden
van Ps 1 met een aleph , wat driemaal één of 111 betekent . De
twee eerste woorden hebben drie letters gemeenschappelijk en verschillen in
één letter . Het eerste en het derde woord hebben ook drie letters
gemeenschappelijk . De eerste drie woorden tellen elf letters .
--- Ps 1 , de
eerste Psalm van het psalmenboek , begint met de eerste letter van het alfabet
. Het laatste woord van deze Ps
1 begint met taw , de laatste letter van het alfabet .
bijbel | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Tob | Jdt | Est | 1 Mak | 2 Mak | ||
'lph | 244 | 1 | 2 | 66 | 2 | 4 | 19 | 6 | 11 | 10 | 4 | 44 | 26 | 9 | 6 | 1 |
bijbel | Job | Ps | Spr | Pr | Hl | W | Sir | Js | Jr | Kl | Bar | Ez | Da | Hos | Jl | Am | Ob | Jon | Mi | Nah | Hab | Sef | Hag | Zach | Mal | ||
'lph | 3 | 4 | 1 | 2 | 3 | 15 | 4 | 1 |
- aanwijz. voornaamw. . aanwijz. voornaamw. . Taalgebruik in Tenakh : aanwijz. voornaamw. . Taalgebruik in Jesaja : aanwijz. voornaamw. .
- אַב = ´abh (vader)
- ´abh (vader) . אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik
in Tenakh : ´abh
(vader) . Getalswaarde : alèph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1
- 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (30) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (1) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (13) . Een vorm van אַב = ´abh (vader) in Tenakh (1211) , als stam in Tenakh (2148) .
- אַב = ´abh (vader) < zelfst. naamw. met 2 medeklinkers en oorspronkelijk 1 korte klinker (qal) (Lettinga(6) 24c1) . De korte klinker onderging een verandering van kwantiteit (korte a werd lange a) onder invloed van de pausa-vorm (Lettinga(6) 13h) .
- Grieks : πατηρ = patèr (vader) . Taalgebruik
in het NT : patèr
(vader) . Taalgebruik
in de LXX : patèr
(vader) .
- Ned. : va-der .
Arabisch : اَب = ´ab (vader) . Taalgebruik in de Qoran : ´ab (vader) . Zie : http://www.arabischlexicon.com/154-aboe-vader-157115761608.html . D. : Va-ter . E. : fa-ther . Fr. : pè-re . Grieks : πατηρ = pa-tèr (va-der) . Taalgebruik
in het NT : patèr
(vader) . Hebreeuws : אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik
in Tenakh : ´abh
(vader) . Lat. : pa-ter .
(Labialen : stemloos : p ; stemloos aangeblazen : ph = f ; stemhebbend : b ; stemhebbend aangeblazen : bh = v) .
- De letter aleph duidt het begin, initiatief , het scheppen aan . Aleph = 1 en duidt éénheid aan . De beth duidt de schepping aan . In het woord 'abh is schepper en schepping verenigd .´abh (vader) duidt tweeheid (vader - zoon/dochter) aan : de verwekker en de verwekte . De Hebreeuwse naam voor zoon is בֵּן . Het woord begint met een beth , symbool voor tweede , het geschapene , het verwekte . Op de beth volgt een nun = 14 of 50 . 50 staat voor voltooiïng , voor de gave van de thorah , van de geest . Het zoonschap zal zich doorzetten door alle volgende geslachten . Zo krijgt een vader een kleinzoon , een achterkleinzoon enz. In het imperfectum (jiqqtol) wordt de eerste persoon enkelvoud (ik) gevormd door het prefix aleph , de eerste persoon meervoud (wij) door het prefix nun . In het Arabisch wordt het verband tussen vader en zoon/dochter nog sterker gelegd dan in het Hebreeuws . De medeklinkers voor vader ('b) blijven behouden, gevolgd door een nun voor de zoon ('bn) en de vrouwelijke vorm van 'ibn nl. 'bnh (dochter) voor de dochter . In het Latijn en het Frans wordt de verwantschap tussen zoon en dochter eveneens behouden : Latijn : filius (zoon) , filia (dochter) ; Frans : fils (zoon) , fille (dochter) .
- אָבִי = ´âbhî (mijn vader) < zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. enk. . Zie het zelfst. naamw. אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alèph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (125) .
- אָבִיךָ = ´âbhîkhâ (jouw vader) < stat. constr. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alèph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (96) . Ex (2) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 20,12 .
- אָבִינוּ = ´âbhînû (onze vader) < zelfst. naamw. stat. constr. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mv. . Zie : אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) .Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (16) : (1) Gn 19,31 . (2) Gn 19,32 . (3) Gn 31,14 . (4) Gn 42,13 . (5) Gn 42,32 . (6) Gn 44,25 . (7) Gn 44,31 . (8) Nu 27,3 . (9) Nu 27,4 . (10) Re 11,2 . (11) Js 63,16 . (12) Js 64,7 . (13) Jr 35, 6 . (14) Jr 35, 8 . (15) Jr 35, 10 . (16) 1 Kr 29,10 .
- mann. mv. אֲבוֹת = ´äbhôth (vaders) van het zelfst. naamw. אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (31) . Pentateuch (8) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (13) . Pentateuch (8) : (1) Ex 6,25 . (2) Ex 34,7 . (3) Nu 14,18 . (4) Nu 31,26 . (5) Nu 32,28 . (6) Nu 36,1 . (7) Dt 5,9 . (8) Dt 24,16 .
- הָאָבוֹת = hâ´âbhôth (de vaderen) < prefix bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh (vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (41) : Pentateuch (2) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (32) . Pentateuch (2) : (1) Nu 36,1 . (2) Dt 18,8 .
- אֲבֹתֶיךָ = ´äbhothè(j)khâ (jouw vaderen) < mann. mv. stat. constr. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik
in Tenakh : ´abh
(vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1
- 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (22) : (1) Gn 15,15 . (2) Ex 10,6 . (3) Dt 1,21 . (4) Dt 4,31 . (5) Dt 4,37 . (6) Dt 6,3 . (7) Dt 8,3 . (8) Dt 8,16 . (9) Dt 10,22 . (10) Dt 12,1 . (11) Dt 27,3 . (12) Dt 30,5 . (13) Dt 30,9 . (14) Dt 31,16 . (15) 2 S 7,12 . (16) 1 K 13,22 . (17) 2 K 20,17 . (18) 2 K 22,20 . (19) Js 39,6 . (20) Ps 45,17 . (21) 1
Kr 17,11 . (22) 2
Kr 34,28 .
- אֲבֹתֶיךָ אֶל = ´èl ´äbhothè(j)khâ (naar jouw vaderen) . Tenakh (2) : (1) Gn 15,15 . (2) 2
Kr 34,28 .
- אֲבֹתֵינוּ = ´äbhothe(j)nû (onze vaderen) . Zie : אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik
in Tenakh : ´abh
(vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1
- 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (23) : (1) Gn 46,34 . (2) Nu 20,15 . (3) Nu 36,3 . (4) Nu 36,4 . (5) Dt 5,3 . (6) Dt 26,7 . (7) 1 K 8,21 . (8) 1 K 8,53 . (9) 1 K 8,57 . (10) 1 K 8,58 . (11) 2 K 22,13 . (12) Js 64,10 . (13) Mal 2,10 . (14) Ps 22,5 . (15) Kl 5,7 . (16) Da 9,16 . (17) Ezr 9,7 . (18) Ezr 9,9 . (19) Ezr 10,35 . (20) 1
Kr 29,15 . (21) 1
Kr 29,18 . (22) 2 Kr 20,6 . (23) 2 Kr 29,6 .
- לַאֲבֹתֵינוּ = la´äbhothe(j)nû (tot onze vaderen) . Zie : אַב = ´abh (vader) . Taalgebruik
in Tenakh : ´abh
(vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1
- 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (7) : (1) Dt 6,23 . (2) Dt 26,3 . (3) Dt 26,15 . (4) 1 K 8,40 . (5) Mi 7,20 . (6) Neh 9,36 . (7) 2
Kr 6,31 . Zie Lc 1,55.3. - 6.
- אֱלֹהֵי אֲבֹתֵינוּ = ´êlohe(j) ´äbhothe(j)nû (God van onze vaderen) . Tenakh (2) : (1) Dt 26,7 . (2) 2 Kr 20,6 .
- אָבִיו = abhîw (zijn vader) < mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (175) . Pentateuch (64) . Eerdere Profeten (64) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (37) . Gn (51) . Gn 50 (6) : (1) Gn 50,1 . (2) Gn 50,2 . (3) Gn 50,7 . (4) Gn 50,8 . (5) Gn 50,14 . (6) Gn 50,22 .
- בֵית אָבִיו = be(j)th ´âbhîw (huis van zijn vader)
. Tenakh (1) : Re 9,5 .
- וּבֵית אָבִיו = ûbhe(j)th ´âbhîw (en het huis van zijn vader)
. Tenakh (3) : (1) Gn
50,8 . (2) Gn
50,22 . (3) 1
Kr 12,29 .
- אֲבוֹתָם = ´äbhôthâm (hun vaderen) < mann. mv. + suffix pers. voornaamw.
3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. Tenakh (40) . Pentateuch (2) . Eerdere
Profeten (11) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (16)
. Re (6) : (1) Re
2,12 . (2) Re
2,17 . (3) Re
2,20 . (4) Re
2,22 . (5) Re
3,4 . (6) Re
21,22 .
- לַאֲבוֹתָם = la´äbhôthâm (hun vaderen) < lë + mann. mv. + suffix
pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het zelfst. naamw. Tenakh (11) : (1)
Joz 1,6
. (2) Joz
5,6 . (3) Joz
21,43 . (4) Joz
21,44 . (5) 1
K 8,34 . (6) 1
K 8,48 . (7) 2
K 21,8 . (8) Jr
16,15 . (9) Jr
30,3 . (10) Jr
32,22 . (11) 2
Kr 6,38 .
- אֲבוֹתֵיכֶם = ´äbhothe(j)khèm (jullie vaders) . Tenakh (31) .
- לאֲבוֹתֵיכֶם = la´äbhothe(j)khèm (aan jullie vaders) < voorzetsel lë
+ zelfst. naamw. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. mv. van
het zelfst. naamw. ´abh (vader) . Taalgebruik in Tenakh : ´abh
(vader) . Getalwaarde : alelph = 1 , beth = 2 ; totaal 3 . Structuur : 1
- 2 . Tenakh (10) : (1) Dt
1,8 . (2) Dt
1,35 . (3) Dt
7,8 . (4) Dt
8,1 . (5) Dt
11,9 . (6) Dt
11,21 . (7) Re
2,1 . (8) Ez
36,28 .(9) Ez
47,14 . (10) 2
Kr 33,8 .
- אָבָה = ´âbhâh (willen)
- ´âbhâh (willen) . אָבָה = ´âbhâh (willen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âbhâh (willen) . Getalswaarde : aleph = 1 , beth = 2 , he = 5 ; totaal : 8 . Structuur : 1 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 .
- act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. יאֹבֶה = jo'bhèh (hij wil) van het werkw. אָבָה = ´âbhâh (willen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âbhâh (willen) . Getalswaarde : aleph = 1 , beth = 2 , he = 5 ; totaal : 8 . Structuur : 1 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 .
- עָבַד = `âbhad (werken, dienen)
- `âbhad (werken, dienen) . עָבַד = `âbhad
(werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad
(werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4
; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elemnnten telkens is 4 .
- Gr. latreuô (door (loon) dienen) . Taalgebruik in het NT : latreuô
(door (loon) dienen) .
_ -`bdw : (1) act. qal perfect. 3de pers. mann. mv. `âbhëdû (zij
dienden) OF (2) act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. `ibhëdû (dient)
OF (3) zelfst. naamw. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. `abhëdô
(zijn dienaar) . Tenakh (65) . Pentateuch (13) . Eerdere Profeten (26) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (15) . Js (3) : (1) Js 44,26 . (2) Js 48,20 . (3) Js 50,10 .
- act. ind. imperf. 2de pers. mann. enk. תַעֲבֹד = tha`äbhod (jij zult werken, dienen) van het werkw. עָבַד = `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (13) : (1) Gn 4,12 . (2) Gn 27,40 . (3) Gn 29,27 . (4) Ex 20,9 . (5) Ex 23,33 . (6) Ex 34,21 . (7) Lv 25,39 . (8) Dt 5,13 . (9) Dt 6,13 . (10) Dt 7,16 . (11) Dt 10,20 . (12) Dt 15,19 . (13) Ez 36,34 .
- pass. hofal imperf. 2de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. תָעָבְדֵם = thâ`âbhëdem (jij zult hen dienst doen) van het werkw. עָבַד = `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (3) : (1) Ex 20,5 . (2) Ex 23,24 . (3) Dt 5,9 .
-
- ´äsjèr `âbhëdû (die dienden) . Tenakh (4) : (1) Ex 1,14 . (2) Dt 12,2 . (3) Joz 24,14 . (4) Joz 24,15 .
-- `ibhëdû ´èth JHWH (dient) . Tenakh (6) : (1) Ex
10,8 . (2) Ex
10,24 . (3) Ex
12,31 . (4) 2
Kr 35,3 . (5) Ps
2,11 . (6) Ps
100,2 .
- act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. יַעֲבֹדוּ = ja`äbhodû (zij zullen hen dienen) van het werkw. . Tenakh (1) : Gn
15,14 .
- w-`-b-d-w : (1) wë`âbhëdû / wë`âbhâdû (en zij zullen dienen) < prefix verbindingswoord wë + act. qal perf. 3de pers. mann. mv. ; (2) wë`ibhëdû (en dient) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. ; (3) wë`äbhâdô (en hij zal hem dienen) < prefix verbindingswoord wë + act. qal perf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. ; (4) wë`abhëdô (en zijn dienaar) < prefix verbindingswoord wë + zelfst. naamw. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. (5) wë`abhëdâw (en zijn dienaren) < prefix verbindingswoord wë + zelfst. naamw. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. Tenakh (19) : (1) Ex 10,11 . (2) Ex 20,17 . (3) Ex 21,6 . (4) Nu 4,26 . (5) Dt 5,21 . (6) Dt 7,4 . (7) Joz 24,14 . (8) 2 K 25,24 . (9) Js 19,21 . (10) Js 19,23 . (11) Jr 22,4 . (12) Jr 25,11 . (13) Jr 27,7 . (14) Jr 27,11 . (15) Jr 27,12 . (16) Jr 30,9 . (17) Jr 40,9 . (18) Ezr 6,16 . (19) 2 Kr 30,8 .
- w-`-b-d-w . (1) act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. wajja`abhëdû
(en zij dienden) . (2) act. qal jussief 3de pers. mann. mv. wëja`abhëdû
(en zij moeten dienen) . (3) act. hifil 3de pers. mann. mv; wajja`äbhidû
(en zij deden dienen) van het werkw. Tenakh (20) : (1) Ex
1,13 . (2) Ex
10,7 . (3) Dt
29,25 . (4) Joz
24,2 . (5) Re
2,7 . (6) Re
2,11 . (7) Re
2,13 . (8) Re
3,6 . (9) Re
3,7 . (10) Re
3,8 . (11) Re
3,14 . (12) Re
10,6 . (13) Re
10,16 . (14) 1
S 7,4 . (15) 1
S 8,8 . (16) 2
K 17,12 . (17) 2
K 17,16 . (18) Ps
106,36 . (19) Job
36,11 . (20) 2
Kr 24,18 .
- wa`äbhadëthèm (en jullie dienden) < wë + act. qal perf. 2de pers. mann. mv. OF wa`äbhadëthâm (en je dient hen) < wë + act. qal perf. 2de pers. mann. enk. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. van het werkw. Tenakh (17) : (1) Ex 23,25 . (2) Nu 18, 7 . (3) Dt 4,19 . (4) Dt 4,28 . (5) Dt 8,19 . (6) Dt 11,16 . (7) Dt 30,17 . (8) Joz 23,16 . (9) Joz 24,20 . (10) 1 S 12,14 . (11) 1 S 12,20 . (12) 1 S 12,24 .
(13) 1 S 17,9 . (14) 1 K 9,6 . (15) 1 K 12,7 . (16) Jr 16,13 . (17) 2
Kr 7,19 .
- prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal perf. 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. וַעֲבָדוּם = wa`äbhâdûm (en zij zullen dienen) . Tenakh (2) : (1) Gn 15,13 . (2) Dt 31,20 .
- וְנַעַבְדֶכָּ = wënaàbhëdèkhâ (en wij zullen jou dienen) < prefix voegwoord wë + werkwoordvorm qal jiqtol (imperf.) 1ste pers. mv. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het werkw. עָבַד = `âbhad (werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad (werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elemnnten telkens is 4 . Tenakh (4) : (1) 1 S 11,1 . (2) 1 S 12,10 . (3) 1 K 12,4 . (4) 2 Kr 10,4 .
Bijbel (23) : (1) Ex 14,5 . (2) Ex 14,12 . (3) 1 S 2,24 . (4) Js 56,6 . (5) Jr 11,10 . (6) Jr 13,10 . (7) Jr 25,6 . (8) Jr 27,6 . (9) Jr 34,9 . (10) Jr 35,15 . (11) Sef 3,9 . (12) Ps 102,23 . (13) 2
Kr 33,16 . (14) 2
Kr 34,33 . (15) Jdt 11,1 . (16) 1 Mak 6,23 . (17) Sir 2,1 . (18) Mt
6,24 . (19) Lc 16,13 . (20) Rom 6,6 . (21) Rom 7,6 . (22) Gal 4,9 . (23) 1
Tes 1,9 .
- wa`äbhadëthèm ´èlohîm ´ächarîm (en jullie dienden andere goden) . Tenakh (4) : (1) Dt 11,16 . (2) Joz 23,16. (3) 1 K 9,6 . (4) 2
Kr 7,19 .
- wajja`abhëdû ´èth JHWH (en ziju dienden JHWH) . Tenakh
(1) : Ex 10,7
. In Re 2,7
lezen we : wajja`abhëdû hâ`âm ´èth JHWH
(en het volk diende JHWH) .
- wëja`abhëdunî (en dat zij mij dienen) < wë + act. qal jussief 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mann. enk. van het werkw. Tenakh (7) : (1) Ex 4,23 . (2) Ex 7,16 (1ste plaag) . (3) Ex 7,26 (2de plaag) . (4) Ex 8,16 (4de plaag) . (5) Ex 9,1 (5de plaag) . (6) Ex 9,13 (7de plaag) . (7) Ex 10,3 (8ste plaag) .
- la`äbhod (om te werken, om te dienen) < prefix voorzetsel lë + act. inf. praes. OF prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. mann. enk. ´èbhèd (dienaar) . Tenakh (37) . Pentateuch (17) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (9) . - ûla`äbhod (en om te dienen) . Tenakh (2) : (1) Dt 10,12 . (2) Js 28,21 .
-- la`äbhod ´èth JHWH (om JHWH te dienen) . Tenakh (4) : (1) Ex 10,26 . (2) Joz
24,15 . (3) Joz
24,19 . (4) Ps 102,23 . - wëla`äbhod ´èth JHWH (en om JHWH te dienen) . Tenakh (1) : Dt 10,12 .
- עֳבֹדָה = `äbhodâh (dienst) . עָבַד = `âbhad
(werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad
(werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4
; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (19) : (1) Ex 1,14 . (2) Lv 23,7 . (3) Lv 23,8 . (4) Lv 23,21 . (5) Lv 23,25 . (6) Lv
23,35 . (7) Lv
23,36 . (8) Nu 4,23 . (9) Nu 4,47 . (10) Nu 28,18 . (11) Nu 28,25 . (12) Nu 28,26 . (13) Nu 29,1 . (14) Nu 29,12 . (15) Nu 29,35 . (16) Dt 26,6 . (17) Ez 29,18. (18) Kl 1,3 . (19) Da 7,21 .
- הָעֳבֹדָה= hâ`äbhodâh (de dienst) < prefix bepaald lidw. ha + עֳבֹדָה = `äbhodâh (dienst) . Zie : עָבַד = `âbhad
(werken, dienen) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhad
(werken, dienen) . Getalwaarde : ajin =16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4
; totaal : 22 OF 76 (4 X 19) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is 4 . Tenakh (12) : (1) Ex
2,23 . (2) Ex 5,9 . (3) Ex 12,25 . (4) Ex 12,26 . (5) Ex
13,5 . (6) Ex 35,24 . (7) Ex 36,5 . (8) Ex 39,42 . (9) Nu 8,25 . (10) Js 14,3 . (11) Ez 29,18 . (12) Neh 7,18 .
- אָבַד = ´âbhad (verdwijnen, verloren gaan)
- ´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) . אָבַד = ´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) . Taalgebruik in Tenakh : ´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) . Getalwaarde van אָבַד =´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) is : aleph = 1 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 7 . Structuur : 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . ´-b-d . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. ´âbhad / ´âbhâd (hij gaat verloren) . (2) act. qal infinit. absol. ´âbhod (om verloren te gaan) . (3) act. qal infinit. constructus ´äbhod (om verloren te gaan) . (4) act. qal part. mann. enk. ´obhed (verloren gaande) . (5) act. qal part. mann. enk. constructus ´obhad (verloren gaande) . (6) act. piël perf. 3de pers. mann. enk; ´ibbad (hij doet verloren gaan) . (7) act. piël infinit. absol. ´abbed (om verloren te doen gaan) . Tenakh (30) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (1) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine. Prof (4) . Geschriften (13) . Pentateuch (10) : (1) Nu 21,30 . (2) Nu 24,20 . (3) Nu 24,24 . (4) Dt 4,26 . (5) Dt 7,20 . (6) Dt 8,19 . (7) Dt 12,2 . (8) Dt 26,5 . (9) Dt 30,18 . (10) Dt 32,28 . Eerdere Profeten (1) : 2 K 21,3 . 12 Kleine. Prof (4) : (1) Jl 1,11 . (2) Jon 4,10 . (3) Mi 4,9 . (4) Mi 7,2 . \??|- Gr. apollumi (verderven, verdoemen) . Taalgebruik in het NT : apollumi ( ten gronde richten , doden , verliezen ) . Taalgebruik in de Septuaginta : apollumi ( ten gronde richten , doden , verliezen ) . < ap- + ollumi < ol-numi . Lat. perdere . Fr. perdre . Lat. perditio . Fr. perdition . Ned. verderf (v / p - r - d) , verdoemenis . Een vorm van apollumi (verderven, verdoemen) in de LXX (378) , in het NT (90) .
. wi´abbed (en hij verdelgt) van het werkw.
- act. hifil stat. constr. הַאֲבִיד = ha´äbhîd (om te verdelgen) van het werkw. אָבַד = ´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) . Taalgebruik in Tenakh : ´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) . Getalwaarde van אָבַד =´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) is : aleph = 1 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 7 . Structuur : 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1) : 2 K 10,19 .
- wa`äbhadëthèm ´èlohîm ´ächerîm (en jullie andere goden dienen) . Tenakh (4) :
- act. piël imperf. 2de pers. mann. mv. תְּאַבְּדוּןthë´abbëdûn (jullie zult doen verdwijnen) OF act. qal jiqtol (imperf.) 2de pers. mann. mv. תֹּאבֵדוּן= tho´bhedûn (jullie verdwijnen) van het werkw. אָבַד = ´âbhad (verdwijnen, verloren gaan) . Taalgebruik
in Tenakh : ´âbhad
(verdwijnen, verloren gaan) . Getalwaarde van אָבַד =´âbhad (verdwijnen,
verloren gaan) is : aleph = 1 , beth = 2 , daleth = 4 ; totaal : 7 . Structuur
: 1 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (5) : (1) Dt 4,26 . (2) Dt 8,19 . (3) Dt 8,20 . (4) Dt 12,2 . (5) Dt 30,18 .
- prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. hifil perf. 1ste pers.
enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. vr. enk wëha´äbhadëthîkh
(en ik verdelg je) . Tenakh (2) : (1) Ez
25,7 . (2) Sef
2,5 .
- lëha´äbhîdô (om hem te doen verdwijnen) < voorzetsel
lë + act. infin. hifil constr. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann.
enk. van het werkw. Tenakh (2) : (1) Dt
7,10 . (2) 2
K 24,2 .
--- tho´bhed (zij ging verloren) . th : prefix imperfectum derde persoon
enkelvoud + qal imperfectum . In elf verzen in de bijbel . In vier verzen op
het einde van een vers ; in drie gevallen ervan gaat rësjâ`îm
(slekhten) eraan vooraf : Ps
112,10 . . thë´abber : piel imperfectum tweede persoon enkelvoud
.
--- më´abbëdîm (die doen verloren gaan) . Piel participium
mannelijk meervoud . Slekhts in Jr
23,1 .
- אָבַק = ´âbhaq (worstelen)
- ´âbhaq (worstelen) . אָבַק = ´âbhaq
(worstelen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âbhaq
(worstelen) . Getalwaarde : aleph= 1 , beth = 2 , qoph = 19 of 100 ; totaal
: 22 (het aantal letters van het Hebreeuwse alfabet) OF 103 . Structuur : 1
- 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Er zou een woordspeling
kunnen zijn tussen j´bq (je´âbheq = hij worstelde) en de persoonsnaam
j`qb (ja`äqobh = Jakob) .
- Ned. : worstelen . Oost-Vlaams dialect : wëstln . D. : ringen (wringen, worstelen) . E. : wrestle . Fr. : lutter . Gr. : παλαιω = palaiô (worstelen, strijden) . Taalgebruik in de LXX : palaiô
(worstelen, strijden) . Lat. luctari .
- וַיִאָבִק = waje´âbheq < verbindingswoord wë + werkw.vorm pass. nifal imperf. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (1) Gn 32,25 .
- בְּהֵאָבְקוֹ = bëhe´âbhëqô < voorzetsel bë + werkw. vorm pass. nifal inf. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. , van het werkw. Tenakh (1) Gn 32,26 .
- ´âbhâq (stof, stuifzand) . אָבָק = ´âbhâq (stof, stuifzand) . Taalgebruik in Tenakh : ´âbhâq (stof, stuifzand) . Getalwaarde : aleph= 1 , beth = 2 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 22 (het aantal letters van het Hebreeuwse alfabet) OF 103 . Structuur : 1 - 2 - 1 .
- עָבַר = `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken)
- `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . עָבַר = `âbhar ('oeveren', overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17) . Structuur : 7 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . `br : Tenakh (110) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (29) . Latere Profeten (19) . 12 Kleine Profeten (4) . Prof. (52= 2 X 26) Geschriften (32) . Een vorm van `br in Tenakh (547) . Naar de stam `br gevormd in Tenakh (758) .
- (1) וַיַּעֲבֹר = wajja`äbhor (en hij trok door) < prefix verbindingswoord wë (consecutivum) + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. . (2) וַיַּעֲבֵר = wajja`äbher (en hij deed voorbijgaan) < wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. עָבַר = `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17) . Structuur : 7 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (48) . Pentateuch (7) . Eerdere Profeten (30) . Latere Profeten (0) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (8) . Gn (6) : (1) Gn 8,1 . (2) Gn 12,6 . (3) Gn 31,21 . (4) Gn 32,23 . (5) Gn 32,24 . (6) Gn 41,46 . Ex (1) : Ex 34,6 . Re (3) : (1) Re 11,29 . (2) Re 11,32 . (3) Re 12,1 .
- wajja`äbhîrû (en zij deden gaan door... , zij verspreidden) < wë + act. hifil imperf. 3de pers. mann. mv. Tenakh (3) : (1) Ex 36,6 . (2) 2 K 17,17 . (3) Ezr 10,7 .
- נַעְבְּרָה נָּא = na`ëbërah-nnâ´ (dat wij mogen doortrekken) < act. qal cohort. 1ste pers. mv. + versterking nâ´ van het werkw. עָבַר = `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17) . Structuur : 7 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (2) : (1) Nu 20,17 . (2) Re 11,19 .
- נַעֲבֹר = na`äbhor (wij zullen trekken door) van het werkw. עָבַר = `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17) . Structuur : 7 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (3) : (1) Nu 20,17 . (2) Nu 21,22 . (3) Nu 32,32 .
- עֵבֶר = `ebhèr (oever, overzijde, overkant) . Zie het werkw. עָבַר = `âbhar ('oeveren', overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) .
- אֶל אֵבֶר = ´l `ebhèr (naar de overzijde, overkant) . Tenakh (7) : (1) Ex 28,26 . (2) Ex 39,19 . (3) Dt 30,13 . (4) Joz 22,11 . (5) Js 10,28 . (6) Ez 1,9 . (7) Ez 10,22 .
- הָעֵבֶר = hâ`ebhèr (de overzijde, de overkant) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. עֵבֶר `ebhèr (overzijde, overkant) . Zie het werkw. עָבַר = `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 272 (2² X 2² X 17) . Structuur : 7 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (1) : 1 S 25,13 .
- Ned. : oever . D. : Üfer . Hebr. : עֵבֶר = `ebhèr (oever, overzijde, overkant) . Zie het werkw. עָבַר = `âbhar ('oeveren', overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Taalgebruik in Tenakh : `âbhar (overgaan, voorbijgaan, doortrekken) . Grieks : περαν = peran (oever, overzijde, overkant) . Taalgebruik in het NT : peran (overzijde, overkant) . (b/p/v , is de glottisslag aan het begin van het Griekse woord weggevallen ?) . Lat. : ripa (metathesis = omwisseling van de medeklinkers van het Griekse περαν = peran (overzijde, overkant) . Frans : rive . Een stroom , rivier , meer , zee enz. hebben 2 oevers : de ene oever aan de ene zijde en de andere oever aan de andere zijde .
-- ´abhërâm (Abram)
. אַבְרָם = ´abhërâm (Abram) . Taalgebruik in Tenakh : ´abhërâm
(Abram) . Taalgebruik in Genesis : ´abhërâm
(Abram) . Getalwaarde : aleph = 1 , beth = 2 , resj = 20 of 200 , mem =
13 of 40 ; totaal : 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³) . Structuur : 1 - 2 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251) . Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41) . 451 is de getalwaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël) . Taalgebruik in Tenakh : jisjëmâ`e´l (Ismaël) . De getalwaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el
(Israël) . Tenakh (44) . Gn (43) + 1
Kr 1,27 .
- Arabisch : ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm) . Taalgebruik in de Qoran : ibrâhîm (Ibrâhîm) . Qoran (75) .
- In vier verzen in Gn
11 : (1) Gn
11,26 (afstammelingen van Terach) . (2) Gn
11,27 (afstammelingen van Terach) . (3) Gn
11,29 (de vrouw van Abram) . (4) Gn
11,31 (Terach en familie van Ur naar Kanaän) .
- Gn
12 (9) : (1) Gn
12,1 : ´èl ´abhërâm (tot Abram) . (2) Gn
12,4 . (3) Gn
12,5 . (4) Gn
12,6 : wajja`äbho ´abhërâm
(en Abram doortrok) . (5) Gn
12,7 : ´èl ´abhërâm (tot Abram) . (6) Gn
12,9 . (7) Gn
12,10 . (8) Gn
12,14 . (9) Gn
12,17 (de vrouw van Abram) . Gn 15 (6) : (1) Gn 15,1 . (2) Gn 15,2 . (3) Gn 15,3 . (4) Gn 15,11 . (5) Gn 15,12 . (6) Gn 15,18 .
- In zes verzen in Gn
16 : (1) Gn
16,1 (de vrouw van Abram) . (2) Gn
16,2 : waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm
(en Sarai zei tot Abram) . (3) Gn
16,3 : driemaal , o.a. de vrouw van Abram . (4) Gn
16,5 : waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm
(en Sarai zei tot Abram) . (5) Gn
16,6 (Abram tegen Sarai) . (6) Gn
16,15 (tweemaal) .
- In drie verzen in Gn
17 : (1) Gn
17,1 (tweemaal) . (2) Gn
17,3 . (3) Gn
17,5 .
De vader van Abram heet Terach . Zijn broers heten Nachor en Haran (Gn
11,26) . Hij trouwt met Sarai . Zijn broer Haran trouwt en krijgt een zoon
: Lot , en twee dochters : Milka en Jiska . Haran sterft nog in Ur . Zijn broer
Nachor trouwt met Milka , de oudste dochter van Haran . Zijn vader Terach trekt
uit Ur weg , gaat op weg naar Kanaän , maar blijft in Haran . Volgens Gn
11,31 worden slechts vier personen genoemd , wanneer zijn vader Terach uit
Ur naar Kanaän vertrekt : zijn vader - Terach - , hij zelf (Abram) , zijn
vrouw Sarai en zijn neef - de zoon van zijn broer Haran - Lot .
- wë´abhërâm (en Abram)
. In drie verzen in de bijbel : (1) Gn
12,4 . (2) Gn
13,2 . (3) Gn
16,16 .
- וְאַבְרָם = wë´abërâm (en Abram) < prefix voegwoord wë + eigennaam אַבְרָם = ´abhërâm (Abram) . Taalgebruik in Tenakh : ´abhërâm
(Abram) . Taalgebruik in Genesis : ´abhërâm
(Abram) . Getalwaarde : aleph = 1 , beth = 2 , resj = 20 of 200 , mem =
13 of 40 ; totaal : 36 (2² X 3²) of 243 (3² X 3³) . Structuur : 1 - 2 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 9 . Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251) . Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41) . 451 is de getalwaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël) . Taalgebruik in Tenakh : jisjëmâ`e´l (Ismaël) . De getalwaarde van jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el
(Israël) . Tenakh (44) . Gn (43) + 1
Kr 1,27 .
- Arabisch : ابرَاهِيم = ´ibrâhîm (Ibrâhîm) . Taalgebruik in de Qoran : ibrâhîm (Ibrâhîm) . Qoran (75) .
- ´èl ´abhërâm (tot Abram) . In acht verzen in de bijbel / Gn : (1) Gn 12,1 : wajj´omèr JHWH ´èl ´abhërâm (en JHWH zei tot Abram) . (2) Gn 12,7 : wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm (en JHWH verscheen aan Abram) . (3) Gn 13,14 : waJHWH ´âmar ´èl ´abhërâm (en JHWH zei tot Abram) . (4) Gn 14,21 : wajj´omèr mèlèkh Sëdom ´èl ´abhërâm (en de koning van Sodom zei tot Abram) . (5) Gn 15,1 : hâjâh dëbhar IHWH ´èl ´abhërâm (het woord van JHWH kwam tot Abram) . (6) Gn 16,2 : waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm (en Sarai zei tot Abram) . (7) Gn 16,5 : waththo´mèr shâraj ´èl ´abhërâm (en Sarai zei tot Abram) . (8) Gn 17,1 : wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm (en JHWH verscheen aan Abram) . In vijf verzen is JHWH onderwerp . In zes verzen gaat het om een spreken ; in twee verzen om een verschijnen : (2) Gn 12,7 : wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm (en JHWH verscheen aan Abram) . (8) Gn 17,1 : wajjerâ´ JHWH ´èl ´abhërâm (en JHWH verscheen aan Abram) .
- אַבְרָם וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr ´abhërâm (en Abram zei) . Tenakh (5) : (1) Gn
13,8 . (2) Gn 14,22 . (3) Gn
15,2 . (4) Gn
15,3 . (6) Gn 16,6 .
- אַבְרָהָם וַיּאֹמֶר = wajjo'mèr ´abhërâhâm (en Abraham zei) . Tenakh (8) : (1) Gn 17,18 . (2) Gn 20,2 . (3) Gn 20,11 . (4) Gn 21,24 . (5) Gn
22,5 . (6) Gn
22,8 . (7) Gn
22,11 . (8) Gn 24,2
- אַבְרָהָם = ´abhërâhâm (Abraham) . Zie : אַבְרָם = ´abhërâm (Abram) . Taalgebruik in Tenakh : ´abhërâm (Abram) . Getalwaarde : aleph = 1 , beth = 2 , resj = 20 of 200 , he = 5 , mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 248 (2³ X 31) . Structuur : 1 - 2 - 2 - 5 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (128) . Pentateuch (105) . Eerdere Profeten (4) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (13) . Gn (98) . Gn 18 (7) : (1) Gn 18,6 . (2) Gn 18,7 . (3) Gn 18,13 . (4) Gn 18,19 . (5) Gn 18,23 . (6) Gn 18,27 . (7) Gn 18,33 . In vijftien verzen in Gn 22 .
- וְאַבְרָהָם = wë´abhërâhâm (en Abraham) < prefix wë + persoonsnaam אַבְרָהָם = ´abhërâhâm (Abraham) . Zie : אַבְרָם = ´abhërâm (Abram) . Taalgebruik in Tenakh : ´abhërâm (Abram) . Getalwaarde : aleph = 1 , beth = 2 , resj = 20 of 200 , he = 5 , mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 248 (2³ X 31) . Structuur : 1 - 2 - 2 - 5 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenach (8) : (1) Gn 17,24 . (2) Gn 18,11 . (3) Gn 18,16 . (4) Gn 18,18 . (5) Gn 18,22 . (6) Gn 18,33. (7) Gn 21,5 . (8) Gn 24,1 .
- לְאַבְרָהָם = lë´abhërâhâm (aan Abraham) < voorzetsel lë + אַבְרָהָם = ´abhërâhâm (Abraham) . Zie : אַבְרָם = ´abhërâm (Abram) . Taalgebruik in Tenakh : ´abhërâm (Abram) . Getalwaarde : aleph = 1 , beth = 2 , resj = 20 of 200 , he = 5 , mem = 13 of 40 ; totaal : 41 of 248 (2³ X 31) . Structuur : 1 - 2 - 2 - 5 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (27) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (0) . Latere Profeten (0) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (0) . Gn (15) : (1) Gn 20,9 . (2) Gn 20,14 . (3) Gn 21,2 . (4) Gn 21,7 . (5) Gn 21,9 . (6) Gn 21,10 . (7) Gn 22,20 . (8) Gn 23,18 . (9) Gn 23,20 . (10) Gn 25,6 . (11) Gn 25,12 . (12) Gn 26,3 . (13) Gn 28,4 . (14) Gn 35,12 . (15) Gn 50,24 . (16) Ex 6,8 . (17) Ex 32,13 . (18) Ex 33,1 . (19) Nu 32,11 . (20) Dt 1,8 . (21) Dt 6,10 . (22) Dt 9,5 . (23) Dt 9,27 . (24) Dt 29,12 . (25) Dt 30,20 . (26) Dt 34,4 . (27) Mi 7,20 .
- אֶל אַבְרָהָם = ´èl ´abhërâhâm (tot Abraham) . Tenakh (12) : (1) Gn 17,9 . (2) Gn 17,15 . (3) Gn 18,13 . (4) Gn 18,33 . (5) Gn 20,10 . (6) Gn 21,12 . (7) Gn 21,22 . (8) Gn 21,29 . (9) Gn 22,7 . (10) Gn 22,15 . (11) Ex 6,3 . (12) Js 51,2 .
- Js (4) : (1) Js 29,22 . (2) Js 41,8 . (3) Js 51,2 . (4) Js 63,16 .
- ´èth ´abhërâhâm (Abraham) . Tenakh (14) : (1) Gn 19,29 . (2) Gn 22,1 . (3) Gn 23,5 . (4) Gn 23,10 . (5) Gn 23,14 . (6) Gn 24,1 . (7) Gn 49,31 . (8) Ex 2,24 . (9) Joz 24,3 . (10) 2 K 13,23 . (11) 1
Kr 16,16 . (12) Ps 105,9 . (13) Ps 105,42 . (14) Js 29,22 .
--- wajj´omèr JHWH ´èl ´abhërâhâm
(en JHWH zei tot Abraham) . In drie verzen in de bijbel : (1) Gn
17,9 . (2) Gn
17,15 . (3) Gn
21,12 .
- Abraam (Abraham) . In 241 verzen in de bijbel . In 164 verzen in het O.T. . In negenenzestig verzen in het NT . In zes verzen in Mt : (1) . In veertien verzen in Lc . In negen verzen in Joh . In zeven verzen in Hnd . In negen verzen in Rom . In negen verzen in Gal . wajjo'mèr ´abhërâhâm (en Abraham zei) . Tenakh (8) : (1) Gn 17,18 . (2) Gn 20,2 . (3) Gn 20,11 . (4) Gn 21,24 . (5) Gn 22,5 . (6) Gn 22,8 . (7) Gn 22,11 . (8) Gn 24,2 . wajjo'mèr ´abhërâhâm ´èl (en Abraham zei tot) . Tenakh (4) : (1) Gn 17,18 . (2) Gn 20,2 . (3) Gn 22,5 . (4) Gn 24,2 .
- אַבְרָהָם =
´abhërâhâm (Abraham) . Zie אַבְרָם = ´abhërâm
(Abram) . Taalgebruik in Tenakh : ´abhërâm
(Abram) . Taalgebruik in Genesis : ´abhërâm
(Abram) . Getalwaarde : aleph = 1 , beth = 2 , resj = 20 of 200 , he = 5
, mem = 13 of 40 ; totaal : 41 , zie 41 of ´èlohîm
(God) , OF 248 , zie 248 (8 X 31) . Structuur : 1 -
2 - 2 - 5 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Het merkwaardige aan het getal 248 (8 X 31) is de link met de algemene godsnaam El (getalwaarde 31) . De namen van de patriarchen Isaak (208 = 8 X 26) , Jakob (182 = 7 X 26) en Jozef (156 = 6 X 26) zijn gelinkt aan de specifieke godsnaam JHWH . Ook merkwaardig is de opeenvolging van de namen Abraham (8 X 31) en de naam Isaak (8 X 26) . Abraham (41 of 248) + Sarah (46 of 505) = 87 (3 X 29) OF 753 . De som van de elementen is 6 . Merkwaardig is dat de som : Abram (36 of 243) + Saraj (51 of 510) = 87 (3 X 29) OF 753 (3 X 251) dezelfde is als de som van Abraham + Sarah . Tenakh (128) . Pentateuch (105) . Eerdere Profeten (4) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (13) . Gn
(98) . Gn 21 (13) : (1) Gn 21,3 . (2) Gn 21,4 . (3) Gn 21,8 . (4) Gn 21,11 . (5) Gn 21,12 . (6) Gn 21,14 . (7) Gn 21,22 . (8) Gn 21,24 . (9) Gn 21,25 . (10) Gn 21,27 . (11) Gn 21,28 . (12) Gn 21,29 . (13) Gn 21,34 . Gn 22 (15) : (1) Gn
22,1 . (2) Gn
22,3 . (3) Gn
22,4 . (4) Gn
22,5 . (5) Gn
22,6 . (6) Gn
22,7 . (7) Gn
22,8 . (8) Gn
22,9 . (9) Gn
22,10 . (10) Gn
22,11 . (11) Gn
22,13 . (12) Gn
22,14 . (13) Gn
22,15 . (14) Gn
22,19 . (15) Gn
22,23 . Gn 25 (9) : (1) Gn
25,1 . (2) Gn
25,5 . (3) Gn
25,6 . (4) Gn
25,7 . (5) Gn
25,8 . (6) Gn
25,10 . (7) Gn
25,11 . (8) Gn
25,12 . (9) Gn
25,19 .
- Grieks : αβρααμ = abraam (Abraham) . Taalgebruik in het NT : abraam (Abraham) . Arabisch : ابرَاهِيم = ´ibrahim (Ibrahim) . Taalgebruik in de Qoran : ibrahim (Ibrahim) . Hebreeuws : אַבְרָהָם =
´abhërâhâm (Abraham) . Zie אַבְרָם = ´abhërâm
(Abram) . Taalgebruik in Tenakh : ´abhërâm
(Abram) .
Bij de aartsvaders אַבְרָהָם = Abraham , יִצְחָק = Isaak , יַעֳקֹב = Jakob en יוֹסֵף = Jozef hebben de getallen van hun leeftijden
een symbolische betekenis .
1. Abraham werd 175 jaar oud . 175 = 5² X 7 OF (10 X 17 = 170) + 5 . (Gn
25,7) . 5 is de getalswaarde van de letter he . Abram en Saraj ontvangen de letter he in hun naam en zij worden vruchtbaar (Gn 17,5 en Gn 17,15) . Merkwaardig is de plaats van dit vers in de bijbel : het 25ste hoofdstuk
en het 7de vers . Som van de factoten : 5 + 5 + 7 = 17 . Dit is de getalswaarde van de letter pe (mond) . 17 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH volgens de kleine telling (1 + 5 + 6 + 5 = 17) .
2. Isaak werd 180 jaar oud . 180 = 6² X 5 OF (10 X 17 = 170) + 10 . (Gn
35,28) . 6 is de getalswaarde van de letter waw . In Gn 25,19 staat de waw bij het begin van het woord (thôlëdoth) . Getalswaarde : thaw = 22 of 400 ; lamed = 12
of 30 , daleth = 4 , waw = 6 ; totaal : 66 (2 X 3 X 11) OF 840 (2³ X 3
X 5 X 7) . thôlëdoth komt in 7 verzen in Tenakh voor . Op de 6de plaats betreft het Isaak . Som van de factoren : 6 + 6 + 5 = 17 . Dit is de getalswaarde van de letter pe (mond) . 17 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH volgens de kleine telling (1 + 5 + 6 + 5 = 17) .
3. Jakob werd 147 jaar oud . 147 = 7² X 3 OF (8 X 17 = 136) + 11 . (Gn
49,33) . Som van de factoren : 7 + 7 + 3 = 17 . 17 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH volgens de kleine telling (1 + 5 + 6 + 5 = 17) . Ook hier is de plaats van
dit vers in de bijbel merkwaardig : het 49ste hoofdstuk en het 33ste vers .
Jakob diende 7 jaar voor Lea en Rachel (Gn 29,20 en Gn 29,30) . Jakob verbleef 130 (5 X 26)
jaar in Kanaän en 17 jaar in Egypte (Gn
47,28) . Merkwaardig is de plaats in de bijbel (Gn
47,28) . De buitenste getallen van 147 is 17 . Het tweede en derde getal
van 147 is 47 . 28 = 4 X 7 (hierin schuilt 47) .
1. - 3. Het product van drie opeenvolgende getallen ( 5 - 6 - 7) in het kwadraat , opklimmend
, met drie opeenvolgende onpare getallen afdalend (7 - 5 - 3) .
- De plechtige zegen in Nu 6,24 - Nu 6,25 - Nu 6,26 telt 3 - 5 - 7 woorden .
4. Jozef leefde 110 jaar . 110 = 5² ( = 25) + 6² ( = 36) + 7² ( = 49) OF (6 X 17) + 8 . De som van drie
opeenvolgende getallen in het kwadraat . (Gn
50,22) OF de som van de kwadraten van de aartsvaders . Deze plaats in de
bijbel is wellicht ook merkwaardig . (50ste hoofdstuk) X 22 (22ste vers) (5 X 22) = 110
.
1. - 4. De vier leeftijden samen geeft de som van 612 (2² X 3² X 17) OF : (10 + 10 + 8 + 6 = 34) X 17 PLUS (5 + 10 + 11 + 8 = .34 = 2 X 17) OF 36 X 17 . Het gemiddelde van de leeftijden van de aartsvaders is 9 X 17 OF 153 . Het getal 153 is een driehoeksgetal . Het getal 153 is de som van alle getallen van 1 tot en met 17 . 612 is een vierkant (4 X 153) . Daarmee is het probleem opgelost waarom de som van de factoren bij Jozef geen 17 is . 17 is de getalswaarde van de Godsnaam JHWH volgens de kleine telling (1 + 5 + 6 + 5 = 17) .
Ook de getalswaarde van de namen van Isaak , Jakob en Jozef heeft een symbolische waarde .
2. Isaak (Gn
21,3) . יִצְחָק = jitsëchâq (Isaak) . Getalswaarde : jod = 10 , tsade =
18 of 90 , chet = 8 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 49 (7 X 7) OF 208 (8 X 26)
.
3. Jakob (Gn
25,26) . יַעֳקֹב = ja`äqobh (Jakob) . Getalswaarde : jod = 10 , ajin = 16 of 70
, qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 47 OF 182 (7 X 26) .
4. Jozef (Gn
30,24) . יוֹסֵף = Jôseph (Jozef) . Getalswaarde : jod = 10 , waw = 6 , samek
= 15 of 60 , qoph = 17 of 80 ; totaal : 48 (2² X 2² X 3) OF 156 (6
X 26) .
De getalswaarde van de namen Isaak , Jakob en Jozef volgens de tweede telling wordt gevormd door het product van drie opeenvolgende getallen (8 - 7 - 6) , afdalend
, met de getalswaarde van de godsnaam JHWH volgens de gewone telling (26) : 8 X 26 EN 7 X 26 EN 6 X 26 . In totaal geven de twee tellingen 49 + 47 + 48 = 144 (12 X 12) OF 208 + 182 + 156 = 546 (21 X 26) . Het gemiddelde is 48 (4 X 12) OF 182 (7 X 26) .
- Bij de leeftijden en de naamgeving spelen de 2 getalswaarden van de Godsnaam JHWH een beslissende rol . Het getal 17 bij de leeftijden , het getal 26 bij de naamgeving . De leeftijd van Jakob is 147 , de getalswaarde van de naam van Jakob is 47 of 182 (7 X 26) . Bij Jakob overheerst het getal 7 , zowel bij zijn leeftijd als bij de getalswaarde van zijn naam .
leeftijd | getalswaarde naamgeving | |||
Abraham | 5 X 5 X 7 (5 + 5 + 7 = 17) | 175 (10 X 17) + 5 | ||
Isaak | 6 X 6 X 5 (6 + 6 + 5 = 17) | 180 (10 X 17) + 10 | 49 (7 X 7) OF 208 (8 X 26) | |
Jakob | 7 X 7 X 3 (7 + 7 + 3 = 17) | 147 (8 X 17) + 11 | 47 OF 182 (7 X 26) | |
Jozef | (5 X 5) + (6 X 6) + (7 X 7) (5 + 5 + 6 + 6 + 7 + 7 = 36) | 110 (6 X 17) + 8 | 48 (2² X 2² X 3) OF 156 (6 X 26) | |
totaal | 612 (34 X 17) + 34 OF 36 X 17 | 144 (12 X 12) OF 546 (21 X 26) | ||
gemiddeld | 153 (9 X 17) | 48 (4 X 12) OF 182 (7 X 26) . |
- אָח = ´âch (broer)
- ´ach (broer) . אָח = ´âch (broer) . Taalgebruik in Tenakh : ´ach (broer) . Getalwaarde = aleph = 1 , chet = 8 ; totaal : 9 (3²) . Structuur : 1 - 8 . De som van de elementen is telkens 9 .
- אָח = ´âch (broer) < naamwoord met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker (qal-vorm) (Lettinga(6) 24c1) . De korte klinker onderging een verandering van kwantiteit (korte a werd lange a) onder invloed van de pausa-vorm (Lettinga(6) 13h) . Stat. construct. אֲחִי = ächî (Lettinga 37b) ; de uitgang zou een oude genit.-uitgang zijn (Lettinga 23f) . Het suffix van het bezittelijk voornaamwoord 3de pers. mann. enk. is normalerwijze hu ; in sommige gevallen valt de h weg (Lettinga 11f1) . Met suffix אָחִיו = ´achîw (zijn broer) .
- Grieks : ὁ αδελφος αυτου = ho adelfos autou (zijn broer) . LXX (20) . NT (4) .
- Ned.
: broer . Arabisch : أخ = ´ach (broer) . Taalgebruik in de Qoran : ´ach (broer) . D. : Bruder . E. : brother . Fr. : frère . Grieks : αδελφος = adelfos (broer) . Taalgebruik in
het NT : adelfos
(broer) . Hebreeuws : אָח = ´âch (broer) . Taalgebruik in Tenakh : ´ach (broer) . Lat.: frater (fra-ter , pa-ter , ma-ter ; broe-der , va-der, moe-der) .
- אַחִים = mann. mv. ´achîm (broers) van het zelfst. naamw. אָח = ´âch (broer) . Taalgebruik in Tenakh : ´ach (broer) . Getalwaarde = aleph = 1 , chet = 8 ; totaal : 9 (3²) . Structuur : 1 - 8 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (14) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) . (14) .
- אָח = ´âch (broer) < naamwoord met 2 medeklinkers en 1 oorspronkelijk korte klinker (qal-vorm) (Lettinga(6) 24c1) . De korte klinker onderging een verandering van kwantiteit (korte a werd lange a) onder invloed van de pausa-vorm (Lettinga(6) 13h)
- Ned.
: broer . Arabisch : ´ach (broer) . Taalgebruik in de Qoran : ´ach (broer) . D. : Bruder . E. : brother . Fr. : frère . Grieks : αδελφος = adelfos (broer) . Taalgebruik in
het NT : adelfos
(broer) . Hebreeuws : אָח = ´âch (broer) . Taalgebruik in Tenakh : ´ach (broer) . Lat.: frater .
- ´-ch-j : (1) zelfst. naamw. mann. enk. + suffix bezittel. voornaamw. 1ste pers. enk.אָחִי / אֲחִי = ´âchî OF ´ächî (mijn broer) . (2) zelfst. naamw. stat. constr. mann. enk. אֲחִי = ´äche(j) (broers van) . Tenakh 92) . Pentateuch (38) . Gn (34) .
- אָחִינוּ = .´âchînû (onze broer) . Tenakh (16) .
- me´âchè(j)khâ (uit jouw broeders)< prefix voorzetsel min + mann. mv. stat. construct. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw.
- (1) אָחִיו = ´achîw (zijn broer) < mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . (2) אֶחָיו = ´èchâ(j)w (zijn broers) < mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. Tenakh (153) . Pentateuch (88) . Eerdere Profeten (26) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine
Profeten (7) . Geschriften (23) . Gn (64) . Gn 25 (2) : (1) Gn 25,18 . (2) Gn
25,26 . Ex (7) : (1) Ex 1,6 . (2) Ex 2,11 . (3) Ex 10,23 . (4) Ex 16,15 . (5) Ex 25,20 . (6) Ex 32,27 . (7) Ex 37,9 .
- כָל אֶחָיו = kâl ´èchâ(j)w (al zijn broers) . Tenakh (2) : (1) Gn 16,12 . (2) Gn 25,18 .
- וְכָל אֶחָיו = wëkhâl ´èchâ(j)w (en al zijn broers) . Tenakh (1) : Ex 1,6 . kâl ´èchâ(j)w (al zijn broers) . Tenakh (2) : (1) Gn 16,12 . (2) Gn 25,18 .
- mann. enk. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. = ´âchîkhâ (jouw broer) OF mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. ´âchè(j)khâ (jouw broeders) . Tenakh (70) . Pentateuch (52) . Eerdere Profeten (10) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (4) . Dt (12) : (1) Dt 13,7 . (2) Dt 15,3 . (3) Dt 15,7 . (4) Dt 15,12 . (5) Dt 17,15 . (6) Dt 22,1 . (7) Dt 22,2 . (8) Dt 22,3 . (9) Dt 22,4 . (10) Dt 23,8 . (11) Dt 25,3 . (12) Dt 32,50 .
- ´âchâz (Achaz) .
´âchâz (Achaz) . Taalgebruik in Tenakh : ´âchâz
(Achaz) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , zajin = 7 ; totaal : 16 (2²
X 2²) . Structuur : 1 - 8 - 7 . ´-ch-z . Tenakh (42) . Profeten ( de trokken . Achaz zag
zich gedwongen hulp in te roepen van koning Tiglat-Pileser van Assyrië
. Achaz betaalde grote sommen goud en zilver voor deze hulp en Juda werd feitelijk
een vazalstaat van Assyrië . Tiglat-Pileser veroverde hierop Damascus en
liet koning Resin ter dood brengen . In 722 v.Chr. veroverden de Assyriërs
ook het koninkrijk Israël en werden de inwoners verbannen . Tijdens de
regeerperiode van Achaz voerden de profeten Jesaja, Hosea en Micha oppositie
tegen zijn beleid op religieus gebied . Volgens de bijbel stierf Achaz op 35-jarige
leeftijd . Hij werd begraven in Jeruzalem . Hij werd opgevolgd door zijn zoon
Hizkia .
- hammèlèkh ´âchâz (koning Achaz) . Tenakh (11)
: (1) 2 K
16,10 . (2) 2
K 16,11 . (3) 2
K 16,15 . (4) 2
K 16,16 . (5) 2
K 16,17 . (6) 2
Kr 28,16 . (7) 2
Kr 28,22 . (8) 2
Kr 29,19 . (9) Js
14,28 .
- ´âchaz (grijpen, vatten)
. ´âchaz (grijpen, vatten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âchaz
(grijpen, vatten) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , zajin = 7 ; totaal
: 16 (2² X 2²) . Structuur : 1 - 8 - 7 .
- wajjèâchoz (en hij greep) < wë + act; qal imperf. 3de pers. mann. enk. Tenakh (5) : (1) Re 16,3 . (2) 2 S 6,6 . (3) 1 K 6,10 . (4) Js 5,29 . (5) Job 17,9 .
- ´ächuzzâh (eigendom; bezit, erfgoed) . Zie het werkw.
-- ´ächuzzâthâm (hun erfgoed, hun bezit) < zelfst. naamw. vr. enk. stat. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. ´-ch-z-th-m . Tenakh (8) . ´ächuzzâthâm (hun erfgoed, hun bezit) . Tenakh () : (1) Gn 36,43 . (2) Lv 25,32 . (3) Lv 25,33 . (4) Nu 35,2 . (5) Joz 22,9 . (6) Ez
44,28 . (7) Ez 46,16 .
- ´acher (ander, andere) . ´-ch-r . (1) voorzetsel אֶחָר = ´èchär (na, achter) stat. constr. אַחַר = ´achar . (2) אַחֵר = ´acher (ander, andere) . Taalgebruik in Tenakh : ´acher (ander, andere) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 ; totaal : 29 OF 209 (11 X 19) . Structuur : 1 - 8 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (101) . Pentateuch (41) . Eerdere Profeten (20) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (25) . Gn (19) : (1) Gn 4,25 . (2) Gn 9,28 . (3) Gn 10,1 . (4) Gn 10,32 . (5) Gn 11,10 . (6) Gn 15,1 . (7) Gn 18,5 . (8) Gn 22,1 . (9) Gn 22,13 . (10) Gn 24,55 . (11) Gn 29,19 . (12) Gn 30,24 . (13) Gn 34,19 . (14) Gn 37,9 . (15) Gn 37,17 . (16) Gn 39,7 . (17) Gn 40,1 . (18) Gn 43,14 . (19) Gn 43,22 .
- mann. mv. אֲחֵרִים = ´ächarîm / ´ächerîm van het bijvoegl. naamw. אַחֵר = ´acher (ander, andere) . Taalgebruik in Tenakh : ´acher (ander, andere) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 ; totaal : 29 OF 209 (11 X 19) . Structuur : 1 - 8 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (76) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (22) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (10) . Gn (2) . (1) Gn 8,10 . (2) Gn 8,12 . Ex (2) : (1) Ex 20,3 . (2) Ex 23,13 . Lv (1) : Lv 6,4 . Nu (0) . Dt (18) : (1) Dt 5,7 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 7,4 . (4) Dt 8,19 . (5) Dt 11,16 . (6) Dt 11,28 . (7) Dt 13,3 . (8) Dt 13,7 . (9) Dt 13,14 . (10) Dt 17,3 . (11) Dt 18,20 . (12) Dt 28,14 . (13) Dt 28,36 . (14) Dt 28,64 . (15) Dt 29,25 . (16) Dt 30,17 . (17) Dt 31,18 . (18) Dt 31,20 . Eerdere Profeten (22) : (1) Joz 23,16 . (2) Joz 24,2 . (3) Joz 24,16 . (4) Re 2,12 . (5) Re 2,17 . (6) Re 2,19 . (7) Re 10,13 . (8) 1 S 8,8 . (9) 1 S 19,21 . (10) 1 S 26,19 . (11) 1 S 28,8 . (12) 1 K 9,6 . (13) 1 K 9,9 . (14) 1 K 11,4 . (15) 1 K 11,10 . (16) 1 K 14,9 . (17) 2 K 5,17 . (18) 2 K 17,7 . (19) 2 K 17,35 . (20) 2 K 17,37 . (21) 2 K 17,38 . (22) 2 K 22,17 .
- אֱלֹהִים אֲחֵרִים = ´èlohîm ´ächerîm (andere goden) . Tenakh (46) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (1) . Ex (2) : (1) Ex 20,3 . (2) Ex 23,13 . Dt (17) : (1) Dt 5,7 . (2) Dt 6,14 . (3) Dt 7,4 . (4) Dt 8,19 . (5) Dt 11,16 . (6) Dt 11,28 . (7) Dt 13,3 . (8) Dt 13,7 . (9) Dt 13,14 . (10) Dt 17,3 . (11) Dt 18,20 . (12) Dt 28,14 . (13) Dt 28,36 . (14) Dt 28,64 . (15) Dt 29,25 . (16) Dt 31,18 . (17) Dt 31,20 . Joz (3) : (1) Joz 23,16 . (2) Joz 24,2 . (3) Joz 24,16 . Re (4) : (1) Re 2,12 . (2) Re 2,17 . (3) Re 2,19 . (4) Re 10,13 . 1 S (2) : (1) 1 S 8,8 . (2) 1 S 26,19 . 1 K (4) : (1) 1 K 9,6 . (2) 1 K 11,4 . (3) 1 K 11,10 . (4) 1 K 14,9 . 2 K (4) : (1) 2 K 17,7 . (2) 2 K 17,35 . (3) 2 K 17,37 . (4) 2 K 17,38 .
- אַחֲרֵי אֱלֹהִים אֲחֵרִים = ´achäre(j) ´èlohîm ´ächarîm (achter andere goden) . Tenakh (16) : (1) Dt 6,14 . (2) Dt 8,19 . (3) Dt 11,28 . (4) Dt 13,3 . (5) Dt 28,14 . (6) Re 2,12 . (7) Re 2,17 . (8) Re 2,19 . (9) 1 K 11,4 . (10) 1 K 11,10 . (11) Jr 7,9 . (12) Jr 11,10 . (13) Jr 13,10 . (14) Jr 16,11 . (15) Jr 25,6 . (16) Jr 35, 15 .
- ´èchâr (achter, na) .
- ´achôr (achterwaarts) . lë´achôr (achterwaarts, naar achter) < lë + . Tenakh (5) : (1) Js 41,23 . (2) Js 42,23 . (3) Jr 7,24 . (4) Ps 114,3 . (5) Ps 114,5 .
- אַחֲרֵי = ´achäre(j) (achter, na)
- ´achäre(j) (achter) . אַחֲרֵי = ´achäre(j) (achter, na) . Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j) (achter) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 219 (3 X 73) . Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (294) . Pentateuch (80) . Eerdere Profeten (134) . Latere Profeten (37) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (38) . Gn (39) . Gn 22 (1) Gn 22,20 . Dt (16) : (1) Dt 1,4 . (2) Dt 1,36 . (3) Dt 4,3 . (4) Dt 6,14 . (5) Dt 8,19 . (6) Dt 11,28 . (7) Dt 11,30 . (8) Dt 12,30 . (9) Dt 13,3 . (10) Dt 13,5 . (11) Dt 19,6 . (12) Dt 24,4 . (13) Dt 28,14 . (14) Dt 31,16 . (15) Dt 31,27 . (16) Dt 31,29 . 12 Kleine Profeten (5) : (1) Hos 2,7 . (2) Hos 2,15 . (3) Hos 5,11 . (4) Hos 11,10 . (5) Jl 3,1 . Joz (18) : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 2,7 . (3) Joz 6,9 . (4) Joz 6,13 . (5) Joz 7,8 . (6) Joz 8,16 . (7) Joz 8,17 . (8) Joz 9,16 . (9) Joz 10,19 . (10) Joz 10,26 . (11) Joz 14,8 . (12) Joz 14,9 . (13) Joz 14,14 . (14) Joz 23,1 . (15) Joz 24,6 . (16) Joz 24,20 . (17) Joz 24,29 . (18) Joz 24,31 . Re (18) : (1) Re 1,1 . (2) Re 2,7 . (3) Re 2,12 . (4) Re 2,17 . (5) Re 2,19 . (6) Re 3,28 . (7) Re 4,16 . (8) Re 7,23 . (9) Re 8,5 . (10) Re 8,33 . (11) Re 9,3 . (12) Re 9,49 . (13) Re 10,1 . (14) Re 11,36 . (15) Re 13,11 . (16) Re 16,4 . (17) Re 18,12 . (18) Re 19,23 .
- אַחֲרָיו= ´achärâ(j)w (achter hem) < voorzetsel + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Zie : ´-ch-r . (1) voorzetsel אֶחָר = ´èchär (na, achter) stat. constr. אַחַר = ´achar . (2) אַחֵר = ´acher
(ander, andere) . Taalgebruik in Tenakh : ´acher
(ander, andere) . Tenakh (75) .
- In Joz
6,9 komt het hapax ´achäre(j) hâ´ârôn
(achter de ark) voor , in Joz
6,13 het hapax ´achäre(j) ´ârôn JHWH (achter
de ark van JHWH) .
- ´achäre(j) ´äsjèr (achter wat) . Tenakh (8) :
(1) Dt 24,4
. (2) Joz
7,8 . (3) Joz
9,16 . (4) Joz
23,1 . (5) Joz
24,20 . (6) Re
11,36 . (7) Re
19,23 . (8)
2 S 19,31 .
- ´achäre(j) ´èlohîm (achter goden) . Tenakh (16)
: (1) Dt
6,14 . (2) Dt
8,19 . (3) Dt
11,28 . (4) Dt
13,3 . (5) Dt
28,14 . (6) Re
2,12 . (7) Re
2,17 . (8) Re
2,19 . (9) 1
K 11,4 . (10) 1
K 11,10 . (11) Jr
7,9 . (12) Jr
11,10 . (13) Jr
13,10 . (14) Jr
16,11 . (15) Jr
25,6 . (16) Jr
35, 15 .
- ´achäre(j) jëhôsju`a (na Jozua) . Tenakh (2) : (1) Joz
8,16 . (2) Joz
24,31 .
- ´achäre(j) JHWH (achter JHWH) . Tenakh (10) : (1) Nu 32,12 . (2) Dt
1,36 . (3) Dt
13,5 . (4) Joz
14,8 . (5) Joz
14,9 . (6) Joz
14,14 . (7) 1
S 7,2 . (8) 1
K 11,6 . (9) 2
Kr 34,31 . (10) Hos
11,10 .
- ´achäre(j) jishërâ´el (achter Israël) . Tenakh
(3) : (1) Joz
8,17 (2X) . (2) 2
S 2,28 . (3) 2
S 18,16 .
- וְאַחֲרֵי = wë´achäre(j) (en achter, en na) <. prefix voegwoord wë + voorzetsel (de vorm van een stat. constr. mann. mv.) . Zie : אַחֲרֵי = ´achäre(j)
(achter, na) . Taalgebruik in Tenakh : ´achäre(j)
(achter) . Getalwaarde : aleph = 1 , chet = 8 , resj = 20 of 200 , jod =
10 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 219 (3 X 73) . Structuur : 1 - 8 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (45) . Pentateuch
(17) . Eerdere Profeten (8) . Latere Profeten (12) . 12 Kleine Profeten (0)
. Geschriften (8) . Gn (5) : (1) Gn
15,14 . (2) Gn
23,19 . (3) Gn
25,26 . (4) Gn
32,21 . (5) Gn
45,15 .
- אַחַרֵי כֵן = ´achäre(j) khen (achter zo, zo dan) . Tenakh (23) . Pentateuch (3)
. Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine Profeten (1) : Jl
3,1 . Geschriften (4) . Tenakh (23) : (1) Gn
6,4 . (2) Gn
41,31 . (3) Ex
11,1 . (4) Joz
10,26 . (5) Re
16,4 . (6) 1
S 9,13 . (7) 1
S 24,6 . (8) 1
S 24,9 . (9) 2
S 2,1 . (10) 2
S 8,1 . (11) 2
S 10,1 . (12) 2
S 13,1 . (13) 2
S 21,14 . (14) 2
S 21,18 . (15) 2
S 24,10 . (16) 2
K 6,24 . (17) 1
Kr 18,1 . (18) 1
Kr 19,1 . (19)
1 Kr 20,4 . (20) Job
3,1 . (21) Js
1,26 . (22) Jr
34,11 . (23) Jl
3,1 .
- holekh ´achäre(j) (gaande achter) . Tenakh (3) : (1) Joz
6,9 . (2) Joz
6,13 . (3)
2 S 3,31 .
- וְאַחֲרֵי כֵן = wë´achäre(j) khen (en achter zo, en zo dan, en daarna) . Tenakh
(20/45) . (1) Gn
15,14 . (2) Gn
23,19 . (3) Gn
25,26 . (4) Gn
32,21 . (5) Gn
45,15 . (6) Ex
3,20 . (7) Ex
11,8 . (8) Ex
34,32 . (9) Lv
16,26 . (10) Lv
16,28 . (11) Nu 4,15 . (12) Nu
8,15 . (13) Nu
8,22 . (14) Nu
9,17 . (15) Joz
8,34 . (16) 2
Kr 33,14 . (17) Jr
16,16 . (18) Jr
21,7 . (19) Jr
46,26 . (20)
Jr 49,6 .
- wëhâjâh ´achäre(j) ken (en het zal zijn daarna)
. Slechts in Jl
3,1 .
- אַחַרֵי וַיְהי = wajëhî ´achäre(j) (en het zal zijn na...) . Tenakh (24)
: (1) Gn
22,20 . (2) Gn
25,11 . (3) Gn
48,1 . (4) Nu
25,19 . (5) Joz
1,1 . (6) Joz
24,29 . (7) Re
1,1 . (8) Re
16,4 (9) 1
S 5,9 . (10) 1
S 24,6 . (11) 2
S 1,1 . (12) 2
S 2,1 . (13) 2
S 8,1 . (14) 2
S 10,1 . (15) 2
S 13,1 . (16) 2
S 17,21 . (17) 2
S 21,18 . (18) 1
K 13,23 . (19)
1 K 13,31
. (20) 2
K 6,24 . (21) 1
Kr 18,1 . (22) 1
Kr 19,1 . (23)
1 Kr 20,4 . (24) 2
Kr 25,14 . (25) Ez
17,23 .
- כֵן אַחַרֵי וַיְהי = wajëhî ´achäre(j) ken (en het zal zijn daarna) . Tenakh
(11/23) . (1) Re
16,4 . (2) 1
S 24,6 . (3) 2
S 2,1 . (4) 2
S 8,1 . (5) 2
S 10,1 . (6) 2
S 13,1 . (7) 2
S 21,18 . (8) 2
K 6,24 . (9) 1
Kr 18,1 . (10) 1
Kr 19,1 . (11)
1 Kr 20,4 . 1
K 13,31 .
opisô (achter) . Verwijzing : opisô (achter) . Lat. post (uit primere , prestum ?) Fr. après (ad prestum) . Hebr. ´acher (101) en ´achärej (294) . Ned. achter . In zes verzen in Mc : (1) Mc 1,7 . (2) Mc 1,17 . (3) Mc 1,20 . (4) Mc 8,33 . (5) Mc 8,34 . (6) Mc 13,16 .
opisô (achter) | Tenakh | Pentateuch | Vroege prof. | 12 kl. prof. | grote prof. | hagiografen | dt. -can. |
´achar | 101 | 41 | 20 | 5 | 10 | 25 | |
´-ch-rj | 294 | 80 | 134 | 5 | 37 | 38 | |
totaal | 395 | 121 | 154 | 10 | 47 | 63 | |
opisô (318) | 50 | 143 | 12 | 47 | 47 | 19 |
- ´achärîth
(einde, uitgang, achterste) . ´achärîth (einde, uitgang,
achterste) .
- Taalgebruik in Tenakh : ´achärîth
(einde, uitgang, achterste) .
- bë ´achärîth (op het einde van) < voorzetsel bë + Tenakh (17) : (1) Gn
49,1 . (2) Nu
24,14 . (3) Dt
4,30 . (4) Dt
31,29 . (5) Js
2,2 . (6) Jr
23,20 . (7) Jr
30,24 . (8) Jr
48,47 . (9) Jr
49,39 . (10) Ez
38,8 . (11) Ez
38,16 . (12) Ps
139,9 . (13) Da
2,28 . (14) Da
8,19 . (15) Da
10,14 . (16) Hos
3,5 . (17) Mi
4,1 .
- אָחַז = ´âchaz (grijpen, vatten)
- ´âchaz (grijpen, vatten) . אָחַז = ´âchaz (grijpen, vatten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âchaz (grijpen, vatten) .
- ´âkhen (waarlijk, inderdaad) . אָכֵן = ´âkhen (waarlijk, inderdaad) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhen (waarlijk, inderdaad) . Getalwaarde : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , nun = 14 of 50 ; totaal : 26 OF 71 . Structuur : 1 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (17) . Js (4) : (1) Js 40,7 . (2) Js 45,15 . (3) Js 49,4 . (4) Js 53,4 .
- `ad (tot) . עַד = `ad (tot) . Taalgebruik in Tenakh : `ad (tot) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , daleth = 4 ; totaal : 20 (2² X 5) OF 74 (2 X 37) . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (1012) . Gn (59) . wë`ad (en tot) < wë + `ad (tot) . Taalgebruik in Tenakh : `ad (tot) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , daleth = 4 ; totaal : 20 (2² X 5) OF 74 (2 X 37) . Structuur : 7 - 4 . Ps (25) . Ps 113 (1) Ps 113,2 . Tenakh (1012) . Js (42) . Js 1-39 (29) . Js 40-66 (13) : (1) Js 42,4 . (2) Js 45,17 . (3) Js 47,7 . (4) Js 48,20 . (5) Js 49,6 . (6) Js 55,4 . (7) Js 57,9 . (8) Js 57,15 . (9) Js 62,1 . (10) Js 62,7 . (11) Js 64,8 . (12) Js 64,11 . (13) Js 65,18 .
- וְעַד = wë`ad (en tot) < prefix voegwoord wë + voorzetsel עַד = `ad (tot) . Taalgebruik in Tenakh : `ad (tot) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , daleth = 4 ; totaal : 20 (2² X 5) OF 74 (2 X 37) . De som van de elementen is telkens 2 Tenakh (222) .
`ljk (over jou) | Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Job | Ps | Spr | Pr | Hl | Js | Jr | Kl | Ez | Da | Am | Mi | Nah | Hab | Sef | Mal | |
183 | 3 | 4 | 1 | 3 | 18 | 6 | 2 | 6 | 10 | 7 | 2 | 6 | 2 | 1 | 2 | 10 | 2 | 1 | 1 | 19 | 15 | 4 | 43 | 7 | 1 | 1 | 3 | 1 | 1 | 1 |
In negentien verzen in Js : (1) Js 1,25 . (2) Js 7,5 . (3) Js 7,17 . (4) Js 10,24 . (5) Js 24,17 . (6) Js 29,3 . (7) Js 45,14 . (8) Js 47,9 . (9) Js 47,11 . (10) Js 47,13 . (11) Js 52,14 . (12) Js 54,9 . (13) Js 54,15 . (14) Js 54,17 . (15) Js 59,21 . (16) Js 60,1 . (17) Js 60,2 . (18) Js 60,5 . (19) Js 62,5 .
- `èbhèd (dienaar, knecht)
. `èbjèd (dienaar, knecht) . Taalgebruik in Tenakh : `èbhèd
(dienaar) . Getalwaarde : ayin = 16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 . Totaal
: 16 + 2 + 4 of 70 + 2 + 4 = 22 of 76 (4 X 19) . `bd in Tenakh (115) .
- `bdj van het zelfst. naamw. `èbjèd (dienaar, knecht) . Taalgebruik
in Tenakh : `èbhèd
(dienaar) . Getalwaarde : ayin = 16 of 70 , beth = 2 , daleth = 4 . Totaal
: 16 + 2 + 4 of 70 + 2 + 4 = 22 (2 X 11) of 76 (4 X 19) . `-b-d in Tenakh (115)
. `-b-d-j in Tenakh (145) , in Ps (6) : (1) Ps
89,4 . (2) Ps
89,23 . (3) Ps
97,7 . (4) Ps
113,1 . (5) Ps
134,1 . (6) Ps
135,1 . status constr. mv. `abhëde(j) (dienaren van...) : (1) Ps
97,7 . (2) Ps
113,1 . (3) Ps
134,1 . (4) Ps
135,1 . `bd enk. + suff. 1ste pers. enk : `abhëdî (mijn dienaar)
. David , mijn dienaar : (1) Ps
89,4 . (2) Ps
89,23 .
-- `abhëde(j) JHWH (dienaren van.JHWH) . Tenakh (5) : (1) 2
K 9,7 . (2) Ps
113,1 . (3) Ps
134,1 . (4) Ps
135,1 . (5) Js
54,17 .
--- `âbhëdû (zij dienden). Qal perfectum derde persoon meervoud
+ `ibh¨dû (dient) qal imperatief tweede persoon meervoud + `abhdô
(zijn dienaar) . In 45 verzen in de bijbel.
- `äbhodâh (dienst) . In negentien verzen in de bijbel : (1) Ex 1,14
.
- hâ`äbhodâh (de dienst) . In twaalf verzen in de bijbel :
(1) Ex 2,23
.
- כָּל עֱדַת בְּנֵי יִשְׂרָאֵל = kâl `ädath bënê jishërâ´el (de hele gemeenschap van Israëlieten) . Tenakh (20) . Ex (8) : (1) Ex 16,1 . (2) Ex 16,2 . (3) Ex 16,9 . (4) Ex 16,10 . (5) Ex 17,1 . (6) Ex 35,1 . (7) Ex 35,4 . (8) Ex 35,20 . Lv (1) . Nu (9) . Joz (2) .
- ´âdâm (mens) . אָדָם = ´âdâm (mens) . Taalgebruik
in Tenakh : ´âdâm
(mens) . Getalwaarde : aleph = 1 , daleth = 4 , mem = 13 of 40 ; totaal
: 18 (2 X 3²) of 45 (3² X 5) . Structuur : 1 - 4 - 40 (´ed =
damp ; 1-4 structuur) . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (358) . Pentateuch (32) . Eerdere Profeten (16) . Latere Profeten (159) . 12 Kleine
Profeten (17) . Geschriften (134) . 2 K (4) : (1) 2 K 7,10 . (2) 2 K 19,18 . (3) 2 K 23,14 . (4) 2 K 23,20 . Gn (8) . (1) Gn
1,26 . (2) Gn
4,25 . (3) Gn
5,1 (geslachtslijst van Adam tot Noach) . (4) Gn
5,2 . (5) Gn
5,3 . (6) Gn
5,4 . (7) Gn
5,5 . (8) Gn
16,12 .
- lë´âdâm (voor de mens) < prefix voortzetsel lë + zelfst. naamw. Tenakh (23) . Pr (7) : (1) Pr 1,3 . (2) Pr 2,18 . (3) Pr 2,22 . (4) Pr 2,26 . (5) Pr 6,11 . (6) Pr 6,12 . (7) Pr 8,15 .
- ´ädâmâh (aarde, grond) .
אֲדָמָה = ´ädâmâh (aarde, grond) . Taalgebruik in Tenakh : ´ädâmâh
(aarde, grond) . Getalwaarde : aleph = 1 , daleth = 4 , mem = 13 of 40 ,
he = 5 ; totaal : 23 OF 50 . Structuur : 1 - 4 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 .
- hâ´ädâmâh (de aarde) < bepaald lidw. + zelfst.
naamw. . Tenakh (110) . Pentateuch (64) . Eerdere Profeten (16) . Latere Profeten
(17) . 12 Kleine Profeten (8) . Geschriften (5) . Gn (31) . Dt (22) : (1) Dt
4,10 . (2) Dt
4,40 . (3) Dt
5,16 . (4) Dt
6,15 . (5) Dt
7,6 . (6) Dt
7,13 . (7) Dt
11,9 . (8) Dt
11,21 . (9) Dt
12,1 . (10) Dt
14,2 . (11) Dt
25,15 . (12) Dt
26,2 . (13) Dt
26,10 . (14) Dt
26,15 . (15) Dt
28,11 . (16) Dt
28,21 . (17) Dt
28,63 . (18) Dt
30,18 . (19) Dt
30,20 . (20) Dt
31,13 . (21) Dt
31,20 . (22) Dt
32,47 . Eerdere Profeten (16) : (1) Joz
23,13 . (2) Joz
23,15 . (3) 1
S 20,15 . (4) 1
S 20,31 . (5) 2
S 9,10 . (6) 2
S 14,7 . (7) 2
S 17,12 . (8) 1
K 7,46 . (9) 1
K 8,34 . (10) 1
K 8,40 . (11) 1
K 9,7 . (12) 1
K 13,34 . (13) 1
K 14,15 . (14) 1
K 17,14 . (15) 1
K 18,1 . (16) 2
K 21,8 . Sef (2) : (1) Sef
1,2 . (2) Sef
1,3 .
- me`al pëne(j) hâ´ädâmâh (vanop het aanschijn
van de aarde) . Tenakh (13) : (1) Gn
4,14 . (2) Gn
6,7 . (3) Gn
7,4 . (4) Gn
8,8 . (5) Ex
32,12 . (6) Dt
6,15 . (7) 1
S 20,15 . (8) 1
K 9,7 . (9) 1
K 13,34 . (10) Jr
28,16 . (11) Am
9,8 . (12) Sef
1,2 . (13) Sef
1,3 .
- me`al ´adëmâthâm (weg vanop hun aardbodem) . Tenakh (3) : (1) Dt 29,27 . (2) Jr 12,14 . (3) Am 9,15 .
- me`al hâ´ädâmâh (weg vanop de aardbodem) . Tenakh (7)
: (1) Dt
28,21 . (2) Dt
28,63 . (3) Joz
23,13 . (4) Joz
23,15 . (5) 1
K 14,15 . (6) 2
Kr 33,8 . (7) Jr
24,10 .
- min hâ´ädâmâh (van/ uit de aarde) . Tenakh (8)
: (1) Gn 2,7
. (2) Gn 2,9
. (3) Gn
2,19 . (4) Gn
4,10 . (5) Gn
4,11 . (6) Gn
5,29 . (7) 2
K 21,8 . (8) Am
3,5 .
- min hâ´ädâmâh ´äsjèr (van/
uit de aarde die) . Tenakh (3) : (1) Gn
4,11 . (2) Gn
5,29 . (3) 2
K 21,8 .
- ´âdar (nif.: verheerlijkt zijn) . אָדַר = ´âdar (nif.: verheerlijkt zijn) . Taalgebruik in Tenakh : ´âdar (nif.: verheerlijkt zijn) . Getalswaarde : aleph = 1 , daleth = 4 , resj = 20 of 200 ; totaal : 25 of 205 (5 X 41) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 .
- pass. nifal part. mann. enk. נֶאְדָּר = nè'ëdâr (verheerlijkt) van het werkw. אָדַר = ´âdar (nif.: verheerlijkt zijn) . Taalgebruik in Tenakh : ´âdar (nif.: verheerlijkt zijn) . Getalswaarde : aleph = 1 , daleth = 4 , resj = 20 of 200 ; totaal : 25 of 205 (5 X 41) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1) : Ex 15,11 .
- ´ädonâj
/ ´ädonaj (mijn heer / mijne heren) . אֲדֹנָי = ´ädonaj (mijn heer / mijne heren) . Taalgebruik in
Tenakh : ´ädonâj
/ ´ädonaj (mijn heer / mijne heren) . Getalwaarde : aleph = 1
, daleth = 4 , nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 29 OF 65 (5 X 13 of (2 X
26) + 13 . Structuur : 1 - 4 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (568) . Pentateuch (67) . Eerdere Profeten (106) . Latere Profeten (275) . 12 Kleine
Profeten (34) . Geschriften (86) . Kl (13) : (1) Kl 1,14 . (2) Kl 1,15 . (3) Kl 2,1 . (4) Kl 2,2 . (5) Kl 2,5 . (6) Kl 2,7 . (7) Kl 2,18 . (8) Kl 2,19 . (9) Kl 2,20 . (10) Kl 3,31 . (11) Kl 3,36 . (12) Kl 3,37 . (13) Kl 3,58 . Js (47)
. JHWH wordt als ´ädonâj uitgesproken .
- Gr. kurios (heer) .
Taalgebruik in het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in de Septuaginta : kurios
(heer) . Lat. dominus . Fr. seigneur . D. Herr . E. Lord . Een vorm van
kurios (heer) in de Septuaginta (8591) , in het NT (718) .
- ´ädonâj JHWH . Tenakh (293X) . Pentateuch (4) . Gn (2) . Dt (2) . Joz (1) . Eerdere Profeten (10) . Re (2) . 2 S (6) en wel in 2 S 7 . 1 K (2) . Ps (3) . Vooral in Ez .
- ´ädôn / ´âdôn (heer, Aton) . Tenakh (11) : (1) Joz 3,11 . (2) Joz 3,13 . (3) Jr 22,18 . (4) Jr 34,5 . (5) Zach
4,14 . (6) Zach
6,5 . (7) Ps 12,5 . (8) Ps 97,5 . (9) Ps 105,21 . (10) Ps
114,7 . (11) Neh 7,61 .
- אֲדֹנָי = ´ädonaj (mijn heer / mijne heren) . Taalgebruik in
Tenakh : ´ädonâj
/ ´ädonaj (mijn heer / mijne heren) . Getalwaarde : aleph = 1
, daleth = 4 , nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 29 OF 65 (5 X 13 of (2 X
26) + 13 . Structuur : 1 - 4 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (568) . Pentateuch (67) . Eerdere Profeten (106) . Latere Profeten (275) . 12 Kleine
Profeten (34) . Geschriften (86) . JHWH wordt als ´ädonâj uitgesproken . Js (47) . Js 1-39 (35) . Js 40-55 (7) . Js 56-66 (5) : (1) Js 56,8 . (2) Js 61,1 . (3) Js
61,11 . (4) Js
65,13 . (5) Js
65,15 .
- Grieks . gen. mann. enk. κυριου = kuriou van het zelfst. naamw. κυριος = kurios (heer) . Taalgebruik in
het NT : kurios
(heer) . Taalgebruik in
de LXX : kurios
(heer) . Een vorm van
κυριος = kurios (heer) in Js (109) .
kurios (heer) enk. | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn.. | ev. | Paul. | Ap. br. | |
3 | gen. enk. kuriou | 2301 | 2070 | 231 | 15 | 4 | 26 | 6 | 44 | 133 | 3 | 45 | 51 | 107 | 26 |
- Latijn . Dominus . Fr. seigneur . Ned. Heer . D. Herr . E. Lord . Aramees : יוי = JWJ . Arabisch : رَب = rabb (God, Heer) . Taalgebruik in de Qoran : rabb (God, Heer) .
- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai en farao Achnaton gelegd .
- יהוה אֲדֹנָי = ´ädonaj JHWH (Heer God) . Tenakh (284) . Pentateuch (4) : (1) Gn 15,2 . (2) Gn 15,8 . (3) Dt 3,24 . (4) Dt 9,26 . Js 1-39 (11) . Js 40-65 (12) : (1) Js 40,10 . (2) Js 48,16 . (3) Js 49,22 . (4) Js 50,4 . (5) Js 50,5 . (6) Js 50,9 . (7) Js 52,4 . (8) Js 56,8 . (9) Js 61,1 . (10) Js 61,11 . (11) Js 65,13 . (12) Js 65,15 .
- אֵי = ´e(j) (waar?)
- ´e(j) (waar?) . אֵי = ´e(j) (waar?) . Taalgebruik in Tenakh : ´e(j) (waar?) . Getalwaarde : aleph = 1 ; jod = 10 ; totaal : 11 . Structuur : 1 - 1 . De som van de elementen is 2 .
- אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben)
- ´âhabh (beminnen, liefhebben) . אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2²) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tussen de aleph en de beth staat de he (aanblazen) . Het Hebreeuws en het Arabisch hebben dezelfde wortel : 'hb .
- act. qal perf. 2de pers. mann. enk. אָהַבְתָּ = ´âhabhëthâ (jij bemint) van het werkw. אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2²) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tussen de aleph en de beth staat de he (aanblazen) . Het Hebreeuws en het Arabisch hebben dezelfde wortel : 'hb . Tenakh (6) : (1) Gn 22,2 . (2) Hos 9,1 . (3) Ps 45,8 . (4) Ps 52,5 . (5) Ps 52,6 . (6) Pr 9,9 .
- וְאָהַבְתָּ = wë´âhabhëthâ (en jij bemint) < prefix verbindingswoord wë + act. qal perf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh
(beminnen, liefhebben) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2²) . Structuur : 1 - 5 - 2 . De som van de elementen is telkens 8 . Tussen de aleph en de beth staat de he (aanblazen) . Het Hebreeuws en het Arabisch hebben dezelfde wortel : 'hb . Tenakh (4) : (1) Lv 19,18 . (2) Lv 19,34 . (3) Dt 6,5 . (4) Dt 11,1 .
- act. ind. futurum 2de pers. enk. αγαπησεις = agapèseis (jij bemint) van het werkw. αγαπαω = agapaô
(liefhebben) . Taalgebruik in het NT : agapaô
(liefhebben) . Taalgebruik in de LXX : agapaô
(liefhebben) . Bijbel (14) : (1) Lv 19,18 . (2) Lv 19,34 . (3) Dt 6,5 . (4) Dt 11,1 . (5) Mt
5,43 . (6) Mt
19,19 . (7) Mt
22,37 . (8) Mt
22,39 . (9) Mc
12,30 . (10) Mc
12,31 . (11) Lc
10,27 . (12) Rom 13,9 . (13) Gal 5,14 . (14) Jak 2,8 . Een vorm van αγαπαω = agapaô in de LXX (283) , in het NT (141) . In de LXX kan een vorm van αγαπαω = agapaô de vertaling van 19 verschillende Hebreeuwse werkw. zijn .
- Latijn . act. ind. futurum 2de pers. enk. diliges (jij bemint) van het werkw. diligere (beminnen, liefhebben) . Bijbel (12) , zie het Griekse agapèseis , maar niet in (1) Lv 19,34 .
(2) Dt 11,1 . Lat. amare . Fr. aimer . E. to love . D. lieben . Arabisch : اَدَبَّ = ´ahabba (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in de Qoran : ´ahabba (beminnen, liefhebben) .
- 1ste pers. (5) Jr 31,3 . (6) Mi 6,8 .
- wajjè´êhabh (en hij beminde) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Taalgebruik in Tenakh : ´âhabh (beminnen, liefhebben) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 8 (2²) . Structuur : 1 - 5 - 2 . Tenakh (9) : (1) Gn 25,28 (Isaak - Esau) . (2) Gn 29,18 (Jakob - Rachel) . (3) Gn 29,30 (Jakob - Rachel meer dan Lea) . (4) Gn 34,3 (Sichem - Dina) . (5) Re 16,4 (Simson - Delila) . (6) 1 K 3,3 (Salomo - JHWH) . (7) Ps 109,17 . (8) Est 2,17 (koning - Ester boven alle vrouwen) . (9) 2 Kr 11,21 (Roboam - Maäka boven alle vrouwen) .
- ´ohäbhî (beminnende mij = mijn beminde = mijn vriend) < act. qal part. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mann. enk. van het werkw. ´âhabh (beminnen, liefhebben) . ´-h-b-j . Tenakh (8) . Deze vorm slechts in Js 41,8 .
- De woorden vriend en vijand hebben 4 letters gemeenschappelijk : v-i-n-d . Latijn : amicus - inimicus (het tegengestelde van amicus door het prefix in-) . Hebreeuws : אָיַב = 'âjabh (vijandig zijn) en אָהַב = ´âhabh (beminnen, liefhebben) .
´ahäron (Aäron) . אַהֲרֹן= ´ahäron
(Aäron) . Taalgebruik in Tenakh : ´ahäron
(Aäron) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , resj = 20 of 200 , nun
= 14 of 50 . Totaal : (40 = 2³ X 5) of 256 (2² X 2³ X 2³ ) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (247 = 13 X 19) .
Pentateuch (211 = 210 + 1 = '3 X 70' + 1) . Gn (0) . Ex (71 = 70 + 1) . Lv (70) . Nu (67) . Dt (3) . Nu 6 (1) : Nu 6,23 .
- Gr. aarôn (Aäron) . Taalgebruik
in de Septuaginta : aarôn
(Aäron) . Taalgebruik in het NT : aarôn
(Aäron) . Woordgebruik in de LXX , in het NT (5) . Tenakh (247) .
Ex (71) . Ex 32
- וַאַהֲרֹן = wë´ahäron (en Aäron) . Tenakh (50) .
-- Mosjèh wë´ahäron (Mozes en Aäron) . Tenakh (33)
: (1) Ex
4,29 . (2) Ex
5,1 . (3) Ex
5,4 . (4) Ex
6,27 . (5) Ex 7,6 . (6) Ex 7,10 . (7) Ex 7,20 . (8) Ex
8,8 . (9) Ex 10,3 . (10) Ex
12,28 . (11) Ex
12,43 . (12) Ex
16,6 . (13) Ex
24,9 . (14) Ex
40,31 . (15) Lv 9,23 . (16) Nu
1,17 . (17) Nu
1,44 . (18) Nu
3,38 . (19) Nu
3,39 . (20)
-- wë´ahäron Nâdâbh wa´äbhîhû
(en Aäron Nadab en Abihoe) : (1) Ex
24,1 . (2) Ex
24,9 .
-- Mosjèh wë´ahäron Nâdâbh wa´äbhîhû
(Mozes en Aäron , Nadab en Abihoe) : slechts in Ex
24,9 . Bij de verheerlijking van Jezus neemt Jezus drie leerlingen met zich
mee op de berg .
- אִי = ´î (î) kan verschillende betekenissen hebben
אִי = ´î (ie) kan verschillende betekenissen hebben : 1.
vragend voornaamwoord : waar ? 2. zelfstandig naamw. : eiland . Taalgebruik in Tenach : ´î (eiland) . 3. zelfst. naamw. : een diersoort b.v. nachtuil . 4. tussenwerpsel : de uitroep wee . 5. bijwoord : niet . Getalwaarde : aleph = 1 ; jod = 10 ; totaal : 11 . Structuur : 1 - 1 . De som van de elementen is 2 . Jouön 1965 , 88A . Het is een zelfstandig naamw. met slechts één medeklinker , nl. de aleph .
1. Vragend voornaamwoord : waar ?
- Ned. : waar ? Arabisch : أين؟ = ´aina (waar?) . Taalgebruik : ´aina (waar?) . D. : . E. : where . Fr. : où . Grieks : που = pou (waar?) . Taalgebruik in het NT : pou (waar?) . Hebreeuws : אַיִן = ´ajin (waar) = אִי (´î) = אֵי (´e) = אַיֵּה = ´ajjeh . Zie : אִי = ´î (ie) 1.
vragend woord : waar ? Taalgebruik in Tenakh : ´î =´ie (waar?) . Lat. : ubi .
2. Zelfst. naamw. אִי = ´î (ie) (eiland) . Taalgebruik in Tenach : ´î (eiland) .
- mann. mv. stat. absol. אִיִּים = ´ijjîm (eilanden) . Zie : Zelfst. naamw. אִי = ´î (ie) (eiland) . Taalgebruik in Tenach : ´î (eiland) . Tenakh (14) . Js (10) . Onder de eerste jod staat een chireq . Bijgevolg is de eerste jod een medeklinker ; de dagesj in de eerste jod is een dagesj forte : een verdubbeling van de klinker , want de jod behoort niet tot de medeklinkers begadkephath .
- mann. mv. stat. construct. אִיֵּי = ´ijje (eilanden van) . Tenakh (3) .
- Lat. : vrouwelijk gen. enk. en nom. mv. insulae . Bijbel (19) .
- Ned. : eiland . Arabisch : الجزيرة = aldzazîra (het eiland) . D. : Insel : . E. : isle . Fr. : île . Gr. : νησος = nèsos (eiland) . Taalgebruik in het NT : nèsos (eiland) . Taalgebruik in de LXX : nèsos (eiland) . Hebreeuws : אִי = ´î ( (î) (eiland) . Taalgebruik in Tenach : ´î (eiland) . Lat. : insula .
3. Tussenwerpsel wee . אִי = ´î (wee) , wellicht ontstaan uit de scriptio defectiva אֹי = ´oj van אוֹי = ´ôj (wee) . Taalgebruik uit Tenakh : אִי = ´î (wee) . Tenakh o.a. Pr 10,16 .
- ´î (eiland) . אִי = ´î (î) kan verschillende betekenissen hebben :
1. niet (prefix ontkennend) .
2. zelfstandig naamw. : eiland . Taalgebruik in Tenach : ´î (eiland) . Getalwaarde : aleph = 1 ; jod = 10 ; totaal : 11 . Structuur : 1 - 1 . De som van de elementen is 2 .
- אָיַב = 'âjabh (vijandig zijn)
- 'âjabh (vijandig zijn) . אָיַב = 'âjabh (vijandig zijn) . Taalgebruik in Tenakh : 'âjabh (vijandig zijn) . Getalwaarde : aleph = 1 , jod = 10 , beth = 2 ; totaal : 13 . Structuur : 1 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 4 .
- וֱאֵיבָה = wë'e(j)bhâh (en vijandschap) < prefix verbindingswoord wë + zelfst. naamw. vr. enk. אֵיבָה = 'e(j)bhâh (vijandschap) . Zie אָיַב = 'âjabh (vijandig zijn) . Taalgebruik in Tenakh : 'âjabh (vijandig zijn) . Getalwaarde : aleph = 1 , jod = 10 , beth = 2 ; totaal : 13 . Structuur : 1 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (1) : Gn
3,15 .
- אֵיבָה = 'e(j)bhâh (vijandschap) . Tenakh (1) : Nu 35,23 .
- אֹיֵב = ´ojebh (vijand) . Zie het werkw.
- אֹיְבֶיךָ = ´ojëbhè(j)khâ (jouw vijanden) < mann. mv. stat. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie אֹיֵב = ´ojebh (vijand) . Zie het werkw. אָיַב = 'âjabh (vijandig zijn) . Taalgebruik in Tenakh : 'âjabh (vijandig zijn) . Getalwaarde : aleph = 1 , jod = 10 , beth = 2 ; totaal : 13 . Structuur : 1 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (32) . Ps (5) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) .
- אֹיְבִינוּ = ´ojëbhe(j)nû (onze vijanden) < mann. mv. stat. constr. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mv. . Zie אָיַב = 'âjabh (vijandig zijn) . Taalgebruik in Tenakh : 'âjabh (vijandig zijn) . Getalwaarde : aleph = 1 , jod = 10 , beth = 2 ; totaal : 13 . Structuur : 1 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (5) : (1) 1 S 4,3 . (2) 1 S 12,10 . (3) 2 S 19,10 . (4) Kl 3,46 . (5) Neh 6,1 .
- אַיִל = ´ajil (ram, post, boog, zuil , vlakte)
- ´ajil (ram, post, boog, zuil
, vlakte) . אַיִל = ´ajil (ram, post, boog, zuil , vlakte) . Taalgebruik in
Tenakh : ´ajil
(ram, post, boog, zuil , vlakte) . Getalwaarde : aleph = 1 , jod = 10 ,
lamed = 13 of 40 ; totaal : 24 (2³ X 3) OF 51 . Structuur : 1 - 1 - 4 .
Status constructus : אֵיל (´e(j)l) .
- mann. mv. ´e(j)lîm (rammen) van het zelfst. naamw. . Tenakh (18)
. Js (3) : (1) Js
1,11 . (2) Js
15,8 . (3)
Js 34,6 .
- ´ajin (er is niet) . עַיִן = ´ajin (er
is niet) . Stat. constr. עֵ?ן = ´e(j)n . Taalgebruik in Tenakh : ´ajin
(er is niet) . Getalwaarde : aleph = 1 , jod = 10 , nun = 14 of 50 ; totaal
: 25 (5²) OF 61 (priemgetal) . Structuur : 1 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 7 . De getalwaarde van de letter ajin is 16 of 70 . Tenakh (338) . Gn (16) . (1) Gn 11,30 . (2) Gn 19,31 . (3) Gn 20,11 . (4) Gn 28,17 . (5) Gn
31,50 . (6) Gn 37,24 . (7) Gn 37,29 . (8) Gn 39,23 . (9) Gn 40,8 . (10) Gn 41,15 . (11) Gn 41,39 . (12) Gn 41,49 . (13) Gn 44,31 . (14) Gn 45,6 . (15) Gn 47,4 . (16) Gn 47,13 . Ex (16) : (1) Ex 2,12 . (2) Ex 5,11 . (3) Ex 5,16 . (4) Ex 8,6 . (5) Ex 9,14 . (6) Ex 12,30 . (7) Ex 14,11 . (8) Ex 17,7 . (9) Ex 21,11 . (10) Ex 22,1 . (11) Ex 22,2 . (12) Ex 22,9 .
(13) Ex 22,13 . (14) Ex 32,18 . (15) Ex 32,32 . (16) Ex 33,15 . Re (19) : (1) Re
4,20 . (2) Re
6,5 . (3) Re
7,12 . (4) Re
7,14 . (5) Re
9,15 . (6) Re
9,20 . (7) Re
11,34 . (8) Re
13,9 . (9) Re
14,6 . (10) Re
16,15 . (11) Re
17,6 . (12)
Re 18,1 . (13)
Re 18,7 . (14)
Re 18,10 . (15)
Re 18,28 . (16) Re
19,1 . (17) Re
19,19 . (18) Re
21,9 . (19) Re
21,25 . 1 S (18) . 1 S (18) : (1) 1 S 1,2 . (2) 1 S 2,2 . (3) 1 S 3,1 . (4) 1 S 9,7 . (5) 1 S 10,14 . (6) 1 S 10,24 . (7) 1 S 11,3 . (8) 1 S 14,6 . (9) 1 S 14,17 . (10) 1 S 17,50 . (11) 1 S 18,25 . (12) 1 S 20,2 . (13) 1 S 21,2 . (14) 1 S 21,5 . (15) 1 S 21,10 . (16) 1 S 24,12 . (17) 1 S 27,1 . (18) 1 S 30,4 . Js (31) . Js 1-39 (11) . Js 40-55 (15) . Js 56-66 (5) . Js 1 (2)
: (1) Js 1,6
. (2) Js
1,30 . Js 40-55 (15) : (1) Js
40,16 . (2) Js
40,28 . (3) Js
41,26 . (4) Js
44,6 . (5) Js
45,5 . (6) Js
45,9 . (7) Js
45,21 . (8) Js
47,1 . (9) Js
47,10 . (10) Js
47,14 . (11) Js
47,15 . (12) Js
48,22 . (13) Js
50,2 . (14) Js
51,18 . (15) Js
55,1 . Kl (8) : (1) Kl 1,2 . (2) Kl 1,9 . (3) Kl 1,17 . (4) Kl 1,21 . (5) Kl 2,9 . (6) Kl 4,4 . (7) Kl 5,3 . (8) Kl 5,8 .
- וְאֵין = wë´e(j)n (en er is niet) < wë + . Tenakh (211) . Pentateuch
(20) . Eerdere Profeten (25) . Latere Profeten (68) . 12 Kleine
Profeten (18) . Alle Profet. boeken (111) . Geschriften (80) . 1 S (9) : (1) 1
S 2,2
. (2) 1 S
9,2 . (3) 1
S 9,4 . (4) 1
S 14,26 . (5) 1
S 14,39 . (6) 1
S 20,21 . (7) 1
S 21,9 . (8) 1
S 22,8 . (9) 1 S 26,12 . Js (36) . Js 1-33 (10) . Js 40-55 (18) . Js 56-66
(8) . Js 1 (1) : Js
1,31 . Js 40-55 (18) : (1) Js
41,17 . (2) Js
41,28 . (3) Js
42,22 . (4) Js
43,11 . (5) Js
43,12 . (6) Js
43,13 . (7) Js
44,8 . (8) Js
44,12 . (9) Js
45,5 . (10) Js
45,6 . (11) Js
45,14 . (12) Js
45,18 . (13) Js
45,21 . (14) Js
45,22 . (15) Js
46,9 . (16) Js
50,2 . (17) Js
50,10 . (18) Js
51,18 . Kl (1) : Kl 1,7 .
Js 40-55 (14) . Js 56-66 (9) . Js 40-55 (14) : (1) Js 45,5 . (2) Js 45,6 . (3) Js 45,14 . (4) Js 45,18 . (5) Js 45,21 . (6) Js 45,22 . (7) Js 46,9 . (8) Js 47,8 . (9) Js 47,10 . (10) Js 49,20 . (11) Js 51,22 . (12) Js 52,1 . (13) Js 54,4 . (14) Js 54,9 .
Tenakh (362) . Pentateuch (74) . Eerdere Profeten (77) . Latere Profeten (63) . 12 Kleine Profeten (25) . Geschriften (123) .
- `ajin (oog, bron) . עַיִן = `ajin (oog, bron) . Stat. constr. עֵין = ´e(j)n . Taalgebruik
in Tenakh : `ajin
(oog, bron) . Taalgebruik in Jesaja : `ajin
(oog, bron) . De getalwaarde van ajin is : ajin = 16 of 70 , jod = 10 ,
nun = 14 of 50 . Totaal : 40 (2³ X 5) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur
: 7 - 1 - 5 . Som van de elementen : 4 . Gr. ofthalmos (oog) . Taalgebruik in het NT : ofthalmos
(oog) . Taalgebruik in de LXX : ofthalmos
(oog) . Lat. oculus . Fr. oeil (yeux) . E. eye . Ned. oog . D. Aug . Arabisch : `ain (oog) . Taalgebruik in de Qoran : `ain (oog) . Een
vorm van ofthalmos (oog) in de LXX (678) , in het NT (100) .
- `e(j)nâjim (ogen) . Dualisvorm . Zintuig . Tenakh (28) . Js (3) : (1)
Js 3,16
. (2) Js 42,7
. (3) Js
59,10 .
- `jnj . (1) stat. constr. mann. mv. `e(j)ne(j) (ogen van) . (2) ... + suffix
pers. voornaamw. 1ste pers. mann. enk. `e(j)naj of `e(j)nâj (mijn ogen)
. Tenakh (102) . Pentateuch (7) . Js (8) : (1) Js
1,15 . (2) Js
1,16 . (3) Js
2,11 . (4) Js
6,5 . (5) Js
29,18 . (6) Js
32,3 . (7) Js
35,5 . (8) Js
38,14 .
- bë`e(j)ne(j) (in de ogen van) < prefix voorzetsel bë + stat.
constr. mann. mv. van het zelfst. naamw. . Tenakh (158) . Pentateuch (35) .
Eerdere Profeten (78) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften
(31) . Gn (14) . Ex (7) . Lv (1) . Nu (3) . Dt (10) . Joz (3) . Re (9) . 1 S
(10) . 2 S (7) . 1 K (19) . 2 K (30) . Dt (10) : (1) Dt
1,23 . (2) Dt
4,25 . (3) Dt
6,18 . (4) Dt
9,18 . (5) Dt
12,25 . (6) Dt
12,28 . (7) Dt
13,19 . (8) Dt
17,2 . (9) Dt
21,9 . (10) Dt
31,29 . Joz (3) : (1) Joz
3,7 . (2) Joz
4,14 . (3) Joz
22,33 . Re (9) : (1) Re
2,11 . (2) Re
3,7 . (3) Re
3,12 . (4) Re
4,1 . (5) Re
6,1 . (6) Re
10,6 . (7) Re
13,1 . (8) Re
14,3 . (9) Re
14,7 . 1 S (10) : (1) 1
S 8,6 . (2) 1
S 12,17 . (3) 1
S 15,19 . (4) 1
S 16,22 . (5) 1
S 18,5 . (6) 1
S 18,26 . (7) 1
S 26,24 . (8) 1
S 29,6 . (9) 1
S 29,7 . (10) 1
S 29,9 . 2 S (7) : (1) 2
S 3,19 . (2) 2
S 3,36 . (3) 2
S 6,22 . (4) 2
S 11,27 . (5) 2
S 13,2 . (6) 2
S 15,25 . (7) 2
S 17,4 . 1 K (19) : (1) 1
K 3,10 . (2) 1
K 11,6 . (3) 1
K 11,19 . (4) 1
K 11,33 . (5) 1
K 11,38 . (6) 1
K 14,8 . (7) 1
K 14,22 . (8) 1
K 15,5 . (9) 1
K 15,11 . (10) 1
K 15,26 . (11) 1
K 15,34 . (12) 1
K 16,7 . (13) 1
K 16,19 . (14) 1
K 16,25 . (15) 1
K 16,30 . (16) 1
K 21,20 . (17) 1
K 21,25 . (18) 1
K 22,43 . (19) 1
K 22,53 . 2 K (30) . (1) 2
K 3,2 . (2) 2
K 3,18 . (3) 2
K 8,18 . (4) 2
K 8,27 . (5) 2
K 10,30 . (6) 2
K 12,3 . (7) 2
K 13,2 . (8) 2
K 13,11 . (9) 2
K 14,3 . (10) 2
K 14,24 . (11) 2
K 15,3 . (12) 2
K 15,9 . (13) 2
K 15,18 . (14) 2
K 15,24 . (15) 2
K 15,28 . (16) 2
K 15,34 . (17) 2
K 16,2 . (18) 2
K 17,2 . (19) 2
K 17,17 . (20) 2
K 18,3 . (21) 2
K 21,2 . (22) 2
K 21,6 . (23) 2
K 21,15 . (24) 2
K 21,16 . (25) 2
K 21,20 . (26) 2
K 22,2 . (27) 2
K 23,32 . (28) 2
K 23,37 . (29) 2
K 24,9 . (30) 2
K 24,19 . Js (4) : (1) Js
43,4 . (2) Js
49,5 . (3) Js
65,12 . (4) Js
66,4 .
- עֵינָיו = `e(j)nâ(j)w (zijn ogen) < stat. constr. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. Tenakh (49) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (12) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (21) . Gn (9) : (1) Gn 13,10 . (2) Gn 18,2 . (3) Gn 22,4 . (4) Gn 22,13 . (5) Gn 24,63 . (6) Gn 27,1 . (7) Gn 33,1 . (8) Gn 33,5 . (9) Gn 43,29 . ´èth `e(j)nâ(j)w (zijn ogen) . Tenakh (10) : (1) Gn 13,10 . (2) Gn 22,4 . (3) Gn 22,13 . (4) Gn 33,5 . (5) Nu 24,2 . (6) Re 16,21 . (7) 2 S 18,24 . (8) 2 K 4,35 . (9) 2 K 6,17 . (10) 1 Kr 21,16 . wajjishshâ´
´abhërâhâm ´èth `e(j)nâ(j)w (en Abraham hief zijn ogen op) . Tenakh (2) : (1) Gn
22,4 . (2) Gn
22,13 . wajjishshâ´ ´èth `e(j)nâ(j)w (en hij hief zijn ogen op) . Tenakh (2) : (1) Gn 33,5 . (2) 2 S 18,24 . (2) 1 Kr 21,16 . ´èth `e(j)nâ(j)w wajjarë´ (zijn ogen en hij zag) . Tenakh (7) : (1) Gn 13,10 . (2) Gn 22,4 . (3) Gn 22,13 . (4) Gn 33,5 . (5) Nu 24,2 . (6) 2 S 18,24 . (7) 1 Kr 21,16 .
-- bë`e(j)ne(j) JHWH (in de ogen van JHWH) . Tenakh (93/158) . Pentateuch
(15/35) . Gn (3) . Lv (1) . Nu (2) . Dt (9) . Profeten (58/92) . Eerdere Profeten
(55/78) . Re (7) . 1 S (3) . 2 S (2) . 1 K (14/19) . 2 K (29/30) .Latere Profeten
(2/11) . Js (1/4) . Jr (1/7) . 12 Kleine Profeten (1/3) . Mal (1) . Geschriften
(20/31) . Ps (1/2) . 1 Kr (1/2) . 2 Kr (18/19) . Pentateuch (15/35) . Gn (3)
: (1) Gn 6,8
. (2) Gn 38,7
. (3) Gn
38,10 . Lv (1) : Lev 10,19 . Nu (2) : (1) Nu
24,1 . (2) Nu 32,13 . Dt (9/10) : (1) Dt
4,25 . (2) Dt
6,18 . (3) Dt
9,18 . (4) Dt
12,25 . (5) Dt
12,28 . (6) Dt
13,19 . (7) Dt
17,2 . (8) Dt
21,9 . (9) Dt
31,29 . Re (7/9) : (1) Re
2,11 . (2) Re
3,7 . (3) Re
3,12 . (4) Re
4,1 . (5) Re
6,1 . (6) Re
10,6 . (7) Re
13,1 . 1 S (3/10) : (1) 1
S 12,17 . (2) 1
S 15,19 . (3) 1
S 26,24 . 2 S (2/7) : (1) 2
S 11,27 . (2) 2
S 15,25 . 1 K (14/19) : (1) 1
K 11,6 . (2) 1
K 14,22 . (3) 1
K 15,5 . (4) 1
K 15,11 . (5) 1
K 15,26 . (6) 1
K 15,34 . (7) 1
K 16,7 . (8) 1
K 16,19 . (9) 1
K 16,25 . (10) 1
K 16,30 . (11) 1
K 21,20 . (12) 1
K 21,25 . (13) 1
K 22,43 . (14) 1
K 22,53 . 2 K (29/30) . (1) 2
K 3,2 . (2) 2
K 3,18 . (3) 2
K 8,18 . (4) 2
K 8,27 . (5) 2
K 12,3 . (6) 2
K 13,2 . (7) 2
K 13,11 . (8) 2
K 14,3 . (9) 2
K 14,24 . (10) 2
K 15,3 . (11) 2
K 15,9 . (12) 2
K 15,18 . (13) 2
K 15,24 . (14) 2
K 15,28 . (15) 2
K 15,34 . (16) 2
K 16,2 . (17) 2
K 17,2 . (18) 2
K 17,17 . (19) 2
K 18,3 . (20) 2
K 21,2 . (21) 2
K 21,6 . (22) 2
K 21,15 . (23) 2
K 21,16 . (24) 2
K 21,20 . (25) 2
K 22,2 . (26) 2
K 23,32 . (27) 2
K 23,37 . (28) 2
K 24,9 . (29) 2
K 24,19 . 'In de ogen van JHWH' concentreert zich in Dt (9) , 1 K (14) ,
2 K (29) en 2 Kr (18) .
- bë`e(j)ne(j) bëne(j) jishërâ´el (in de ogen van
de Israëlieten) . Tenakh (1) : Joz
22,33 .
- bë`e(j)ne(j) kâl jishërâ´el (in de ogen van heel
Israël) . Tenakh (2) : (1) Joz
3,7 . (2) Joz
4,14 .
- ra` bë`e(j)ne(j) JHWH (slecht in de ogen van JHWH) . Tenakh (2) : (1)
Gn 38,7
. (2) 1
Kr 2,3 .
-- hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh
(54/93) . Pentateuch (5) . Nu (1) : Nu
32,13 . Dt (4) : (1) Dt
4,25 . (2) Dt
9,18 . (3) Dt
17,2 . (4) Dt
31,29 . Eerdere Profeten (38/52) . Re (7) . 1 S (1) . 1 K (10) . 2 K (20)
. Re (7) : (1) Re
2,11 . (2) Re
3,7 . (3) Re
3,12 . (4) Re
4,1 . (5) Re
6,1 . (6) Re
10,6 . (7) Re
13,1 . 1 S (1) : 1
S 15,19 . 1 K (10) . 2 K (20) . 1 K (10/14) : (1) 1
K 11,6 . (2) 1
K 14,22 . (3) 1
K 15,26 . (4) 1
K 15,34 . (5) 1
K 16,19 . (6) 1
K 16,25 . (7) 1
K 16,30 . (8) 1
K 21,20 . (9) 1
K 21,25 . (10) 1
K 22,53 . 2 K (20/29) . (1) 2
K 3,2 . (2) 2
K 8,18 . (3) 2
K 8,27 . (4) 2
K 13,2 . (5) 2
K 13,11 . (6) 2
K 14,24 . (7) 2
K 15,9 . (8) 2
K 15,18 . (9) 2
K 15,24 . (10) 2
K 15,28 . (11) 2
K 17,2 . (12) 2
K 17,17 . (13) 2
K 21,2 . (14) 2
K 21,6 . (15) 2
K 21,16 . (16) 2
K 21,20 . (17) 2
K 23,32 . (18) 2
K 23,37 . (19) 2
K 24,9 . (20) 2
K 24,19 .
-- wajja`äshèh hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (en hij deed het
slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (2) . (1) 2
K 3,2 . (2) 2
K 13,11 . wajja`äshèh ... hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH
(en ... deed het slechte in de ogen van JHWH) . Tenakh (2) : (1) 1
K 16,15 . (2) 1
K 16,30 .
-- wajja`ash hâra` bë`e(j)ne(j) JHWH (en hij deed het slechte in
de ogen van JHWH) . Tenakh (26) . Eerdere Profeten (17) . 1 K (3) : (1) 1
K 15,26 . (2) 1
K 15,34 . (3) 1
K 22,53 . 2 K (14) : (1) 2
K 8,18 . (2) 2
K 8,27 . (3) 2
K 13,2 . (4) 2
K 14,24 . (5) 2
K 15,9 . (6) 2
K 15,24 . (7) 2
K 15,28 . (8) 2
K 17,2 . (9) 2
K 21,2 . (10) 2
K 21,20 . (11) 2
K 23,32 . (12) 2
K 23,37 . (13) 2
K 24,9 . (14) 2
K 24,19 .
- עֵינֵיכֶם = `e(j)ne(j)khèm (jullie ogen) < zelfst. naamw. stat. construct. mann. mv. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. mv. . Zie עַיִן = `ajin (oog, bron) . Stat. constr. עֵין = ´e(j)n . Taalgebruik in Tenakh : `ajin (oog, bron) . Taalgebruik in Jesaja : `ajin (oog, bron) . De getalwaarde van ajin is : ajin = 16 of 70 , jod = 10 , nun = 14 of 50 . Totaal : 40 (2³ X 5) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur : 7 - 1 - 5 . Som van de elementen : 4 . Tenakh (14) . Pentateuch (7) : (1) Gn 3,5 . (2) Gn 45,12 . (3) Nu 15,39 . (4) Dt 4,3 . (5) Dt 11,7 . (6) Dt 11,18 . (7) Dt 14,1 .
- ´ajin kan oog als bron betekenen . In drieënvijftig verzen in de
bijbel .
-- `ênê (status constructus meervoud : de ogen van ) , `ênaj
(+ suffix persoonlijk voornaamwoord eerste persoon enkelvoud : mijn ogen) .
In 102 verzen in de bijbel .
--- `ênê JHWH (de ogen van JHWH) . In zes verzen in de bijbel :
(1) Dt 11,12 . (2) Ps
34,16 . (3) Spr 5,21 . (4) Spr 15,3 . (5) Spr 22,12 . (6) Zach 4,10 .
- lë`e(j)ne(j) (voor de ogen van) < voorzetsel lë + stat. constr. mann. mv. van het zelfst. naamw. Verwijzing : `ajin
(oog, bron) , zie Gn
16,1-16 . In zevenenvijftig verzen in de bijbel . In zeven verzen in Ex
: (1) Ex
4,30 . (2) Ex
7,20 . (3) Ex
9,8 . (4) Ex
17,6 . (5) Ex
19,11 . (6) Ex
24,17 . (7) Ex
40,38 .
- hâ`ajin (het oog, de bron) . In negen verzen in de bijbel .
- akh (slechts, nauwelijks, pas, voorzeker) . אך = akh (slechts, nauwelijks, pas, voorzeker) . Taalgebruik in Tenakh : akh (slechts, nauwelijks, pas, voorzeker) .
- ´âkhal (eten) . אָכַל = ´âkhal
(eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal
(eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal
(eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Een vorm van אָכַל = ´âkhal
(eten) in Tenakh (683) . In de LXX zijn vele (werk)woorden de vertaling van אָכַל = ´âkhal
(eten) .
- Hebreeuws UBS en NBG Mt
6,31 . act. ind. imperf. 1ste pers. mv. נֹאכֵל / נַאכֵל = no´khel / no´khal (wij zullen eten) van het werkw. אָכַל = ´âkhal
(eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal
(eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal
(eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (5) : (1) Gn 3,2 . (2) Lv 25,20 . (3) Nu 11,5 . (4) 2 K 6,28 . (5) Js 4,1 .
- Ned. : eten (vgl Gr. e -s-th-) . Arabisch : أَكَلَ = ´akala (eten) . Taalgebruik in de Qoran : ´akala (eten) . Fr. : manger . E. : to eat . D. : essen . Grieks : εσθιω = esthiô (eten)
. Taalgebruik in het NT : esthiô
(eten) . Hebreeuws : אָכַל = ´âkhal
(eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal
(eten) . Lat. : manducare (zie manger) ; comedere (eten, verteren, meeëten) .
- = wë´äkhalëthèm (en jullie zullen eten) < prefix verbindingswoord wë + werkw. act. ind. perf. 2de pers. mann. mv. van het werkw. אָכַל = ´âkhal (eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal (eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal (eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (20) : (1) Ex 12,11 . (2) Lv 10,13 . (3) Lv 25,19 . (4) Lv 25,22 . (5) Lv 26,5 . (6) Lv 26,10 . (7) Lv 26,26 . (8) Lv 26,29 . (9) Nu 11,18 . (10) Nu 18,31 . (11) Dt 2,6 . (12) Dt 12,7 . (13) 1 S 9,19 . (14) 1 S 14,34 . (15) Jr 5,14 . (16) Ez 39,17 . (17) Ez 39,19 . (18) Hos 2,14 . (19) Jl 2,26 . (20) Ezr 9,12 .
- act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. יאֹכַל = jo´khal (hij eet) van het werkw. אָכַל = ´âkhal (eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal (eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal (eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Een vorm van אָכַל = ´âkhal (eten) in Tenakh (683) . In de LXX zijn vele (werk)woorden de vertaling van אָכַל = ´âkhal (eten) .
- וַיּאֹכְלוּ = wajjo´khëlû (en zij aten) < wa consecutivum + act. ind. imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. אָכַל = ´âkhal (eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal (eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal (eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (25) . Pentateuch (5) : (1) Gn 24,54 . (2) Gn 26,30 . (3) Gn 31,46 . (4) Gn 31,54 . (5) Ex 24,11 . Vroege Profeten (10) : (1) Joz 5,11 . (2) Joz 5,12 . (3) Re 9,27 . (4) Re 19,4 . (5) Re 19,6 . (6) Re 19,8 . (7) Re 19,21 . (8) 2 K 4,44 . (9) 2 K 6,23 . (10) 2 K 7,8 . Ps (2) : (1) Ps 78,29 . (2) Ps 106,28 .
- וַיּאֹכְל = wajjo´khël (en hij at) < prefix wa consecutivum + act. indic. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אָכַל = ´âkhal (eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal (eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal (eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (26) .
- act. ind. perf. 3de pers. mv. אָכְלוּ= ´âkhëlû (zij zullen eten) van het werkw. אָכַל = ´âkhal (eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal (eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal (eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (12) : (1) Gn 14,24 . (2) Ex 16,35 . (3) 2 K 23,9 . (4) Jr 10,25 . (5) Jr 31,29 . (6) Ez 22,9 . (7) Hos 7,9 . (8) Mi 3,3 . (9) Ps 14,4 . (10) Ps 22,30 . (11) Ps 53,5 . (12) 2 Kr 30,18 .
- וְאָכְלוּ = wë´âkhëlû (en zij zullen eten) < verbindingswoord wë + act. ind. perf. 3de pers. mv. van het werkw. אָכַל = ´âkhal (eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal (eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal (eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (15) : (1) Gn 47,22 . (2) Ex 12,8 . (3) Ex 23,11 . (4) Ex 29,33 . (5) Nu 11,21 . (6) Dt 14,29 . (7) Dt 26,12 . (8) Js 65,21 . (9) Jr 7,21 . (10) Ez 4,16 . (11) Hos 4,10 . (12) Hos 7,7 . (13) Am 9,14 . (14) Zach 9,15 . (15) Zach 12,6 .
- act. qal inf. absol. אָכוֹל = ´âkhôl (om te eten) van het werkw. אָכַל = ´âkhal
(eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal
(eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal
(eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (9) : (1) Gn
31,15 . (2) Lv 10,18 . (3) 2 K 19,29 . (4) Js 21,5 . (5) Js 22,13 . (6) Js 37,30 . (7) Jl 2,26 . (8) Hag 1,6 . (9) 2 Kr
31,10 .
- act. qal inf. absol. אָכֹל = ´âkhol (om te eten) van het werkw. אָכַל = ´âkhal
(eten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âkhal
(eten) . De getalwaarde van אָכַל = ´âkhal
(eten) is : aleph = 1 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 24 (2³ X 3) of 51 (3 X 17) . Structuur : 1 - 2 - 3 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (5) : (1) Gn 2,16 . (2) 1 S 14,30 . (3) 2 K 4,43 . (4) Js 22,13 . (5) Spr 25,27 . Een vorm van אָכַל = ´âkhal
(eten) in Tenakh (683) . In de LXX zijn vele (werk)woorden de vertaling van אָכַל = ´âkhal
(eten) .
- וְשָׂבוֹעַ אָכוֹל = ´âkhôl wëshâbô`a (om te eten en verzadigd te worden) . Tenakh (2) : (1) Jl 2,26 . (2) 2 Kr
31,10 .
- וְהוֹתֵר (...) אָכוֹל = ´âkhôl (...) wëhôther (om te eten en over te houden) . Tenakh (1) 2 Kr
31,10 .
-וְהוֹתֵר אָכֹל = ´âkhol wëhôther (om te eten en over te houden) . Tenakh (1) : 2 K 4,43
- אֻכָּל = ´ukkol (wordende verteerd) : pass. pual part. mann. enk. (part. zonder mem) .
- עַל = `al (op, overeenkomstig, omwille van)
`al (op, overeenkomstig) . עַל = `al (op, overeenkomstig,
omwille van , tot) . Taalgebruik in Tenakh : `al
(op, overeenkomstig) . Taalgebruik in Jesaja : `al
(op, overeenkomstig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ;
totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (3075) . Pentateuch (828) .
Eerdere Profeten (616) . Latere Profeten (585) . 12 Kleine Profeten (186) .
Geschriften (860) . Gn (189) . Ex (217) . Lv (152) . Nu (159) . Dt (111) . Dt 6 (3) : (1) Dt 6,6 . (2) Dt 6,8 . (3) Dt 6,9 . Gn (189) . Gn 24 (4) : (1) Gn
29,2 . (2) Gn
29,3 . (3) Gn
29,34 . (4) Gn
29,35 . Ex (217) . Ex 1 (3) : (1) Ex 1,8 . (2) Ex 1,10 . (3) Ex 1,16 . Ex 40 (7) : (1) Ex
40,3 . (2) Ex
40,19 . (3) Ex
40,20 . (4) Ex
40,21 . (5) Ex
40,22 . (6) Ex
40,24 . (7) Ex
40,38 . 1 S (85) . 1 S 1 (4) : (1) 2 S 1,9 . (2) 2 S 1,10 . (3) 2 S 1,11 . (4) 2 S 1,13 . 2 K () : (1) 2
K 23,3 . (2) 2
K 23,6 . (3) 2
K 23,8 . (4) 2
K 23,12 . (5) 2
K 23,13 . (6) 2
K 23,16 . (7) 2
K 23,17 . (8) 2
K 23,20 . (9) 2
K 23,21 . (10) 2
K 23,24 . (11) 2
K 23,26 . (12) 2
K 23,28 . (13) 2
K 23,29 . (14) 2
K 23,33 . (15) 2
K 23,35 . Jl (12) : (1) Jl
1,5 . (2) Jl
1,6 . (3) Jl
1,8 . (4) Jl
1,11 . (5) Jl
2,2 . (6) Jl
2,5 . (7) Jl
2,13 . (8) Jl
2,17 . (9) Jl
2,18 . (10) Jl
3,1 . (11) Jl
3,2 . (12) Jl
4,2 . Kl (25) : (1) Kl 1,2 . (2) Kl 1,5 . (3) Kl 1,7 . (4) Kl 1,8 . (5) Kl 1,10 . (6) Kl 1,14 . (7) Kl 1,16 . (8) Kl 1,22 . (9) Kl 2,10 . (10) Kl 2,11 . (11) Kl 2,14 . (12) Kl 2,15 . (13) Kl 2,19 . (14) Kl 3,21 . (15) Kl 3,24 . (16) Kl 3,27 . (17) Kl 3,39 . (18) Kl 3,48 . (19) Kl 3,54 . (20) Kl 4,8 . (21) Kl 4,19 . (22) Kl 4,22 . (23) Kl 5,5 .
(24) Kl 5,17 . (25) Kl 5,18 .
- wë`al (en op) . Tenakh (421) . Pentateuch (96) . Eerdere Profeten (47) . Latere
Profeten (111) . 12 Kleine Profeten (35) . Geschriften (132) . Jl (2) : (1)
Jl 1,11
. (2) Jl 3,2
.
- עָלָיו = `âlâ(j)w (over hem) < voorzetsel `al + suffix bezittel. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (368) .
- עָלַי = `âlaj (over mij) < `al + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mann. enk. OF : ... Tenakh (225) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (45) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine
Profeten (7) . Geschriften (129) .Dt (2) : (1) Dt 7,14 . (2) Dt 32,2 . `lj : Js (5) : (1) Js 1,14 . (2) Js 18,4 . (3) Js 21,2 . (4) Js 40,9 . (5) Js 61,1 ( עָלָי = `âlaj) .
- `âlè(j)khâ (over jou) < voorzetsel `al + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Tenakh (183) . Pentateuch (29) . Eerdere Profeten (29) . Latere Profeten (77) . 12 Kleine
Profeten (8) . Geschriften (40) . Dt (18) : (1) Dt 7,22 . (2) Dt 15,9 . (3) Dt 17,15 . (4) Dt 19,10 . (5) Dt 23,5 . (6) Dt 24,15 . (7) Dt 28,2 . (8) Dt 28,7 . (9) Dt 28,10 . (10) Dt 28,15 . (11) Dt 28,24 . (12) Dt 28,36 .
(13) Dt 28,43 . (14) Dt 28,45 . (15) Dt 28,49 . (16) Dt 28,61 . (17) Dt 30,1 . (18) Dt 30,9 .
- `äle(j)khèm (tot jullie) < voorzetsel `al + suffix persoonl.
voornaamw. mann. mv. . Tenakh (214) . Pentateuch (28) . Eerdere Profeten (37) . Latere Profeten (70) . 12 Kleine
Profeten (10) . Geschriften (61) . 2 K (5) : (1) 2 K 8,20 . (2) 2 K 18,23 . (3) 2 K 20,13 . (4) 2 K 23,20 . (5) 2 K 25,22 . 12 kl. Prof. (10) : (1) Am 3,1
. (2) Am 3,2
. (3) Am 4,2
. (4) Am 5,1
. (5) Am
6,14 . (6) Jon
1,12 . (7) Mi
2,4 . (8) Sef
2,2 . (9) Sef
2,5 . (10) Hag
1,10 .
- מֵעַל = me`al (vanop, weg vanop) < prefix voorzetsel min + עַל = `al (op, overeenkomstig,
omwille van) . Taalgebruik in Tenakh : `al
(op, overeenkomstig) . Taalgebruik in Jesaja : `al
(op, overeenkomstig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70, lamed = 12 of 30 ;
totaal : 28 (2² X 7) of 100 (2² X 5²) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (206) . Pentateuch (60)
. Eerdere Profeten (57) . Latere Profeten (51) . 12 Kleine
Profeten (12) . Geschriften (26 ) . Gn (25) . Gn 29 (3) : (1) Gn 29,3 . (2) Gn 29,8 . (3) Gn
29,10 . Ex (6) : (1) Ex
3,5 . (2) Ex
25,22 . (3) Ex
28,28 . (4) Ex
32,12 . (5) Ex
39,21 . (6) Ex
40,36 . Dt (10) : (1) Dt 4,26 . (2) Dt
6,15 . (3) Dt 9,17 . (4) Dt 11,17 . (5) Dt 13,11 . (6) Dt 25,9 . (7) Dt 28,21 . (8) Dt 28,63 . (9) Dt 29,4 . (10) Dt 29,27 . 1 K (8) : (1) 1 K 1,53 . (2) 1 K 2,4 . (3) 1 K 9,5 . (4) 1 K 9,7 . (5) 1 K 13,4 . (6) 1 K 13,34 . (7) 1 K 14,15 . (8) 1 K 20,41 . 12 kl. Prof. (12) : (1) Hos
9,1 . (2) Jl
4,6 . (3) Am
7,11 . (4) Am
7,17 . (5) Am
9,8 . (6) Am
9,15 . (7) Jon
4,6 . (8) Mi
2,9 . (9) Mi
3,2 . (10) Sef
1,2 . (11) Sef
1,3 . (12) Mal
1,5 .
- me`al pëne(j) (vanop het aanschijn
van) . Tenakh (14) : (1) Gn
4,14 . (2) Gn
6,7 . (3) Gn
7,4 . (4) Gn
8,8 . (5) Ex 23,3 . (6) Ex
32,12 . (7) Dt
6,15 . (8) 1
S 20,15 . (9) 1
K 9,7 . (10) 1
K 13,34 . (11) Jr
28,16 . (12) Am
9,8 . (13) Sef
1,2 . (14) Sef
1,3 .
-- me`al pëne(j) hâ´ädâmâh (vanop het aanschijn
van de aarde) . Tenakh (13) : (1) Gn
4,14 . (2) Gn
6,7 . (3) Gn
7,4 . (4) Gn
8,8 . (5) Ex
32,12 . (6) Dt
6,15 . (7) 1
S 20,15 . (8) 1
K 9,7 . (9) 1
K 13,34 . (10) Jr
28,16 . (11) Am
9,8 . (12) Sef
1,2 . (13) Sef
1,3 .
- mimma`al (van boven) < voorzetsel min + ma`al (boven) . Zie : Tenakh (27) . Pentateuch (7) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (7) . Js (3) : (1) Js 6,2 . (2) Js 14,13 . (3) Js 45,8 .
`ljk (over jou) | Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Job | Ps | Spr | Pr | Hl | Js | Jr | Kl | Ez | Da | Am | Mi | Nah | Hab | Sef | Mal | |
183 | 3 | 4 | 1 | 3 | 18 | 6 | 2 | 6 | 10 | 7 | 2 | 6 | 2 | 1 | 2 | 10 | 2 | 1 | 1 | 19 | 15 | 4 | 43 | 7 | 1 | 1 | 3 | 1 | 1 | 1 |
- עָלָה = `âlâh (opgaan, opklimmen)
`âlâh (opgaan, opklimmen)
. עָלָה = `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh
: `âlâh
(opgaan, opklimmen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 ,
he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . (1)
`âlâh (hij ging op) . act. qal perfectum derde persoon mannelijk
enkelvoud . (2) `äleh (ga) . act. qal imperatief tweede persoon mannelijk
enkelvoud . (3) `olâh (brandoffer) . Tenakh (158) . Pentateuch (53) .
Ex (7) : (1) Ex
12,38 . (2) Ex
18,12 . (3) Ex
19,3 . (4) Ex
24,1 . (5) Ex
24,12 . (6) Ex
29,18 . (7) . Ex
33,1 . In drie verzen is het een imperatief : (1) Ex
24,1 (`äleh ´èl JHWH = ga op naar JHWH) . Hapax . (2)
Ex 24,12
. (3) Ex 33,1
.
- `äleh `èl har hâ`äbhârîm (en ga naar het
Abarimgebergte) . In twee verzen in de bijbel : (1) Nu
27,12 . (2) Dt
32,49 .
--- `âlîthâ (je bent opgeklommen) .
- act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. ja`älah / ja`älèh (hij zal opgaan) . Tenakh
(56) . Pentateuch (8) . Eerdere Profeten (18) . Latere Profeten (18) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (10) . Re (4) : (1) Re
1,1 . (2) Re
1,2 . (3) Re
13,5 . (4) Re
20,18 .
-
- mî ja`älah (wie zal opgaan ?) . Tenakh
(5) : (1) Dt
30,12 . (2) Re
1,1 . (3) Re
20,18 . (4) 1 S 6,20 . (5) Ps 24,3 .
-- mî ja`älah lânû (wie zal opgaan voor ons?)
. Tenakh (3) : (1) Dt
30,12 . (2) Re
1,1 . (3) Re
20,18 .
- wajja`älû (en wij gaan) < wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. Tenakh (66) . Pentateuch (14) . Eerdere Profeten (39) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (7) . Re (17) : (1) Re 1,22 . (2) Re 4,5 . (3) Re 6,35 . (4) Re 9,51 . (5) Re 15,6 . (6) Re 15,9 . (7) Re 16,5 . (8) Re 16,8 . (9) Re 16,18 . (10) Re 16,31 . (11) Re 18,12 . (12) Re 18,17 .
(13) Re 20,18 . (14) Re 20,23 . (15) Re 20,26 . (16) Re 20,30 . (17) Re 21,4 .
- wë`âlâh (en hij gaat) < wë + act. qal perf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. OF wë`olâh (en offer) < wë + zelfst. naamw. `olâh (offer) . Tenakh (17) : (1) Ex 1,10 . (2) Ex 30,9 . (3) Dt 10,1 . (4) Joz 15,3 . (5) Joz 15,6 . (6) Joz 15,7 . (7) Joz 15,8 . (8) Joz 18,12 . (9) Joz 19,11 . (10) Joz 19,11 . (11) Re 6,3 . (12) 1 S 1,3 .
(13) Js 5,6 . (14) Js 8,7 . (15) Jl 2,20 . (16) Da 11,23 . (17) 2 Kr 29,7 .
---ויעל = wj`l : (1) verbindingsletter wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיַּעַל / וַיָּעַל = wajja`al / wajjâ`al (en hij klom op) . (2) verbindingsletter wë + act. qal jussief 3de pers. mann. enk. וְיַּעַל = wëja`al (en ga op) van het werkw. עָלָה = `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlâh (opgaan, opklimmen) . Tenakh (115) . Pentateuch (26) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (18) . Gn (10) : (1) Gn 8,20 . (2) Gn 13,1 . (3) Gn 17,22 . (4) Gn 19,30 . (5) Gn 26,23 . (6) Gn 35,13 . (7) Gn 38,12 . (8) Gn 46,29 . (9) Gn 50,7 . (10) Gn 50,9 . Ex (11) : (1) Ex 10,12 . (2) Ex 10,14 . (3) Ex 19,18 . (4) Ex 19,20 . (5) Ex 24,9 . (6) Ex 24,13 . (7) Ex 24,15 . (8) Ex 24,18 . (9) Ex 34,4 . (10) Ex 40,25 . (11) Ex 40,29 . Dt (1) Dt 34,1 . Joz (7) : (1) Joz 6,20 . (2) Joz 8,10 . (3) Joz 10,7 . (4) Joz 10,36 . (5) Joz 15,15 . (6) Joz 18,11 . (7) Joz 19,10 . Re (10) : (1) Re 1,4 . (2) Re 2,1 . (3) Re 4,10 . (4) Re 8,8 . (5) Re 8,11 . (6) Re 9,48 . (7) Re 13,19 . (8) Re 13,20 . (9) Re 14,2 . (10) Re 14,19 . 1 S (9) : (1) 1 S 1,21 . (2) 1 S 2,6 . (3) 1 S 11,1 . (4) 1 S 13,9 . (5) 1 S 13,15 . (6) 1 S 14,13 . (7) 1 S 14,46 . (8) 1 S 24,1 . (9) 1 S 27,8 . 2 K (16) : (1) 2 K 1,9 . (2) 2 K 1,13 . (3) 2 K 2,11 . (4) 2 K 2,23 . (5) 2 K 4,34 . (6) 2 K 4,35 . (7) 2 K 6,24 . (8) 2 K 12,11 . (9) 2 K 12,19 . (10) 2 K 14,11 . (11) 2 K 15,14 . (12) 2 K 16,9 . (13) 2 K 16,12 . (14) 2 K 17,5 . (15) 2 K 19,14 . (16) 2 K 23,2 .
- wajja`al misjsjâm (en hij klom op vandaar) . Tenakh (5) : (1) Gn 26,23 . (2) Joz
15,15 . (3) Re 8,8 . (4) 2 S 21,13 . (5) 2 K 2,23 .
---- -- wajja`al Mosjèh (en Mozes klom op) . Tenakh (5) : (1) Ex
19,20 . (2) Ex
24,9 . (3) Ex
24,13 . (4) Ex
24,15 . (5) Dt
34,1 .
--- wëna`älèh (en laten we opgaan) : wë + werkwoordvorm
qal cohortativus 1ste pers. mv. van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen)
. Taalgebruik in Tenakh : `âlâh
(opgaan, opklimmen) . Tenakh : (1) Gn
35,3 . (2) Nu
9,21 . (3) Re
18,9 . (4) Js
2,3 . (5) Jr
6,4 . (6) Jr
6,5 . (7) Jr
31,6 . (8) Mi
4,2 .
- ûbhëhe`âlôth (en in het opklimmen) . Verwijzing : `âlah
(opgaan, opklimmen) , zie Ps
68,19 . Voegwoord waw + voorzetsel bë + nifal passief status constructus
van het werkwoord `âlâh (opgaan, opklimmen) . In de bijbel slechts
in Ex 40,36
.
-- act. hifil perf. 2de pers. mann. enk. hè`êle(j)thâ (jij
deed opklimmen) van het werkw. `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik
in Tenakh : `âlâh
(opgaan, opklimmen) . Tenakh (5) : (1) Ex
32,7 . (2) Ex
33,1 . (3) Nu
14,13 . (4) Js
57,6 . (5) Ps
30,4 .
- actief inf. construct. עֲלוֹת = `älôth (opgaan) van het werkw. עָלָה = `âlâh (opgaan, opklimmen) . Taalgebruik in Tenakh
: `âlâh
(opgaan, opklimmen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 ,
he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (1) : Gn
32,25 .
- Bij de werkw. op h hebben de inf. constr. de vrouwelijke uitgang ôth (Lettinga 56s) .
- `älothô (van zijn opgaan) < act. qal inf. constr. + suffix pers.
voornaamw. 3de pers. mann. enk. van het werkw.
- `älâtâh (duisternis) . עֳלָטָה = `älâtâh (duisternis) . Taalgebruik in Tenakh : `älâtâh (duisternis) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . De som van de elementen is telkens 6 .
- וְעֳלָטָה = wë`¨alâtâh (en duisternis) < prefix verbindingswoord wë + עֳלָטָה = `älâtâh (duisternis) . Taalgebruik in Tenakh : `älâtâh (duisternis) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (1) : Gn 15,17 .
- `âlaz (zich verheugen, juichen)
. עָלַז = `âlaz (zich verheugen, juichen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlaz
(zich verheugen, juichen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of
30 , zain = 7 ; totaal : 35 (5 X 7) of 107 . Structuur : 7 - 3 - 7 . De som van de elementen is telkens 8 .
- act. qal imperf. (cohortatief) 1ste pers. enk. אֶעְלוֹזָה = ´è`ëlôzâh (dat ik juiche) van het werkw. עָלַז = `âlaz (zich verheugen, juichen) . Taalgebruik in Tenakh : `âlaz
(zich verheugen, juichen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of
30 , zain = 7 ; totaal : 35 (5 X 7) of 107 . Structuur : 7 - 3 - 7 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (1) : Hab 3,18 . We lezen אֶעְלֹזָה = ´è`ëlozah (dat ik juiche) in (1) Ps 60,8 . (2) Ps 108,8 . In de verzen Hab 3,18 en Ps 60,8 verzen worden de 2 Hebreeuwse vormen in de LXX vertaald door γαλλιασομαι = agalliasomai (ik zal juichen) .
- prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal imperat. 2de pers.
vr. enk. wë`ilëzû (en verheug je) van het werkw. . Tenakh (1)
: Sef 3,14
. wë`ilëzû (en verheug je) act. qal imperat. 2de pers. mann.
enk. . Tenakh (1) : Ps
68,5 .
- `âlats (juichen) . `âlats (juichen)
. Taalgebruik in Tenakh : `âlats
(juichen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , tsade = 18
of 90 ; totaal : 46 (2 X 23) OF 190 (2 X 5 X 19) . Structuur : 7 - 3 - 9 .
- In Ps 9,3 lezen we de Hebr. werkwoordvorm act. qal imperf. (cohortatief) 1ste pers. enk. wë´è`èlëtsâh + bâkh (en dat ik juiche in jou) van het werkw. `âlats (juichen) , in de LXX vertaald door agalliasomai en soi (ik zal juichen in jou) .
- `almâh (meisje, jonge vrouw) . עַלְמָה = `almâh (meisje, jonge vrouw) . Taalgebruik in Tenakh : `almâh (meisje, jonge vrouw) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 , he = 5 ; totaal : 46 (2 X 23) OF 145 . Structuur : 7 - 3 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 .
- הַעַלְמָה = hâ`almâh (de jonge vrouw) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. vr. enk. עַלְמָה = `almâh (meisje, jonge vrouw) . Taalgebruik in Tenakh : `almâh (meisje, jonge vrouw) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 , he = 5 ; totaal : 46 (2 X 23) OF 145 . Structuur : 7 - 3 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (3) : (1) Gn 24,43 . (2) Ex 2,8 . (3) Js 7,14 .
-
`am (volk) . עָם / עַם = `am (volk) OF עִם = `im (met) . Taalgebruik in
Tenakh : `am
(volk) . Taalgebruik in Jesaja : `am
(volk) . Taalgebruik in Amos : `am
(volk) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 ; totaal : 29 of
110 (2 X 5 X 11) . Gr. laos (volk) . Taalgebruik in de Septuaginta : laos
(volk) . Taalgebruik in het NT : laos
(volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . Tenakh (612)
. Een vorm van laos (volk) in de LXX (2064) , in het NT (141) . `- m . Tenakh
(612) . Pentateuch (100) . Js (34) . Js 1-39 (24) . Js 40-55 (7) . Js 56-66
(3) . Js 1 (2) : (1) Js
1,4 . (2) Js
1,10 .
- hâ`ammîm (de volken) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het
zelfst. naamw. Tenakh (69) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (5) . Latere
Profeten (20) . 12 Kleine Profeten (8) . Geschriften (17) . Dt (16) : (1) Dt
2,25 . (2) Dt
4,6 . (3) Dt
4,19 . (4) Dt
6,14 . (5) Dt
7,6 . (6) Dt
7,7 . (7) Dt
7,14 . (8) Dt
7,16 . (9) Dt
7,19 . (10) Dt
10,15 . (11) Dt
13,8 . (12) Dt
14,2 . (13) Dt
20,16 . (14) Dt
28,37 . (15) Dt
28,64 . (16) Dt
30,3 . Re (1) Re
2,12 .
- `ammô (zijn volk) < zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. OF `immô (met hem) < voorzetsel + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. Tenakh (248) . Pentateuch (62) . Eerdere Profeten (70) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (94) . Ps (27) : (1) Ps 14,7 . (2) Ps 18,24 . (3) Ps 29,11 . (4) Ps 50,4 . (5) Ps 50,18 . (6) Ps 53,7 . (7) Ps 73,10 . (8) Ps 78,37 . (9) Ps 78,52 . (10) Ps 78,62 . (11) Ps
78,71 . (12) Ps 85,9 . (13) Ps 89,22 . (14) Ps 89,25 . (15) Ps 91,15 . (16) Ps 94,14 . (17) Ps 100,3 . (18) Ps 105,24 . (19) Ps 105,25 . (20) Ps 105,43 . (21) Ps 113,8 . (22) Ps 116,14 . (23) Ps 116,18 .
(24) Ps 130,7 . (25) Ps 135,12 . (26) Ps 135,14 . (27) Ps 136,16 .
- hâ`ammîm ´äsjèr (de volken die) . Tenakh (16) : (1) Dt
4,6 . (2) Dt
6,14 . (3) Dt
7,6 . (4) Dt
7,16 . (5) Dt
7,19 . (6) Dt
13,8 . (7) Dt
14,2 . (8) Dt
28,37 . (9) Dt
30,3 . (10) Joz 24,17 . (11) Re
2,12 . (12) Est 1,16 .
(13) Ps 106,34 . (14) Ez 28,25 . (15) Ez 29,13 . (16) Zach
14,12 .
- `ammî (mijn volk) < `am + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann.
enk. . Tenakh (228) . Pentateuch (31) . Js (23) . Js 1-39 (11) . Js 40-55 (9)
. Js 56 - 66 (3) . Js 1-39 (11) : (1) Js
1,3 . (2) Js
3,12 . (3) Js
3,15 . (4) Js
5,13 . (5) Js
10,2 . (6) Js
10,24 . (7) Js
19,25 . (8) Js
22,4 . (9) Js
26,20 . (10) Js
32,13 . (11) Js
32,18 . Js 40-55 (9) : (1) Js
40,1 . (2) Js
43,20 . (3) Js
47,6 . (4) Js
51,4 . (5) Js
51,16 . (6) Js
52,4 . (7) Js
52,5 . (8) Js
52,6 . (9) Js
53,8 . Js 56 - 66 (3) : (1) Js
57,14 . (2) Js
63,8 . (3) Js
66,22 .
- עַמֵּך = `ammekh (jouw volk) < zelfst. naamw. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. vr. enk. . Zie :
- `ammîm rabbîm (vele volkeren) . Tenakh (15) : (1) Js 2,3 . (2) Js 17,12 . (3) Ez 3,6 . (4) Ez 27,33 . (5) Ez 32,3 . (6) Ez 32,9 . (7) Ez 32,10 . (8) Ez 38,6 . (9) Ez 38,22 . (10) Mi 4,3 . (11) Mi 4,13 . (12) Mi 5,6 . (13) Mi 5,7 . (14) Hab 2,10 . (15) Zach 8,22 .
- Hebr. lë`ammô (voor zijn volk) < voorzetsel lë + zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (12) : (1) Ex 32,14 . (2) 1 K 8,56 . (3) Jl 2,19 . (4) Jl 4,16 . (5) Ps 29,11 . (6) Ps 78,20 . (7) Ps 111,6 . (8) Ps 111,9 . (9) Ps 125,2 . (10) Ps 148,14 . (11) Est 10,3 . (12) 1 Kr 23,25 .
- mikol hâ`ammîm (uit alle volken) . Tenakh (2) : (1) Dt
7,6 . (2) Dt
14,2 .
- min hâ`ammîm (uit de volken) . Tenakh (10) :
- laos (volk) .
--- Nominatief mannelijk enkelvoud . In 571 verzen in de bijbel .
--- Genitief mannelijk enkelvoud laou . In 486 verzen in de bijbel . In achtendertig
veren in het NT . In twaalf verzen bij Lc . In elf verzen in Hnd . ek tou laou
(uit het volk) . In twee verzen in het NT : (1) Hnd
3,23 . (2) Hnd
26,17 .
--- Datief mannelijk enkelvoud laôi . In 225 verzen in de bijbel .
--- Accusatief mannelijk enkelvoud laon . In 525 verzen in de bijbel .
- hâ`âm (het volk) < lidwoord + zelfstandig naamwoord enkelvoud .
Tenakh (659) . Pentateuch (197) . Eerdere Profeten (259) . Latere Profeten (97) . 12 Kleine
Profeten (11) . Geschriften (95) . Joz (41) . Joz 24 (8) : (1) Joz
24,2 . (2) Joz 24,16 . (3) Joz
24,19 . (4) Joz
24,21 . (5) Joz
24,22 . (6) Joz
24,24 . (7) Joz
24,27 . (8) Joz
24,28 . Re (38) . Re 2 (3) : (1) Re 2,4 . (2) Re 2,6 . (3) Re 2,7 .
- ´èth hâ`âm (het volk) . Tenakh (102) . Joz (9) : (1) Joz 1,6 . (2) Joz 1,11 . (3) Joz 3,3 . (4) Joz 7,7 . (5) Joz 7,13 . (6) Joz 8,10 . (7) Joz 8,33 . (8) Joz 14,8 . (9) Joz 24,28 . Re (7) : (1) Re 2,6 . (2) Re 3,18 . (3) Re 7,5 . (4) Re 9,29 . (5) Re 9,36 . (6) Re 9,43 . (7) Re 18,7 .
- me`am (uit een volk) < voorzetsel min + zelfst. naamw. `am (volk) OF me`im (van bij) < voorzetsel min + voorzetsel `im (met, bij) . m-`-m (spiegelwoord) . Tenakh (50) . Pentateuch (17) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (9) . Ps (3) : (1) Ps 89,20 . (2) Ps
114,1 . (3) Ps 121,2 .
Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Tob | Jdt | Est | 1 Mak | 2 Mak | |||
`am (volk) | 612 | |||||||||||||||||||||||
- ethnos (volk) (Hebreeuws gôj) .
ethnos (volk) | bijbel | O.T. | NT | Mt | Mc |
Lc | Joh | Hnd | Brieven | Apk | Lc | Hnd |
nom. + acc. enk. ethnos | 128 | 113 | 15 | 1 | 1 | 3 | 3 | 4 | 1 | 2 | ||
gen. enk. ethnous | 45 | 38 | 7 | 2 | 3 | 2 | ||||||
dat. enk. ethnei | 49 | 43 | 6 | 1 | 4 | 1 | ||||||
acc. enk. | ||||||||||||
nom. + acc mv. ethnè | 339 | 289 | 50 | 4 | 1 | 3 | 8 | 15 | 2 | |||
gen. mv. ethnôn | 255 | 213 | 42 | 4 | 1 | 3 | 11 | 17 | 6 | |||
dat. mv. ethnesin | 173 | 141 | 32 | 4 | 2 | 1 | 8 | 15 | 2 | (1) Hnd 4,27 . (2) Hnd 11,18 . (3) Hnd 14,27 . (4) Hnd 15,12 . (5) Hnd 21,19 . (6) Hnd 26,20 . (7) Hnd 26,23 . (8) Hnd 28,28 . | ||
acc. mv. | ||||||||||||
Totaal |
- Genitief meervoud ethnôn . In 255 verzen in de bijbel .
- Datief meervoud ethesi(n) . ethnesi in 5 verzen . ethnesin in 173 verzen in
de bijbel .
- Accusatief meervoud ethnous . In vijfenveertig verzen in de bijbel .
-- sjicheth ammëkhâ (jouw volk is bedorven / ontaard) . Tenakh (2) : (1) Ex 32,7 . (2) Dt 9,12 .
- `âmad (gestand doen, zich stellen, staan) . עָמַד = `âmad (gestand doen, zich stellen, staan) . Taalgebruik in Tenakh : `âmad (gestand doen, zich stellen, staan) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , daleth = 4 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 114 . Structuur : 7 - 4 - 4 . De som van de elementen is telkens 6 .
- act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. ja`ämod (hij doet gestand) . Tenakh (30) . Js (1) : Js 66,22 .
- act. qal imperf. 3de pers. vr. mv. יַעֱמֹדְנָה = ja`ämodënâh (en zij staan) van het werkw. עָמַד = `âmad (gestand doen, zich stellen, staan) . Taalgebruik in Tenakh : `âmad (gestand doen, zich stellen, staan) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , daleth = 4 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 114 . Structuur : 7 - 4 - 4 . De som van de elementen is telkens 6 . De thaw van het imperf. 3de pers. vr. enk. en mv. is vervangen door een jod . Hierdoor begint de werkw. vorm met een jod en eindigt met een he , zoals de godsnaam JHWH .
- `âmal (arbeiden, zich vermoeien) . אמל = `âmal (arbeiden, zich vermoeien, zich moeite geven voor) . Taalgebruik in Tenakh : `âmal (arbeiden, zich vermoeien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 41 OF 140 (2 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 4 - 3 .
- Arabisch : عَمِلَ = `amila (werken, doen) . Taalgebruik in de Qoran : `amila (werken, doen) .
- sjèjja`ämol (dat hij arbeidt) < prefix sjë + act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. Tenakh (3) : (1) Pr 1,3 . (2) Pr 5,15 . (3) Pr 5,17 .
- zelfst. naamw. אמל = `âmâl (arbeid, moeite, het door arbeid verkregene, bezit) . Zie het werkw. `âmal (arbeiden, zich vermoeien) . Arabisch : عَمَل - أعْمال = `amal / a`mâl (werk, daad, baan) .
-- `ämâlô (zijn arbeid) . Tenakh (7) : Tenakh (7) : (1) Ps 7,17 . (2) Ps 127,1 . (3) Pr 1,3 . (4) Pr 2,22 . (5) Pr 3,13 . (6) Pr 4,8 . (7) Pr 5,17 .
- Grieks . act. ind. praesens 3de pers. enk. mochthei (hij tobt zich af, hij spant zich in) van het werkw. mochtheô (zich inspannen , zich aftobben , zich kwellen) . Bijbel (4) : (1) Pr 1,3 . (2) Pr 2,22 . (3) Pr 3,9 . (4) Pr 5,15 .
- Latijn . abl. mann. enk. labore van het zelfst. naamw. labor (labeur, arbeid, inspanning) . Bijbel (27) . Pr (12) : (1) Pr 1,3 . (2) Pr 2,10 . (3) Pr 2,22 . (4) Pr 3,9 . (5) Pr 3,13 . (6) Pr 4,6 . (7) Pr 5,14 . (8) Pr 5,17 . (9) Pr 5,18 . (10) Pr 8,15 . (11) Pr 9,9 . (12) Pr 10,10 .
- עֲמָלֵק = `ämâleq (Amalek)
- `ämâleq (Amalek) . עֲמָלֵק = `ämâleq (Amalek) . Taalgebruik in Tenach : `ämâleq
(Amalek) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , lameth = 12
of 30 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 60 (2² X 3 X 5) OF 240 (2² X 2²
X3 X 5) ; verhouding : 1 op 4 . Structuur : 7 - 4 - 3 - 1 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenach (21) : (1) Gn
36,12 . (2) Gn
36,16 . (3) Ex
17,8 . (4) Ex
17,11 . (5) Ex
17,13 . (6) Ex
17,14 . (7) Nu
13,29 . (8) Nu
24,20 . (9) Dt
25,17 . (10) Dt
25,19 . (11) 1
S 14,48 . (12) 1 S 15,2 . (13) 1
S 15,3 . (14) 1
S 15,5 . (15) 1
S 15,6 . (16) 1
S 15,7 . (17) 1
S 15,8 . (18) 1
S 15,18 . (19) 1
S 15,20 . (20) 1
S 15,32 . (21) 1
S 30,18 .
- ba`ämâleq (tegen Amalek) . Tenach (5) : (1) Ex
17,9 . (2) Ex
17,10 . (3) Ex
17,16 . (4) Re
5,14 . (5) 1
S 28,18 .
- la`ämâleq (tegen Amalek) . Tenach (1) 1
Kr 4,43 .
- `ämâleqî (Amalekiet) . Tenakh (4) : (1) 1
S 15,6 . (2) 1
S 30,13 . (3) 2
S 1,8 . (4) 2
S 1,13 .
- hâ`ämâleqî (de Amalekiet) . Tenakh (4) :
(1) Gn 14,7
. (2) Nu
14,43 . (3) Nu
14,45 . (4) Re
12,15 . In Ex 17,8-16 komt 7X Amalek , Mozes en hand voor .
- ´âman (steunen, onderhouden; hifil : geloven, vertrouwen) . אָמַן= ´âman (steunen, onderhouden; hifil : geloven, vertrouwen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âman (steunen, onderhouden; hifil : geloven, vertrouwen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , nun = 14 of 50 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 91 . Structuur : 1 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 .
- וְהֶאֱמִן = wëhè´èmin (en hij geloofde) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. hifil 3de pers. mann. enk. van het werkw. אָמַן= ´âman (steunen, onderhouden; hifil : geloven, vertrouwen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âman (steunen, onderhouden; hifil : geloven, vertrouwen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , nun = 14 of 50 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 91 . Structuur : 1 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (1) : Gn 15,6 .
- אמר = ´-m-r
- ´âmar (zeggen) . אמר = ´-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar
(hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar
(zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (790) . Pentateuch
(84) . Eerdere Profeten (122) . Latere Profeten (385) . 12 Kleine
Profeten (92) . Geschriften (107) . Gn (27) . Gn 21 (1) : Gn 21,1 . Gn 22 (3) : (1) Gn 22,2 . (2) Gn 22,3 . (3) Gn 22,9 . ´äsjèr ´omar (die / dat ik zeg) . Tenakh (6) : (1) Gn 22,2 . (2) Gn 24,14 . (3) Gn 26,2 . (4) Re 7,4 (2X) . (5) 1 S 16,3 . (6) 1 S 28,8 .
- Grieks . λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
- Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken)
. Arabisch : قَالَ = qâla (zeggen) . Taalgebruik in de Qoran : qâla (zeggen) .
- ka´äsjèr âmâr (zoals hij zei) . Tenakh (1) : Gn
21,1 .
- w-´-m-r . Tenakh (166) . Js (14) : (1) Js
6,3 . (2) Js
6,5 . (3) Js
6,8 . (4) Js
6,11 . (5) Js 20,6 . (6) Js
24,16 . (7) Js
25,9 . (8) Js
25,11 . (9) Js
25,12 . (10) Js
38,15 . (11) Js
40,6 . (12) Js
41,9 . (13) Js
57,14 . (14) Js
65,8 .
- wë´âmarëthâ (en jij zegt) < wë + act. qal perf. 2de pers. mann. enk. . Tenakh (135) . Pentateuch (40) . Eerdere Profeten (13) . Latere Profeten (76) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (4) . Ex (8) : (1) Ex 3,16 . (2) Ex 4,22 . (3) Ex 7,9 . (4) Ex 7,16 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,16 . (7) Ex 9,13 . (8) Ex
13,14 . Dt (7) : (1) Dt 6,21 . (2) Dt 8,17 . (3) Dt 12,20 . (4) Dt 17,14 . (5) Dt 26,3 . (6) Dt 26,5 . (7) Dt 26,13 .
- wë´âmarëthâ ´elâ(j)w (en jij zegt tot hem) . Tenakh (12) : (1) Ex 7,16 . (2) Ex 7,26 . (3) Ex 8,16 . (4) Ex 9,13 . (5) Ex
13,14 . (6) Nu 8,2 . (7) Dt 26,3 . (8) 2 S 13,5 . (9) Js 7,4 . (10) Js 34,2 . (11) Ez 32,2 . (12) Zach
6,12 .
- act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. jo´mar (hij zegt) . Tenakh (75) . Js (20) . Js 1-39 (10) . Js 40-55 (6) . Js 56-66 (4) . Js 1-39 (10) : (1) Js 1,11 . (2) Js 1,18 . (3) Js 4,3 . (4) Js 8,12 . (5) Js 10,8 . (6) Js 19,18 . (7) Js 29,16 . (8) Js 32,5 . (9) Js 33,10 . (10) Js 33,24 . Js 40-55 (6) : (1) Js 40,1 . (2) Js 40,25 . (3) Js 41,6 . (4) Js 41,21 . (5) Js 44,5 . (6) Js 44,20 . Js 56-66 (4) : (1) Js 56,3 . (2) Js 61,6 . (3) Js 62,4 . (4) Js 66,9 .
- jo´mar JHWH (zegt JHWH) . Tenakh (11) : (1) Dt
5,27 . (2) 1
K 1,36 . (3) 1
K 22,14 . (4) Ps
12,6 . (5) Js
1,11 . (6) Js
1,18 . (7) Js
33,10 . (8) Js
41,21 . (9) Js
66,9 . (10) Jr
42,20 . (11) Zach
13,9 .
´âmar (zeggen) | Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Tob | Jdt | Est | 1 Mak | 2 Mak | ||
wajj´omèr | 1879 | 151 | ||||||||||||||||||||||
wajj´omèr ´laj | 50 | 2 | 1 | 1 | ||||||||||||||||||||
wajj´omèr ´lô | 2 | 1 | ||||||||||||||||||||||
´âmar (zeggen) | Job | Ps | Spr | Pr | Hl | W | Sir | Js | Jr | Kl | Bar | Ez | Da | Hos | Jl | Am | Ob | Jon | Mi | Nah | Hab | Sef | Hag | Zach | Mal | ||
wajj´omèr | |||||||||||||||||||||||||||
wajj´omèr ´laj | 1 | 28 | 4 | 1 | 12 | ||||||||||||||||||||||
wajj´omèr ´lô | 1 | ||||||||||||||||||||||||||
âmar (zeggen) | Gn 1 | Gn 2 | Gn 3 | Gn 4 | Gn 6 | Gn 7 | Gn 8 | Gn 9 | Gn 11 | Gn 12 | Gn 13 | Gn 14 | Gn 15 | Gn 16 | Gn 17 | Gn 18 | Gn 19 | Gn 20 | Gn 21 | Gn 22 | Gn 24 | Gn 25 |
wajj´omèr (315) | 10 | 2 | 9 | 7 | 3 | 1 | 1 | 6 | 1 | 4 | 1 | 3 | 7 | 5 | 6 | 15 | 6 | 8 | 7 | 8 | 15 | 5 |
wajj´omèr ´èlohîm (en God zei) (21) | 9 | 1 | 3 | 3 | 1 | |||||||||||||||||
In 315 verzen in Gn . In tien verzen in Gn
1 . In vier verzen in Gn
12 (zie Gn
12,1) . In acht verzen in Gn
22 .
wajj´omèr ´èlohîm (en God zei) . In zevenentwintig
verzen in de bijbel . In eenentwintig verzen in Gn .
- וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr (en hij zei) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm qal act. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Jesaja : ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Amos : ´âmar
(zeggen) . Taalgebruik in Jona : ´âmar
(zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh
(1879) . Pentateuch (594) . Eerdere Profeten (868) . Latere Profeten (120) .
12 Kleine Profeten (56) . Geschriften (241) . Gn (315) . In tien verzen in Gn
1 : (1) Gn
1,3 . (2) Gn
1,6 . (3) Gn
1,9 . (4) Gn
1,11 . (5) Gn
1,14 . (6) Gn
1,20 . (7) Gn
1,24 . (8) Gn
1,26 . (9) Gn
1,28 . (10) Gn
1,29 . In vier verzen in Gn
12 (zie Gn
12,1) . Gn 15 (7) : (1) Gn 15,2 . (2) Gn 15,3 . (3) Gn 15,5 . (4) Gn 15,7 . (5) Gn 15,8 . (6) Gn
15,9 . (7) Gn
15,13 . Gn 16 (5) : (1) Gn 16,6 . (2) Gn 16,8 . (3) Gn
16,9 . (4) Gn
16,10 . (5) Gn
16,11 . Gn 18 (15) : (1) Gn
18,3 . (2) Gn
18,6 . (3) Gn
18,9 . (4) Gn
18,10 . (5) Gn
18,13 . (6) Gn
18,15 . (7) Gn
18,20 . (8) Gn
18,23 . (9) Gn
18,26 . (10) Gn
18,27 . (11) Gn
18,28 . (12) Gn
18,29 . (13) Gn
18,30 . (14) Gn
18,31 (2X) . (15) Gn
18,32 (2X) . In acht verzen in Gn
22 : (1) Gn
22,1 . (2) Gn
22,2 . (3) Gn
22,5 . (4) Gn
22,7 . (5) Gn
22,8 . (6) Gn
22,11 . (7) Gn
22,12 . (8) Gn
22,16 .Gn 50 (3) : (1) Gn
50,6 . (2) Gn
50,19 . (3) Gn
50,24 . Ex (150) . In 150 verzen in Ex
(zie Ex 3,7)
. Ex 16 (11) : (1) Ex
16,4 . (2) Ex
16,6 . (3) Ex
16,8 . (4) Ex
16,9 . (5) Ex
16,15 . (6) Ex
16,19 . (7) Ex
16,23 . (8) Ex
16,25 . (9) Ex
16,28 . (10) Ex
16,32 . (11) Ex
16,33 . Ex 17 (6) : (1) Ex
17,2 . (2) Ex
17,3 . (3) Ex
17,5 . (4) Ex
17,9 . (5) Ex
17,14 . (6) Ex
17,16 . Ex 20 (2) : (1) Ex 20,20 . (2) Ex 20,22 . Ex 24
: (1) Ex 24,8
. (2) Ex
24,12 . In veertien verzen in Ex
32 , zie Ex
32,2 . Joz (50) . Joz 1 (1) : Joz
1,1 . Joz 3 (5) : (1) Joz
3,5 . (2) Joz
3,6 . (3) Joz
3,7 . (4) Joz
3,9 . (5) Joz
3,10 . Joz 24 (6) : (1) Joz 24,2 . (2) Joz 24,16 . (3) Joz 24,19 . (4) Joz 24,21 . (5) Joz 24,22 . (6) Joz 24,27 . Re (126) . Re 1 (5) : (1) Re 1,2 . (2) Re 1,3 . (3) Re 1,7 . (4) Re 1,12 . (5) Re 1,14 . 1 S (220) . 1 S 8 (4) : (1) 1 S 8,7 . (2) 1 S 8,10 . (3) 1 S 8,11 . (4) 1 S 8,22 . 1 S 23 (7) : (1) 1 S 23,2 . (2) 1 S 23,4 . (3) 1 S 23,7 . (4) 1 S 23,9 . (5) 1 S 23,10 . (6) 1 S 23,12 (2X) . (7) 1 S 23,17 . (8) 1 S 23,21 .
- Grieks . λεγω
= legô (zeggen) . Taalgebruik in de Septuaginta. : legô
(zeggen) . Taalgebruik in NT : legô
(zeggen) . λεγω
= legô komt van de wortel leg- : lezen / lec-tuur ; les .
Een vorm van λεγω
= legô (zeggen) in de LXX (4610) , in het NT (1318) ; van
ειπον = eipon (ik zei) in de LXX (4608) , in het NT (925) .
- Lat. legere . Fr. leçon . E. to say . Fr. dire . D. sprechen (spreken)
.
- wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar (zeggen) , zie Jr 1,4 . In 315 verzen in het boek Gn . In zeven verzen in Gn 15 : (1) Gn 15,2 : wajj´omèr ´abhërâm (en Abram zei) . (2) Gn 15,3 : wajj´omèr ´abhërâm (en Abram zei) . (3) Gn 15,5 (tweemaal JHWH tot Abram) . (4) Gn 15,7 (JHWH tot Abram) . (5) Gn 15,8 (Abram tot JHWH) . (6) Gn 15,9 (JHWH tot Abram) . (7) Gn 15,13 (JHWH tot Abram) . Gn 15,1 : hâjâh dëbhar IHWH (was het woord van JHWH) . Gn 15,4 : wëhinneh dëbhar IHWH (en zie het woord van JHWH) . Gn 15,18 : l´emor (zeggend) ; JHWH tot Abram . Elfmaal is sprake van een vorm van spreken . Driemaal richt Abram zich tot JHWH , tweemaal in de vorm van een vraag . Achtmaal richt JHWH zich tot Abram .
--- wajj´omèr ´èlohîm (en God zei) . Tenakh (27) . Gn (21) . Gn (21) :
- וַיּאֹמֶר דָּוִד = wajj´omèr dâwid (en David zei) . Tenakh (63) = 1 S + 2 S . 1 S 23 (2) : (1) 1 S 23,10 . (2) 1 S 23,12 .
--- וַיּאֹמֶר יהוה = wajjo´mèr JHWH (en JHWH zei) . Tenakh (204) . Gn (18) . Ex (46) . Ex 16 (2) . (1) Ex
16,4 . (9) Ex
16,28 . Ex 24 (1) : Ex
24,12 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Joz (12) : (1) Joz
1,1 . (2) Joz
3,7 . (3) Joz
4,1 . (4) Joz
4,15 . (5) Joz
5,9 . (6) Joz
6,2 . (7) Joz
7,10 . (8) Joz
8,1 . (9) Joz
8,18 . (10) Joz
10,8 . (11) Joz
11,6 . (12) Joz
13,1 . Re (11) : (1) Re 1,2 . (2) Re 6,23 . (3) Re 6,25 . (4) Re 7,2 . (5) Re 7,4 . (6) Re 7,5 . (7) Re 7,7 . (8) Re 10,11 . (9) Re 20,18 . (10) Re 20,23 . (11) Re 20,28 . 1 S (11) : (1) 1 S 3,11 . (2) 1 S 8,7 . (3) 1 S 8,22 . (4) 1 S 10,22 . (5) 1 S 16,1 . (6) 1 S 16,2 . (7) 1 S 16,7 . (8) 1 S 16,12 . (9) 1 S 23,2 . (10) 1 S 23,11 . (11) 1 S 23,12 . Js (5) : (1) Js
3,16 . (2) Js
7,3 . (3) Js
8,1 . (4) Js
8,3 . (5) Js 20,3 .
----
- וַיּאֹמֶר יהוה אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr JHWH ´èl mosjèh (en JHWH zei
tot Mozes) . Tenakh (66 = 2 X 3 X 11) . Ex (42 = 6 X7) . Ex
4 (3) : (1) Ex
4,4 . (2) Ex
4,19 . (3) Ex
4,21 . Ex 6 (1) : Ex 6,1 . Ex 7 - 12 (20) : (1) Ex 7,1 . (2) Ex 7,8 . (3) Ex 7,14 . (4) Ex 7,19 . (5) Ex 7,26 . (6) Ex 8,1 . (7) Ex 8,12 . (8) Ex 8,16 . (9) Ex 9,1 . (10) Ex 9,8 . (11) Ex 9,12 . (12) Ex 9,13 . (13) Ex 9,22 . (14) Ex 10,1 . (15) Ex 10,12 . (16) Ex 10,21 . (17) Ex 11,1 . (18) Ex 11,9 . (19) Ex 12,1 . (20) Ex 12,43 . Ex 14 (2) : (1) Ex 14,15 . (2) Ex 14,26 . Ex
16 (2) : (1) Ex
16,4 . (2) Ex
16,28 . Ex 17 (2) : (1) Ex 17,5 . (2) Ex 17,14 . Ex 19-24 (5) : (1) Ex 19,9 . (2) Ex 19,10 . (3) Ex 19,21 . (4) Ex 20,22 . (5) Ex
24,12 . Ex 25-31 (2) . Ex 30 (1) : Ex 30,34 . Ex 31 (1) : Ex 31,12 . Ex
32 (2) : : (1) Ex
32,9 .(2) Ex
32,33 . Ex 33 (2) : Ex 33,5 . (2) Ex 33,17 . Ex 34 (1) : Ex 34,1 . Lv (2) : (1) Lv 16,2 . (2) Lv 21,1 . Nu (19) : (1) Nu
3,40 . (2) Nu 7,4 . (3) Nu 7,11 . (4) Nu
11,16 . (5) Nu
11,23 . (6) Nu 12,14 . (7) Nu
14,11 . (8) Nu 15,35 . (9) Nu 15,37 . (10) Nu
17,25 . (11) Nu
20,12 . (12) Nu
20,23 . (13) Nu
21,8 . (14) Nu
21,34 . (15) Nu
25,4 . (16) Nu 26,1 . (17) Nu
27,6 . (18) Nu
27,12 . (19) Nu
27,18 . (20) Nu 31,25 . Dt (2) : (1) Dt 31,14 . (2) Dt 31,16 .
- וַיּאֹמֶר אֱלֹהִים אֶל מֹשֶׁה = wajjo´mèr ´èlohîm 'èl mosjèh (en God zei tot Mozes) . Tenakh (1) . Ex
3,14 .
--- wajjo´mèr ´abhërâm (en Abram zei) . In vijf verzen in de bijbel : (1) Gn 13,8 . (2) Gn 14,22 . (3) Gn 15,2 . (4) Gn 15,3 . (6) Gn 16,6 .
- וַיּאֹמֶר לִי = wajjo´mèr lî (en hij zei tot mij) . Tenakh (9) : (1) Re 13,7 . (2) 2 S 1,8 . (3) 1 Kr 28,6 . (4) Neh 2,2 . (5) Neh 2,4 . (6) Neh 2,6 . (7) Spr 4,4 . (8) Js 49,3 .
- וַיּאֹמֶר לָהּ = wajjo´mèr lâh (en hij zei tot haar) . Tenakh (19) : (1) Gn 16,9 . (2) Gn 16,10 . (3) Gn 16,11 . (4) Gn 21,17 . (5) Joz 15,18 . (6) Re 1,14 . (7) Re 14,16 . (8) Re 16,17 . (9) Rt 2,11 . (10) 1 S 1,8 . (11) 1 S 1,23 . (12) 1 S 28,13 . (13) 1 S 28,14 . (14) 2 S 13,11 . (15) 2 S 13,15 . (16) 2 S 14,5 . (17) 1 K 2,20 . (18) 2 K 6,28 . (19) Est 5,3 .
--- wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . In zesenvijftig (7
X 8) verzen in de bijbel . In vijfendertig (5 X 7) verzen in Ex
(Exodus) . In drie verzen in Ex
32 , zie Ex
32,21 : (1) Ex
32,21 . (2) Ex
32,29 . (3) Ex
32,30 .
-- -- wajj´omèr Mosjèh ´èl jëhôsju`a
(en Mozes zei tot Jozua) . Tenakh (1) Ex
17,9 .
--- wajj´omèr Jôseph (en Jozef zei) : zie Gn
50,24 .
- wajj´omèr sjëmû´el (en Samuël zei) . Tenakh (28) : (1) 1 S 3,10 . (2) 1 S 3,16 . (3) 1 S 7,3 . (4) 1 S 7,5 . (5) 1 S 8,10 . (6) 1 S 8,22 . (7) 1 S 9,23 . (8) 1 S 10,24 . (9) 1 S 11,14 . (10) 1 S 12,1 . (11) 1 S 12,6 . (12) 1 S 12,20 .
(13) S 13,11 . (14) 1 S 13,13 . (15) 1 S 15,1 . (16) 1 S 15,14 . (17) 1 S 15,16 . (18) 1 S 15,17 . (19) 1 S 15,22 . (20) 1 S 15,26 . (21) 1 S 15,32 . (22) 1 S 15,33 . (23) 1 S 16,2 .
(24) 1 S 16,10 . (25) 1 S 16,11 (2X) . (26) 1 S 28,11 . (27) 1 S 28,15 . (28) 1 S 28,16 .
- וַיּאֹמֶר שָׁאוּל = wajj´omèr sjâ´ûl (en Saul zei) . Tenakh (41) . 1 S (40) . 1 Kr (1) . 1 S 23 (2) : (1) 1 S 23,7 . (2) 1 S 23,21 .
- wajj´omèr sjëmû´el ´èl (en Samuël zei tot) . Tenakh (14) : (1) 1 S 7,3 . (2) 1 S 8,22 . (3) 1 S 10,24 . (4) 1 S 11,14 . (5) 1 S 12,1 . (6) 1 S 12,6 . (7) 1 S 12,20 .
(8) 1 S 13,13 . (9) 1 S 15,1 . (10) 1 S 15,16 . (11) 1 S 15,26 . (12) 1 S 16,10 . (13) 1 S 16,11 (2X) . (14) 1 S 28,15 .
- waththo´mèr (en zij zei) < verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. vr. enk. van het werkw. Tenakh (197) . Pentateuch (57) . Eerdere Profeten (98) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (39) . Gn (49) . Gn 30 (12) : (1) Gn 30,1 . (2) Gn 30,3 . (3) Gn 30,6 . (4) Gn 30,8 . (5) Gn 30,11 . (6) Gn 30,13 . (7) Gn 30,14 . (8) Gn 30,15 . (9) Gn 30,16 . (10) Gn 30,18 . (11) Gn 30,20 . (12) Gn 30,23 . 1 S (17) : (1) 1 S 1,11 . (2) 1 S 1,15 . (3) 1 S 1,18 . (4) 1 S 1,26 . (5) 1 S 2,1 . (6) 1 S 4,22 . (7) 1 S 19,14 . (8) 1 S 19,17 . (9) 1 S 25,19 . (10) 1 S 25,24 . (11) 1 S 25,41 . (12) 1 S 28,9 . (13) 1 S 28,11 . (14) 1 S 28,12 . (15) 1 S 28,13 . (16) 1 S 28,14 . (17) 1 S 28,21 .
- waththo´mèr le´âh (en Lea zei) . Tenakh (4) : (1) Gn 30,11 . (2) Gn 30,13 . (3) Gn 30,18 . (4) Gn 30,20 .
- waththo´mèr râchel (en Rachel zei) . Tenakh (4) : (1) Gn 30,6 . (2) Gn 30,8 . (3) Gn 30,14 . (4) Gn 30,15 .
--- ´âmar (zeggen) . Verwijzing
: ´âmar
(zeggen) , zie Jr
1,4 . ´âmar (zeggen) . Het komt in 790 verzen in de bijbel voor
. In dertig verzen in Ex
(Exodus) . In 168 verzen in Jeremia .
--- ´âmar JHWH (JHWH zegt / zei) . Tenakh
--- koh ´âmar JHWH (zo spreekt JHWH) . Tenakh (247) . Ex (10) : (1) Ex 4,22 . (2) Ex 5,1 . (3) Ex 7,17 (1ste plaag) . (4) Ex 7,26 (2de plaag) . (5) Ex 8,16 (4de plaag) . (6) Ex 9,1 (5de plaag) . (7) Ex 9,13 (7de plaag) . (8) Ex 10,3 (8ste plaag) . (9) Ex 11,4 (10de plaag) . (10) Ex 32,27 . In tien verzen in 1 K . In zestien verzen in 2 K .In
zeven verzen van Jr
31 .
-- wë`aththâh koh ´âmar (+ JHWH) (en welnu zo spreekt
- JHWH -) . Tenakh (3) : (1) Js
43,1 . (2) Jr
44,7 . (3) Hag
1,5 .
âmar (zeggen) | Gn 26 | Gn 27 | Gn 28 | Gn 29 | Gn 30 | Gn 31 | Gn 32 | Gn 33 | Gn 34 | Gn 35 | Gn 37 | Gn 38 | Gn 39 | Gn 40 | Gn 41 | Gn 42 | Gn 43 | Gn 44 | Gn 45 | Gn 46 | Gn 47 | Gn 48 | Gn 49 | Gn 50 |
wajj´omèr (315) | 8 | 22 | 4 | 11 | 7 | 12 | 8 | 7 | 3 | 4 | 13 | 9 | 1 | 5 | 7 | 12 | 10 | 7 | 5 | 4 | 10 | 11 | 2 | 3 |
wajj´omèr ´èlohîm (en God zei) (21) | 3 | 1 | ||||||||||||||||||||||
1. wajj´omèr (en hij zei) . Verwijzing : ´âmar
(zeggen) , zie Jr
1,4 . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 1879
verzen in de bijbel . In 594 verzen in de Pentateuch . In 150 verzen in Ex
. In vier verzen in Ex
1 . In vier verzen in Ex
2 . In tien verzen in Ex
3 (zie Ex
3,7) : (1) Ex
3,3 : wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei) . (2) Ex
3,4 : tweemaal ; eenmaal is JHWH aan het woord en eenmaal is Mozes aan het
woord . (3) Ex
3,5 : JHWH is aan het woord . (4) Ex
3,6 (JHWH is aan het woord) . (5) Ex
3,7 : wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) . (6) Ex
3,11 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm
(en Mozes zei tot God) . (7) Ex
3,12 (God is aan het woord) . (8) Ex
3,13 : wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm
(en Mozes zei tot God) . (9) Ex
3,14 : wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh
(en God zei tot Mozes) . (10) Ex
3,15 : wajj´omèr `ôd ´èlohîm èl
mosjèh (en God zei nog tot Mozes) . Elfmaal is iemand aan het woord .
Zevenmaal is JHWH - (2) Ex
3,4 . (3) Ex
3,5 . (4) Ex
3,6 . 5) Ex
3,7 - of God - (7) Ex
3,12 . (9) Ex
3,14 . (10) Ex
3,15 . - aan het woord , viermaal Mozes : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,4 . (4) Ex
3,11 . (5) Ex
3,13 . In zeven verzen in Ex
19 (zie Ex
19,9) . In twee verzen in Ex
24 : (1) Ex
24,8 . (2) Ex
24,12
- לֵאמֹר = le´mor (om te zeggen) < prefix voorzetsel lë + act. qal inf. van het werkw. אמר = ´-m-r (zeggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar
(zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (897) . Pentateuch (298)
. Eerdere Profeten (281) . Latere Profeten (197) . 12 Kleine Profeten (43) .
Geschriften (78) . Re (28) . Re 1 (1) : Re 1,1 . Joz (40) . Joz 1 (6) : (1) Joz
1,1 . (2) Joz
1,10 . (3) Joz
1,11 . (4) Joz
1,12 . (5) Joz
1,13 . (6) Joz
1,16 . 1 S (48) . 1 S 23 (4) : (1) 1 S 23,1 . (2) 1 S 23,2 . (3) 1 S 23,19 . (4) 1 S 23,27 .
- bJHWH le´mor (aan JHWH zeggend) . Tenakh (7) : (1) Re 1,1 . (2) 1 S 23,2 . (3) 1 S 28,10 . (4) 1 S 30,8 . (5) 2 S 2,1 . (6) 2 S 5,19 . (7) 1 K 2,23 .
- le´mor mî (zeggend wie) . Tenakh (8) : (1) Nu 11,18 . (2) Dt 20,5 . (3) Dt 30,12 . (4) Dt 30,13 . (5) Re 1,1 . (6) Re 7,3 . (7) 1 S 26,6 . (8) Hag 2,3 .
2. wajj´omèr JHWH (en JHWH zei) komt in 204 verzen in de bijbel
voor . In zesenveertig verzen in Ex . Niet in Ex
1 en Ex 2
. Slechts éénmaal in Ex
3 nl. Ex
3,7 . Verwijzing : Ex
3,7 .
- wajj´omèr ´èlohîm (en God zei) . In zevenentwintig
verzen in de bijbel . Slechts in twee verzen in Ex - Dt : (1) Ex
3,14 . (2) Nu 22,12 .
--- wajj´omèr ´èlohîm èl mosjèh
(en God zei tot Mozes) . Slechts in twee verzen in de bijbel : Ex
3,14 . In Ex
3,15 met toevoeging `ôd (nog)
- wajj´omèr Mosjèh (en Mozes zei ) . In zesenvijftig verzen
in de bijbel . In tweeëndertig verzen in Ex
. In drie verzen in Ex
3 : (1) Ex
3,3 . (2) Ex
3,11 . (3) Ex
3,13 .
--- wajj´omèr Mosjèh ´èl hâ´èlohîm
(en Mozes zei tot God) : (1) Ex
3,11 . (2) Ex
3,13 .
- waththo´mèr (en zij zei) . In negenenveertig verzen in Gn .
wajj´omèr (en zij zei) . In één vers in Gn
13 , nl. Gn
13,8 . In drie verzen in Gn
14 : (1) Gn
14,19 . (2) Gn
14,21 . (3) Gn
14,22 . In zes verzen in Gn
17 : (1) Gn
17,1 . (2) Gn
17,9 . (3) Gn
17,15 . (4) Gn
17,17 . (5) Gn
17,18 . (6) Gn
17,19 . In acht verzen in Gn
22 :
In vier verzen in Gn
12 :
(1) Gn 12,1
: wajj´omèr JHWH ´èl ´abhërâm (en
JHWH zei tot Abram) . JHWH zei voor het eerst iets tot Abram . Het is de opdracht
om weg te gaan uit... en te gaan naar... De geschiedenis van Abram begint met
een woord van Jahweh , zoals de schepping begon met het woord van God .
(2) Gn 12,7
(JHWH verscheen aan Abram en zei) . Aangekomen in het land verscheen JWH aan
Abram . JHWH bevestigde zijn belofte die hij in Gn 12,1-3 aan Abram had gedaan
.
(3) Gn 12,11
(wajj´omèr ´èl Shâraj (en - Abram - zei tot
Sarai) .
(4) Gn 12,18
(en - de Farao - zei - tot Abram) .
Tweemaal is JHWH aan het woord , éénmaal Abram en éénmaal
Sarai .
In één vers in Gn
13 , nl. Gn
13,8 : wajj´omèr ´abhërâm ´èl
Lôt (en Abram zei tot Lot) .
In drie verzen in Gn
14 :
(1) Gn 14,19
: wajj´omèr (en - Melkhisedekh - zei - tot Abram) .
(2) Gn 14,21
: wajj´omèr mèlèkh Sëdom ´èl ´abhërâm
(en de koning van Sodom zei tot Abram) .
(3) Gn 14,22
: wajj´omèr ´abhërâm ´èl mèlèkh
Sëdom (en Abram zei tot de koning van Sodom) .
Ook nog : Gn
13,14 : waJHWH ´âmar ´èl ´abhërâm
(en JHWH zei tot Abram) . In totaal is dit 4 + 1 + 3 + 1 = negenmaal . Driemaal
is JHWH aan het woord , tweemaal Abram , eenmaal Saraj , de Farao , Melkhisedekh
, de koning van Sodom . In zeven verzen is het woord tot Abram gericht . Abram
richt het woord tot Lot (Gn
13,8) en tot de koning van Sodom (Gn
14,22) . Pas in Gn
15,2 - Gn
15,3 richt Abram het woord tot JHWH .
In zes verzen in Gn
17 . (1) Gn
17,1 (wajj´omèr élâjw = en JHWH zei tot Abram)
. (2) Gn 17,9
(wajj´omèr ´èlohîm ´èl ´abhërâhâm
= en God zei tot Abraham) . (3) Gn
17,15 (wajj´omèr ´èlohîm ´èl
´abhërâhâm = en God zei tot Abraham) . (4) Gn
17,17 (Abraham zei in zichzelf) . (5) Gn
17,18 : wajj´omèr ´abhërâhâm ´èl
hä´èlohîm (en Abraham zei tot God) . (6) Gn
17,19 : (wajj´omèr ´èlohîm = en God zei
tot Abraham) .
- wajj´omèr ´elâ(j)w (en hij zei tot hem) . Tenakh (83) . Gn () : (1) Gn 15,7 . (2) Gn 15,9 . (3) Gn 17,1 . (4) Gn 19,21 . (5) Gn 20,6 . (6) Gn 22,1 . (7) Gn 24,5 . (8) Gn 24,6 . (9) Gn 26,9 . (10) Gn 27,1 (2X) . (11) Gn 27,26 . (12) Gn 27,39 . (13) Gn 30,27 . (14) Gn 30,29 . (15) Gn
32,28 . (16) Gn 33,13 . (17) Gn 43,3 .
- wajj´omèr hinnënî (en hij zei : hier ben ik) . Tenakh (7) : (1) Gn 22,1 . (2) Gn
22,11 . (3) Gn 37,13 . (4) Gn 46,2 . (5) Ex 3,4 . (6) 1 S 3,4 . (7) 1 S 3,16 .
- wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. wajjo´mërû (en zij zeiden) van het werkw. Tenakh (304) . Pentateuch (87) . Eerdere Profeten (148) . Latere Profeten (22) . 12 Kleine
Profeten (10) . Geschriften (37) . 1 S (34) . 1 S 8 (2) : (1) 1 S 8,5 . (2) 1 S 8,5 .
- לָהֶם וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr lâhèm (en hij zei hen) . Tenakh (39) . Pentateuch (9) : (1) Gn 1,28 . (2) Gn 9,1 . (3) Gn 29,4 . (4) Gn 29,5 . (5) Gn 29,6 . (6) Gn 44,15 . (7) Ex 17,2 . (8) Ex 32,27 . (9) Nu 20,10 .
- אֲלֵיהֶם וַיּאֹמֶר = wajjo´mèr ´äle(j)hèm (en hij zei tot hen) . Tenakh (2) : (1) Gn 34,14 . (2) Joz 9,21 .
- act. qal inf. absolut. אָמוֹר = ´âmôr (om te zeggen) van het werkw. אמר = ´-m-r . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. אָמַר = ´âmar (hij zegt) . (2) act. qal imperf. 1ste pers. enk. אֹמַר = ´omar (ik zeg) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmar (zeggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 34 (2 X 17) of 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (3) : (1) Nu 6,23 . (2) 1 S 2,30 . (3) Jr 23,17 .
- ´âmats
(sterk, machtig zijn , moedig handelen) . ´âmats (sterk, machtig
zijn , moedig handelen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âmats
(sterk, machtig zijn , moedig handelen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 131 (priemgetal)
. Structuur : 1 - 4 - 9 . Een vorm van ´âmats (sterk, machtig zijn
, moedig handelen) in Js (3) : (1) Js
35,3 . (2) Js
41,10 . (3) Js
44,14 .
- wè´êmats / wè´êmâts (en handel moedig) < wë + act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. . Tenakh (8) . Dt (2) : (1) Dt 31,7 . (2) Dt 31,23 . Joz (4) : (1) Joz 1,6 . (2) Joz 1,7 . (3) Joz 1,9 . (4) Joz
1,18 . Verder : (1) 1 Kr 22,13 . (2) 1
Kr 28,20 .
- bijvoegl. naamw. ´âmots (sterk) . Tenakh (1) : Zach
6,3 .
- `ammôn (Ammon) . `ammôn (Ammon)
. Taalgebruik in Tenakh : `ammôn
(Ammon) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , waw = 6 , nun
= 14 of 50 ; totaal : 49 (7²) OF 166 (2 X 83) . Structuur : 7 - 4 - 6 -
5 . Tenakh (97) . Pentateuch (6) . Eerdere Profeten (52) . Latere Profeten (17)
. 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (19) . Gn (1) : Gn
19,38 . Re (27) . Re 3 (1) . Re 10 (6) . Re 11 (17) . Re 12 (3) . Re 11
(17) : (1) Re
11,4 . (2) Re
11,5 . (3) Re
11,6 . (4) Re
11,8 . (5) Re
11,9 . (6) Re
11,12 . (7) Re
11,13 . (8) Re
11,14 . (9) Re
11,15 . (10) Re
11,27 . (11) Re
11,28 . (12) Re
11,29 . (13) Re
11,30 . (14) Re
11,31 . (15) Re
11,32 . (16) Re
11,33 . (17) Re
11,36 .
- ´èl bëne(j) `ammôn (Ammonieten) . Tenakh (6) : (1)
Re 11,32
. (2) Re 12,3
. (3) Jr 41,10 . (4) Jr 41,15 . (5) Ez
21,33 . (6) Ez 25,2 .
- bëne(j) `ammôn (Ammonieten) . Tenakh (15/97) . Pentateuch (1/6)
. Eerdere Profeten (9/52) . Latere Profeten (0) . 12 Kleine Profeten (1/3) .
Geschriften (4/19) . Re (4/27) : (1) Re
10,6 . (2) Re
10,9 . (3) Re
11,4 . (4) Re
11,5 .
- `ämorâh (Gomorra) . `ämorâh
(Gomorra) . Taalgebruik in Tenakh : `ämorâh
(Gomorra) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of
200 , he = 5 ; totaal : 54 (2 X 3² X 7) OF 315 (3² X 5 X 7) . Structuur
: 7 - 4 - 2 - 5 . Tenakh (9) : (1) Gn
13,10 . (2) Gn
14,2 . (3) Gn
14,8 . (4) Gn
19,24 . (5) Dt
32,32 . (6) Js
1,10 . (7) Js
13,19 . (8) Jr
50,40 . (9) Am
4,11 .
- la`ämorâh (voor Gomorra) . Tenakh (1) : Js
1,9 .
- wa`ämorâh (en Gomorra) . Tenakh (7) : (1) Gn
10,19 . (2) Gn
14,10 . (3) Gn
14,11 . (4) Gn
18,20 . (5) Gn
19,28 . (6) Dt
29,22 . (7) Jr
49,18 .
- `âmôs (Amos) . `âmôs (Amos) . Taalgebruik in Tenakh : `âmôs (Amos) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , waw = 6 , samech = 15 of 60 ; totaal : 50 (2 X 5²) OF 176 (2² X 2² X 11) . Am (7) : (1) Am 1,1 . (2) Am 7,8 . (3) Am 7,10 . (4) Am 7,11 . (5) Am 7,12 . (6) Am 7,14 . (7) Am 8,2 .
- âmôts (Amos) . âmôts
(Amos) . Taalgebruik in Tenakh : âmôts
(Amos) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem = 13 of 40 , waw = 6 , tsade = 18
of 90 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 137 (priemgetal) . Structuur : 1 - 4 - 6 - 9
. Tenakh (13) : (1) 2
K 19,2 . (2) 2
K 19,20 . (3) 2
K 20,1 . (4) Js
1,1 . (5) Js
2,1 . (6) Js
13,1 . (7) Js 20,2 . (8) Js
37,2 . (9) Js
37,21 . (10) Js
38,1 . (11) 2
Kr 26,22 . (12) 2
Kr 32,20 . (13) 2
Kr 32,32 . In Js in 7 verzen . De zoon van Amots is de profeet Jesaja (rond
740) .
Zie werkw. ´âmats (sterk, machtig zijn , moedig handelen) . Taalgebruik
in Tenakh : ´âmats
(sterk, machtig zijn , moedig handelen) . Getalwaarde : aleph = 1 , mem
= 13 of 40 , tsade = 18 of 90 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 131 (priemgetal)
. Structuur : 1 - 4 - 9 . Een vorm van ´âmats (sterk, machtig zijn
, moedig handelen) in Js (3) : (1) Js
35,3 . (2) Js
41,10 . (3) Js
44,14 .
- bijvoegl. naamw. ´âmots (sterk) . Tenakh (1) : Zach
6,3 .
Niet verwarren met `âmôs (Amos) . Taalgebruik in Tenakh : `âmôs
(Amos) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , waw = 6 , samech
= 15 of 60 ; totaal : 50 (2 X 5²) OF 176 (2² X 2² X 11) . Structuur
: 7 - 4 - 6 - 6 .
- jësja`ëjâhû hannâbhî´ (Jesaja, de
profeet) . Tenakh (4) : (1) 2
K 19,2 . (2) 2
K 20,11 . (3) 2
K 20,14 . (4) Js
39,3 .
- jësja`ëjâhû bèn âmôts (Jesaja , zoon
van Amos) . Tenakh (9) : (1) 2
K 19,20 . (2) 2
K 20,1 . (3) Js
1,1 . (4) Js 20,2 . (5) Js
37,2 . (6) Js
37,21 . (7) Js
38,1 . (8) 2
Kr 26,22 . (9) 2
Kr 32,32 .
- hannâbhî´ bèn âmôts (de profeet, zoon
van Amos) . Tenakh (1) : 2
K 19,2 .
- bèn âmôts (zoon van Amos) . Tenakh (10) : (1) 2
K 19,20 . (2) 2
K 20,1 . (3) 2
Kr 26,22 . (4) 2
Kr 32,20 . (5) 2
Kr 32,32 . (6) Js
1,1 . (7) Js 20,2 . (8) Js
37,2 . (9) Js
37,21 . (10) Js
38,1 .
- bèn âmôts hannâbhî´ (zoon van Amos, de
profeet) . Tenakh : (1) 2
K 20,1 . (2) 2
Kr 26,22 . (3) 2
Kr 32,20 . (4) 2
Kr 32,32 . (5) Js
37,2 . (6) Js
38,1 .
- `ânag
(weelderig opgevoed zijn, zih verheugen , zich verlustigen) . `ânag
(weelderig opgevoed zijn, zih verheugen , zich verlustigen) . Taalgebruik in
Tenakh : `ânag
(weelderig opgevoed zijn, zih verheugen , zich verlustigen) . Getalwaarde
: ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 , gimel = 3 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 123
(4 X 31) . Structuur : 7 - 5 - 3 .
- pass. hitpaël 2de pers. mann. enk. thithë`annag (je vindt vreugde
in) . Tenakh (2) : (1) Js
58,14 . (2) Job
22,26 .
- zelfst. naamw. `onèg (genoegen, verlustiging) .
- `ânâh (antwoorden,
verhoren, weerleggen) . `ânâh (antwoorden, verhoren, weerleggen)
. Taalgebruik in Tenakh : `ânâh
(antwoorden, verhoren, weerleggen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun=
14 of 50 , he = 5 ; totaal : 35 (5 X 7) OF 125 (5³) . Structuur : 7 - 5
- 5 .
- wajja`änû (en zij antwoordden) < wë + act. qal imperf.
3de pers. mann. mv. van het werkw. Tenakh (17) : (1) Gn
23,5 . (2) Gn
34,13 . (3) Ex
19,8 . (4) Nu 32,31 . (5) Joz
1,16 . (6) Joz
9,24 . (7) Joz
22,21 . (8) Re
8,8 . (9)
Re 18,14 . (10) 1
S 14,12 . (11) Js
44,15 . (12) Hag
2,12 . (13) Hag
2,13 . (14) Zach
1,11 . (15) Ezr
3,11 . (16)
Ezr 10,12 . (17) Neh
8,6 .
- `ânâh
(bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . עָנַה = `ânâh (bedrukt,
terneergebogen zijn, bitter leiden) . Taalgebruik in Tenakh : `ânâh
(bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 35 (5 X 7) OF 125 (5³) . Structuur : 7 - 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 .
- act. piel perf. 1ste pers. mv. `innînû (wij vernederen ons, wij
buigen ons) . Tenakh (1) Js
58,3 .
- וְעִנּוּ = wë`innû (en zij zullen onderdrukken) < prefix verbindingswoord wë + act. piel perf. 3de pers. mann. mv. . עָנַה = `ânâh (bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . Taalgebruik in Tenakh : `ânâh (bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 35 (5 X 7) OF 125 (5³) . Structuur : 7 - 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (2) : (1) Gn 15,13 . (2) Nu 24,24 (2X) .
- וַיְעַנּוֹנוּ = wajë`annûnû (en zij verdrukten ons) < prefix wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mv. . עָנַה = `ânâh (bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . Taalgebruik in Tenakh : `ânâh (bedrukt, terneergebogen zijn, bitter leiden) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 35 (5 X 7) OF 125 (5³) . Structuur : 7 - 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (1) : Dt 26,6 .
- עָנָן = `ânân (wolk)
`ânân (wolk) . zelfst. naamw. mann. enk. עָנָן = `ânân (wolk) . Taalgebruik in Tenakh : `ânân (wolk) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 ; totaal 44 (2 X 2 X 11) of 170 (10 X 17) . Structuur : 7 - 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 .
- zelfst. naamw. mann. enk. עָנָן = `ânân
(wolk) . Taalgebruik in Tenakh : `ânân
(wolk) . Getalswaarde : ajin
= 16 of 70 , nun = 14 of 50 ; totaal 44 (2 X 2 X 11) of 170 (10 X 17) . Structuur : 7 - 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (26) . Pentateuch (8) : (1) Gn
9,14 . (2) Ex
13,21 . (3) Ex
40,38 . (4) Lv
16,13 . (5) Nu
12,5 . (6) Nu
14,14 . (7) Dt
4,11 . (8) Dt
31,15 .
- הֶעָנָן = hè`ânân (de wolk) . Tenakh (30) . Pentateuch 26) : Gn (-) . Ex (13) . Nu (11) . Dt
(2) . Niet in Gn . Ex (13) : (1) Ex
13,22 . (2) Ex
14,19 . (3) Ex
33,9 . (4) Ex
33,10 . Verder : (1) Ex
14,20 . (2) Ex
19,9 . (3) Ex
24,15 .
(4) Ex 24,16 . (5) Ex
24,18 . (6) Ex
40,34 . (7) Ex 40,35 . (8) Ex
40,36 . (9) Ex
40,37 .
Nu (11) : (1) Nu
9,15 . (2) Nu
9,16 . (3) Nu
9,17 . (4) Nu
9,18 . (5) Nu
9,19 . (6) Nu
9,20 . (7) Nu
9,21 . (8) Nu
9,22 . (9) Nu
10,11 . (10) Nu
10,12 . (11) Nu
17,7 . Dt (2) : (1) Dt
5,22 . (2) Dt
31,15 .
- gen. vr. enk. νεφελης = nefelès (van de wolk) van het zelfst. naamw. νεφελη = nefelè
(nevel, wolk) . Taalgebruik in het NT : nefelè
(nevel, wolk) . Taalgebruik in de LXX : nefelè
(nevel, wolk) . Bijbel (31) . OT (26) . NT (5) .
- Ned. : nevel , wolk . D. : die Wolke . E. : cloud . Fr. : la nuée . Grieks : νεφελη = nefelè
(nevel, wolk) . Hebreeuws : עָנָן = `ânân
(wolk) . Taalgebruik in Tenakh : `ânân
(wolk) . Latijn : nebula .
- bè`ânân (in een wolk) . In elf verzen in de bijbel : (4)
Ex 16,10
. (5) Ex 34,5
(wajerèd JHWH bè`ânân = en JHWH daalde neer in een
wolk) . (7) Nu
11,25 (wajerèd JHWH bè`ânân = en JHWH daalde neer
in een wolk) .
- nefelè (wolk, nevel) . In tweeënzestig verzen in de bijbel . (1)
Gn 9,13
. (2) Gn
9,14 . (3) Gn
9,16 . (4) Ex 16,10 . (5) Ex 19,13 . (6) Ex 19,16 . (7) Ex
24,15 . (8) Ex
24,16 . (9) Ex 34,5 . (10) Ex
40,34 . (11) Ex
40,35 . (12) Ex
40,36 . (13) Ex
40,37 . (14) Ex 40,38 . (15) Lv 16,2 . (16) Nu 9,15 . (16) Nu 9,16 . (17)
In acht verzen in het NT :
- אֳנִי = 'änî (schip, vloot)
- 'änî (schip, vloot) . אֳנִי = 'änî (schip, vloot) . Taalgebruik in Tenakh : 'änî (schip, vloot) . Getalwaarde : aleph = 1 ; nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 25 (5²) OF 61 . Structuur : 1 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 7 .
- vr. mv. אֳנִיּוֹת = ´änijjôth (schepen) van het zelfst. naamw. אֳנִי = 'änî (schip, vloot) . Taalgebruik in Tenakh : 'änî (schip, vloot) . Getalwaarde : aleph = 1 ; nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 25 (5²) OF 61 . Structuur : 1 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (15) .
- . אֳנִיָּה = ´ânijjah (boot) . Zie : אֳנִי = 'änî (schip, vloot) . Taalgebruik in Tenakh : 'änî (schip, vloot) . Getalwaarde : aleph = 1 ; nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 25 (5²) OF 61 . Structuur : 1 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (2) : (1) Jon 1,3 . (2) Spr 30,19 .
- בַאֳנִיָּה = bâânijjâh (in de boot) < prefix voorzetsel bë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. אֳנִיָּה = ´ânijjah (boot) . Zie : אֳנִי = 'änî (schip, vloot) . Taalgebruik in Tenakh : 'änî (schip, vloot) . Getalwaarde : aleph = 1 ; nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 25 (5²) OF 61 . Structuur : 1 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (1) : Jon 1,4 .
- `ânî (arm, ellendig, deemoedig) .
- `njj : (1) `ânëjî (mijn armoede) < ´ânî + suffix
persoonl. voornaamw. 1ste pers. enk. van het bijvoegl. naamw. `ânî
(arm, ellendig, deemoedig) . (2) `änîje(j) < mann. mv. stat. constr. (de armen van) . Taalgebruik in Tenakh : `ânî
(arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of
50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur :
7 - 5 - 1 . Tenakh (15) :
(1) Gn 31,42 . (2) Gn
41,52 . (3) Js
10,2 . (4) Js
14,32 . (5) Zach
11,7 . (6) Zach
11,11 . (7) Ps
9,14 . (8) Ps
25,18 . (9) Ps
31,8 . (10) Ps
72,4 . (11) Ps
119,153 . (12) Job
10,15 . (13) Job
24,4 . (14) Kl
1,9 . (15) Kl
3,19 .
- Gr. acc. vr. enk. tapeinôsin van het zelfst. naamw. tapeinôsis (vernedering,
nederigheid) . Taalgebruik in het NT : tapeinôsis
(vernedering, nederigheid) . Taalgebruik in de LXX: tapeinôsis
(vernedering, nederigheid) . Bijbel (17) . LXX (16) : (1) Gn 29,32 . (2) Gn
31,42 . (3) Dt 26,7 . (4) 1 S 1,11 . (5) 1 S 9,16 . (6) 2 K 14,26 . (7) Ps 9,14 . (8) Ps 22,22 . (9) Ps 25,18 . (10) Ps 31,8 . (11) Ps 90,3 . (12) Ps 119,153 . (13) Kl 1,9 . (14) Neh 9,9 . (15) Jdt 6,19 . (16) Jdt 13,20 . NT (1) Lc
1,48 . Een vorm van tapeinôsis (vernedering, nederigheid) in de LXX
(42) , in het NT (4) . Een vorm van tapeinôsis (vernedering, nederigheid)
is in de LXX de vertaling van 5 Hebr. woorden . Een vorm van
עֳנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking , nederigheid)
, vertaald met de acc. vr. enk.
ταπεινωσιν = tapeinôsin , in (1) Gn 31,42 . (2) Gn
41,52 (gen. vr. enk.ταπεινωσεως = tapeinôseôs) .
(3) Ps
9,14 .
(4) Ps 25,18 .
(5) Ps 31,8 .
(6) Ps 119,153 .
- Latijn : vr. enk. humilitatem van het zelfst. naamw. humilitas (nederigheid, vernedering) < bijvoegl. naamw. humilis (wat de grond betreft) < humus (grond) . Bijbel (6) : (1) Gn 29,32 . (2) Dt 26,7 . (3) Jdt 6,15 . (4) Lc
1,48 . (5) Kol 3,12 . (6) 1 Pe 5,5 .
- Een vorm van ptôchos (arme) . Taalgebruik in de Septuaginta : ptôchos
(arme) . Taalgebruik in het NT : ptôchos
(arme) . Een vorm
van ptôchos (arme) in de LXX (124) , in het NT (34) .
- Lat. pauper . Fr. pauvre . E. poor . Ned. arm . D. arm .
-- ´eth `ânëjî (mijn armoede) , accusatief . Tenakh (3) : (1) Gn 31,42 . (2) Ps 31,8 . (3) Kl 1,9 .
- עֲנִי = `ânî (arm, ellendig, deemoedig) . Taalgebruik
in Tenakh : `ânî
(arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of
50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5 ; som van de factoren : 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur :
7 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (50) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (2) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (33) . Gr. ptôchos (arme) . Taalgebruik in de Septuaginta : ptôchos
(arme) . Taalgebruik in het NT : ptôchos
(arme) . Lat. pauper . Fr. pauvre . E. poor . Ned. arm . D. arm . Een vorm
van ptôchos (arme) in de LXX (124) , in het NT (34) .
- `ânëjî (mijn armoede) < ´ânî + suffix
persoonl. voornaamw. 1ste pers. enk. OF stat. constr. nom. mann. mv. ´änijje(j)
van het bijvoegl. naamw. ´ânî ((arm, ellendig, deemoedig)
. Taalgebruik in Tenakh : `ânî
(arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of
50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5) of 130 (2 X 5 X 13) . Structuur :
7 - 5 - 1 . Gr. ptôchos (arme) . Taalgebruik in de Septuaginta : ptôchos
(arme) . Taalgebruik in het NT : ptôchos
(arme) . Lat. pauper . Fr. pauvre . E. poor . Ned. arm . D. arm . Een vorm
van ptôchos (arme) in de LXX (124) , in het NT (34) . Tenakh (15) :
(1) Gn 31,42
. (2) Gn
41,52 . (3) Js
10,2 . (4) Js
14,32 . (5) Zach
11,7 . (6) Zach
11,11 . (7) Ps
9,14 . (8) Ps
25,18 . (9) Ps
31,8 . (10) Ps
72,4 . (11) Ps
119,153 . (12) Job
10,15 . (13) Job
24,4 . (14) Kl
1,9 . (15) Kl
3,19 .
-- mann. mv. עֲנָוִים = änâwîm (armen) van het zelfst. naamw. עֲנִי = `ânî (arm, ellendig, deemoedig) . Taalgebruik
in Tenakh : `ânî
(arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of
50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5 ; som van de factoren : 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur :
7 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (12) . Js (3) : (1) Js
29,19 . (2) Js
32,7 . (3) Js
61,1 . Am (1) Am
2,7 . Ps (8) : (1) Ps
9,19 . (2) Ps
10,17 . (3) Ps
22,27 . (4) Ps
25,9 . (5) Ps
34,3 . (6) Ps
69,33 . (7) Ps
147,6 . (8) Ps
149,9 .
- stat. constr. mann. mv. anëwe(j) (armen van) . Tenakh (3) : (1) Am
8,4 . (2) Sef
2,3 . (3) Ps
76,10 .
-- kâl anëwe(j) (alle armen van) . Tenakh : (1) Sef
2,3 . (2) Ps
76,10 .
-- anëwe(j) ´èrèts (armen van aarde, vertrapten van
de aarde) . Tenakh (2) (1) Am
8,4 . (2) Ps
76,10 . anëwe(j) hâ´ârèts (armen van de aarde,
vertrapten van de aarde) . Tenakh (1) : Sef
2,3 .
- zelfst. naamw. עֳנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking , nederigheid)
. Zie : עֲנִי = `ânî ((arm, ellendig, deemoedig) . Taalgebruik
in Tenakh : `ânî
(arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of
50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5; som van de factoren: 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur :
7 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (5) : (1) Ex 3,7 . (2) 2 K 14,26 . (3) Neh 9,9 . (4) Ps 107,10 . (5) Kl 3,1 .
- עֳנִי אֶת = ´èth `ânî . (de ellende / vernedering) . Tenakh (3) : (1) Ex 3,7 . (2) 2 K 14,26 . (3) Neh 9,9 .
- עָנְיִי אֶת= ´èth `ânëjî (mijn vernedering) . Tenakh (3) : (1) Gn 31,42 . (2) Ps
31,8 . (3) Kl
1,9 .
- zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. vr. enk. עָנְיֵך = `ânëjekh (jouw vernedering) . Zelfst. naamw. עֳנִי = `ânî (ellende, lijden, verdrukking , nederigheid)
. Zie : עֲנִי = `ânî ((arm, ellendig, deemoedig) . Taalgebruik
in Tenakh : `ânî
(arm, ellendig, deemoedig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of
50 , jod = 10 ; totaal : 40 (2³ X 5; som van de factoren: 13) of 130 (2 X 5 X 13 OF 5 X 26) . Structuur :
7 - 5 - 1 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (1) : Gn
16,11 .
- zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. mv. עָנְיֵנוּ = `ânëjenû
(onze verdrukking, onze nederigheid) . Tenakh (2) : (1) Dt
27,7 . (2) Ps
44,25 . ´èth `â:nî (de vernedering . Tenakh (3) : (1) Ex
3,7 . (2) 2
K 14,26 . (3) Neh 9,9 . ´èth `ânëjî (mijn vernedering) . Tenakh (3) : (1) Gn 31,42 . (2) Ps
31,8 . (3) Kl
1,9 . ´èth `ânëjenû (onze vernedering / nederigheid) : Tenakh (1) : Dt
26,7 .
- עָנְיֵנוּ אֶת = ´èth `ânëjenû (onze vernedering / nederigheid) : Tenakh (1) : Dt
26,7 .
-
- `ânân (wolk) . `ânân (wolk) . Taalgebruik in Tenakh : `ânân (wolk) . Tenakh (26) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 ; totaal 44 (2 X 2 X 11) of 170 (10 X 17) . Structuur : 7 - 5 - 5 . In acht verzen in de Pentateuch : (1) Gn 9,14 . In twee verzen in Ex (Exodus) : (1) Ex 13,21 . (2) Ex 40,38 (`ânân JHWH = de wolk van JHWH) . Verder : (4) Lv 16,13 . (5) Nu 12,5 . (6) Nu 14,14 . (7) Dt 4,11 . (8) Dt 31,15 .
hè`ânân (de wolk) . Getalwaarde van `ânân (wolk)
: ajin = 16 of 70 , nun = 14 of 50 ; totaal 44 (2² X 11) of 170 (10 X 17)
; 17 is de getalwaarde van kabhod (heerlijkheid) . Bepalend lidwoord en zelfstandig
naamwoord mannelijk enkelvoud . In dertig verzen in de bijbel . In zesentwintig
(26 is de getalwaarde van de naam JHWH) verzen in de Pentateuch : Gn (-) . Ex
(13) . Nu (11) . Dt (2) . Niet in Gn . In dertien verzen in Ex . In Ex
13 komt het woord voor het eerst voor . In de vier (bovengenoemde) verzen
van Ex : (1) Ex
13,22 . (2) Ex
14,19 . (3) Ex
33,9 . (4) Ex
33,10 . Verder : (1) Ex
14,20 . (2) Ex
19,9 . (3) Ex
24,15 : wajëkhas hè`ânân (en de wolk bedekte) .
(4) Ex 24,16
. (5) Ex
24,18 . (6) Ex
40,34 : wajëkhas hè`ânân (en de wolk bedekte) .
(7) Ex 40,35
. (8) Ex
40,36 . (9) Ex
40,37 .
In elf verzen in Nu : (1) Nu
9,15 . (2) Nu
9,16 . (3) Nu
9,17 . (4) Nu
9,18 . (5) Nu
9,19 . (6) Nu
9,20 . (7) Nu
9,21 . (8) Nu
9,22 . (9) Nu
10,11 . (10) Nu
10,12 . (11) Nu
17,7 . In twee verzen in Dt : (1) Dt
5,22 . (2) Dt
31,15 .
- wahè`ânân (en de wolk) < wë + bepaald lidw. + zelfst.
naamw. `ânân (wolk) .
- אֲנִי = ´änî (ik)
- ´änî (ik) . אֲנִי = ´änî (ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî (ik) . Taalgebruik in Jesaja : ´änî (ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , jod = 10 ; totaal : 25 (5²) OF 61 . Structuur : 1 - 5 - 1 . Tenakh (653) . Pentateuch (25) . Eerdere Profeten (82) . Latere Profeten (247) . 12 Kleine Profeten (31) . Geschriften (152) . Pr (25) : (1) Pr 1,12 . (2) Pr 1,16 . (3) Pr 2,1 . (4) Pr 2,11 . (5) Pr 2,12 . (6) Pr 2,13 . (7) Pr 2,14 . (8) Pr 2,15 . (9) Pr 2,18 . (10) Pr 2,20 . (11) Pr 2,24 . (12) Pr 3,17 . (13) Pr 3,18 . (14) Pr 4,1 . (15) Pr 4,2 . (16) Pr 4,4 . (17) Pr 4,7 . (18) Pr 4,8 . (19) Pr 5,17 . (20) Pr 7,25 . (21) Pr 7,26 . (22) Pr 8,2 . (23) Pr 8,12 . (24) Pr 8,15 . (25) Pr 9,16 .
- כִּי קָדוֹשׁ אֱנִי יהוה = kî qâdôsj ´anî JHWH (want heilig ben ik , JHWH) . Tenakh (3) : (1) Lv
19,2 . (2) Lv 20,26 . (3) Lv 21,8 .
- כִּי אֱנִי יהוה = kî ´anî JHWH (want ik ben JHWH) . Tenakh (107) . Ex (11) : (1) Ex 6,7 . (2) Ex 7,5 . (3) Ex 7,17 . (4) Ex 8,18 . (5) Ex 10,2 . (6) Ex 14,4 . (7) Ex 14,18 . (8) Ex 15,26 . (9) Ex 16,12 . (10) Ex 29,46 . (11) Ex 31,13 . Lv (10) : (1) Lv 11,44 . (2) Lv 11,45 . (3) Lv 20,7 . (4) Lv 21,15 . (5) Lv 21,23 . (6) Lv 22,16 . (7) Lv 24,22 . (8) Lv 25,17 . (9) Lv 26,1 . (10) Lv 26,44 .
- אָנֹכִי = ´ânokhî (ik) . Zie : אֲנִי = ´änî
(ik) . Taalgebruik in Tenakh : ´änî
(ik) . Getalwaarde : aleph = 1 , nun = 14 of 50 , kaph = 11 of 20 , jod = 10 ; totaal : 36 (2² X 3²)
OF = 81 (3² X 3²) . Structuur : 1 - 5 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (276) . Pentateuch (123) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (40) . 12 Kleine
Profeten (18) . Geschriften (29) . Ex (19) : (1) Ex 3,6 . (2) Ex 3,11 . (3) Ex 3,12 . (4) Ex 3,13 . (5) Ex 4,10 . (6) Ex 4,11 . (7) Ex 4,23 . (8) Ex 7,17 . (9) Ex 7,27 . (10) Ex 8,24 . (11) Ex 8,25 . (12) Ex 17,9 . (13) Ex 19,9 . (14) Ex 20,2 . (15) Ex 20,5 . (16) Ex 23,20 . (17) Ex 32,18 . (18) Ex 34,10 . (19) Ex 34,11 . Dt (52) . Dt 5 (5) : (1) Dt 5,1 . (2) Dt 5,5 . (3) Dt 5,6 . (4) Dt 5,9 . (5) Dt 5,31 . Js (15) : (1) Js 6,5 . (2) Js 8,18 . (3) Js 21,8 . (4) Js 43,11 . (5) Js 43,12 . (6) Js 43,25 . (7) Js 44,24 . (8) Js 45,12 . (9) Js 45,13 . (10) Js 46,9 . (11) Js 49,25 . (12) Js 51,12 . (13) Js 54,11 . (14) Js 54,16 . (15) Js 66,13 .
- Grieks . εγω ειμι = egô eimi (ik ben) . Taalgebruik in het NT : egô
(ik) . Taalgebruik in de LXX : egô
(ik) . De LXX gebruikt hier een hulpwerkwoord wat de Hebreeuwse tekst niet doet .
- Lat. ego sum (ik ben) . In navolging van de LXX gebruikt de Vulgaat het hulpwerkwoord . Ned. : ik (Grieks e-g) . Fr. je . D. Ich . E. I . Aramees : אנה = ´änâh (ik) . Arabisch : أنا . ´anâ (ik) ; Taalgebruik in de Qoran : ´anâ (ik) . (Eerste letter : Hebr. + Ar. : a ; Gr. + Lat. : e ; Ned. + D. + E. : i . Tweede letter . Hebr. 3de letter : kh ; Gr. + Lat. : g ; Ned. : k ; D. ch . )
- Bibliografie :
-- Grad A. D. , Le vériatble Cantique des cantiques , Rocher , 2004 , p. 25-26 waar de betekenis van ´ânokhî in Zohar 2,91a wordt geciteerd .
-- Sabbah Messod & Roger , Les secrets de l'Exode , Jean-Cyrille Godefroy , 2000 , p.93-96 . Op deze blz. wordt een verband tussen anokhi Adonai (ik de Heer) en farao Achnaton gelegd .
- יְהוָה אָנֹכִי = ´ânokhî JHWH (ik ben JHWH) . Tenakh (9) : (1) Ex 4,11 . (2) Ex 20,2 . (3) Ex 20,5 . (4) Dt 5,6 . (5) Dt 5,9 . (6) Rt 3,13 . (7) Ps 81,11 . (8) Js 43,11 . (9) Js 44,24 .
-- אֱלֹהֶיךָ יְהוָה אָנֹכִי = ´ânokhî JHWH ´êlohè(j)khâ (ik ben JHWH, jouw God) . Tenakh (5/9) : (1) Ex 20,2 . (2) Ex 20,5 . (3) Dt 5,6 . (4) Dt 5,9 . (5) Ps 81,11 .
- ´aph / ´âph (toorn,
woede) . ´aph / ´âph (toorn, woede) . Taalgebruik in Tenakh
: ´aph
/ ´âph (toorn, woede) . Getalwaarde : ajin 16 of 70 , pe = 17
of 80 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 150 (2 X 3 X 5²) . Structuur : 7 - 8 .
Gr. orgè (toorn) . Taalgebruik in het NT : orgè
(toorn) . Taalgebruik in de LXX : orgè
(toorn) . Lat. ira . Fr. colère . D. Zorn . E. anger . Een vorm van
orgè (toorn) in de LXX (305) , in het NT (36) . Tenakh (166) . Pentateuch
(33) . Eerdere Profeten (21) . Latere Profeten (34) . 12 Kleine Profeten (2)
. Geschriften (76) . Nu (11) : (1) Nu
11,10 . (2) Nu 12,9 . (3) Nu 16,14 . (4) Nu 22,22 . (5) Nu 22,27 . (6) Nu 24,10 . (7) Nu 25,3 . (8) Nu 25,4 . (9) Nu 32,10 . (10) Nu 32,13 . (11) Nu 32,14 . Dt (10) : (1) Dt 2,11 . (2) Dt 2,20 . (3) Dt 6,15 . (4) Dt 7,4 . (5) Dt 11,17 . (6) Dt 29,19 . (7) Dt 29,26 . (8) Dt 33,3 . (9) Dt 33,20 . (10) Dt 33,28 . Joz (2) : (1) Joz 7,1 . (2) Joz 23,16 . 2 K (3) : (1) 2 K 2,14 . (2) 2 K 13,3 . 2 K 13,3 . (3) 2 K 24,20 . 12 kl. Prof. (2) : (1) Sef
2,2 . (2) Sef
2,3 .
- ´aph JHWH (toorn van JHWH) . Tenakh (40) . Pentateuch (13) . Ex (1) Ex 4,14 . Nu (10) : (1) Nu
11,10 . (2) Nu 12,9 . (3) Nu 25,3 . (4) Nu 25,4 . (5) Nu 32,10 . (6) Nu 32,13 . (7) Nu 32,14 . Dt (5) : (1) Dt 6,15 . (2 Dt 7,4 . (3) Dt 11,17 . (4 Dt 29,19 . (5) Dt 29,26 . Eerdere Profeten (10) . Joz (2) : (1) Joz
7,1 . (2) Joz 23,16 . Re (4) : (1) Re
2,14 . (2) Re
2,20 . (3) Re
3,8 . (4) Re
10,7 . 2 S (2) : (1) 2
S 6,7 . (2) 2 S 24,1 . 2 K (2) : (1) 2
K 13,3 . (2) 2 K 24,20 . Js (1) . Jr (7) . 12 kl. Prof. (2) : (1) Sef
2,2 . (2) Sef
2,3 . wajjichar ´aph JHWH (en de toorn van JHWH ontbrandde) . Tenakh (17)
: (1) Ex
4,14 . (2) Nu
11,10 . (3) Nu 12,9 . (4) Nu
25,3 . (5) Nu 32,10 . (6) Nu 32,13 . (7) Dt
29,26 . (8) Joz
7,1 . (9) Re
2,14 . (10) Re
2,20 . (11) Re
3,8 . (12) Re
10,7 . (13) 2
S 6,7 . (14) 2
K 13,3 . (15) 1
Kr 13,10 . (16) 2
Kr 25,15 . (17) Ps
106,40 .
- `âphâr (stof, aarde) . `âphâr
(stof, aarde) . Taalgebruik in Tenakh : `âphâr
(stof, aarde) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , pe = 17 of 80 , resj = 20
of 200 ; totaal : 53 OF 350 (2 X 5³ X 7) . Structuur : 7 - 8 - 2 . Tenakh
(46) . 12 kl. Prof. (4) : (1) Am
2,7 (stat. constr. `äphar) . (2) Mi
1,10 .2² (3) Mi 7,17 . (4) Hab
1,10 .
-- `al `äphar ´èrèts (op het stof van de aarde) . Slechts
in Am 2,7
.
-- me`âphâr (uit het stof) . Tenakh (6) : (1) Nu
19,17 (me`äphar) . (2) 1
S 2,8 . (3) 2
S 12,11 . (4) Ps
113,7 . (5) Job
5,6 . (6) Job
28,2 .
- עָקַב = `âqab (bedriegen)
- `âqab (bedriegen) . עָקַב = `âqab (bedriegen) . Taalgebruik in Tenakh : `âqab (bedriegen) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 37 OF 172 (2² X 43) . Structuur : 7 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 1 .
- עָקֵב = `âqebh (hiel, hoef, achterhoede)
- `âqebh (hiel, hoef, achterhoede) . עָקֵב = `âqebh (hiel, hoef, achterhoede) . Taalgebruik in Tenakh : `âqebh (hiel, hoef, achterhoede) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , beth = 2 ; totaal : 37 OF 172 (2² X 43) . Structuur : 7 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (20) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) . (14) . (15) . (16) . (17) . (18) . (19) . (20) .
- `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien) . עָקַר = `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien) . Taalgebruik in Tenakh : `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 ; totaal : 55 (5 X 11) OF 370 (2 X 5 X 37) . Structuur : 7 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 1 .
- עֵקֶר = `eqèr (ontwortelde, emigrant, vreemdeling) . Zie het werkw. עָקַר = `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien) . Taalgebruik in Tenakh : `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 ; totaal : 55 (5 X 11) OF 370 (2 X 5 X 37) . Structuur : 7 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 1 .
- `äqârâh (onvruchtbaar)
. vr. enk. עֲקָרָה = `äqârâh (onvruchtbaar) . Taalgebruik
in Tenakh : `äqârâh
(onvruchtbaar) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 60 (2² X 3 X 5) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 1 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (8) : (1) Gn
11,30 (Sara) . (2) Gn
25,21 (Rebekka) . (3) Gn
29,31 (Rachel) . (4) Re
13,2 (de moeder van Simson) . (5) Re
13,3 . (6) 1
S 2,5 (Hanna , de moeder van Samuël) . (7) Js
54,1 . (8) Job
24,21 . mann. enk. עָקָר = `âqâr (onvruchtbaar) . Modern Hebreeuws : עָקָר = `âqâr (onvruchtbaar) .
-- וְעֲקָרָה = wë`äqârâh (en onvruchtbaar) . Tenakh (2) :
(1) Ex 23,26 . (2) Dt
7,14 .
-- In deze 10 verzen heeft de LXX στειρα = steira als vertaling .
- LXX . nom. vr. enk. στειρα = steira van het bijvoegl. naamw. στειρος = steiros (onvruchtbaar) . Taalgebruik
in het NT : steiros
(onvruchtbaar) . Taalgebruik in de LXX : steiros
(onvruchtbaar) . Een vorm van
στειρος = steiros in de LXX (17) , in het NT (4) : (1) Lc
1,7 . (2) Lc
1,36 . (3) Lc
23,29 . (4) Gal 4,27 .
- Ned. : onvruchtbaar . Arabisch : عَقَارِىّ = `aqârii (onvruchtbaar) . Taalgebruik in de Qoran : `aqârii (onvruchtbaar) . Qoran : soera
3,40 . Aramees : עֲקַר = `äqar (onvruchtbaar) . D. : unfruchtbar . E. : barren . Fr. : stérile . Grieks : στειρος = steiros (onvruchtbaar) . Taalgebruik
in het NT : steiros
(onvruchtbaar) . Hebreeuws : עֲקָרָה = `äqârâh (onvruchtbaar) . Taalgebruik
in Tenakh : `äqârâh
(onvruchtbaar) . Modern Hebreeuws : עָקָר = `âqâr (onvruchtbaar) . Lat. : sterilis .
Gn 11,30 vermeldt dat Sara onvruchtbaar is en geen kind heeft . Pas in Gn
21,2 - Gn
21,3 wordt Sara zwanger en baart ze een zoon , Isaak . In Gn
16,1 wordt nog eens teruggegrepen naar Gn
11,30 : Sarai had geen kinderen . In Gn
17 - Gn 18 wordt aan Saraj de belofte gedaan dat uit haar een zoon zal geboren worden .
Het loopt bijna mis wanneer Abraham zegt dat zijn vrouw Sara zijn zuster is
(Gn 20,1)
en zij geschaakt wordt door Abimelek .
- Verwant is het werkw. עָקַר = `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien) . Taalgebruik in Tenakh : `âqar (ontwortelen, uitrukken, uitroeien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 , resj = 20 of 200 ; totaal : 55 (5 X 11) OF 370 (2 X 5 X 37) . Structuur : 7 - 1 - 2 . De som van de elementen is telkens 1 . Eveneens verwant is het zelfst. naamw. עֵקֶר = `eqèr (ontwortelde, emigrant, vreemdeling) . Buber vertaalt עֲקָרָה = `äqârâh als "wurzelverstockt" . "On peut lire aussi que Saraë est "déracinée", qu'elle est "arrachée" à l'essentiel d'elle-même." (Annick de Souzenelle , Le Féminin de l'Être (1997, p.76) .
- ´ârabh (loeren, beloeren, zich in hinderlaag leggen) . אָרַב = ´ârabh (loeren, beloeren, zich in hinderlaag leggen) . Taalgebruik in Tenakh : ´ârabh (loeren, beloeren, zich in hinderlaag leggen) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , beth = 2 ; totaal : 23 OF 203 (7 X 29) . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 .
- wajjè´èrëbhû (en zij beloerden) < wë = act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. Tenakh (2) : (1) Re 9,34 . (2) Re 16,2 .
- ´ärâm (Aram) . ´ärâm
(Aram) . Taalgebruik in Tenakh : ´ärâm
(Aram) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , mem = 13 of 40 ; totaal
: 34 (2 X 17) OF 241 (priemgetal) . Structuur : 1 - 2 - 4 . Hij is de vijfde
zoon van Sem . Tenakh (118) . Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (68) . Latere
Profeten (9) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (24) . Re (3) : (1) Re
3,8 . (2) Re
3,10 . (3) Re
10,6 . 2 K (37) . 2 K 5 (2) : (1) 2
K 5,1 . (2) 2
K 5,5 . Js (6) : (1) Js
7,1 . (2) Js
7,2 . (3) Js
7,5 . (4) Js
7,8 . (5) Js
9,11 . (6) Js
17,3 . 12 kl. Prof. (2) : (1) Hos
12,13 . (2) Am
1,5 .
- Gr. aram (Aram) . Bijbel (13) : (1) Gn
10,22 . (2) Gn
10,23 . (3) Gn
36,28 . (4) Js
7,1 . (5) Js
7,2 . (6) Js
7,5 . (7) Js
7,8 . (8) 1
Kr 2,9 . (9) 1
Kr 2,10 . (10) 1
Kr 2,23 . (11) 1
Kr 7,34 . (12) Mt
1,3 . (13) Mt
1,4 . Aram wordt in de LXX vaak door Suria (Syrië) vertaald .
- = ba´ärâm (in Aram) < prefix voorzetsel bë + zelfst. naamw. . Tenakh (8) : (1) 2
S 8,5 . (2) 2
S 8,6 . (3) 2
S 10,13 . (4) 2
S 15,8 . (5) 1
K 20,21 . (6) 2
K 13,17 . (7) 1
Kr 18,5 . (8) 1
Kr 18,6 .
- la´ärâm (naar Aram) . Tenakh (2) : (1) 2
K 5,1 . (2) 2
K 16,6 . - me´ärâm (uit Aram) . Tenakh (4) : (1) 2
S 8,12 . (2) 2
S 10,18 . (3) 1
Kr 19,18 . (4) 2
Kr 20,2 .
- wa´ärâm (en Aram) . Tenakh (9) : (1) Gn
10,22 . (2) 2
S 10,8 . (3) 1
K 20,27 . (4) 2
K 5,2 . (5) Js
7,4 . (6) Am
9,7 . (7) 1
Kr 1,17 . (8) 1
Kr 2,23 . (9) 1
Kr 7,34 .
-- `am ´ärâm (volk van Aram) . Tenakh (1) Am
1,5 .
-- mèlèkh ´ärâm (koning van Aram) . Tenakh (36)
. 2 K (22) : (1) 2
K 5,1 . (2) 2
K 5,5 . (3) 2
K 6,11 . (4) 2
K 6,24 . (5) 2
K 8,7 . (6) 2
K 8,9 . (7) 2
K 8,13 . (8) 2
K 8,28 . (9) 2
K 8,29 . (10) 2
K 9,14 . (11) 2
K 9,15 . (12) 2
K 12,18 . (13) 2
K 12,19 . (14) 2
K 13,3 . (15) 2
K 13,4 . (16) 2
K 13,7 . (17) 2
K 13,22 . (18) 2
K 13,24 . (19) 2
K 15,37 . (20) 2
K 16,5 . (21) 2
K 16,6 . (22) 2
K 16,7 . Js (1) Js
7,1 .
--- rëtsîn mèlèkh ´ärâm (Retsin, koning
van Aram) . Tenakh (4) : (1) 2
K 15,37 . (2) 2
K 16,5 . (3) 2
K 16,6 . (4) Js
7,1 .
- ´ärammî (Arameeër)
. אֲרַמִּי = ´ärammî (Arameeër) . Taalgebruik in Tenakh : ´ärammî
(Arameeër) . Hapax in de bijbel : Dt
26,5 .
- הָאֲרַמִּי = hâ´ärammî (de Arameeër) . Tenakh (5) : (1) Gn
25,20 . (2) Gn
28,5 . (3) Gn
31,20 . (4) Gn
31,24 . (5) 2
K 5,20 .
- `âram (nif.) zich opstapelen . עָרַם = `âram (nif.) zich opstapelen . Taalgebruik in Tenakh : `âram (nif.) zich opstapelen . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 , mem = 13 of 40 ; totaal : 49 (7²) OF 310 (2 X 5 X 31) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 4 .
- pass. nifal perf. 3de pers. mv. נֶעֶרְמוּ = nè`èrëmû (zij stapelden zich op) van het werkw. עָרַם = `âram (nif.) zich opstapelen . Taalgebruik in Tenakh : `âram (nif.) zich opstapelen . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 , mem = 13 of 40 ; totaal : 49 (7²) OF 310 (2 X 5 X 31) . Structuur : 7 - 2 - 4 . De som van de elementen is telkens 4 . Slechts in Ex 15,8 . Een vorm van in Tenakh (48X) .
- אַרְבַּע = ´arëba` (vier) . Zie : Getalwaarde : aleph = 1 ; resj = 20 of 200 ; beth = 2 ;
ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 273 (3 X 7 X 13) . Structuur : 1 - 2 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (94) . Pentateuch (25) . Eerdere Profeten (31) . Latere Profeten (10) . 12 Kleine
Profeten (4) . Geschriften (24) . Gn (7) : (1) Gn 11,16 . (2) Gn 15,13 . (3) Gn 23,2 . (4) Gn 23,15 . (5) Gn 23,16 . (6) Gn
31,41 . (7) Gn 33,1 . Ex (11) : (1) Ex 25,12 . (2) Ex 25,26 . (3) Ex 26,2 . (4) Ex 26,8 . (5) Ex 27,2 . (6) Ex 27,4 . (7) Ex 36,9 . (8) Ex 37,3 . (9) Ex 37,13 . (10) Ex 38,2 . (11) Ex 38,5 .
- וְאַרְבַּע = wë´arëba` (en vier) . Zie : אַרְבַּע = ´arëba` (vier) . Zie : Getalwaarde : aleph = 1 ; resj = 20 of 200 ; beth = 2 ;
ajin = 16 of 70 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 273 (3 X 7 X 13) . Structuur : 1 - 2 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (39) . Pentateuch (25) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (5) .Gn (5) : (1) Gn 11,13 . (2) Gn 11,15 . (3) Gn 11,17 . (4) Gn
32,7 . (5) Gn 47,24 . Ex (5) : (1) Ex 12,40 . (2) Ex 12,41 . (3) Ex 21,37 . (4) Ex 36,15 . (5) Ex 38,29 .
- אַרְבַּע מֵאוֹת = ´arëba` me´ôth (vierhonderd) . Tenakh (23) . Pentateuch (3) : (1) Gn 15,13 . (2) Gn 23,16 .(3) Gn 33,1 .
- וְאַרְבַּע מֵאוֹת = wë´arëba` me´ôth (en vierhonderd) . Tenakh (26) . Gn (4) : (1) Gn 11,13 . (2) Gn 11,15 . (3) Gn 11,17 . (4) Gn
32,7 . Ex (5) : (1) Ex 12,40 . (2) Ex 12,41 . (3) Ex 38,29 .
- וְאַרְבַּע מֵאוֹת שָׁנָה = ´arëba` me´ôth (en vierhonderd jaar) . Slechts in Gn
15,13 .
- אַרְבַּע מֵאוֹת שָׁנָה = ´arëba` me´ôth (vierhonderd jaar) . Tenakh (6) : (1) Gn 11,13 . (2) Gn 11,15 . (3) Gn 11,17 . (4) Ex 12,40 . (5) Ex 12,41 . (6) 1 K 6,1 .
- ´arëbâ`îm
(veertig . 40) . אַרְבָּעִים = ´arëbâ`îm (veertig , 40) . Taalgebruik
in Tenakh : ´arëbâ`îm
(veertig . 40) . Getalswaarde : aleph = 1 ; resj = 20 of 200 ; beth = 2 ;
ajin = 16 of 70 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 62 of 323 (323)
. Structuur : 1 - 2 - 2 - 7 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (91) . Pentateuch (33) . Eerdere Profeten (26) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (22) . Gn (11) : (1) Gn
5,13 (veertig in combinatie met 840) . (2) Gn
7,4 (veertig dagen en veertig nachten) . (3) Gn
7,12 (watervloed) . (4) Gn
7,17 (watervloed) . (5) Gn
8,6 (watervloed) . (6) Gn
18,28 (45 rechtvaardigen) . (7) Gn
18,29 (tweemaal : 40 rechtvaardigen) . (8) Gn
25,20 (Isaak = 40 jaar , neemt Rebecca tot vrouw) . (9) Gn
26,34 (Esau nam twee vrouwen, toen hij veertig jaar was) . (10) Gn
32,16 (40 koeien) . (11) Gn
50,3 (balseming van Jakob) . Ex (3) : (1) Ex
16,35 . (2) Ex
24,18 . (3) Ex
34,28 . (15) Nu 1,33 (40.500) . (16) Nu 2,19 (40.500) . (17) Nu
13,25 . (18) Nu
14,33 . (19) Nu
14,34 . (20) Nu 26,18 (40.500) . (21) Nu
32,13 . (22) Nu 35,6 (42 steden) . (23) Nu 35,7 (48 steden) . (24) Dt
2,7 . (25) Dt
8,2 . (26) Dt
8,4 . (27) Dt
9,9 . (28) Dt 9,11 . (29) Dt 9,18 . (30) Dt 9,25 . (31) Dt 10,10 . (32)
Dt 25,3 (40 slagen) . (33) Dt
29,4 (40 jaar) . (34) Joz 5,6 . (35) Joz 14,7 . (36) Joz 14,10 (45 jaar)
. (37) Joz 21,41 (48 steden) . (38) Re 3,11 . (39) Re 5,31 . (40) Re 8,28 .
(41) Re 12,6 (42.000 man) .
- וְאַרְבָּעִים = wë´arëbâ`îm (en veertig , 40) . Tenakh (36) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (12) . Latere Profeten (0) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (1) . Gn (3) : (1) Gn
7,4 . (2) Gn
7,12 . (3) Gn 47,28 . : (1) Job 42,16 . (2) Ezr 2,8 . (3) Ezr 2,25 . (4) Neh 7,62 . (5) Neh 7,67 . (6) Neh 9,21 . (7) 1
Kr 19,18 . (8) 2 Kr 24,1 .
- Grieks . τεσσαρακοντα = tessarakonta (veertig, 40) . Zie : telwoorden . Taalgebruik in het NT
: telwoorden . Taalgebruik in de LXX : telwoorden . Tenakh (115) . Pentateuch (44) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (29) . Gn (12) : + Gn 47,28 . NT (21) : τεσσερακοντα = tesserakonta (veertig, 40) . (1) Mt
4,2 . (2) Mc
1,13 . (3) Lc 4,2 . (4) Joh
2,20 . (5) Hnd
1,3 . (6) Hnd 4,22 . (7) Hnd 7,30 . (8) Hnd 7,36 . (9) Hnd 7,42 . (10) Hnd 13,21 . (11) Hnd 23,13 . (12) Hnd 23,21 . (13) 2
Kor 11,24 . (14) Heb 3,10 . (15) Heb 3,17 . (16) Apk 7,4 . (17) Apk 11,2 . (18) Apk 13,5 . (19) Apk 14,1 . (20) Apk 14,3 . (21) Apk 21,17 . Een vorm van τεσσαρακοντα = tessarakonta in de LXX (151) . Een vorm van τεσσερακοντα = tesserakonta in het NT (22) .
telwoorden | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
tesserakonta (40) | 21 | 21 | 1 | 1 | 1 | 1 | 8 | 3 | 6 | 3 | 4 | 3 |
- Latijn . quadraginta . Bijbel (146) . OT (124) . NT (22) . Gn (11) . Fr. quarante . N. veertig . E. forty . D. vierzig . Aramees : אַרְבָּעִין = ´arëbâ`îm (veertig) . Arabisch : اَرْبَعُونَ = ´arba`ûna (veertig) .
- וְאַרְבָּעִים שָׁנָה = wë´arëbâ`îm sjânâh (en veertig jaar, en 40 jaar) . Tenakh (5) : (1) Lv 25,8 . (2) 2 K 12,2 . (3) 2 Kr 24,1 . (4) Neh 9,21 . (5) Job 42,16 .
- אַרְבָּעִימ יוֹם = ´arëbâ`îm jôm (40 dagen) . Tenakh (17) . Pentateuch (13) . Andere boeken (4) . In acht verzen van de Pentateuch staat veertig dagen en veertig nachten : (1) Gn 7,4 . (2) Gn 7,12 . (3) Ex 24,18 . (4) Ex 34,28 . (5) Dt 9,9 . (6) Dt 9,11 . (7) Dt 9,18 . (8) Dt 10,10 . In vijf verzen beperkt het zich tot veertig dagen : (1) Gn 7,17 (watervloed) . (2) Gn 8,6 (watervloed) . (3) Gn 50,3 (rouw na de dood van Jakob) . (4) Nu 13,25 (Terugkeer van de bespieders) . (5) Nu 14,34 (Eén dag voor één jaar) . Verder : (1) 1 S 17,16 . (2) Ezr 4,6 . (3) Jon 3,4 .
- אַרְבָּעִימ יוֹם וְאַרְבָּעִימ לָיְלָה = ´arëbâ`îm jôm we´arëbâ`îm
lâjëlâh (veertig dagen en veertig nachten) . De uitdrukking
telt 4 woorden en 20 letters . De getalwaarde ervan is 783 (3³ X 29 OF 27 X 29) . Tenakh (9) : (1) Gn
7,4 . (2) Gn
7,12 . (3) Ex
24,18 . (4) Ex
34,28 . (5) Dt
9,9 . (6) Dt
9,11 . (7) Dt
9,18 . (8) Dt
10,10 . (9) 1 K 19,8 .
- De Griekse tekst τεσσαρακοντα ἡμερας και τεσσαρακοντα νυκτας = tessarakonta hèmeras kai tessarakonta nuktas
(veertig dagen en veertig nachten) telt precies veertig letters (12 + 7 + 3
+ 12 + 6) .
- אַרְבָּעִים שָׁנָה = ´arëbâ`îm sjânâh (40 jaar) . Tenakh (31) . Pentateuch (11) : (1) Gn 5,13 (veertig in combinatie met 840) . (2) Gn 25,20 (Isaak neemt Rebecca tot vrouw) . (3) Gn 26,34 (Esau neemt twee vrouwen, toen hij veertig jaar was) . (4) Ex 16,35 (Eten van het manna in de woestijn) . In vijf verzen voor wat het verblijf van veertig jaren in de woestijn betreft : (5) Nu 14,33 . (6) zie verder Nu 14,34 (Eén dag voor één jaar) . (7) Nu 32,13 . (8) Dt 2,7 . (9) Dt 8,2 . (10) Dt 8,4 . (11) Dt 29,4 .
´arëbâ`îm sjânâh (40 jaar) . De getalwaarde
van ´arëbâ`îm (veertig) : aleph = 1 ; resj = 20 of 200
; beth = 2 ; ajin = 16 of 70 ; jod = 10 ; mem = 13 of 40 ; totaal : 62 of 323
(323)
. De getalwaarde van sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of 300 , nun =
14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Totale getalwaarde : 62 +
40 of 323 + 355 = 102 of 678 . In éénendertig verzen in de bijbel
. In elf verzen in de Pentateuch : (1) Gn
5,13 (veertig in combinatie met 840) . (2) Gn
25,20 (Isaak neemt Rebecca tot vrouw) . (3) Gn
26,34 (Esau nam twee vrouwen, toen hij veertig jaar was) . (4) Ex
16,35 (Eten van het manna in de woestijn) . In vijf verzen voor wat het
verblijf van veertig dagen in de woestijn betreft . (5) Nu
14,33 . (6) zie verder Nu
14,34 (Eén dag voor één jaar) . (7) Nu
32,13 . (8) Dt
2,7 . (9) Dt
8,2 . (10) Dt
8,4 . (11) Dt
29,4 .
--- bèn ´arëbâ`îm sjânâh (40 jaar
oud) . De getalwaarde van ben (zoon, oud) : beth = 2 , nun = 14 of 50 ; totaal
: 16 of 52 . De getalwaarde van ´arëbâ`îm (veertig) :
aleph = 1 ; resj = 20 of 200 ; beth = 2 ; ajin = 16 of 70 ; jod = 10 ; mem =
13 of 40 ; totaal : 62 of 323 (323)
. De getalwaarde van sjânâh (jaar) is : sjin = 21 of 300 , nun =
14 of 50 , he = 5 ; totaal : 40 of 355 (5 X 71) . Totale getalwaarde : 16 +
62 + 40 of 52 + 323 + 355 = 118 of 730 . In vier verzen in de bijbel . Isaak
neemt Rebecca tot vrouw (Gn
25,20) . Esau nam twee vrouwen, toen hij veertig jaar was (Gn
26,34) . (3) Joz
14,7 (Jozua) . (4) 2
S 2,10 (Isboset , de zoon van Saul) .
Eten van het manna in de woestijn (Ex
16,35) . Een verblijf van veertig jaar in de woestijn (Nu
14,33 . Nu
32,13 . Dt
2,7 . Dt 8,2
. Dt 8,4)
. Eén dag voor één jaar (Nu
14,34) .
- tessarakonta (veertig , 40) . In 115 verzen in de bijbel .
- אֲרוֹן = ´ärôn (ark, kast, kist)
- ´ärôn (ark, kast,
kist) . אֲרוֹן = ´ärôn (ark, kast, kist) . Taalgebruik in Tenakh
: ´ärôn
(ark, kast, kist) . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , waw = 6
, nun = 14 of 50 ; totaal : 41 (5 X 7) OF 257 (priemgetal) . Structuur : 1 -
2 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Lat. arca ; arcanum (mv. arcana (iets wat in een koffer wordt verborgen
of opgeborgen , geheimzinnig) . E. arc , arcane . Gr. hè kibôtos
. Tenakh (111) . Pentateuch (13) . Eerdere Profeten (69) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (28) . Ex (7) : (1)
Ex 25,10 . (2) Ex
26,33 . (3)
Ex 26,34 . (4) Ex
30,26 . (5) Ex
40,3 . (6) Ex
40,5 . (7) Ex
40,21 . Dt (6) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . Joz (18) : (1) Joz
3,3 . (2) Joz
3,6 . (3) Joz
3,8 . (4) Joz
3,11 . (5) Joz
3,13 . (6) Joz
4,5 . (7) Joz
4,7 . (8) Joz
4,9 . (9) Joz
4,11 . (10) Joz
4,16 . (11) Joz
4,18 . (12) Joz
6,6 . (13) Joz
6,7 . (14) Joz
6,11 . (15) Joz
6,12 . (16) Joz
6,13 . (17) Joz
7,6 . (18) Joz
8,33 . 2 S (16) : (1) 2
S 6,2 . (2) 2
S 6,3 . (3) 2
S 6,4 . (4) 2
S 6,6 . (5) 2
S 6,7 . (6) 2
S 6,9 . (7) 2
S 6,10 . (8) 2
S 6,11 . (9) 2
S 6,12 . (10) 2
S 6,13 . (11) 2
S 6,15 . (12) 2
S 6,16 . (13) 2
S 6,17 . (14) 2
S 15,24 . (15) 2
S 15,25 . (16) 2
S 15,25 . 1 K (6) : (1) 1
K 2,26 . (2) 1
K 3,15 . (3) 1
K 6,19 . (4) 1
K 8,1 . (5) 1
K 8,4 . (6) 1
K 8,6 . 2 K (1) : 2
K 12,10 .
- hâ´ärôn < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ´ärôn
. Tenakh (26) : (1) Joz
3,14 . (2) Joz
3,15 . (3) Joz
3,17 . (4) Joz
4,10 . (5) Joz
6,4 . (6) Joz
6,9 . (7) Joz
6,13 . (8) Joz
7,2 . (9) 2
S 6,4 . (10) 2
S 11,11 . (11) 1
K 8,3 . (12) 1
K 8,5 . (13) 1
K 8,7 . (14) 1
3 Kr 6,16 . (15) 1
Kr 13,13 . (16) 1
Kr 13,10 . (17) 1
Kr 13,9 . (18) 1
Kr 15,27 . (19) 1
Kr 16,37 . (20) 2
Kr 5,4 . (21) 2
Kr 5,5 . (22) 2
Kr 5,6 . (23) 2
Kr 5,8 . (24) 2
Kr 5,9 . (25) 2
Kr 6,11 . (26) 2
Kr 24,11 .
- hâ´ärôn habbërîth (de tent van het verbond)
. Tenakh (1) : Joz
3,14 .
- ´äron . Tenakh (6) : (1)
Ex 25,22 . (2) Ex
30,6 . (3)
Ex 39,35 . (4) Nu 4,5 . (5)
Nu 7,89 . (6) Js
44,14 .
- hâ´âron (de ark) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw.
´äron Tenakh (14) : (1)
Ex 25,14 . (2) Ex
25,15 . (3)
Ex 25,16 . (4)
Ex 25,21 . (5) Ex
31,7 . (6)
Ex 35,12 . (7) Ex
37,1 . (8) Ex
37,5 . (9) Ex
40,3 . (10) Ex
40,20 . (11) Ex
40,21 . (12) Lv
16,2 . (13) Nu
3,31 . (14) Nu
10,35 .
- ´èth hâ´âron (de ark) . Tenakh (5) : (1)
Ex 25,14 . (2)
Ex 35,12 . (3) Ex
37,1 . (4) Ex
37,5 . (5) Ex
40,21 .
- ´ärôn hâ´êlohîm (ark van God) . Tenakh
(31) . Slechts in 1 S en 2 S , in 1 Kr en 2 Kr . 2 S (9 verzen, 10X) : (1) 2
S 6,2 . (2) 2
S 6,3 . (3) 2
S 6,4 . (4) 2
S 6,6 . (5) 2
S 6,7 . (6) 2
S 6,12 (2X) . (7) 2
S 15,24 . (8) 2
S 15,25 . (9) 2
S 15,25 .
- ´èth ´ärôn bërîth JHWH (de ark van
verbond van JHWH) . Tenakh (11) : (1) Dt
10,8 . (2) Dt
31,9 . (3) 1
S 4,3 . (4) 1
K 6,19 . (5) 1
K 8,1 . (6) 1
K 8,6 . (7) 1
Kr 15,25 . (8) 1
Kr 15,28 . (9)
1 Kr 22,19 . (10) 2
Kr 5,2 . (11) 2
Kr 5,7 .
- bâ´âron (in de kist) < voorzetsel bë (in) + bepaald
lidw. ha + zelfst. naamw. . Tenakh (7) : (1) Gn
50,26 . (2) Dt
10,2 . (3) Dt
10,5 . (4) 1
S 6,19 . (5) 1
K 8,9 . (6) 2
K 12,11 . (7) 2
Kr 5,10 .
- ´èl hâ´âron (naar de ark) . Tenakh (2) : (1)
Ex 25,16
. (2) Ex
40,20 .
- אֲרוֹן אֱלֹהִים = ´ärôn ´ëlohîm (ark, kast, kist van God) . Getalwaarde : 257 + 86 = 343 .
- ´ârûr (vervloekt) . Passief participium praesens nominatief
mannelijk enkelvoud van het werkw. Tenakh (32) . Pentateuch (22) . Eerdere Profeten (5) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (0) . Gn (5) . Nu (1) . Dt (16) . In tweeëndertig verzen in de bijbel : (1) Gn
3,14 . (2) Gn 4,11 . (3) Gn 9,25 . (4) Gn
27,29 . (5) Gn
49,7 . In zestien verzen in Dt : Dt 27,15 en vlg. Dt 28,16 vlg. . Getalwaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 , waw = 6 . Totaal
: 47 of 407 .
-´ârar (vervloeken) . אָרַר = ´ârar (vervloeken) . Taalgebruik in Tenakh :
ârar (vervloeken) . Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 401 . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 .
--- ´ârûr hâ´îsj ´äsjèr
(vervloekt de mens die) . In vijf verzen in de bijbel .
- kat-araomai (ver-vloeken) .
--- epi-kat'aratos (vervloekt) . In vijfendertig verzen in de bijbel .
- אָאֹר = ´â´or (ik zal vervloeken) , act. qal imperf. 1ste pers. enk. van het werkw. אָרַר = ´ârar (vervloeken) . Taalgebruik in Tenakh : ârar (vervloeken) . Getalswaarde : aleph = 1 , resj = 20 of 200 ; totaal : 41 OF 401 . Structuur : 1 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (1) :
- ´ârûr (vervloekt) . In tweeëndertig
verzen in de bijbel : (1) Gn
3,14 . (2) Gn 4,11 . (3) Gn 9,25 . (4) Gn
27,29 . (5) Gn
49,7 . In zestien verzen in Dt : Dt 27,15 en vlg. Dt 28,16 vlg. . In vijf
verzen in Jr .
- (ik vertrouw) . Qal perfectum eerste persoon enkelvoud . In acht verzen
in de bijbel : (1) Ps
13,6 . (vertrouwt niet) . In vier verzen in de bijbel : (1) Ps
62,11 . (2) Ps
146,3 . (3) Jr
7,4 . (4) Mi 7,5 .
- עָשָׂה = `âshâh (maken, doen)
- `âshâh (maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal
: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 .
- Grieks . ποιεω = poieô
(doen, maken) . Taalgebruik in het NT : poieô
(doen, maken) .
- Ned. : doen . Arabisch : عَمَلَ = `amala (werken) . Taalgebruik in de Qoran : `amala (werken) .
D. : tun . E. : do . Fr. : faire . Grieks : ποιεω = poieô
(doen, maken) . Taalgebruik in het NT : poieô
(doen, maken) . Hebreeuws : עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh
(maken) . Lat. : facere .
- prefix verbindingswoord wë + act. ind. perf. 2de pers. mann. enk. wë`âshîthâ (en jij zult maken) van het werkw. Tenakh (90) . Pentateuch (68) . Eerdere Profeten (12) . Latere Profeten (4) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (5) . Ex (51) . Ex 20 (1) : Ex
20,9 .
- `-sh-h . (1) act. qal . perf. 3de pers. mann. enk. עָשָׂה = `âshâh (hij maakt) . (2) act. qal part. mann. enk. עֹשֶׂה = `oshèh (makende) . Tenakh (503) . Pentateuch (112) . Eerdere Profeten (161) . Latere Profeten (78) . 12 Kleine
Profeten (19) . Geschriften (133) . Js (15) : (1) Js 5,5 . (2) Js 10,23 . (3) Js 12,5 . (4) Js 15,7 . (5) Js 38,15 . (6) Js 40,23 . (7) Js 43,19 . (8) Js 44,17 . (9) Js 44,23 . (10) Js 44,24 . (11) Js 45,7 . (12) Js 53,9 . (13) Js 55,11 . (14) Js 58,2 . (15) Js 66,22 .
- וְעֹשֶׂה = wë`oshèh (en doende) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm (2) act. qal part. mann. enk. עֹשֶׂה = `oshèh (makende) . Zie : עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (5) : (1) Ex 20,6 . (2) Dt 5,10 . (3) 2 S 22,51 . (4) Jr 33,18 . (5) Ps 18,51 .
- וְעֹשֶׂה חֶסֶד = wë`oshèh chèsèd (en doende barmhartigheid) . Tenakh (4) : (1) Ex 20,6 . (2) Dt 5,10 . (3) 2 S 22,51 . (4) Ps 18,51 .
- act. qal perf. 1ste pers. enk. `âshîthî (ik maak) van het werkw. עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh
(maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal
: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (83) . Pentateuch (13) . Eerdere Profeten (22) . Latere Profeten (29) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (17) . Js (10) : (1) Js 5,4 . (2) Js 10,11 . (3) Js 10,13 . (4) Js 33,13 . (5) Js 37,26 . (6) Js 38,3 . (7) Js 45,12 . (8) Js 46,4 . (9) Js 48,3 . (10) Js 57,16 .
- וַיַּעַשׂ = wajja`ash (en hij maakte, en hij deed) < wë + act. qal
imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. עָשָׂה = `âshâh
(maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh
(maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal
: 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (232) . Pentateuch (81) . Eerdere Profeten (86) . Latere Profeten (9) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (55) . Gn (18) : (1) Gn 1,7 . (2) Gn 1,16 . (3) Gn 1,25 . (4) Gn 3,21 . (5) Gn 6,22 . (6) Gn 7,5 . (7) Gn 19,3 . (8) Gn 21,1 . (9) Gn 21,8 . (10) Gn 26,30 . (11) Gn 27,31 . (12) Gn 29,22 . (13) Gn 29,28 . (14) Gn 40,20 . (15) Gn 42,25 . (16) Gn 43,17 . (17) Gn 44,2 . (18) Gn 50,10 . 1 K (34) . 1 K 12 (4) : (1) 1 K 12,28 . (2) 1 K 12,31 . (3) 1 K 12,32 . (4) 1 K 12,32 . 2 K (24) : (1) 2
K 8,18 . (2) 2
K 8,27 . (3) 2 K 12,3 . (4) 2
K 13,2 . (5) 2 K 14,3 . (6) 2
K 14,24 . (7) 2 K 15,3 . (8) 2
K 15,9 . (9) 2 K 15,18 . (10) 2
K 15,24 . (11) 2
K 15,28 . (12) 2 K 15,34 . (2 K 15,34 . (13) 2 K 16,16 . (14) 2
K 17,2 . (15) 2 K 18,3 . (16) 2
K 21,2 . (17) 2 K 21,3 . (18) 2
K 21,20 . (19) 2 K 22,2 . (20) 2 K 23,19 . (21) 2
K 23,32 . (22) 2
K 23,37 . (23) 2
K 24,9 . (24) 2
K 24,19 . wajja`ash JHWH (en JHWH deed) . Tenakh (11) : (1) Gn 3,21 . (2) Gn 21,1 . (3) Ex 8,9 . (4) Ex 8,20 . (5) Ex 8,27 . (6) Ex 9,6 . (7) 1 S 19,5 . (8) 1 S 28,17 . (9) 2 S 23,10 . (10) 2 S 23,12 . (11) Jr 40,3 .
- wajja`äshû (en zij maakten, en zij deden) < wë + act. qal
imperf. 3de pers. mann. mv. OF wa`äshû (en doet) < wë + act. qal imperatief 2de pers. mann. mv. van het werkw. Tenakh (83) . Pentateuch (39) . Eerdere
Profeten (18) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (23)
. (1) Re
2,11 . (2) Re
3,7 . (3) Re
6,1 . (4) Re
9,27 . (5) Re
21,23 .
--- ´äsjèr ja`äshèh (die zal doen) . In drieëntwintig
verzen in de bijbel .
--- ma`ashê . Meervoud status constructus . In elf verzen in de bijbel
: (1) . (2) Ps
8,4 . (3) Ps
45,2 . (4) Ps
107,24 . (5) Ps
111,2 . (6) Ps
111,7 . (7) Ps
118,17 . (8) Ps
138,8 .
- וְאֶעֶשְׂךָ = wë´è`èshëkhâ (en ik zal je maken) < prefix consec. wë + act. ind. imperf. 1ste pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (1) : Gn 12,2 .
.
Hapax .
--- `âshû lâhèm (zij maakten voor zich) . Tenakh (9)
: (1) Ex
12,39 . (2) Ex
32,8 . (3) Nu
8,20 . (4) Nu
8,22 . (5) Dt
9,12 . (6) Re
6,2 . (7) Neh
9,18 . (8) Jr
11,17 . (9) Hos
8,4 .
- `âshâh JHWH (JHWH maakt) . Tenakh (27) . Pentateuch (14) : (1)
Gn 3,1
. (2) Ex
13,8 . (3) Ex
14,31 . (4) Ex
18,8 . (5) Ex
18,9 . (6) Ex
20,11 . (7) Ex
31,17 . (8) Nu
33,4 . (9) Dt
3,21 . (10) Dt
4,3 . (11) Dt
7,18 . (12) Dt
24,9 . (13) Dt
29,1 . (14) Dt
29,23 . Js (1) Js
44,23 .
- עָשָׂה כִּי = kî `âshâh (omdat hij maakte) . Tenakh (9) : (1) Gn
6,6 . (2) Re
21,15 . (3) 1
K 8,64 . (4) 1
Kr 19,2 . (5) 2
Kr 6,13 . (6) 2
Kr 7,7 . (7) 2
Kr 24,16 . (8) Ps
22,32 . (9) Js
44,23 . + Js 55,11 .
- כִּי עָשָׂה כִּי = kî `âshâh JHWH (omdat JHWH maakte) . Tenakh (2) : (1) Re
21,15 . (2) Js
44,23 .
- עָשָׂה לִי = `âshâh lî (hij deed aan mij) . Tenakh (6) : (1) Gn 21,6 . (2) Dt 8,17 . (3) Re 18,4 . (4) 1 K 2,4 . (5) 1 K 2,24 . (6) Spr 24,29 .
- wë`âshû (en
zij doen) < wë + act. qal perf. 3de pers. mann. mv. wë`âshû (en
zij doen) OF (2) wë`äshû
(en doet) < act. qal imperat. 2de pers. mann. mv. OF (3) wë`esâw (en Esau) . Tenakh (38) . Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (12) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (6) . Gn (3) : (1) Gn 19,8 . (2) Gn 27,30 . (3) Gn 28,5 . Re (1) Re 19,24 . Js (1) : Js
56,1 .
- hâ`äshûjim (die gemaakt werden) < bepaald lidw. ha + passief qal part. mann. mv. van het werkw. Tenakh (1) 2 K 23,4 .
stat. constr. mv. + suffix 1ste pers. enk. ma`äshaj van het zelfst. naamw. ma`äshèh (daad, werk) . Taalgebruik in Tenakh : ma`ashè (daad, werk) . m`shj in Tenakh (11) , in Ps (7) : (1) Ps 8,4 . (2) Ps 45,2 . (3) Ps 107,24 . (4) Ps 111,2 . (5) Ps 111,7 . (6) Ps 118,17 . (7) Ps 138,8 .
- act. ind. imperf. 2de pers. mv. תַעֲשֹוּ = tha`äshû (jullie zullen doen) van het werkw. עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (37) . Ex (3) : (1) Ex 20,23 . (2) Ex 30,32 . (3) Ex 30,37 . Lv (18) . Nu (8) . Dt (2) . Andere (6) . : (1) Lv 16,29 . (2) Lv 18,3 . (3) Lv 18,26 . (4) Lv 19,4 . (5) Lv 19,15 . (6) Lv 19,35 . (7) Lv 22,24 . (8) Lv 23,3 . (9) Lv 23,7 . (10) Lv 23,8 . (11) . (12) . (13) . (14) . (15) . (16) . (17) . (18) .
- pass. nifal imperf. 3de pers. vr. enk. תֵּעָשֶׂה = the`âshèh (het zal gedaan worden) van het werkw. עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (5) : (1) Ex 25,31 . (2) Ex 35,2 . (3) Lv 2,7 . (4) Lv 6,14 . (5) Lv 23,3 .
- `âshîthâ ´èth hasjsjâmajim (U hebt de
hemelen gemaakt) . Tenakh (4) : (1) 2
K 19,15 . (2) Neh
9,6 . (3) Js
37,16 . (4) Jr
32,17 .
- `âshîthâ ´èth hasjsjâmajim wë´èth
hâ´ârèts (U hebt de hemelen en de aarde gemaakt) .
Tenakh (3) : (1) 2
K 19,15 . (2) Js
37,16 . (3) Jr
32,17 .
- `osheh sjâmajim wë´èrèts (makende hemel en
aarde = die hemel en aarde heeft gemaakt) . Tenakh (5) : (1) Ps
115,15 . (2) Ps
121,2 . (3) Ps
124,8 . (4) Ps
134,3 . (5) Ps
146,6 .
- qoneh sjâmajim wë´èrèts (scheppende hemel
en aarde = die hemel en aarde heeft geschapen) . Tenakh (2) : (1) Gn
14,19 . (2) Gn
14,22 .
= pass. nifal imperfect. je`âshèh (het wordt gedaan)
- לַעֲשׂוֹת = la`äshôth (om te doen) < prefix voorzetsel lë + werkw. qal infin. van het werkw. עָשָׂה = `âshâh (maken, doen) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâh (maken) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , he = 5 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) OF 375 (3 X 5³) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (205) . Gn (9) : (1) Gn 2,3 . (2) Gn 11,6 . (3) Gn 18,7 . (4) Gn 18,19 . (5) Gn 19,22 . (6) Gn 31,29 . (7) Gn 34,14 . (8) Gn 34,19 . (9) Gn 39,11 .
- ´âsjam (zich schuldig maken, zich schuldig voelen, schuld boeten) . אָשַׁם = ´âsjam (zich schuldig maken, zich schuldig voelen, schuld boeten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âsjam (zich schuldig maken, zich schuldig voelen, schuld boeten) .
- vr. enk. אַשְׁמָה = ´asjëmâh (schuld) . Zie het werkw. אָשַׁם = ´âsjam (zich schuldig maken, zich schuldig voelen, schuld boeten) . Taalgebruik in Tenakh : ´âsjam (zich schuldig maken, zich schuldig voelen, schuld boeten) . Een vorm van אַשְׁמָה = ´asjëmâh (schuld) in Tenakh (19) .
- `âsjan (roken) . act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. עָשַׁן = `âsjan (roken) . Taalgebruik in Tenakh : `âsjan (roken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , sjin = 21 of 300 , nun = 14 of 50 ; totaal : 51 (3 X 17) OF 420 (2 X 10 X 21 ; 2² X 3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (1) : Ex 19,18 . In Ex 19,18 komen 3 vormen van `-sj-n voor .
- עָשָׁן = `âsjân (rook) . stat. constructus עֲשַׁן = `äsjan OF עֻשֻׁן = `èsjèn Zie : עָשַׁן = `âsjan (roken) . Taalgebruik in Tenakh : `âsjan (roken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , sjin = 21 of 300 , nun = 14 of 50 ; totaal : 51 (3 X 17) OF 420 (2 X 10 X 21 ; 2² X 3 X 5 X 7) . Structuur : 7 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 6 . `-sj-n . Tenakh (18) . עָשָׁן = `âsjân (rook) . (1) Gn 15,17 . (2) Joz 8,20 . (3) Joz 8,21 . (4) Re 20,40 . (5) 2 S 22,9 . (6) Js 6,4 . (7) Js 9,17 . (8) Js 14,31 . (9) Js 65,5 . (10) Jl 3,3 . (11) Ps 18,9 . (12) Ps 68,3 . (13) Job 41,12 . (14) Hl 3,6 . (15) 1
Kr 6,44 .
- ´âsaph
(verzamelen, vergaderen, wegnemen) . אָסַף = ´âsaph (verzamelen,
vergaderen, wegnemen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âsaph (verzamelen,
vergaderen, wegnemen) . Getalswaarde : aleph = 1 , samekh = 15 of 60 , pe
= 17 of 80 ; totaal : 33 OF 141 . Structuur : 1 - 6 - 8 . De som van de elementen is telkens 6 . Gr. sunagô (samendrijven,
verzamelen) . Taalgebruik in NT : sunagô
(samendrijven, verzamelen) . Taalgebruik in de LXX : sunagô
(samendrijven, verzamelen) . Een vorm van sunagô is 127 X vertaling
van ´âsaph , 73 X van qâbhats , 8 X van qâhal . Nog
47 andere Hebreeuwse woorden worden met sunagô weergegeven .
- act. qal inf. absol. ´âsoph van het werkw.
- act. qal imperf. 1ste pers. enk. ´âseph (ik verzamel) . ´sp
. Tenakh (41) . Sef (2) : (1) Sef
1,2 . (2) Sef
1,3 .
- prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal imperf. 3de pers.
mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vrouw. enk. wajja´asëphâh
(en ik voeg haar bij, ik verzamel haar) . Tenakh (1) : 2
S 11,27 .
- w´sp < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal perf.
3de pers mann. enk. wë´âsâph (en hij verzamelt) OF passief
pual perf. 3de pers. mann. enk. wë´ussaph (en hij wordt verzameld)
. Tenakh (9) :
- wj´sp < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm . Tenakh
(26) .
--´âsoph ´âseph (te verzamelen verzamel ik / ik verzamel
voluit) . Tenakh (2) : (1) Sef
1,2 . (2) Sef
1,3 .
-- act. hifil imperf. 1ste pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers.
mann. mv. ´äsîphem (ik verzamel hen) . Tenakh (1) : Jr
8,13 .
- passief nifal imperf. 3de pers. mann. enk. je´âseph (hij zal niet
verzameld worden) . Tenakh (12) . Js (2) : (1) Js
49,5 . (2) Js
60,20 .
- ´âsar (binden, boeien) . ´âsar (binden, boeien) . Taalgebruik in Tenakh : ´âsar (binden, boeien) .
- עָשַׂר = `âshâr (tien)
- `âshâr (tien) . עָשַׂר = `âshâr (tien) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâr (tien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 570 (2 X 3 X 5 X 19) . Structuur : 7 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (242) . Pentateuch (67) . Eerdere Profeten (55) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (103) .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | ||
עָשַׂר = `âshâr (tien) | 242 | 67 | 55 | 14 | 3 | 103 | 15 | 12 | 6 | 30 | 4 |
- Hebreeuws . עָשַׂר = `âshâr (tien) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâr (tien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 570 (2 X 3 X 5 X 19 OF 30 X 19) . Structuur : 7 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (242) . Pentateuch (67) . Eerdere Profeten (55) . Latere Profeten (14) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (103) . 10 doet denken aan de 10 geboden van Mozes , geschreven op de 2 stenen tafelen (12 = 10 + 2) .
`asara (tien) .
- Ned. : tien . Arabisch : عَشَرَة = `asara (tien) . Taalgebruik in de Qoran : `asara (tien) . Aramees : עֲשַׂר = `äshar (tien, 10) . D. : zehn . E. : ten . Fr. : dix . Grieks : δεκα = deka (tien) . Taalgebruik in het NT : deka (tien) . Taalgebruik in de LXX : deka (tien) . Hebreeuws . עָשַׂר = `âshâr (tien) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâr (tien) . Latijn : decem .
- וָעֶשֶׂר = wâ`èshèr (en tien) < wë + עָשַׂר = `âshâr (tien) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâr (tien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 570 (2 X 3 X 5 X 19) . Structuur : 7 - 3 - 2 . Tenakh (11) : (1) Gn 45,23 . (2) Gn 50,22 . (3) Gn 50,26 . (4) Joz 24,29 . (5) Re
2,8 . (6) 1 K 6,25 . (7) 2 K 5,5 . (8) Ps 112,3 . (9) Spr 30,8 . (10) 2
Kr 1,12 . (11) 2 Kr 4,1 .
- Grieks . δεκα = deka (tien) . Latijn . decem . Fr. dix . E. ten . D. zehn . Aramees : עֲשַׂר = `äshar (tien, 10) . Arabisch : عَشَرَة = `asara (tien) . Taalgebruik in de Qoran : `asara (tien) .
- עָשַׂר שְׁנִים = sjënîm `âshâr (12) . Tenakh (64) . 64 = (5 X 12) + 4 . Tenakh (64) . Gn (6) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) .
- vr. enk. עֶשְׂרֵה / עֲשָׂרָה = `äshârâh / `èshëreh (tien) . Zie het telwoord
- עֶשְׂרֵה חֲמֵשׁ = chämesj `èshëreh (vijftien, 15) . Tenakh (11) : (1) Gn 5,10 . (2) Gn 7,20 . (3) Ex 27,15 . (4) Ex 38,14 . (5) Ex 38,15 . (6) 2 K 14,17 . (7) 2 K 14,23 . (8) 2 K 20,6 . (9) Js 38,5 . (10) 2 Kr 15,10 . (11) 2 Kr 25,25 .
- עֲשֶׂרֶת = `äshèrèth (tien) . Zie : עָשַׂר = `âshâr (tien) . Taalgebruik in Tenakh : `âshâr (tien) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 570 (2 X 3 X 5 X 19) . Structuur : 7 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (35) . Pentateuch (9) . Eerdere Profeten (9) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (9) . Gn (9) : (1) Gn
31,7 . (2) Gn
31,41 . (3) Ex 18,21 . (4) Ex 18,25 . (5) Ex 34,28 . (6) Lv 27,5 . (7) Dt 1,15 . (8) Dt 4,13 . (9) Dt 10,4 . Re (5) : (1) Re 1,4 . (2) Re 4,6 . (3) Re 4,10 . (4) Re 17,10 . (5) Re 20,34 .
- עֲשֶׂרֶת הַדְּבָרִים = ´äshèrèth haddëbhärîm (tien woorden) . Tenakh (3) : (1) Ex 34,28 . (2) Dt 4,13 . (3) Dt 10,4 .
- `èshërîm (twintig) . עֶשְׂרִים = `èshërîm (twintig) , zie 20 . Taalgebruik in Tenakh : `èshërîm (twintig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 80 (2 X 2³ X 5) OF 620 (2² X 5 X 31 OF 20 X 31) . Structuur : 7 - 3 - 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (191) . o.a. 2 K 4,42 .
- Grieks . εικοσι = eikosi (twintig) , zie 20 . Taalgebruik in het NT : eikosi (twintig) . Taalgebruik in de LXX : eikosi (twintig) . Bijbel (232) . OT (222) . NT (10) : (1) Lc
14,31 . (2) Joh
6,19 . (3) Hnd
1,15 . (4) Hnd 27,28 . (5) 1
Kor 10,8 . (6) Apk 4,4 . (7) Apk 4,10 . (8) Apk 5,8 . (9) Apk 11,16 . (10) Apk 19,4 .
- L. viginti . Fr. vingt . N. twintig . E. twenty . D. zwanzig .
- וְעֶשְׂרִים = wë`èshërîm (en twintig) < verbindingswoord wë + עֶשְׂרִים = `èshërîm (twintig) . Taalgebruik in Tenakh : `èshërîm (twintig) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , shin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 80 (2 X 2³ X 5) OF 620 (2² X 5 X 31 OF 20 X 31) . Structuur : 7 - 3 - 2 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (86) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (17) . Latere Profeten (20) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (31) . Gn (4) : (1) Gn 6,3 . (2) Gn 8,14 . (3) Gn 11,24 . (4) Gn 23,1 .
- מֵאָה וְעֶשְׂרִים = me´âh wë`èshërîm (honderd en twintig = en honderdtwintig = en 120) . Tenakh (14) : (1) Gn 6,3 . (2) Dt 31,2 . (3) Dt 34,7 . (4) Re 8,10 . (5) 1 K 8,63 . (6) 1 K 9,14 . (7) 1 K 10,10 . (8) 1
Kr 12,38 . (9) 1 Kr 15,5 . (10) 2
Kr 3,4 . (11) 2 Kr 7,5 . (12) 2 Kr 9,9 . (13) 2 Kr 28,6 . (14) Neh 7,31 .
- 3000 (120 X 5²) . Vertrekgetal : 12 . Aanvangsgetal = vertrekgetal (12) X 2 X 5 . Verdere groei = vorig getal X 5² .
- `âsjar (rijk maken, rijk worden)
. עָשַׁר = `âsjar (rijk maken, rijk worden) . Taalgebruik in Tenakh : `âsjar
(rijk maken, rijk worden) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , sjin = 21 of
300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 57 (3 X 19) OF 570 (2 X 3 X 5 X 19) . Structuur
: 7 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 3 .
- ûmë`äsjîr (en rijk makende) < prefix verbindingswoord
wë + werkwoordvorm act. hifil part. nom. mann. enk. van het werkw.
-
´äsjèr (die) . אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr
(die) . Taalgebruik in Jesaja : ´äsjèr
(die) . Taalgebruik in Amos : ´äsjèr
(die) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) .
Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (4012) . Pentateuch (1378) . Eerdere Profeten
(1114) . Latere Profeten (717) . 12 Kleine Profeten (106) . Geschriften (697)
. Gn (307) . Gn 21 (8) : (1) Gn 21,2 . (2) Gn 21,3 . (3) Gn 21,9 . (4) Gn 21,12 . (5) Gn 21,22 . (6) Gn 21,23 . (7) Gn 21,25 . (8) Gn 21,29 . Gn 22 (7) : (1) Gn 22,2 . (2) Gn 22,3 . (3) Gn 22,9 . (4) Gn 22,14 . (5) Gn 22,16 . (6) Gn 22,17 . (7) Gn 22,18 . Ex (217) : Ex 1 (3) : (1) Ex 1,8 . (2) Ex 1,14 . (3) Ex 1,15 . Ex 7 () : (1) Ex 7,2 . (2) Ex 7,15 . (3) Ex 7,17 . (4) Ex 7,18 . (5) Ex 7,20 . (6) Ex 7,21 . Ex 20 (10) : (1) Ex
20,2 . (2) Ex
20,4 . (3) Ex
20,7 . (4) Ex
20,10 . (5) Ex
20,11 . (6) Ex
20,12 . (7) Ex
20,17 . (8) Ex
20,21 . (9) Ex
20,24 . (10) Ex
20,26 . Dt (397) . Dt 1 (19) : (1) Dt
1,1 . (2) Dt
1,3 . (3) Dt
1,4 . (4) Dt
1,8 . (5) Dt
1,14 . (6) Dt
1,17 . (7) Dt
1,18 . (8) Dt
1,19 . (9) Dt
1,20 . (10) Dt
1,22 . (11) Dt
1,25 . (12) Dt
1,30 . (13) Dt
1,31 . (14) Dt
1,33 . (15) Dt
1,35 . (16) Dt
1,36 . (17) Dt
1,39 . (18) Dt
1,41 . (19) Dt
1,46 . Dt 6 (12) : (1) Dt
6,1 . (2) Dt
6,2 . (3) Dt
6,3 . (4) Dt
6,6 . (5) Dt
6,10 . (6) Dt
6,11 . (7) Dt
6,12 . (8) Dt
6,14 . (9) Dt
6,17 . (10) Dt
6,18 . (11) Dt
6,20 . (12) Dt
6,23 . Dt 11 (21) : (1) Dt 11,2 . (2) Dt 11,3 . (3) Dt 11,4. (4) Dt 11,6 . (5) Dt 11,7 . (6) Dt 11,8 . (7) Dt 11,9 . (8) Dt 11,10 . (9) Dt 11,11 . (10) Dt 11,12 . (11) Dt 11,13 . (12) Dt 11,17 . (13) Dt 11,21 . (14) Dt 11,22 . (15) Dt 11,24 . (16) Dt 11,25 . (17) Dt 11,27 . (18) Dt 11,28 . (19) Dt 11,29 . (20) Dt 11,31 . (21) Dt 11,32 . Dt 17 (11) : (1) Dt 17,1 . (2) Dt 17,2 . (3) Dt 17,3 . (4) Dt 17,5 . (5) Dt 17,8 . (6) Dt 17,9 . (7) Dt 17,10 . (8) Dt 17,11 . (9) Dt 17,12 . (10) Dt 17,14 . (11) Dt 17,15 . Re (124) Re 2 (8) : (1) Re 2,1 . (2) Re 2,7 . (3) Re 2,10 . (4) Re 2,12 . (5) Re 2,15 . (6) Re 2,17 . (7) Re 2,20 . (8) Re 2,21 . Joz (167) . Joz 1 () : (1) Joz
1,2 . (2) Joz
1,3 . (3) Joz
1,6 . (4) Joz
1,7 . (5) Joz
1,9 . (6) Joz
1,11 . (7) Joz
1,13 . (8) Joz
1,14 . (9) Joz
1,15 . (10) Joz
1,16 . (11) Joz
1,17 . (12) Joz
1,18 . Jl (9) : (1) Jl
1,1 . (2) Jl
2,25 . (3) Jl
2,26 . (4) Jl
3,5 . (5) Jl
4,1 . (6) Jl
4,2 . (7) Jl
4,5 . (8) Jl
4,7 . (9) Jl
4,19 . 2 K (223) . 2 K 21 (13) : (1) 2 K 21,2 . (2) 2 K 21,3 . (3) 2 K 21,4 . (4) 2 K 21,7 . (5) 2 K 21,8 . (6) 2 K 21,9 . (7) 2 K 21,11 . (8) 2 K 21,12 . (9) 2 K 21,15 . (10) 2 K 21,16 . (11) 2 K 21,17 . (12) 2 K 21,21 . (13) 2 K 21,25 .
- Gr. καθως = kathôs (zoals) . Taalgebruik in het NT : kathôs
(zoals) . Taalgebruik in de LXX : kathôs
(zoals) . Lat. sicut . Fr. selon . E. as . D. wie .
- יהוה אֲשֶׁר = ´äsjèr JHWH (die/dat JHWH) . Tenakh (47) . Dt (40) : (1) Dt
1,20 . (2) Dt
1,25 . (3) Dt
2,29 . (4) Dt 3,20 . (5) Dt 4,1 . (6) Dt 4,21 . (7) Dt 4,40 . (8) Dt 5,16 . (9) Dt 7,16 . (10) Dt 8,20 . (11) Dt 11,12 . (12) Dt 11,17 . (13) Dt 11,31 . (14) Dt 12,9 . (15) Dt 12,10 . (16) Dt 13,13 . (17) Dt 15,4 . (18) Dt 15,7 . (19) Dt 16,5 . (20) Dt 16,18 . (21) Dt 16,20 . (22) Dt 17,2 . (23) Dt 17,14 . (24) Dt 18,9 . (25) Dt 19,1 . (26) Dt 19,2 . (27) Dt 19,10 . (28) Dt 19,14 . (29) Dt 20,16 . (30) Dt 21,1 .
(31) Dt 21,23 . (32) Dt 24,4 . (33) Dt 25,15 . (34) Dt 25,19 . (35) Dt 26,1 . (36) Dt 26,2 .
(37) Dt 27,2 . (38) Dt 27,3 . (39) Dt 28,8 . (40) Dt 29,11 .
- me´âsjer (van Aser) < min + Tenakh () : (1) Gn 49,20 . (2) Joz 17,7 . (3) 2
Kr 30,11 .
- wë´asjer (en Aser) < verbindingswoord wë + Tenakh (101) . Pentateuch (30) . Eerdere Profeten (26) . Latere Profeten (25) . 12 Kleine
Profeten (6) . Geschriften (14) . Ex (6) : (1) Ex 1,4 . (2) Ex 9,21 . (3) Ex 20,4 . (4) Ex 21,13 . (5) Ex 29,27 . (6) Ex 30,33 . Hij is de 2de zoon van Zilpa , de bijvrouw van Lea . Hij is de 8ste zoon van Jakob .
- gâd wë´asjer (Gad en Aser) . Tenakh (4) : (1) Gn 35,26 . (2) Ex 1,4 . (3) Dt 27,13 . (4) 1 Kr 2,2 .
Tenakh | Pentateuch | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Tob | Jdt | Est | 1 Mak | 2 Mak | |||
´äsjèr | 4012 | 1378 | 307 | 217 | 226 | 231 | 397 | 167 | 124 | 29 | 176 | 153 | 271 | 223 | 80 | 196 | 18 | 69 | 70 | ||||||
´äsjèr nisjëba` (dat hij zwoer) | 24 | 20 | 1 | 1 | 1 | 17 | 3 | ||||||||||||||||||
´äsjèr tsiwwâh (die beval) | 83 (+ 2 = 85X) | 1 | 12 | 9 | 15 | 8 | 9 | 1 | 1 | 2 | 8 | 3 | 2 | 3 | 2 | ||||||||||
Job | Ps | Spr | Pr | Hl | W | Sir | Js | Jr | Kl | Bar | Ez | Da | Hos | Jl | Am | Ob | Jon | Mi | Nah | Hab | Sef | Hag | Zach | Mal | |||
´äsjèr | 32 | 94 | 11 | 55 | 1 | 119 | 339 | 6 | 259 | 36 | 8 | 9 | 10 | 1 | 9 | 9 | 2 | 3 | 5 | 5 | 35 | 10 | |||||
´äsjèr nisjëba` | 1 | ||||||||||||||||||||||||||
´äsjèr tsiwwâh (die beval) | 1 | 5 | 1 | ||||||||||||||||||||||||
ka´äsjèr tsiwwâh ´èlohîm
(zoals God beval) . Slechts in Gn
7,9 .
- In Gn 7,16
en in Gn 21,4
lezen we : ka´äsjèr tsiwwâh ´othô ´èlohîm
(zoals God hem beval) .
- In Gn 6,22
lezen we : ´äsjèr tsiwwâh ´othô ´èlohîm
(zoals God hem beval) .
- כַּאֲשֶׁר = ka´äsjèr (zoals) <
prefix kë + אֲשֶׁר = ´äsjèr
(die) OF persoonsnaam אָשֶׁר = ´âsjer (Aser) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjèr
(die) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) .
Structuur : 1 - 3 - 2 . De som van de elementen is telkens 6 . Tenakh (488) . Pentateuch (202) . Eerdere Profeten (68) . Latere Profeten
(68) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (56) . Gn (40) . Gn 12 (2) : (1) Gn
12,4 . (2) Gn
12,11 . Gn 21 (2) : (1) Gn 21,1 . (2) Gn
21,4 . Dt (54) . Dt 1 (5) : (1) Dt 1,11
. (2) Dt
1,19 . (3) Dt
1,21 . (4) Dt
1,31 . (5) Dt
1,44 . Dt (6) : (1) Dt 6,3 . (2) Dt 6,16 . (3) Dt 6,19 . (4) Dt 6,25 . Joz (45) . Joz 4 (6) : (1) Joz
4,1 . (2) Joz
4,8 . (3) Joz
4,11 . (4) Joz
4,12 . (5) Joz
4,14 . (6) Joz
4,23 . 1 S (19) : (1) 1
S 1,24 . (2) 1
S 2,16 . (3) 1
S 2,35 . (4) 1
S 4,9 . (5) 1
S 6,6 . (6) 1
S 8,1 . (7) 1
S 8,6 . (8) 1
S 12,8 . (9) 1
S 15,33 . (10) 1
S 17,20 . (11) 1
S 20,13 . (12) 1
S 23,11 . (13) 1
S 24,2 . (14) 1
S 24,5 . (15) 1
S 24,14 . (16) 1 S 26,20 . (17) 1
S 26,24 . (18) 1
S 28,17 . (19) 1
S 28,18 .
- דִּבֶּר כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak) . Tenakh (59) . Gn (3) : (1) Gn
12,4 . (2) Gn
17,23 . (3) Gn 24,51 . Dt (15) : (1) Dt 1,11 . (2) Dt 1,21 . (3) Dt 2,1 . (4) Dt 6,3 . (5) Dt 6,19 . (6) Dt 9,3 . (7) Dt 10,9 . (8) Dt 11,25 . (9) Dt 12,20 . (10) Dt 15,6 . (11) Dt 18,2 . (12) Dt 26,18 . (13) Dt 27,3 . (14) Dt 29,12 . (15) Dt 31,3 .
- דִּבּר כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr dibber (zoals hij sprak) . Tenakh (6) : (1) Gn 21,1 . (2) Ex 12,25 . (3) Dt 26,19 . (4) Joz 14,10 . (5) 1 K 2,24 . (6) Jr 40,3 .
dâbhar (spreken) | Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Est | Job | Ps | Spr | Pr |
ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak) | 59 | 3 | 7 | 1 | 5 | 15 | 8 | 3 | 1 | 6 | 3 | 1 | 3 | 1 |
- אֵלָיו דִּבֶּר כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr dibbèr ´elâjw (zoals hij zei tot hem) . Tenakh (2) : (1) Gn
12,4 . (2) Re 6,27 .
- אִתּוֹ דִּבֶּר כַאֲשֶׁר = ka´äsjèr dibbèr ´iththô (zoals hij sprak met hem) . Tenakh (1) : Gn 17,23 .
-כַאֲשֶׁר = wajëhî ka´äsjèr (en het
was zoals/zodra) . Tenakh (31) . Pentateuch (11) . Eerdere Profeten (11) . Latere
Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (8) . Eerdere Profeten (11)
: (1) Joz
4,1 . (2) Joz
4,11 . (3) Joz
5,8 . (4) Re
3,18 . (5) Re
6,27 . (6) Re
8,33 . (7) Re
11,5 . (8) 1
S 8,1 . (9) 1
S 24,2 . (10) 2
S 16,16 . (11) 2
K 14,5 .
- wëka´äsjèr (en zoals) . Tenakh (15) . Pentateuch (5)
. Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften
(4) . Dt (1) : Dt
29,12 .
Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Tob | Jdt | Est | 1 Mak | 2 Mak | |
ka´äsjèr (zoals) | 488 | 40 | 45 | 26 | 37 | 54 | 45 | 20 | 1 | 19 | 16 | 22 | 18 | 8 | 12 | 1 | 11 | 3 | ||||
wajêhî ka´äsjèr (en het gebeurde zoals) | 31 | 10 | 1 | 3 | 4 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 6 | |||||||||||
ka´äsjèr dibbèr (zoals hij sprak) | 59 | 3 | 7 | 1 | 5 | 15 | 8 | 3 | 1 | 6 | 3 | 1 | 3 | |||||||||
ka´äsjèr dibbèr JHWH (zoals JHWH sprak) | 28 | 1 | 6 | 3 | 8 | 3 | 1 | 2 | 1 | 2 | ||||||||||||
ka´äsjèr dibbèr ´elajw JHWH (zoals JHWH tot hem sprak) | 2 | 1 | 1 | |||||||||||||||||||
ka´äsjèr dibbarëthî (zoals ik sprak) | 9 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||||||||
ka´äsjèr dibbarëthâ (zoals je sprak) | 9 | 2 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | ||||||||||||||
ka´äsjèr nisjëba` (zoals hij zwoer) . | 6 | 1 | 4 | 1 | ||||||||||||||||||
ka´äsjèr nisjëba` JHWH (zoals JHWH zwoer) . | 2 | 1 | 1 | |||||||||||||||||||
ka´äsjèr tsiwwâh (zoals hij beval) | 74 | 4 | 23 | 12 | 17 | 3 | 10 | 2 | 1 | 1 | ||||||||||||
ka´äsjèr tsiwwâh JHWH (zoals JHWH beval) | 61 | 22 | 11 | 17 | 3 | 6 | 1 | |||||||||||||||
ka´äsjèr tsiwwâh ´èlohîm (zoals God beval)Dt 16,21 Dt 16,21 | 1 | 1 | ||||||||||||||||||||
ka´äsjèr tsiwwâh óthô ´èlohîm (zoals God hem beval) | 2 | 2 | ||||||||||||||||||||
ka´äsjèr `âshîthî (zoals ik deed) | 8 | 1 | 1 | 1 |
- ´asjèr ´ânokhî metsawwëkhâ (wat
ik opdragende ben) . Tenakh (19) : (1) Ex
34,11 . (2) Dt
4,40 . (3) Dt
6,6 . (4) Dt
7,11 . (5) Dt
8,1 . (6) Dt
8,11 . (7) Dt
10,13 . (8) Dt
11,8 . (9) Dt
13,19 . (10) Dt
15,5 . (11) Dt
19,9 . (12) Dt
27,10 . (13) Dt
28,1 . (14) Dt
28,13 . (15) Dt
28,15 . (16) Dt
30,2 . (17) Dt
30,8 . (18) Dt
30,11 . (19) Dt
30,16 .
- ´äsjèr
lo´ (die niet) . Tenakh (278) . Ex (8) : (1) Ex 1,8 . (2) Ex 9,18 . (3) Ex 9,24 . (4) Ex 10,6 . (5) Ex 20,26 . (6) Ex 21,8 . (7) Ex 22,15 . (8) Ex 34,10 .
- ´äsjerâh (gewijde boom, Asera) . ´äsjerâh (gewijde boom, Asera) . Taalgebruik in Tenakh : ´äsjerâh (gewijde boom, Asera) . Getalwaarde van ´äsjèr (die) : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 47 OF 506 (2 X 11 X 23) . Structuur : 1 - 3 - 2 - 5 . Tenakh (3) : (1) Dt 16,21 . (2) 2 K 21,3 . (3) 2 K 23,15 .
- wëlâ´äsjerâh (en aan Asera) < wë + lë + bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. Tenakh (1) : 2 K 23,4 .
- wa´äsje(j)rehèm (en hun heilige bomen) < wë + zelfst. naamw. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. . Zie Tenakh
(1) : Dt 7,5 .
- ´âsîr / ´assîr (gevangene) . ´âsîr / ´assîr (gevangene) . Taalgebruik in Tenakh : ´âsîr / ´assîr (gevangene) . Getalwaarde : aleph = 1 ; samehh = 15 of 60 , resj = 20 of 200 ; totaal : 36 OF 261 . Structuur : 1 - 6 - 2 . Zie het werkw. ´âsar (binden, boeien) . Taalgebruik in Tenakh : ´âsar (binden, boeien) .
- ´asjëpoth (mest) . ´asjëpoth (mest) . Taalgebruik in Tenakh : ´asjëpoth (mest) .
- אַשְׁרֵי = ´äsjëre(j) (gelukkig, zalig)
- - ´asjëre(j) (gelukkig,
zalig) . אַשְׁרֵי = ´äsjëre(j) (gelukkig, zalig) .
Taalgebruik in Tenakh : ´äsjëre(j)
(gelukkig, zalig) . Getalswaarde
: aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 52 (2
X 26 of 4 X 13) of 511 . Structuur : 1 - 3 - 2 - 1 . De getalswaarde van de schrijfwijze van de eerste letter
van het woord en de getalwaarde van het gehele woord is 1 op 2 (26 / 52 of 2
X 13 / 4 X 13) . 52 is eveneens de getalwaarde van = `âmîm (volken)
; aijn = 16 of 70 , mem = 13 of 40 , jod = 10 ; totaal 52 of 160 . Gr. makarios
(zalig, gelukkig) . Taalgebruik in de Septuaginta : makarios
(zalig, gelukkig) . Taalgebruik in het NT : makarios
(zalig, gelukkig) . Lat. beatus . Fr. (bien)heureux . E. blessed . D. wohl
. Het aantal letters van Ps
67 is 208 of 52 ( 4 X 13) X 4 .
- hâ´âsjerî < ha + ´âsjer . De stam Aser . Aser is de 8ste zoon, die uit Jakob geboren werd . Het is de zoon van Zilpa, de slavin van Lea . In de geslachtslijst van Jakob wordt Aser op de laatste plaats genoemd (Gn 35,22b-26) . In Ex 1,3 wordt Aser als laatste van de 11 zonen van Jakob genoemd , die naar Egypte trokken . Tenakh (1) : Re 1,32 . Getalwaarde : aleph = 1 , sjin
= 21 of 300 , resj = 20 of 200 ; totaal : 42 (2 X 3 X 7) of 501 (3 X 167) .
Structuur : 1 - 3 - 2 .
bijbel | O.T. | NT | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Tob | Jdt | Est | 1 Mak | 2 Mak | |||
´asjërê | 38 | 1 | 1 | |||||||||||||||||||||||
makarios | 50 | 34 | 16 | 1 | ||||||||||||||||||||||
makaria | 6 | 4 | 2 | 1 | ||||||||||||||||||||||
makarion | 3 | 1 | 2 | |||||||||||||||||||||||
makariou | 1 | 1 | ||||||||||||||||||||||||
makarian | 1 | 1 | ||||||||||||||||||||||||
makarioi | 40 | 15 | 25 | 1 | 1 | 2 | ||||||||||||||||||||
makariai | 2 | 1 | 1 | 1 | ||||||||||||||||||||||
makarious | 1 | 1 |
Job | Ps | Spr | Pr | Hl | W | Sir | Js | Jr | Kl | Bar | Ez | Da | Hos | Jl | Am | Ob | Jon | Mi | Nah | Hab | Sef | Hag | Zach | Mal | |||
´asjërê | 2 | 27 | 4 | 2 | 1 | ||||||||||||||||||||||
makarios | 1 | 17 | 3 | 9 | 2 | 1 | |||||||||||||||||||||
makaria | 1 | 1 | 1 | ||||||||||||||||||||||||
makarion | 1 | ||||||||||||||||||||||||||
makariou | |||||||||||||||||||||||||||
makarian | |||||||||||||||||||||||||||
makarioi | 7 | 1 | 2 | 1 | |||||||||||||||||||||||
makariai | |||||||||||||||||||||||||||
makarious | 1 |
- ´asjsjûr (Assur) . ´asjsjûr
(Assur) . Taalgebruik in Tenakh : ´asjsjûr
(Assur) . Getalwaarde : aleph = 1 , sjin = 21 of 300 , resj = 20 of 200
; totaal : 42 OF 501 . Structuur : 1 - 3 - 2 . Tenakh (124) . Pentateuch (4)
. Js (36) . Js 1-35 (17) : (1) Js
7,17 . (2) Js
7,18 . (3) Js
7,20 . (4) Js
8,4 . (5) Js
8,7 . (6) Js
10,5 . (7) Js
10,12 . (8) Js
14,25 . (9) Js
19,23 . (10) Js
19,25 . (11) Js 20,1 . (12) Js 20,4 . (13) Js 20,6 . (14) Js
23,13 . (15) Js
27,13 . (16) Js
30,31 . (17) Js
31,8 . Js 36-38 (19) . Js 36 (8) : (1) Js
36,1 . (2) Js
36,2 . (3) Js
36,4 . (4) Js
36,8 . (5) Js
36,13 . (6) Js
36,15 . (7) Js
36,16 . (8) Js
36,18 . Js 37 (10) : (1)
Js 37,4 . (2) Js
37,6 . (3) Js
37,8 . (4) Js
37,10 . (5) Js
37,11 . (6) Js
37,18 . (7) Js
37,21 . (8) Js
37,33 . (9) Js
37,36 . (10) Js
37,37 . Js 38 (1) Js
38,6 .
- wë´asjsjûr (en Assur) . Tenakh (4) : (1) Gn
10,22 . (2) Js
52,4 . (3) Hos
11,5 . (4) 1
Kr 1,17 .
- bë´èrèts ´asjsjûr (in het land Assur)
. Tenakh (2) : (1) Js
7,18 . (2) Js
27,13 .
- mèlèkh ´asjsjûr (koning van Assur) . Tenakh (21)
: (1) Js
7,17 . (2) Js
8,4 . (3) Js
8,7 . (4) Js
10,12 . (5) Js 20,1 . (6) Js 20,4 . (7) Js 20,6 . (8) Js
36,1 . (9) Js
36,2 . (10) Js
37,4 . (11) Js
36,13 . (12) 36,15
. (13) Js
36,18 . (14) Js
37,4 . (15) Js
37,6 . (16) Js
37,8 . (17) Js
37,10 . (18) Js
37,21 . (19) Js
37,33 . (20) Js
37,37 . (21) Js
38,6 .
- = `âtâh (zich hullen, omhullen, bedekken) . עָטָה = `âtâh (zich hullen, omhullen, bedekken) . Taalgebruik in Tenakh : `âtâh (zich hullen, omhullen, bedekken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , tet = 9 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 84 (2² X 3 X 7) . Structuur : 7 - 9 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 .
- Hebreeuws NBG Lc
23,53 . prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. וַיַּעֲטֵהוּ = wajja`ätehû (en hij bedekte) van het werkw. עָטָה = `âtâh (zich hullen, omhullen, bedekken) . Taalgebruik in Tenakh : `âtâh (zich hullen, omhullen, bedekken) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , tet = 9 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 84 (2² X 3 X 7) . Structuur : 7 - 9 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Niet in Tenakh .
- `âtaph (zwak zijn, krachteloos worden, verkwijnen) . עָטַף = `âtaph (zwak zijn, krachteloos woorden, verkwijnen) . Taalgebruik in Tenakh : `âtaph (zwak zijn, krachteloos woorden, verkwijnen) .
- וּבְהַעֱטִיף = ûbhëha`ätîph (en in het verkwijnen) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel bë + werkwoordvorm act. hifil inf. constr. van het werkw. עָטַף = `âtaph (zwak zijn, krachteloos woorden, verkwijnen) . Taalgebruik in Tenakh : `âtaph (zwak zijn, krachteloos woorden, verkwijnen) . Tenakh (1) : Gn 30,42 .
- אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) .
- ´âtsar (verzamelen, ophopen) . אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Een vorm van het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) in Tenakh (5) : (1) 2 K 20,17 (LXX : ethèsaurisan = zij verzamelden) . (2) Js 23,18 (LXX : sunachthèsetai = het zal bijeengebracht worden) . (3) Js 39,6 (LXX : sunègagon = zij brachten samen) . (4) Am 3,10 (LXX : hoi thèsaurizontes = degenen die schatten verzamelen) . (5) Neh 13,13 .
- act. qal perf. 3de pers. mann. mv. אָצְרוּ = ´âtsërû (zij verzamelden) van het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (2) : (1) 2 K 20,17 (LXX : ethèsaurisan = zij verzamelden) . (2) Js 39,6 (sunègagon = zij brachten samen) . Het zijn 2 teksten die heel sterk op elkaar gelijken . Alle schatten die in het paleis van de koning en in de tempel werden verzameld , zullen naar Babylonië worden meegenomen . 2 Kr 12,9 .
- אוֹצָר = ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (5) : (1) Joz 6,19 . (2) Joz 6,24 . (3) Hos 13,15 . (4) Spr 21,20 . (5) Da
1,2 .
- Hebreeuws . vr. mv. אוֹצְרוֹת = ´ôtsërôth van het zelfst. naamw. אוֹצָר = ´´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (9) : (1) 1 K 14,26 . (2) 1 K 15,18 . (3) 2 K 24,13 . (4) Js 45,3 . (5) Jr 20,5 . (6) Spr 10,2 . (7) Spr 21,6 . (8) Neh 13,13 . (9) 1
Kr 26,20 .
-- vr. mv. אֹצְרוֹת = ´otsërôth van het zelfst. naamw. אוֹצָר = ´´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (10) : (1) 1 K 14,26 . (2) Jl 1,17 . (3) Mi 6,10 . (4) Job 38,22 . (5) 1
Kr 26,22 . (6) 1
Kr 26,26 . (7) 1
Kr 27,25 . (8) 1
Kr 27,28 . (9) 2 Kr 12,9 . (10) 2
Kr 25,24 .
-- ´èth ´otsërôth be(j)th JHWH = de schatten van het huis van JHWH . Tenakh (2) : (1) 1 K 14,26 . (2) 2 Kr 12,9 . ´ôtsërôth be(j)th JHWH = schatten van het huis van JHWH . Tenakh (1) : 2 K 24,13 . bë´ôtsërôth be(j)th JHWH = in de schatkamers van het huis van JHWH . Tenakh (1) : 1 K 15,18 .
- Latijn . acc. mann. mv. thesauros (schatten) van het zelfst. naamw. thesaurus . Bijbel (28) . OT (26) . NT (2) : (1) Mt
6,19 . (2) Mt
6,20 . Fr. trésor . E. treasure . Ned. schat . D. Schatz . (Dray B. (2007) , p. 66 : Hebr. ´ôtsâr -> It. + Spaans tesoro) .
zelfst. naamw. acc. mann. mv. θησαυρους = thèsaurous (schatten) van het zelfst. naamw. θησαυρος = thèsauros (schat) . Taalgebruik in het NT : thèsauros (schat) . Taalgebruik in de LXX : thèsauros (schat) . Bijbel (30) . OT (27) . Pentateuch (1) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (12) Geschriften (12) : (1) Spr 2,4 . (2) Spr 3,14 . (3) Spr 8,21 . (4) Job 3,21 . (5) Job 39,22 . (6) Neh 10,40 . (7) Neh 13,12 . (8) 2 Kr 8,15 . (9) 2 Kr 12,9 . (10) 2 Kr 25,24 . (11) 2 Kr 32,27 . (12) 2 Kr 36,18 . Deutero-Canonisch (2) . NT (3) : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . NT (3) : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . Een vorm van θησαυρος = thèsauros (schat) in de LXX (93) , in het NT (17) , in Mt (9) : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . (4) Mt 6,21 . (5) Mt 12,35 (2X) . (6) Mt 13,44 . (7) Mt 13,52 . (8) Mt 19,21 . Lc (4) : (1) Lc 6,45 . (2) Lc 12,33 . (3) Lc 12,34 . (4) Lc 18,22 . Het Griekse θησαυρος = thèsauros in de LXX is de vertaling van 11 verschillende Hebreeuwse woorden .
thèsauros in Mt | bijbel | OT | NT | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. | |
1 | nom. mann. enk. thèsauros | 6 | 4 | 2 | 1 : Mt 6,21 . | 1 : Lc 12,34 . | |||||||||
3 | gen. mann. enk. thèsaurou | 4 | 1 | 3 | 2 : (1) Mt 12,35 (2X) . (2) Mt 13,52 . | 1 : Lc 6,45 . | |||||||||
4 | dat. mann. enk. thèsaurô(i) | 1 | 1 | 1 : Mt 13,44 . | |||||||||||
5 | acc. mann. enk. thèsauron | 16 | 11 | 5 | 1 : Mt 19,21 . | 1 : Mc 10,21 . | 2 : (1) Lc 12,33 . (2) Lc 18,22 . | 1 : 2 Kor 4,7 . | 4 | 4 | 1 | ||||
10 | acc. mann. mv. thèsaurous | 30 | 27 | 3 | 3 : (1) Mt 2,11 . (2) Mt 6,19 . (3) Mt 6,20 . | ||||||||||
8 verzen (9X) |
- Hebreeuws NBG en USB . zelfst. naamw. vr. mv. אוֹצָרוֹת = ´ôtsârôth van het zelfst. naamw. אוצָר = ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw.אָצַר = ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (9) : (1) 1 K 14,26 . (2) 1 K 15,18 . (3) 2 K 24,13 . (4) Js 45,3 . (5) Jr 20,5 . (6) Spr 10,2 . (7) Spr 21,6 . (8) Neh 13,13 . (9) 1
Kr 26,20 .
- Latijn . zelfst. naamw. acc. mann. mv. thesauros (schatten) van het zelfst. naamw. thesaurus . Bijbel (28) . OT (26) . NT (2) : (1) Mt
6,19 . (2) Mt
6,20 . Fr. trésor . E. treasure . Ned. schat . D. Schatz . (Dray B. (2007) , p. 66 : Hebr. ´ôtsâr -> It. + Spaans tesoro) .
Met schatten worden de schatten van de tempel , de koninklijke schatten , maar ook de voorraadkamers van koren en olie bedoeld . Sommigen dreven handel op een onrechtvaardige wijze en verrijkten zich op de kap van de behoeftige en de arme . Dat klagen vooral de profeten aan . Schat en schatten kan ook metaforisch en figuurlijk gebruikt worden .
- Hebreeuws . vr. mv. ´ôtsërôth van het zelfst. naamw. ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . Tenakh (9) : (1) 1 K 14,26 (LXX : thèsaurous ; 2X) . (2) 1 K 15,18 (thèsaurois) . (3) 2 K 24,13 (LXX : thèsaurous ; 2X) . (4) Js 45,3 (LXX : thèsaurous) . (5) Jr 20,5 (LXX : thèsaurous) . (6) Spr 10,2 (LXX : thèsauroi) . (7) Spr 21,6 (LXX = thèsaurismata) . (8) Neh 13,13 . (9) 1
Kr 26,20 (LXX = thèsaurôn) . .
-- vr. mv. ´otsërôth van het zelfst. naamw. ´ôtsâr (voorraad, schat, schatkamer, arsenaal) . Zie het werkw. ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Taalgebruik in Tenakh : ´âtsar (verzamelen, ophopen) . Getalwaarde : aleph = 1 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 291 (3 X 97) . Tenakh (10) : (1) 1 K 14,26 (LXX : thèsaurous ; 2X) . (2) Jl 1,17 (LXX : thèsauroi + een vorm van het werkw. afanizô ; Fr. les granges = de schuren) . (3) Mi 6,10 (LXX : thèsaurizôn thèsaurous) . (4) Job 38,22 (LXX : thèsaurous ; 2X) . (5) 1
Kr 26,22 (LXX : thèsaurôn) . (6) 1
Kr 26,26 (LXX : thèsaurôn) . (7) 1
Kr 27,25 (LXX : thèsaurôn) . (8) 1
Kr 27,28 (LXX : thèsaurôn) . (9) 2 Kr 12,9 (LXX : thèsaurous ; 2X) . (10) 2
Kr 25,24 (LXX : thèsaurous) .
-- - ´èth - ´o/ôtsërôth be(j)th JHWH = de schatten van het huis van JHWH . Tenakh (2) : (1) 1 K 14,26 . (2) 2 Kr 12,9 .
--- ´ôtsërôth be(j)th JHWH = schatten van het huis van JHWH . Tenakh (1) : 2 K 24,13 .
--- bë´ôtsërôth be(j)th JHWH = in de schatkamers van het huis van JHWH . Tenakh (1) : 1 K 15,18 .
--- `al ´otsërôth be(j)th JHWH = boven de schatten van het huis van JHWH . Tenakh (1) : 1
Kr 26,22 .
--- ´o/ôtsërôth be(j)th hä´èlohîm (schatten van het huis van God) . Tenakh (1) : 1
Kr 26,20 .
-- ´o/ôtsërôth - be(j)th - hammèlèkh (schatten van het huis van de koning...) . Tenakh (6) : (1) 1 K 14,26 . (2) 1 K 15,18 . (3) 2 K 24,13 . (4) 2 Kr 12,9 . (5) 2
Kr 25,24 . (6) Jr 20,5 (´o/ôtsërôth malëke(j) = schatten van de koningen van) .
- `âtsar tegenhouden, opsluiten, afhouden) . עָצַר = `âtsar tegenhouden, opsluiten, afhouden) . Taalgebruik in Tenakh : `âtsar tegenhouden, opsluiten, afhouden) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 54 (2 X 3³) OF 360 (2³ X 3² X 5) . Structuur : 7 - 9 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 .
- עֹצֶר = `otsèr (sluiting, onderdrukking) . Zie het werkw. עָצַר = `âtsar tegenhouden, opsluiten, afhouden) . Taalgebruik in Tenakh : `âtsar tegenhouden, opsluiten, afhouden) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 54 (2 X 3³) OF 360 (2³ X 3² X 5) . Structuur : 7 - 9 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 .
- מֵעֹצֶר = me`otsèr (sluiting, onderdrukking) < prefix voorzetsel min (uit) + zelfst. naamw. עֹצֶר = `otsèr (sluiting, onderdrukking) . Zie het werkw. עָצַר = `âtsar tegenhouden, opsluiten, afhouden) . Taalgebruik in Tenakh : `âtsar tegenhouden, opsluiten, afhouden) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , tsade = 18 of 90 , resj = 20 of 200 ; totaal : 54 (2 X 3³) OF 360 (2³ X 3² X 5) . Structuur : 7 - 9 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh : (1) Js 53,8 . (2) Ps 107,39 .
- אָתָה = ´âthâh (komen, aankomen, gaan)
- âthâh (komen, aankomen, gaan) . אָתָה = ´âthâh (komen, aankomen, gaan) . Taalgebruik in Tenakh : ´âthâh (komen, aankomen, gaan) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 , he = 5 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 406 (2 X 7 X 29) . Structuur : 1 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 .
- אַתָּה = ´aththâh (jij)
- ´aththâh (jij) . אַתָּה = ´aththâh (jij) . Taalgebruik in Tenakh : ´aththâh (jij) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 , he = 5 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 406 (2 X 7 X 29) . Structuur : 1 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Er bestaan 3 vormen : de gewone vorm met de klemtoon van de laatste lettergreep , de vorm van de tussenpauze met klemtoon op de 1ste lettergreep en vorm van de eindpauze met verlenging van de patach naar qamèts : אָתָּה = ´âththâh
- הַאַתָּה = ha´aththâh (jij?) < vragend voornaamw. ha + persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. אַתָּה = ´aththâh (jij) . Taalgebruik in Tenakh : ´aththâh (jij) . Getalwaarde : aleph = 1 , thaw = 22 of 400 , he = 5 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 406 (2 X 7 X 29) . Structuur : 1 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (10) : (1) Gn 27,21 . (2) Re 13,11 . (3) 2 S 2,20 . (4) 2 S 7,5 . (5) 2 S 9,2 . (6) 2 S 20,17 . (7) 1 K 13,14 . (8) 1 K 18,7 . (9) 1 K 18,17 . (10) Ez 38,17 .
- הַאַתָּה זֶה = ha´aththâh zèh (ben jij deze /het?) . Tenakh (3) : (1) Gn 27,21 . (2) 2 S 2,20 . (3)1 K 18,17 .
- וְאַתָּה = wë´âththâh (en jij) < prefix verbindingswoord wë + persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Tenakh (191) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (63) . 12 Kleine Profeten (4) . Geschriften (51) . Gn (9) : (1) Gn 3,15 . (2) Gn 4,7 . (3) Gn 6,21 . (4) Gn 15,15 . (5) Gn 17,9 . (6) Gn 31,44 . (7) Gn 32,13 . (8) Gn 38,23 . (9) Gn 45,19 .
- persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. mv. אַתֶּם = ´aththèm (jullie) .
- `aththâh (nu) . עַתָּה = `aththâh (nu) . Taalgebruik in Tenakh : `aththâh (nu) . Taalgebruik in Jesaja : `aththâh (nu) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , taw = 22 of 400 , he = 5 ; totaal : 43 OF 475 (5² X 19) . Structuur : 7 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (147) .
wë`aththâh (en nu) . וְעַתָּה = wë`aththâh (en nu) < wë + `aththâh (nu) . Zie : Taalgebruik in Tenakh : `aththâh (nu) . Dt (6) : (1) Dt 4,1 . (2) Dt 5,25 (wë`aththâh ... ´im) . (3) Dt 10,12 (wë`aththâh ... ´im) . (4) Dt 10,22 . (5) Dt 26,10 . (6) Dt 31,19 . In Dt 4,1 staat het woord aan het begin van de grote redevoering Dt 4-11 . Joz (15) : (1) Joz 1,2 . (2) Joz 2,12 . (3) Joz 3,12 . (4) Joz 9,6 . (5) Joz 9,11 . (6) Joz 9,12 . (7) Joz 9,19 . (8) Joz 9,23 . (9) Joz 9,25 . (10) Joz 13,7 . (11) Joz 14,10 . (12) Joz 14,12 . (13) Joz 22,4 . (14) Joz 24,14 . (15) Joz 24,23 .
Tenakh | Pentateuch | Eerdere Profeten | Latere Profeten | 12 Kleine Profeten | Geschriften | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | |
266 | 54 | 114 | 28 | 13 | 57 | 26 | 14 | 8 | 6 |
. מֵעַתָּה = me `aththâh (vanaf nu) < prefix voorzetsel min + bijwoord van tijd עַתָּה = `aththâh (nu) . Taalgebruik in Tenakh : `aththâh (nu) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , taw = 22 of 400 , he = 5 ; totaal : 43 OF 475 (5² X 19) . Structuur : 7 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (13) : (1) Js 9,6 . (2) Js 48,6 . (3) Js 59,21 . (4) Jr 3,4 . (5) Hos 2,9 . (6) Mi 4,7 . (7) Ps 113,2 . (8) Ps 115,18 . (9) Ps 121,8 . (10) Ps 125,2 . (11) Ps 131,3 . (12) Da 10,17 . (13) 2 Kr 16,9 .
-
- `âwon (verkeerdheid, zonde, misdaad, onrecht) . = `âwon (verkeerdheid, zonde, misdaad, onrecht) . Taalgebruik in Tenakh : `âwon (verkeerdheid, zonde, misdaad, onrecht) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , waw = 6 , nun = 14 of 50 ; totaal : 36 (2² X 3³) OF 126 (2 X 3² X 7) . Tenakh (65) . Pentateuch (14) . Js (6) : (1) Js 1,4 . (2) Js 26,21 . (3) Js 27,9 . (4) Js 33,24 . (5) Js 53,6 . (6) Js 64,8 .
- ´âz (dan) . ´âz (dan)
. Taalgebruik in Tenakh : ´âz
(dan) . Getalwaarde : aleph = 1 , zajin = 7 ; totaal : 8 . Structuur : 1
- 7 . Tenakh (113) . Pentateuch (14) . Js (8) : (1) Js
33,23 . (2) Js
35,5 . (3) Js
35,6 . (4) Js
41,1 . (5) Js
58,8 . (6) Js
58,9 . (7) Js
58,14 . (8) Js
60,5 . Gr. tote (dan) . (< to - de : dat echter ; dan , daarop) . Taalgebruik
in de LXX : tote
(dan) . Taalgebruik in het NT : tote
(dan) . Lat. tunc . Fr. alors . E. then . D. dann .
- tote (dan) in de LXX (293) , in het NT (159) . Js (15) : (1) Js
8,16 . (2) Js 20,2 . (3) Js
28,25 . (4) Js
30,15 . (5) Js
30,23 . (6) Js
35,5 . (7) Js
35,6 . (8) Js
41,1 . (9) Js
44,8 . (10) Js
45,21 . (11) Js
58,8 . (12) Js
58,9 . (13) Js
58,10 . (14) Js
60,5 . (15) Js
65,25 .
Het is wellicht een toevalligheid , maar ´âz (dan) met getalwaarde
8 staat aan het begin van het 8ste vers van het 58ste hoofdstuk .
- tunc (dan) . Bijbel (368) . NT (154) . Js (16) : (1) Js
16,13 . (2) Js
33,23 . (3) Js
35,5 . (4) Js
35,6 . (5) Js
41,1 . (6) Js
41,7 . (7) Js
44,8 . (8) Js
45,21 . (9) Js
48,3 . (10) Js
48,5 . (11) Js
48,7 . (12) Js
48,8 . (13) Js
58,8 . (14) Js
58,9 . (15) Js
58,14 . (16) Js
60,5 .
- `âsj (mot) . עָשׁ = `âsj (mot) . Taalgebruik in Tenakh : `âsj (mot) . De getalwaarde van `âsj (mot) : ajin = 16 of 70 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 37 OF 370 (10 X 37) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Een vorm van עָשׁ = `âsj (mot) in Tenakh (7) : (1) Js 50,9 . (2) Js 51,8 . (3) Hos 5,12 . (4) Ps 39,12 . (5) Job 4,19 . (6) Job 13,28 . (7) Job 27,18 .
- כָעָשׁ = kâ`âsj (als een mot) < prefix kë + עָשׁ = `âsj (mot) . Taalgebruik in Tenakh : `âsj (mot) . De getalwaarde van `âsj (mot) : ajin = 16 of 70 ; sjin = 21 of 300 ; totaal : 37 OF 370 (10 X 37) . Structuur : 7 - 3 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (3) : (1) Hos 5,12 . (2) Ps 39,12 . (3) Job 27,18 .
- In het vers Js
51,8 lopen עָשׁ = `âsj (mot) en סָס = sâs (mot, worm, houtworm) parallel . Tegenover de aardse vergankelijkheid staat de eeuwige gerechtigheid en redding . In het vers Hos
5,12 lopen כָעָשׁ = kâ`âsj (als een mot) en כְרָקָב = këqârâbh (als een worm) parallel .Het zijn beelden om de ondergang van Efraïm en Juda aan te duiden .
- Grieks . nom. mann. enk. σης = sès (mot) . Taalgebruik in de Bijbel : sès (mot) . Bijbel (8) . OT (5) : (1) Js 33,1 . (2) ) Js 50,9 . (3) Mi 7,4 . (4) Spr 14,30 . (5) Sir 42,13 . NT (3) : (1) Mt
6,19 . (2) Mt
6,20 . (3) Lc
12,33 . Een vorm van σης = sès (mot) in de Bijbel (10) , in het NT (3) : (1) Mt
6,19 . (2) Mt
6,20 . (3) Lc
12,33 . Een Hebreeuws woord dat sterk op het Griekse gelijkt is : סָס = sâs (mot, worm, houtworm) . Taalgebruik in Tenakh : sâs (mot) . Getalwaarde : samekh = 15 of 60 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 120 (2³ X 3 X 5) . Structuur : 6 - 6 . De som van de elementen is telkens 3 . Hapax ( Js 51,8) . Aramees : סָס OF סָסָא (sâs of sâsâ´) .
-
- Grieks . gen. mann. enk. σητος = sètos (van de mot) van het zelfst. naamw. σης = sès (mot) . Taalgebruik in de Bijbel : sès (mot) . Bijbel (2) : (1) Js 51,8 . (2) Job 4,19 .
- Grieks . nom. mann. mv. σητες = sètes (motten) van het zelfst. naamw. σης = sès (mot) . Taalgebruik in de Bijbel : sès (mot) . Bijbel (2) : (1) Job 27,18 . (2) Job 32,22 .
- Latijn . tinea (mot) . Bijbel (12) . Zie een Hebreeuwse vorm van עָשׁ = `âsj (mot) in Tenakh (7) : (1) Js 50,9 . (2) Js 51,8 . (3) Hos 5,12 . (4) Ps 39,12 . (5) Job 4,19 . (6) Job 13,28 . (7) Job 27,18 . + (1) Js 14,11 . (2) Sir 42,13 . (3) Bar 6,11 . Niet in Ps 39,12 . EN het Griekse σης = sès (mot) : NT (3) : (1) Mt
6,19 . (2) Mt
6,20 . (3) Lc
12,33 . Fr. la teigne of mite . E. moth . D. Mot . In dit vers zou het om kleren en gewaden gaan . Ze zijn niet tegen de eeuwigheid bestand .
- Latijn . acc. vr. enk. tineam van het zelfst. naamw. tinea (mot) . Bijbel (1) : Ps 39,12 .
- Latijn . putredo (verrotting, vuilnis, verderf) . Bijbel (8) : 1) Hos 5,12 . (2) Jl 2,20 . (3) Hab 3,16 . (4) Spr 12,4 . (5) Spr 14,30 . (6) Job 13,28 . (7) Job 25,6 . (8) Sir 19,3 . Fr. la carie (vermolmdheid, rotheid) < L. caries . E. rottenness .
- `âthaq (opbreken) . עָתַק = `âthaq (opbreken) . Taalgebruik in Tenakh : `âthaq (opbreken) .
- וַיַּעְתֵּק = wajja`theq (en hij ging verder) < prefix waw consecutivum + act. hifil imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. עָתַק = `âthaq (opbreken) . Taalgebruik in Tenakh : `âthaq (opbreken) . Tenakh (2) : (1) Gn 12,8 . (2) Gn 26,22 .
- עָזַב = `âzabh (verlaten, achterlaten)
- `âzabh (verlaten, achterlaten) . עָזַב = `âzabh (verlaten, achterlaten) . Taalgebruik in Tenakh : `âzabh (verlaten, achterlaten) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , beth = 2 ; totaal : 25 (5²) of 79 . Structuur : 7 - 7 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 .
- Ned.: verzaken (v-r-z-k) , verlaten , in de steek laten . Eng. : forsake . Fr. : laisser (Lat. laxare) . délaisser . abandonner (a - ban-donner : geen toestemming geven) . Grieks : λειπω = leipô . καταλειπω = kataleipô . εγκαταλειπω = egkataleipô (in iets achterlaten) . Lat. .linquere , lictum (l-a-t-en, achterlaten) . relinquere , derelinquere .
- act. qal perf. 3de pers. mann. mv. `âzëbhû (zij verlaten)
. Tenakh (21) . Pentateuch (2) . Js (2) : (1) Js
1,4 . (2) Js
17,9 .
- wë`ozëbhe(j) (en de verlatenden / verlaters) < wë + act.
qal part. mann. mv. stat. constr. van het werkw. Tenakh (1) : Js
1,28 .
- `âzëbhû ´èth JHWH (zij verlieten JHWH) . Tenakh
(4) : (1) 1
K 9,9 . (2) 2
Kr 7,22 . (3) 2
Kr 24,24 . (4) Js
1,4 .
- עֱזַבְתָּנִי = `äzabhëtânî (je hebt mij verlaten / achtergelaten) <
werkwoordvorm qâtal 2de pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 1ste pers. enk. -nî
(mij) van het werkw. עָזַב = `âzabh (verlaten, achterlaten) . Taalgebruik in Tenakh : `âzabh
(verlaten, achterlaten) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , beth
= 2 ; totaal : 25 (5²) of 79 . Structuur : 7 - 7 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh : (1) Dt
28,20 . (2) Ps
22,2 . In Dt
28,20 wordt de mens verdelgd omdat hij God heeft verlaten . In Ps
22,2 roept de mens tot God : waarom heb je mij verlaten ?
- wajja`azëbhû (en zij verlieten) < wë + act. qal imperf.
3de pers. mann. mv. van het werkw. Tenakh (12) : (1) Joz
8,17 . (2) Re
2,12 . (3) Re
2,13 . (4) Re
10,6 . (5) 1
S 31,7 . (6) 2
S 5,21 . (7) 2
K 7,7 . (8) 2
K 17,16 . (9) Neh
3,8 . (10)
1 Kr 10,7 . (11) 1
Kr 14,12 . (12) 2
Kr 24,18 .
- wajja`azëbhû ´èth JHWH (en zij verlieten JHWH) . Tenakh
(3) : (1) Re
2,12 . (2) Re
2,13 . (3) Re
10,6 .
De werkwoorden `âzab (verlaten) en `âzar (verwijzing : `âzar
(helpen, bijstaan) , zie Ps
40,14 ) en `âchar
(dralen, toeven, zich ophouden) , zie Ps
40,18 verschillen van elkaar slechts met één letter.
--- ´âzabhëthâ (jij hebt verlaten). Perfectum 2de persoon
enkelvoud. In 1 vers in de bijbel : Ps
9,11 .
--- wajja`äzobh (en hij liet achter) . Qal imperfectum derde persoon enkelvoud
.In vijftien verzen in de bijbel : (9) 1
K 19,20 .
- äzûbhâh (Azuba , verlatene) . עֲזוּבָה = äzûbhâh (Azuba , verlatene) . Eigennaam en / of werkwoordvorm qal pass. vr. enk. van het werkw. עָזַב = `âzabh (verlaten, achterlaten) . Taalgebruik in Tenakh : `âzabh (verlaten, achterlaten) . Getalswaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , beth = 2 ; totaal : 25 (5²) of 79 . Structuur : 7 - 7 - 2 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (9) : (1) 1 K 22,42 . (2) Js 54,6 . (3) Js 60,15 . (4) Js 62,4 . (5) Jr 4,29 . (6) Sef 2,4 . (7) 1 Kr 2,18 . (8) 1 Kr 2,19 . (9) 2 Kr 20,31 .
- lë`ôlâm (voor eeuwig) . Verwijzing : `ôlâm (eeuwig) , zie Ps 145,21 . Getalwaarde : lamed = 12 of 30 , ajin = 16 of 70 , waw = 6 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 ; totaal : 59 of 176 . Het komt in 155 verzen in de bijbel voor. In tweeënnegentig verzen in de Psalmen .
- ´âzan (luisteren,
het oor lenen) . אָזַן = ´âzan (luisteren, het oor lenen) . Taalgebruik
in Tenakh : ´âzan
(luisteren, het oor lenen) . Getalwaarde : ajin = 1 , zain = 7 , nun = 14
of 50 ; totaal : 22 (2 X 11) OF 68 (2² X 17) . Structuur : 1 - 7 - 5 . De som van de elementen is telkens 4.
Gr. enôtizomai , zie sjâm`â
(horen, luisteren) . Een vorm van enôtizomai in de LXX (36) , in het
NT (1) . De azan (ook weergegeven als azaan, adzan, athan, athaan of adhan)
is de oproep tot het gebed door de muezzin . Vijf keer per dag worden moslims
opgeroepen tot het gebed door middel van de azan .
Een vorm van ´âzan (luisteren, het oor lenen) in Jesaja in 8 verzen
: (1) Js 1,2
. (2) Js
1,10 . (3) Js
8,9 . (4) Js
28,23 . (5) Js
32,9 . (6) Js
42,23 . (7) Js
51,4 . (8) Js
64,3 .
-- wëha´äzînî (en luister) < vervindingswoord
wë + act. hifil imperat. 2de pers. vrouw. enk. (en luister, en leen je
oor) van het werkw. Tenakh (1) Js
1,2 .
--- actief hifil imperatief 2de persoon mannelijk enkelvoud הַאֲזִינָה = ha´äzînah
(luister naar) van het werkw. אָזַן = ´âzan (luisteren, het oor lenen) . Taalgebruik
in Tenakh : ´âzan
(luisteren, het oor lenen) . Getalwaarde : ajin = 1 , zain = 7 , nun = 14
of 50 ; totaal : 22 (2 X 11) OF 68 (2² X 17) . Structuur : 1 - 7 - 5 . De som van de elementen is telkens 4. Tenakh (16) : (1) Ps
5,2 . (2) Ps
17,1 . (3) Ps
39,13 . (4) Ps
54,4 . (5) Ps
55,2 . (6) Ps
78,1 . (7) Ps
80,2 . (8) Ps
84,9 . (9) Ps
86,6 . (10) Ps
140,7 . (11) Ps
141,1 . (12) Ps
143,1 .
-- actief hifil imperatief 2de pers. mv. ha´äzînû (luistert,
leent jullie oren) OF actief hifil perf. 3de pers. mv. hè´èzînû
(jullie luisteren, jullie lenen jullie oren) . . Tenakh (11) : (1) Dt
32,1 . (2) Re
5,3 . (3) Js
1,10 . (4) Js
28,23 . (5) Js
51,4 . (6) Js
64,3 . (7) Hos
5,1 . (8) Ps
49,2 . (9) Job
34,2 . (10) Neh
9,30 . (11) 2
Kr 24,19 .
`âzar (helpen, bijstaan) . `âzar
(helpen, bijstaan) . Taalgebruik in Tenakh : `âzar
(helpen, bijstaan) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , resj =
20 of 200 . Totaal : 43 (priemgetal) of 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 7 - 2 . `zr in twintig
verzen in de bijbel : (1) Gn
2,18 : `ezèr (hulp) , LXX : accusatief mannelijk enkelvoud boèthon
(helper) , Vulgaat accusatief onzijdig enkelvoud adiutorium .
----- `èzërî (mijn hulp). Het komt in zes verzen in de bijbel
voor . In drie verzen in de Psalmen : (1) Ps
70,6 (LXX : boèthos mou = mijn helper , Vulgaat : auxilium meum)
. (2) Ps
121,1 (LXX : hè boètheia mou ; Vulgaat : auxilium meum) .
(3) Ps 121,2
(LXX : hè boètheia mou ; Vulgaat : auxilium meum) .
----- `êzërenû (onze hulp). (2) Ps
33,20 . (3) Ps
79,9 . (4) Ps
124,8 (Onze hulp is in de naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft).
- `êzërâh (hulp) .
-- `èzërâthî (mijn hulp) . In vier verzen in de bijbel
. In twee verzen in de Psalmen : (1) Ps
27,9 . (2) Ps
40,18 . In twee verzen in Job .
--- lë`èzërâthî (tot mijn hulp) . In vijf verzen
in de bijbel : (1) Ps
22,20 . (2) Ps
38,23 . (3) Ps
40,14 . (4) Ps
70,2 . (5) Ps
71,12 in combinatie met chisjah (God, houd U niet ver van mij; mijn God,
om mij te helpen, haast U) .
- ´äzarëjâh (Azarja) . ´äzarëjâh (Azarja) < `âzar (helpen, bijstaan) . Taalgebruik in Tenakh : `âzar (helpen, bijstaan) en jh = JHWH . Taalgebruik in Tenakh : ´äzarëjâh (Azarja) . Getalwaarde : ajin = 16 of 70 , zajin = 7 , resj = 20 of 200 , jod = 10 , he = 5 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 292 . JHWH helpt . Tenakh (3) : (1) 2 K 14,21 . (2) 2 K 15,1 . (3) 2 K 15,7 .