Tenakh TAALGEBRUIK G
Overzicht van Tenakh : Tenakh
: overzicht , Tenakh
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Tenakh
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
ALGEMEEN OVERZICHT
- bijbeloverzicht
, bijbelverwijzingen
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
van Paulus , Apostolische
brieven .
Overzicht van het N.T. : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y
- Z - ,
NT : commentaar
,
- OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus)
, Lv (Leviticus)
, Nu (Numeri)
, Dt (Deuteronomium)
, Joz (Jozua)
, Re (Rechters)
, Rt (Ruth)
, 1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1
Kronieken) , 2
Kr (2 Kronieken) , Ezr
(Ezra) , Neh
(Nehemia) , Tob
(Tobia) , Jdt
(Judith) , Est
(Esther) , 1 Mak
(1 Makkabeeën) , 2
Mak (2 Makkabeeën) , Job
, Ps (Psalmen
) , Spr (Spreuken)
, Pr (Prediker)
, Hl (Hooglied)
, W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja)
, Jr (Jeremia)
, Kl (Klaagliederen)
, Bar (Baruch)
, Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël)
, Hos (Hosea)
, Jl (Joël)
, Am (Amos)
, Ob (Obadja)
, Jon (Jona)
, Mi (Micha)
, Nah (Nahum)
, Hab (Habakuk)
, Sef (Sefanja)
, Hag (Haggai)
, Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
- NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2
Kor (Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1
Tes (Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2
Joh (Johannes) , 2
Joh (Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm | Studiebijbel 3 | Luther-Bibel 1984 | Targumim | rubrieken (1) |
bijbelvertalingen Lexilogos | De Griekse bijbel - | bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
- gâ´âh (zich verheffen, verheven zijn , klimmen, groeien) . גָאָה = gâ´âh (zich verheffen, verheven zijn , klimmen, groeien) . Taalgebruik in Tenakh : gâ´âh (zich verheffen, verheven zijn , klimmen, groeien) . Getalswaarde : gimel = 3 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 9 . Structuur : 3 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 9 .
- act. ind. perf. (qatal) 3de pers. mann. enk. גָאָה = gâ´âh (zich verheffen, verheven zijn , klimmen, groeien) . Taalgebruik in Tenakh : gâ´âh (zich verheffen, verheven zijn , klimmen, groeien) . Getalswaarde : gimel = 3 , aleph = 1 , he = 5 ; totaal : 9 . Structuur : 3 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 9 . q´ h : Tenakh (7) . Pentateuch (2) : (1) Ex 15,1 . (2) Ex 15,21 .
- gâ'al (verlossen, redden) . = gâ'al (verlossen, redden) . Taalgebruik in Tenakh : gâ'al (verlossen, redden) . Getalswaarde : gimel = 3 , aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 16 (2³) of 34 (2 X 17) . Structuur : 3 - 1 - 3 . De som van de elementen is telkens 7 .
-
- gâ`ar (berispen, verwijten, afweren, dreigen) . גָעַר = gâ`ar (berispen, verwijten, afweren, dreigen) . Taalgebruik in Tenakh : gâ`ar (berispen, verwijten, afweren, dreigen) . Getalwaarde : ghimel = 3 , ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 273 (3 X 7 X 13) . De som van de elementen is telkens 3 .
- wa consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיִּגְעַר = wajjigë`ar (en hij berispte) van het werkw. גָעַר = gâ`ar (berispen, verwijten, afweren, dreigen) . Taalgebruik in Tenakh : gâ`ar (berispen, verwijten, afweren, dreigen) . Getalwaarde : ghimel = 3 , ajin = 16 of 70 , resj = 20 of 200 ; totaal : 39 (3 X 13) OF 273 (3 X 7 X 13) . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (2) : (1) Gn 37,10 . (2) Ps 106,9 . Een vorm van het werkw. erkw. גָעַר = gâ`ar (in 13 verzen in Tenakh .
gâbhâh (hoog
/ verheven zijn, uitsteken) . גָבָה = gâbhâh (hoog / verheven zijn,
uitsteken) . Taalgebruik in Tenakh : gâbhâh
(hoog / verheven zijn, uitsteken) .
--- hammagëbîhî . Participium hifil . Hapax in Ps
113,5 .
- gëbhohâh (hoog, hoogmoedig, trots) . gëbhohâh (hoog, hoogmoedig, trots) . Taalgebruik in Tenakh : gëbhohâh (hoog, hoogmoedig, trots) . Getalwaarde : gimel = 3 , beth = 2 , he = 5 ; totaal : 15 (3 X 5) . Structuur : 3 - 2 - 5 - 5 . Tenakh (6) : (1) Dt 3,5 . (2) 1 S 2,3 . (3) 1 K 14,23 . (4) 2 K 17,10 . (5) Jr 2,20 . (6) Da 8,3 .
- gibhë`âh (heuvel) . gibhë`âh (heuvel) . Taalgebruik in Tenakh : gibhë`âh (heuvel) . miggëbhâ`ôth (boven de heuvels) . Tenakh (4) : (1) Lv 8,14 . (2) Js 2,2 . (3) Jr 3,23 . (4) Mi 4,1 .
- gabhëhûth (hoogmoed, trots)
. gabhëhûth (hoogmoed, trots) . Taalgebruik in Tenakh : gabhëhûth
(hoogmoed, trots) . Getalwaarde : gimel = 3 , beth = 2 , he = 5 , waw =
6 , taw = 22 of 400 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 416 (2² X 2³ X 13) .
Structuur : 3 - 2 - 5 - 6 - 4 .
- nom. vr. enk. stat. constr. gabhëhûth (hoogmoed, trots) . Tenakh
(3) : (1) Js
2,11 . (2) Js
2,17 . (3) Da
8,11 .
- gâbhar (sterk, machtig zijn, overwinnen) . gâbhar (sterk, machtig zijn, overwinnen) . Taalgebruik in Tenakh : gâbhar (sterk, machtig zijn, overwinnen) . Getalwaarde : gimel = 3 , beth = 2 , resj = 20 of 200 ; totaal : 25 (5²) OF 205 (5 X 41) . Structuur : 3 - 2 - 2 .
- gâd (Gad) . gâd (Gad) OF zelfst. naamw. gad / gâd (koriander, geluk) . Taalgebruik in Tenakh : gâd (Gad) . Getalwaarde : gimel = 3 , daled = 4 ; totaal : 7 . Structuur : 3 - 4 . Hij is de 1ste zoon van Zilpa , de bijvrouw van Lea . Hij is de 7de zoon van Jakob .
- gâd wë´asjer (Gad en Aser) . Tenakh (4) : (1) Gn 35,26 . (2) Ex 1,4 . (3) Dt 27,13 . (4) 1 Kr 2,2 .
- gâdâ´ (afhouwen, uitrukken; pi. omhakken, stukslaan) . gâdâ´ (afhouwen, uitrukken; pi. omhakken, stukslaan) . Taalgebruik in Tenakh : gâdâ´ (afouwen, uitrukken; pi. omhakken, stukslaan) . Getal waarde : gimel = 3 , daleth = 4 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 23 OF 77 (7 X 11) . Structuur : 3 - 4 - 7 .
- act. piël imperf. 2de pers. mann. mv. thëgadde`ûn (jullie zullen omhakken) . Tenakh (2) : (1) Dt 7,5 . (2) Dt 12,3 .
- gibôr (sterk, machtig, held, machthebber, krijgsman) . gibôr (sterk, machtig, held, machthebber, krijgsman) . Taalgebruik in Tenakh : gibôr (sterk, machtig, held, machthebber, krijgsman) . Getalwaarde : gimel = 3 , beth = 2 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal : 31 OF 211 . Structuur : 3 - 2 - 6 - 2 .
- mann. mv. giborîm
van . g-b-r-j-m . Tenakh (8) : (1) Joz 10,2 . (2) 1 S 2,4 . (3) 2 S 1,25 . (4) 2 S 17,8 . (5) 2 S 23,9 . (6) Jr 41,16 . (7) Spr 21,22 . (8) Hl 3,7 .
- gâdar (omheinen, insluiten, versperren, metselen) . גָדַר = gâdar (omheinen, insluiten, versperren, metselen) . Taalgebruik in Tenakh : gâdar (omheinen, insluiten, versperren, metselen) . Getalwaarde : ghimel = 3 , daleth = 4 , resj = 20 of 200 ; totaal : 27 (3³) OF 207 (3² X 23) . Structuur : 3 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 .
- גִּדְרוֹת = gidërôth (schaapskooiën) van het zelfst. naamw. גְּדֵרָה = gëderâh (muur, omheing, schappskooi) . Zie : גָדַר = gâdar (omheinen, insluiten, versperren, metselen) . Taalgebruik in Tenakh : gâdar (omheinen, insluiten, versperren, metselen) . Getalwaarde : ghimel = 3 , daleth = 4 , resj = 20 of 200 ; totaal : 27 (3³) OF 207 (3² X 23) . Structuur : 3 - 4 - 2 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (1) : 1 S 24,4 .
-gâdal (groot worden, opgroeien) . גָדַל = gâdal (groot worden, opgroeien) . Taalgebruik in Tenakh : gâdal
(groot worden, opgroeien) . De getalwaarde van gdl is : gimmel = 3 , daleth
= 4 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 19 of 37 . 37 is de ster met zeshoek
19 . De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we in de derde letter , de gimmel : gimmel
= 3 , mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 28 (2² X 7) of
73 . Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij
de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt . De getalwaarde van beide
woorden is elkaars spiegelbeeld : 37 (gdl) - 73 (gml) . 73 is de ster met 37 als
zeshoek .
- act. piël , 1ste pers. enk. giddalëthî (ik bracht groot) .
g-d-l-th-j . Tenakh (4) : (1) Js
1,2 . (2) Js
23,4 . (3) Ps
71,21 . (4) 1
Kr 25,4 .
--- gaddëlû (maakt groot) . Piel imperatief tweede persoon enkelvoud
: Ps 34,4
. LXX : megalunate ton kurion sun emoi (verheft de Heer met mij) ; megalunate
is een hapax .
--- gâdëlû (zij zijn groot) . Qal perfectum derde persoon enkelvoud
. qâdëlô of gudëlô (zijn majesteit). Zelfstandig
naamwoord godèl + suffix 3de persoon enkelvoud. In 12 verzen in de bijbel.
- higëdîl (hij doet groot zijn) . Hifil derde persoon enkelvoud .
In dertien verzen in de bijbel .
- act. ind. jussief 3de pers. mann. enk. jigëdal (dat groot worde) . Tenakh (4) : (1) Nu 14,17 . (2) Ps 35,27 . (3) Ps 40,17 . (4) Ps 70,5 . In de 3 Psalmen is de vertaling megalunthètô (dat hij groot gemaakt worde) (pass. imperat. aor. 3de pers. enk.) . In (1) Ps 35,27 en (2) Ps 40,17 is JHWH , in Ps 70,5 ´èlohîm (God) lijdend voorwerp .
- גָדוֹל = gâdôl (groot) . Zie : גָדַל = gâdal (groot worden, opgroeien) . Taalgebruik in Tenakh : gâdal (groot worden, opgroeien) . De getalwaarde van gdl is : gimmel = 3 , daleth = 4 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 19 of 37 . 37 is de ster met zeshoek 19 . De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we in de derde letter , de gimmel : gimmel = 3 , mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 28 (2² X 7) of 73 . Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt . De getalwaarde van beide woorden is elkaars spiegelbeeld : 37 (gdl) - 73 (gml) . 73 is de ster met 37 als zeshoek . Tenakh (174) . Pentateuch (30) . Eerdere Profeten (43) . Latere Profeten (48) . 12 Kleine Profeten (10) . Geschriften (43) . Gn (14) : (1) Gn 4,13 . (2) Gn 12,2 . (3) Gn 15,14 . (4) Gn 17,20 . (5) Gn 18,18 . (6) Gn 19,11 . (7) Gn 21,8 . (8) Gn 21,18 . (9) Gn 29,7 . (10) Gn 39,9 . (11) Gn 39,14 . (12) Gn 41,29 . (13) Gn 46,3 . (14) Gn 50,10 .
In 174 verzen in de bijbel. In
17 verzen in de Psalmen : (1) Ps
21,6 . (2) Ps
47,3 . (3) Ps
48,2 . (4) Ps
76,2 . (5) Ps
77,14 . (6) Ps
86,10 . (7) Ps
86,13 . (8) Ps
95,3 . (9) Ps
96,4 . (10) Ps
99,2 . (11) Ps
99,3 . (12) Ps
104,25 . (13) Ps
108,5 . (14) Ps
135,5 . (15) Ps
138,5 . (16) Ps
145,3 ( gimel in de alfabetische psalm). (17) Ps
147,5 .
- gâdôl JHWH (groot is JHWH) . Tenakh (4) : (1) Ex 18,11 . (2) 1
Kr 16,25 . (3) Ps 96,4 . (4) Ps 135,5 . ´el gâdôl (een grote God) . Tenakh (3) : (1) Dt 7,21 . (2) Ps 77,14 . (3) Ps 95,3 .
- הַגְּדֹלֹת = haggëdoloth (de grote dingen) . Tenakh (3) : (1) Dt 7,19 . (2) Dt 10,21 . (3) Dt 29,2 .
- הַגְּדֹלֹת אֶת = ´èth haggëdoloth (de grote dingen) . Tenakh (1) : Dt 10,21 .
- haggâdôl wënôrâ´ (de grote en de vreeswekkende)
. Tenakh (6) : (1) Dt
1,19 . (2) Dt
1,19 . (3) Neh
4,8 . (4) Da
9,4 . (5) Jl
3,4 . (6) Mal
3,23 .
--- gëdolîm . Mannelijk en onzijdig meervoud . In drieëntwintig
verzen in de bijbel : (1) . (18) Ps
111,2 . (19) Ps
136,7 . (20) Ps
136,17 . (21)
- act. qal imperf. 3de pers. vr. enk. תִגְדַּל = thigëdal (en zij maakt groot) . Tenakh (2) : (1) 1 S 26,24 . (2) Zach 12,7 . (Zie Lc 1,46.4.)
- prefix wë + act. piël imperf. (cohortatief) 1ste pers. enk. וַאֲגַדְּלָה = waägaddëlâh (en dat ik groot make) van het werkw. גָדַל = gâdal (groot worden, opgroeien) . Taalgebruik in Tenakh : gâdal (groot worden, opgroeien) . De getalwaarde van gdl is : gimmel = 3 , daleth = 4 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 19 of 37 . 37 is de ster met zeshoek 19 . De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we in de derde letter , de gimmel : gimmel = 3 , mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 28 (2² X 7) of 73 . Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt . De getalwaarde van beide woorden is elkaars spiegelbeeld : 37 (gdl) - 73 (gml) . 73 is de ster met 37 als zeshoek . Tenakh (1) : Gn 12,2 .
waägaddëlènnû (en ik zal hem grootmaken) : act. ind. imperf. (cohortatief) 1ste pers. enk. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. van het werkw. . Tenakh (1) Ps 69,31 .
- וַיִּגְדַּל = wajjigëdal (en hij groeide) < wa consecut. + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. גָדַל = gâdal (groot worden, opgroeien) . Taalgebruik in Tenakh : gâdal
(groot worden, opgroeien) . De getalwaarde van gdl is : gimmel = 3 , daleth
= 4 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 19 of 37 . 37 is de ster met zeshoek
19 . De verhouding 3 - 4 - 3 vinden we in de derde letter , de gimmel : gimmel
= 3 , mem = 13 of 40 , lamed = 12 of 30 ; totale waarde : 28 (2² X 7) of
73 . Wellicht is het van hieruit begrijpelijk dat in alfabetische Psalmen bij
de derde letter gimmel het woord gdl wordt gebruikt . De getalwaarde van beide
woorden is elkaars spiegelbeeld : 37 (gdl) - 73 (gml) . 73 is de ster met 37 als
zeshoek . Tenakh (18) : (1) Gn
21,8 . (2) Gn
21,20 . (3) Gn
24,35 . (4) Gn
26,13 . (5) Ex
2,10 . (6) Ex
2,11 . (7) Re
13,24 . (8) 1
S 2,21 . (9) 1 S 3,19 . (10) 2
S 7,26 . (11) 1 K 1,37 . (12) 1 K 1,47 . (13) 1 K 10,23 . (14) 2
K 4,18 . (15) Kl 4,6 . (16) 1
Kr 17,24 . (17) 1
Kr 29,25 . (18) 2
Kr 9,22 .
--- -- hajjèlèd wajjigëdal (en het kind groeide op) . In
twee verzen in de bijbel : (1) Gn
21,8 . (5) Ex
2,10 .
--- -- hanna`ar wajjigëdal (en de knaap groeide op) . In twee verzen in
de bijbel : (7) Re
13,24 . (8) 1
S 2,21 .
-- ´îsj gâdôl (een groot man) . Tenakh (2) : (1) 2 S 19,33 . (2) 2 K 5,1 .
- gâlâh (openen, ontbloten, openbaren) . גָלָה = gâlâh (openen, ontbloten, openbaren) . Taalgebruik in Tenakh : gâlâh (openen, ontbloten, openbaren) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 20 (2² X 5) of 38 (2 X 19) . Structuur : 3 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 .
- act. ind. jiqtol (imperf.) 3de pers. mv. יִגְלוּ = jiglû (zij openen) . Werkwoorden eindigend op ה = h . 3de pers. mv. iglujû . De jod is uitgevallen (Lettinga 56i) , onder invloed van zijnr plaats tussen 2 klinkers ; in dit geval is het een korte en een lange klinker . De nieuwe klinker neemt de hoedanigheid van de tweede klinker aan . Uit jaglujû ontstaat יִגְלוּ = jiglû (zij openen) .
- וְנִגְלָה = wënigëlâh (en zal geopenbaard worden) < wë + pâssief nifal perf. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (6) : (1) Js
22,14 . (2) Js
38,12 . (3) Js
40,5 . (4) Ez 13,14 . (5) Ez 23,29 . (6) Hos 7,1 .
- gâlâh (openen, ontbloten,
openbaren, in ballingschap weggevoerd worden) . גָלַה = gâlah (openen, ontbloten, openbaren, in ballingschap weggevoerd worden) . Taalgebruik in Tenakh : gâlâh
(openen, ontbloten, openbaren) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 20
(2² X 5) of 38 (2 X 19) . Structuur : 3 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 .
- wënigëlâh (en zal geopenbaard worden) < wë + pâssief nifal perf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. gâlâh (openen, ontbloten,
openbaren) . gâlâh (openen, ontbloten, openbaren) . Taalgebruik in Tenakh : gâlâh
(openen, ontbloten, openbaren) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 , he = 5 ; totaal : 20
(2² X 5) of 38 (2 X 19) . Structuur : 3 - 3 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (6) : (1) Js
22,14 . (2) Js
38,12 . (3) Js
40,5 . (4) Ez 13,14 . (5) Ez 23,29 . (6) Hos 7,1 .
- act. qal perf. 3de pers. vrouw. enk. gâlëthâh (zij werd in ballingschap weggevoerd) van het werkw. Tenakh (1) : Kl 1,3 . Zie in Kl ook naar : (1) Kl 2,14 . (2) Kl 4,22 .
- act. piël perf. 3de pers. mv. gillû (zij openbaren) van het werkw. g-l-h . Tenakh (7) . Tenakh (2) : (1) Ez 23,10 . (2) Kl 2,14 .
- lëhagëlôthekh (om je in ballingschap te doen gaan) < prefix voorzetsel lë (om) + werkwoordvorm actief hifil inf. construct. + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. vr. enk. van het werkw. Ternakh (1) : Kl 4,22 .
- גָלַל = gâlal (rollen, wentelen)
- gâlal (rollen, wentelen) . גָלַל = gâlal (rollen, wentelen) .
Taalgebruik : gâlal
(rollen, wentelen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 27 (3³) OF 63 (3² X 7) . Structuur : 3 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 9 .
- וְגָלֲלוּ = wëgâlälû (en zij rolden) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. ind. perf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. גָלַל = gâlal (rollen, wentelen) .
Taalgebruik : gâlal
(rollen, wentelen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 27 (3³) OF 63 (3² X 7) . Structuur : 3 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh (2)
: (1) Gn 29,3 . (2) Gn 29,8 .
- וַיָּגֶל = wajjâgèl (en hij rolde weg) < prefix verbindingswoord wë + actief imperfectum derde persoon
mannelijk enkelvoud van het werkw. גָלַל = gâlal (rollen, wentelen) .
Taalgebruik : gâlal
(rollen, wentelen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 27 (3³) OF 63 (3² X 7) . Structuur : 3 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 9 . o.a. : Gn
29,10 . w - j - g - l : wajëgal : Actief imperfectum piel derde persoon
mannelijk enkelvoud van het werkwoord gâlâh : ontdekken , openbaren
. Taalgebruik : gâlâh
(openen, ontbloten, openbaren) , zie Js
40,5 .
--- gallôthî (ik heb afgewenteld) . Qal perfectum eerste persoon
enkelvoud . Slechts éénmaal in de bijbel : Joz
5,9 .
- גַּל = gal (steenhoop, wel) . Zie : גָלַל = gâlal (rollen, wentelen) . Taalgebruik : gâlal (rollen, wentelen) .
- mann. mv. גַּלִּים = gallîm (golven, baren) van het zelfst. naamw. גַּל = gal (steenhoop, wel) . Zie : גָלַל = gâlal (rollen, wentelen) . Taalgebruik : gâlal (rollen, wentelen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 27 (3³) OF 63 (3² X 7) . Structuur : 3 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 9 .
--- kâl misjbârêkhâ wegallêkhâ `âlaj
`âbhârû (en uw golven trekken over mij) . In 2 verzen in de
bijbel : (1) Jon
2,4 . (2) Ps
42,8 . wegallêkhâ (en uw golven) slechts in deze 2 verzen. misjbârêkhâ
in deze twee verzen en in Ps
88,8 .
- galîl (ring, cirkel, gordel) . In één vers in de bijbel
: Js 8,23 .
- gulëgâlëth´â (Gulgotha) . Aramees (Gulgotha) .
Schedelplaats waar Jezus werd gekruisigd. Hebreeuws gulëgolèth (schedel)
.
- gilëgal (Gilgal) . Naamplaats . galëgâl (wiel , rol , cirkel
, kring , wervelwind . LXX : Galgala (Gilgal) . In achttien verzen in de bijbel
.
- = mëgillâh (Megillah , rol) .
- גָלַם = gâlam (oprollen, samenvouwen) . Zie het werkw. גָלַל = gâlal (rollen, wentelen) .
Taalgebruik : gâlal
(rollen, wentelen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 73 (priemgetal) . Structuur : 3 - 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 1 .
- וַיִּגְלֹם = wajjigëlom (en hij rolle op) < prefix verbindingswoord wë + act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. גָלַם = gâlam (oprollen, samenvouwen) . Zie het werkw. גָלַל = gâlal (rollen, wentelen) .
Taalgebruik : gâlal
(rollen, wentelen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 , mem = 13 of 40 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 73 (priemgetal) . Structuur : 3 - 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (1) : 2
K 2,8 .
For example, take a look at the etymology of the word "gallows" -
here is how Webster defines this word:
Quote:
gal•lows \'ga-(?)loz, -l?z, in sense 3 also -l?s\ noun
plural gallows or gal•lows•es
[Middle English galwes, plural of galwe, from Old English gealga; akin to Old
Norse gelgja pole, stake, Armenian jalk twig]
(before 12th century)
1 a : a frame usually of two upright posts and a crossbeam from which criminals
are hanged — called also gallows tree
b : the punishment of hanging
2 : a structure consisting of an upright frame with a crosspiece
Christ was crucified on the tree, also called the "gallows". Now look
at its etymology as listed by Earnest Klein in his Comprehensive Etymological
Dictionary of the English Language:
Quote:
Gallows: ME galowes, galwes (pl.) from OE gealga, related to OS., OHG. galgo,
ON. galgi, OFris galga, MHG galge, "gallows; cross" G. Galgen, "gallows",
Goth galga, "cross", and to ON gelgja "pole, perch"
Look at all those related words that mean "gallows" or "cross"
(of Christ). Note how many follow the pattern GLG which resembles GoLGotha,
from the Hebrew GuLGuleth, the Place where Christ was crucified on the "gallows."
But now get this, Klein never mentioned the connection to Golgotha! And why
not? Because the tradition-bound academics have no "naturalistic mechanism"
to account for the correlation. Thus, it must be a "meaningless coincidence."
But the idea of "coincidence" seems a little stretched when we return
to Klein and consult him again as to the origin of the English word "wheel"
which he says came from the OE (Old English) hweogol (note the GL root again)
and ultimately from the IE root qwe-qw'los whence the Greek kuklos, all of which
follows the fundamental pattern of the Hebrew galgal (GLGL) which is cognate
with gulguleth and hence Golgotha and "Gallows" as discussed above.
And then it all connects to the CaLvary = skull root in Latin through the C
<=> G interchange (third letters of Latin and Hebrew, of similar consonantal
value). Cf Gesenius' Hebrew Dictionary for the widespread use of the GLL root
in many languages. Here is a snippet:
Quote:
The genuine power of this root is expressed by the Germ.rollen, which, like
this, is also onomatopoetic. It is one very widely extended, imitating the noise
of a globe or other round body rolled forward quickly. It is applied therefore
in derivatives. [He then goes on to list many of the related words in Hebrew,
Arabic, Latin, Greek, German, Dutch, etc. ... ]
- gam (tezamen, ook, zelfs) . גַּם = gam (tezamen, ook, zelfs) . Taalgebruik in Tenakh : gam (tezamen, ook, zelfs) . Getalwaarde : gimel = 3 , mem = 13 of 40 ; totaal : 16 (2² X 2²) OF 43 . Structuur : 3 - 4 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (433) . Pentateuch (97) . Eerdere Profeten (97) . Latere Profeten (64) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (146) . Gn (54) . Gn 50 (3) : (1) Gn 50,9 . (2) Gn 50,18 . (3) Gn 50,23 . Re (16) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,22 . (3) Re 2,21 . (4) Re 3,22 . (5) Re 3,31 . (6) Re 5,4 . (7) Re 6,35 . (8) Re 7,18 . (9) Re 8,9 . (10) Re 8,22 . (11) Re 8,31 . (12) Re 9,19 . (13) Re 9,49 . (14) Re 10,9 . (15) Re 19,19 . (16) Re 20,48 .
- gâmâl (kameel) . Gr. kamèlos . L. camelus . Fr. chameau
.
-- gâmâl (kameel) . In acht verzen in de bijbel .
-- haggâmal (de kameel) . In zes verzen in de bijbel .
- gëmûl (het voolbrachte, handeling, vergelding) .
- gârasj (verdrijven, uitwerpen)
. גָרַשׁ = gârasj (verdrijven, verjagen, uitwerpen) . Taalgebruik in Tenakh : gârasj
(verdrijven, uitwerpen) . Getalswaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 , sjin
= 21 of 300 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 503 (priemgetal) . Structuur : 3 - 2 - 3 . De som van de elementen zijn telkens 8 . Een vorm van גָרַשׁ = gârasj (verdrijven, uitwerpen) in Pentateuch (21) . Eerdere Profeten (9) . Gn (3) : (1) Gn
3,24 . (2) Gn 4,14 . (3) Gn 21,10 . Ex (11) : (1) Ex 2,17 . (2) Ex 6,1 . (3) Ex 10,11 . (4) Ex 11,1 . (5) Ex 12,39 . (6) Ex 23,28 . (7) Ex 23,29 . (8) Ex 23,30 . (9) Ex 23,31 . (10) Ex 33,2 . (11) Ex 34,11 . Lv in (1) Lv 21,7 . (2) Lv 22,13 . (3) . Nu (3) : (1) Nu 22,6 . (2) Nu 22,11 . (3) Nu 30,10 . Dt (1) : Dt 33,27 . Joz (2) : (1) Joz
24,12 (+ ´ôthâm = hen) . (2) Joz
24,18 . Re (5) : (1) Re 2,3 (+ ´ôthâm = hen) . (2) Re 6,9 (+ ´ôthâm = hen) . (3) Re 9,41 . (4) Re 11,2 . (5) Re 11,7 . 1 S (1) : 1 S 26,19 . 1 K (1) : 1 K 2,27 .
- Fr. chasser < volkslatijn captiare < captare < capere (nemen) : proberen te nemen , grijpen .
- act. piël perf. 2de pers. mann. enk. gerasjëthâ (jij verdrijft) van het werkw. Tenakh (1) : Gn 4,14 .
- act. piël imperf. 1ste pers. enk. ´ägâresj (ik verdrijf)
. Tenakh (1) : Re
2,3 .
- wâ´ägâresj (en ik verdrijf) . Tenakh (1) : Re
6,9 .
- וַיְגָרֶשׁ = wajëgârèsj (en hij verdrijft) < wë + act. piël imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. גָרַשׁ = gârasj (verdrijven, verjagen, uitwerpen) . Taalgebruik in Tenakh : gârasj (verdrijven, uitwerpen) . Getalswaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 , sjin = 21 of 300 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 503 (priemgetal) . Structuur : 3 - 2 - 3 . De som van de elementen zijn telkens 8 . Tenakh (7) : (1) Gn 3,24 . (2) Ex 10,11 . (3) Dt 33,27 . (4) Joz 24,18 . (5) Re 9,41 . (6) 1 K 2,27 . (7) Ps 78,55 . Een vorm van גָרַשׁ = gârasj (verdrijven, uitwerpen) in Pentateuch (21) . Eerdere Profeten (9) . Gn (3) : (1) Gn 3,24 . (2) Gn 4,14 . (3) Gn 21,10 . Ex (11) : (1) Ex 2,17 . (2) Ex 6,1 . (3) Ex 10,11 . (4) Ex 11,1 . (5) Ex 12,39 . (6) Ex 23,28 . (7) Ex 23,29 . (8) Ex 23,30 . (9) Ex 23,31 . (10) Ex 33,2 . (11) Ex 34,11 . Lv in (1) Lv 21,7 . (2) Lv 22,13 . (3) . Nu (3) : (1) Nu 22,6 . (2) Nu 22,11 . (3) Nu 30,10 . Dt (1) : Dt 33,27 . Joz (2) : (1) Joz 24,12 (+ ´ôthâm = hen) . (2) Joz 24,18 . Re (5) : (1) Re 2,3 (+ ´ôthâm = hen) . (2) Re 6,9 (+ ´ôthâm = hen) . (3) Re 9,41 . (4) Re 11,2 . (5) Re 11,7 . 1 S (1) : 1 S 26,19 . 1 K (1) : 1 K 2,27 .
- wathëgârèsj (en jij verdrijft) < wë + act. piël imperf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. Tenakh (7) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . Joz
24,12 .
- pass. pual perf. 3de pers. mann. mv. gorësjû (zij werden verdreven) van het werkw. Tenakh (1) : Ex 12,39 .
- גֵרשׁוֹן = gerësjôn (Gerson)
- gerësjôn (Gerson) . גֵרשׁוֹן = gerësjôn (Gerson) . Taalgebruik in Tenakh : gerësjôn (Gerson) . Getalswaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 , sjin = 21 of 300 , waw = 6 , nun = 14 of 50 ; totaal : 64 of 559 . Structuur : 3 - 2 - 3 - 6 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (14) . Gersom , zoon van Levi : (1) Gn 46,11 . (2) Ex 6,16 . (3) Nu 3,17 . (4) 1 Kr 5,27 . (5) 1 Kr 6,1 .
- gèsjèm (regen) . גֶשֶׁם = gèsjèm (regen) . Taalgebruik in Tenakh : gèsjèm (regen) . Getalwaarde : gimel = 3 , sjem = 21 of 300 , mem = 13 of 40 ; 37 OF 343 (7³) . Structuur : 3-3-4 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (12) : (1) 1 K 17,7 . (2) 1 K 17,14 . (3) 1 K 18,45 . (4) 2 K 3,17 . (5) Js 5,24 . (6) Jr 14,4 . (7) Ez 13,11 . (8) Jl 2,23 . (9) Zach 10,1 . (10) Ps 68,10 . (11) Spr 25,23 . (12) Pr 11,3 .
huetos (regen) | bijbel | O.T. | N.T. | Mt | Mc | Lc | Joh | Hnd | Br. | Apk | syn. | ev. | P. | A. b. |
nom. mann. enk. huetos | 28 | 27 | 1 | 1 | ||||||||||
gen. mann. enk. huetou | 13 | 13 | ||||||||||||
dat. mann. enk. huetô(i) | 4 | 4 | ||||||||||||
acc. mann. enk. | 32 | 29 | 3 | 1 | 2 | 1 | 1 | |||||||
totaal | 77 | 73 | 4 | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 |
Verwijzing : gèsjèm
(regen) , zie Zach
10,1 . In twaalf verzen in de bijbel : (1)
- huetos (regen) . In achtentwintig verzen in de bijbel .
--- hueton . Accusatief. In tweeëndertig verzen in de bijbel.
--- huetou . Genitief. In dertien verzen in de bijbel .
- cheima -tos (winterstorm, winterkoude) .
--- cheimarroos , -rous ((door storm en regen sneller stromend) , bergstroom
. In zeventien verzen in de bijbel .
--- cheimerinos (in de wintertijd geschiedend) . In één vers in
de bijbel . cheimerinon . Accusatief mannelijk enkelvoud . In één
vers in de bijbel .
- gâ´al (verlossen, redden)
. gâ´al (verlossen, redden) . Taalgebruik in Tenakh : gâ´al
(verlossen, redden) . Getalwaarde : gimel = 3 , aleph = 1 , lamed = 12 of
30 ; totaal : 16 (2² X 2²) OF 34 (2 X 17) . Structuur : 3 - 1 - 3
. gô´el (verlosser, redder) = act. qal part. mann. enk . (met lectio
plena van de o ; gô´el in plaats van go´el) . Tenakh (1) :
Js 59,20
.
- goálëkhèm < act. qal part. mann. enk .+ suffix persoonl.
voornaamw. 2de pers. mann. mv. van het werkw. . Tenakh (1) Js
43,14 .
- gilë`âd (Gilead) . gilë`âd
(Gilead) OF galë`ed (Galed) . Taalgebruik in Tenakh : gilë`âd
(Gilead) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 , ajin = 16 of 70
, daleth = 4 ; totaal : 35 (5 X 7) OF 107 (priemgetal) . Structuur : 3 - 3 -
7 - 4 . Tenakh (71) . Pentateuch (7) . Eerdere Profeten (40) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (19) . Nu (5) : (1) Nu 26,29 . (2) Nu 26,30 . (3) Nu 27,1 . (4) Nu 32,1 . (5) Nu 36,1 .
- lëgilë`âd (voor Gilead) . Gilead is de zoon van Machir , de kleinzoon van Manasse , de achterkleinzoon van Jozef .
- haggilë`âdî (Gileadieten) . Tenakh (10) : (1) Nu 26,29 . (2) Re 10,3 . (3) Re 11,1 . (4) Re 11,40 . (5) Re 12,7 . (6) 2 S 17,27 . (7) 2 S 19,32 . (8) 1 K 2,7 . (9) Ezr 2,61 . (10) Neh 7,63 .
- גיל / גול = gjl / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen)
- gjl / gwl (zich verheugen,
vrolijk zijn, vrezen) . גיל / גול = gjl / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen)
. Taalgebruik in Tenakh : gjl
/ gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamad = 12 of 30 , jod = 10 , waw = 6 ; totaal : 25 (5²) / 21 (3 X 7) OF 43 / 39 (3 X 13) . Structuur : 3 - 1 - 3 / 3 - 6 - 3 . De som van de elementen is telkens 7 / 3 .
- Grieks . αγαλλιαω = agalliaô
(jubelen) . Taalgebruik in het NT : agalliaô
(jubelen) . Taalgebruik in de LXX : agalliaô
(jubelen) .
- act. qal imperf. 3de pers. vr. enk. thâgel (zij verheugt zich) . Tenakh (2) : (1) Js 60,10 . (2) Ps 97,1 .
- act. qal imperf. (cohortatief) 1ste pers. enk. אָגִילָה = ´âgîlâh (dat ik juiche) van het werkw. גיל / גול = gjl / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen) . Taalgebruik in Tenakh : gjl / gwl (zich verheugen, vrolijk zijn, vrezen) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamad = 12 of 30 , jod = 10 , waw = 6 ; totaal : 25 (5²) / 21 (3 X 7) OF 43 / 39 (3 X 13) . Structuur : 3 - 1 - 3 / 3 - 6 - 3 . De som van de elementen is telkens 7 / 3 . Tenakh (3) : (1) Hab 3,18 . (2) Ps 9,15 . (3) Ps 31,8 .
- act. qal imperat. 2de pers. vr. enk. gîlî (verheug je) . Tenakh
(3) : (1) Jl
2,21 . (2) Zach
9,9 . (3) Ps
43,4 .
- act. qal imperat. 2de pers. mann. mv. gîlû (verheugen jullie)
. Tenakh (1) : Jl
2,23 .
- gôj (volk) . גוֹי = gôj (volk) . Taalgebruik
in Tenakh : gôj
(volk) . Getalwaarde : gimel = 3 , waw = 6 , jod = 10
; totaal : 19 . Structuur : 3 - 6 - 1 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh
(53) . Pentateuch (8) . Js (11) : (1) Js
1,4 . (2) Js
2,4 . (3) Js
14,32 . (4) Js
18,2 . (5) Js
18,7 . (6) Js
26,2 . (7) Js
49,7 . (8) Js
50,6 . (9) Js
55,5 . (10) Js
65,1 . (11) Js
66,8 .
- Grieks . ethnos (volk) . Taalgebruik in de Septuaginta. : ethnos
(volk) . Taalgebruik in het N.T. : ethnos
(volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . D. Volk .
- mann. mv. gojim (volken) . Tenakh (133) .
- haggôjim (de volkeren) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. Tenakh (174) . Pentateuch (27) . Eerdere Profeten (27) . Latere Profeten (74) . 12 Kleine
Profeten (25) . Geschriften (19) . Dt (19) : (1) Dt 7,17 . (2) Dt 7,22 . (3) Dt 9,4 . (4) Dt 9,5 . (5) Dt 11,23 . (6) Dt 11,23 . (7) Dt 12,29 . (8) Dt 12,30 . (9) Dt 17,14 . (10) Dt 18,9 . (11) Dt 18,14 . (12) Dt 19,1 .
(13) Dt 20,15 . (14) Dt 26,19 . (15) Dt 29,15 . (16) Dt 29,17 . (17) Dt 29,23 . (18) Dt 30,1 . (19) Dt 30,1 . 2 K (11) : (1) 2 K 16,3 . (2) 2 K 17,8 . (3) 2 K 17,15 . (4) 2 K 17,26 . (5) 2 K 17,33 . (6) 2 K 17,41 . (7) 2 K 18,33 . (8) 2 K 19,12 . (9) 2 K 19,17 . (10) 2 K 21,2 . (11) 2 K 21,9 . haggôjim ´äsjèr
(de volkeren die) . Tenakh (8) : 2 K (8) : (1) 2 K 16,3 . (2) 2 K 17,8 . (3) 2 K 17,15 . (4) 2 K 17,26 . (5) 2 K 17,33 . (6) 2 K 19,12 . (7) 2 K 21,2 . (8) 2 K 21,9 .
- kâl haggôîm (alle volkeren) . Tenakh (37) . Dt (3) : (1)
Dt 11,23
. (2) Dt
26,19 . (3) Dt
29,23 . Verder : 1 Kr 14,17 . Neh 6,16 . Ps
59,6 . Js (11) : (1) Js
2,2 . (2) Js 14,26 . (3) Js
25,7 . (4) Js
29,7 . (5) Js
29,8 . (6) Js 34,2 . (7) Js
40,17 . (8) Js
43,9 . (9) Js
52,10 . (10) Js
61,11 . (11) Js 66,18 . Jr (8) : (1) Jr
25,9 . (2) Jr
25,13 . (3) Jr
25,15 . (4) Jr
25,17 . (5) Jr 27,7 . (6) Jr 28,11 . (7) Jr 28,14 . (8) Jr 36,2 . Verder : Jl 4,2 . Jl 4,12 . Ob 15 . Hag 2,7 (tweemaal) . Zach (5) : (1) Zach 7,14 . (2) Zach
12,9 . (3) Zach
14,2 . (4) Zach
14,14 . (5) Zach
14,19 . Verder : Mal
3,2 .
- këkâl haggôîm (als alle volkeren) . Tenakh (4) : (1) Dt 17,14 . (2) 1 S 8,5 . (3) 1 S 8,20 . (4) Ez 25,8 .
- ´èth kâl haggôîm (alle volkeren) . Tenakh (11)
: (1) Dt 11,23
. (2) Js 66,18 . (3) Jr
25,17 . (4) Jr
25,17 . (5) Jl 4,2 . (6) Jl 4,12 . (7) Hag 2,7 . (8) Zach
12,9 . (9) Zach
14,2 .
- këgôj (als een volk) < kë (als) + . lëgôj (tot volk) . Voorzetsel lë + zelfstandig naamwoord
gôj (volk) . Taalgebruik in Tenakh : gôj
(volk) . Gr. ethnos (volk) . Getalwaarde : gimel = 3 , waw = 6 , jod = 10
; totaal : 19 . Structuur : 3 - 6 - 1 . Taalgebruik in de Septuaginta. : ethnos
(volk) . Taalgebruik in het NT : ethnos
(volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . D. Volk . Tenakh (15) : (1) Gn
12,2 . (2) Gn
17,20 . (3) Gn
18,18 . (4) Gn
21,13 . (5) Gn
21,18 . (6) Gn
46,3 . (7) Ex
9,24 . (8) Ex
32,10 . (9) Nu
14,12 . (10) Dt
9,14 . (11) Dt
26,5 . (12) Js
26,15 . (13) Js
60,22 . (14) Ez
37,22 . (15) Mi
4,7 . lëgôj gädôl (tot een groot volk) . Tenakh : (1) Gn
12,2 . (2) Gn
17,20 . (3) Gn
18,18 . (4) Gn
21,18 . (5) Gn
46,3 . (6) Ex
32,10 . (7) Nu
14,12 . (8) Dt
26,5 .
- לְגוֹי = lëgôj (tot volk) . < prefix voorzetsel lë + zelfstandig naamwoord
גוֹי = gôj (volk) . Taalgebruik in Tenakh : gôj
(volk) . Tenakh (15) : (1) Gn
12,2 . (2) Gn
17,20 . (3) Gn
18,18 . (4) Gn
21,13 . (5) Gn
21,18 . (6) Gn
46,3 . (7) Ex
9,24 . (8) Ex
32,10 . (9) Nu
14,12 . (10) Dt
9,14 . (11) Dt
26,5 . (12) Js
26,15 . (13) Js
60,22 . (14) Ez
37,22 . (15) Mi
4,7 .
- גָדוֹל לְגוֹי = lëgôj gädôl (tot een groot volk) . Tenakh (8) : (1) Gn
12,2 . (2) Gn
17,20 . (3) Gn
18,18 . (4) Gn
21,18 . (5) Gn
46,3 . (6) Ex
32,10 . (7) Nu
14,12 . (8) Dt
26,5 .
mann. mv. gojim (volken) van het zelfst. naamw. gôj (volk) . Taalgebruik
in Tenach : gôj
(volk) . Taalgebruik in Jesaja : gôj
(volk) . Gr. ethnos (volk) . Getalwaarde : gimel = 3 , waw = 6 , jod = 10
; totaal : 19 . Structuur : 3 - 6 - 1 . Taalgebruik in de Septuaginta. : ethnos
(volk) . Taalgebruik in het N.T. : ethnos
(volk) . Lat. populus . Fr. peuple . E. people . Ned. volk . D. Volk . Tenach
(133) . Js (29) . Js 40-66 (16) : (1) Js
40,15 . (2) Js
41,2 . (3) Js
42,6 . (4) Js
45,1. (5) Js
49,6 . (6) Js
49,22 . (7) Js
52,15 . (8) Js
54,3 . (9) Js
60,3 . (10) Js
60,5 . (11) Js
60,11 . (12) Js
60,16 . (13) Js
61,6 . (14) Js
62,2 . (15) Js
64,1 . (16) Js
66,12 .
- haggôjim (de volken) < bepaald lidwoord ha + gôjim . Tenach
174) . Js (18) . Js 40-66 (8) : (1) Js
40,17 . (2) Js
43,9 . (3) Js
45,20 . (4) Js
52,10 . (5) Js
61,11 . (6) Js
66,18 . (7) Js
66,19 . (8) Js
66,20 .
- baggôjim (onder de volken) . Tenach (74) . Js (2) : (1) Js
61,9 . (2) Js
66,19 .
- lëgôjim / laggôjim (voor de volken) . Tenach (16) . Js (3)
: (1) Js
5,26 . (2) Js
11,12 . (3) Js
42,1 .
- gwr (zich als vreemdeling ophouden) . גר = gwr (als vreemdeling verblijven) . Taalgebruik in Tenakh : gwr (zich als vreemdeling ophouden) . Getalwaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 ; totaal : 23 OF 203 . De som van de elementen is telkens 5 .
- וַיָּגָר = wajjâgâr (hij verbleef als vreemdeling) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. . Zie : גר = gwr (als vreemdeling verblijven) . Taalgebruik in Tenakh : gwr (zich als vreemdeling ophouden) . Getalwaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 ; totaal : 23 OF 203 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (6) : (1) Gn 20,1 . (2) Gn 21,34 . (3) Nu 22,3 . (4) Dt 26,5 . (5) 1 S 18,15 . (6) Ps 75,9 .
- לָגוּר = lâgûr (om vreemdeling te zijn) < prefix lë + act. qal inf. constr. van het werkw. גר = gwr (als vreemdeling verblijven) . Taalgebruik in Tenakh : gwr (zich als vreemdeling ophouden) . Getalwaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 ; totaal : 23 OF 203 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (18) : (1) Gn 12,10 . (2) Gn 19,9 . (3) Gn 47,4 . (4) Re 17,8 . (5) Re 17,9 . (6) Js 23,7 . (7) Js 52,4 . (8) Jr 42,15 . (9) Jr 42,17 . (10) Jr 42,22 . (11) Jr 43,2 . (12) Jr 43,5 . (13) Jr 44,8 . (14) Jr 44,12 . (15) Jr 44,14 . (16) Jr 44,28 . (17) Rt 1,1 . (18) Kl 4,15 .
- שָׁם לָגוּר =
lâgûr sjâm (om daar vreemdeling te zijn) . Tenakh (18) : (1) Gn
12,10 . (2) Js 52,4 . (3) Jr 42,15 . (4) Jr 42,17 . (5) Jr 42,22 . (6) Jr 43,2 . (7) Jr 44,8 . (8) Jr 44,12 . (9) Jr 44,14 . (10) Jr 44,28 . Jr 44,14 . (17) Rt 1,1 . (18) Kl 4,15 .
- שָׁם וַיֵּרֶד = wajjâgâr sjâm (hij verbleef daar als vreemdeling) . Tenakh (1) : Dt
26,5 .
- zelfst. naamw. גֵר = ger (vreemdeling) . Zie : גר = gwr (als vreemdeling verblijven) . Taalgebruik in Tenakh : gwr (zich als vreemdeling ophouden) . Getalwaarde : gimel = 3 , resj = 20 of 200 ; totaal : 23 OF 203 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (4) : (1) Gn 15,13 . (2) Dt 23,8 . (3) Ps 39,13 . (4) Mal 3,5 .
- gilë`âd (Gilead) . gilë`âd (Gilead) . Taalgebruik in Tenakh : gilë`âd (Gilead) . Getalwaarde : gimel = 3 , lamed = 12 of 30 , ajin = 16 of 70 , daleth = 4 ; totaal : 35 (5 X 7) OF 107 (priemgetal) . Structuur : 3 - 3 - 7 - 4 . Jozef had 2 zonen : Manasse en Efraïm . De kleinzoon van Manasse is Gilead (Nu 26,29) . g-l-`-d . Tenakh (71) . Pentateuch (7) . Eerdere Profeten (40) . Latere Profeten (2) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (19) . Nu (5) : (1) Nu 26,29 . (2) Nu 26,30 . (3) Nu 27,1 . (4) Nu 32,1 . (5) Nu 35,1 . Joz (1) : Joz 17,3 . Re (19) : (1) Re 5,17 . (2) Re 10,18 . (3) Re 11,1 . (4) Re 11,2 . (5) Re 11,5 . (6) Re 11,7 . (7) Re 11,8 . (8) Re 11,9 . (9) Re 11,10 . (10) Re 11,11 . (11) Re 11,29 . (12) Re 12,4 . (13) Re 12,5 . (14) Re 12,7 . (15) Re 21,8 . (16) Re 21,9 . (17) Re 21,10 . (18) Re 21,12 . (19) Re 21,14 . galë`ed : (1) Gn 31,47 . (2) Gn 31,48 .