Tenakh TAALGEBRUIK H

Overzicht van Tenakh : Tenakh : overzicht , Tenakh : taalgebruik - Tenakh A - Tenakh B - Tenakh C - Tenakh D - Tenakh E - Tenakh F - Tenakh G - Tenakh H - Tenakh I - Tenakh J - Tenakh K - Tenakh L - Tenakh M - Tenakh N - Tenakh O - Tenakh P - Tenakh Q - Tenakh R - Tenakh S - Tenakh T - Tenakh U - Tenakh V - Tenakh W - Tenakh X -Tenakh Y - Tenakh Z - Tenakh : commentaar ,
Overzicht van Septuaginta
: Septuaginta : overzicht , Septuaginta : taalgebruik - Septuaginta A - Septuaginta B - Septuaginta C - Septuaginta D - Septuaginta E - Septuaginta F - Septuaginta G - Septuaginta H - Septuaginta I - Septuaginta J - Septuaginta K - Septuaginta L - Septuaginta M - Septuaginta N - Septuaginta O - Septuaginta P - Septuaginta Q - Septuaginta R - Septuaginta S - Septuaginta T - Septuaginta U - Septuaginta V - Septuaginta W - Septuaginta X -Septuaginta Y - Septuaginta Z - Septuaginta : commentaar ,

ALGEMEEN OVERZICHT

-
bijbeloverzicht , bijbelverwijzingen - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , Oude Testament , Pentateuch , Historische boeken , Profeten , Wijsheidsboeken , NT overzicht , Evangelies , Synoptici , Brieven van Paulus , Apostolische brieven .

Overzicht van het NT : NT : overzicht , NT : taalgebruik - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z - , NT : commentaar ,

- OT : Gn (Genesis) , Ex (Exodus) , Lv (Leviticus) , Nu (Numeri) , Dt (Deuteronomium) , Joz (Jozua) , Re (Rechters) , Rt (Ruth) , 1 S (1 Samuël) , 2 S (2 Samuël) , 1 K (1 Koningen) , 2 K (2 Koningen) , 1 Kr ( 1 Kronieken) , 2 Kr (2 Kronieken) , Ezr (Ezra) , Neh (Nehemia) , Tob (Tobia) , Jdt (Judith) , Est (Esther) , 1 Mak (1 Makkabeeën) , 2 Mak (2 Makkabeeën) , Job , Ps (Psalmen ) , Spr (Spreuken) , Pr (Prediker) , Hl (Hooglied) , W (Wijsheid) , Sir (Sirach) , Js (Jesaja) , Jr (Jeremia) , Kl (Klaagliederen) , Bar (Baruch) , Ez (Ezechiël) , Da (Daniël) , Hos (Hosea) , Jl (Joël) , Am (Amos) , Ob (Obadja) , Jon (Jona) , Mi (Micha) , Nah (Nahum) , Hab (Habakuk) , Sef (Sefanja) , Hag (Haggai) , Zach (Zacharia) , Mal (Maleachi) .
- NT : Mt (Matteüs) - Mc (Marcus) - Lc (Lucas) - Joh (Johannes) - Hnd (Handelingen) , Rom (Rome) , 1 Kor (Korinte) , 2 Kor (Korinte) , Gal (Galatië) , Ef (Efese) , Fil (Filippi) , Kol (Kolosse) , 1 Tes (Tessalonika) , 2 Tes (Tessalonika) , 1 Tim (Timoteüs) , 2 Tim (Timoteüs) , Tit (Titus) , Film (Filemon) , Heb (Hebreeën) , Jak (Jakobus) , 1 Pe (Petrus) , 2 Pe (Petrus) , 1 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , 2 Joh (Johannes) , Jud (Judas) , Apk (Apokalyps) .
Overzicht van de bibliografie van de bijbelboeken - bibliografie bijbel - bibliografie van het Oude Testament - bibliografie Matteüsevangelie - bibliografie Marcusevangelie - bibliografie Lucasevangelie - bibliografie van het Johannesevangelie - bibliografie van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)

1. LXX , Griekse tekst NT   2. Vulgata   3. Synopsis Denaux - Vervenne  4. Statenvertaling   5. Willibrordvertaling   6. Nieuwe Vertaling   7. Naardense vertaling , zie
8. Bible de Jérusalem 9. Statenvertaling   10. King James Bible  - King James Bible 11. Luther-Bibel   liturgische lezing      

WEDERKERIGHEID (DIVERSITEIT - VICE VERSA) . Meer info : Arseen De Kesel . Email: arseen.de.kesel@pandora.be .
websitenamen : http://users.telenet.be/arseen.de.kesel/ en http://www.interlevensbeschouwelijk.be/index.htm
- STARTPAGINA - AGENDA - BIJ DE HAND - NIEUW - OVERZICHT -  TIJDSCHRIFTEN -
ALFABETISCH OVERZICHT VAN THEMA'S EN WEBSITES :
- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z
HOOFDTHEMA'S : allochtonen , armoede , bahá'í ,  bezinningsteksten , bijbel , bijbel en koran , boeddhisme , christendom , extreemrechts ( Vlaams Blok ) , fundamentalisme , globalisering en antiglobalisering ,  hindoeïsme , interlevensbeschouwelijke dialoog , interreligieuze meditatie , islam , jodendom , koran , levensbeschouwing , levensbeschouwing / godsdienst en onderwijs , racisme , samenleving , sikhisme , spiritualiteit , tewerkstelling van allochtonen , vluchtelingen en asielzoekers , vrijzinnigheid , witte scholen , multiculturele scholen en concentratiescholen , Eigen-zinnige beschouwingen , Het kleine of grote ongenoegen

ZOEKEN OP DEZE WEBSITE
PicoSearch
  Hulp
Verzorgd door PicoSearch
 
 
http://www.bible-history.com/isbe/ http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm Studiebijbel 3 Luther-Bibel 1984   Targumim rubrieken (1)
bijbelvertalingen Lexilogos De Griekse bijbel - bijbelweb info-bible interBible http://www.diebibel.de/

- ha (de, het) . bepaald lidw. הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .

- he . De 5de letter van het Hebreeuwse alfabet . Het is de letter die geproduceerd wordt door uitademing . Vandaar is hij het symbool voor adem , leven , goddelijk leven . Hij geeft het bepaald lidwoord (bij een naamwoord) en de hifil (bij een werkwoord met de betekenis van doen, veroorzaken) aan . De getalwaarde is 5 . Als hieroglyf betekent hij "grote God" .

- hèbhèl / häbhel (ademtocht, ijdelheid, nietigheid, damp) . hèbhèl / häbhel (ademtocht, ijdelheid, nietigheid, damp) . Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl / häbhel (ademtocht, ijdelheid, nietigheid, damp) . Getalwaarde : he = 5 , beth = 2 , lamùed = 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (49) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (0) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (37) . Ps (5) . Pr (25) : (1) Pr 1,2 . (2) Pr 1,14 . (3) Pr 2,1 . (4) Pr 2,11 . (5) Pr 2,15 . (6) Pr 2,17 . (7) Pr 2,19 . (8) Pr 2,21 . (9) Pr 2,23 . (10) Pr 2,26 . (11) Pr 3,19 . (12) Pr 4,4 . (13) Pr 4,7 . (14) Pr 4,8 . (15) Pr 4,16 . (16) Pr 5,9 . (17) Pr 6,2 . (18) Pr 6,9 . (19) Pr 6,11 . (20) Pr 7,6 . (21) Pr 8,10 . (22) Pr 8,14 . (23) Pr 11,8 . (24) Pr 11,10 . (25) Pr 12,8 .
- nom. mann. mv. häbâlîm (ijdelheden) van het zelfst. naamw. Tenakh (3) : (1) Jr 10,8 . (2) Pr 1,2 . (3) Pr 12,8 .

 

- hâdâr (eer, majesteit, glorie) . hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Taalgebruik in Tenakh : hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Taalgebruik in Ps : hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Tenakh (9) . Ps (3) : (1) Ps 145,5 . (2) Ps 145,12 . (3) Ps 149,9 .


-- hâdâr këbhôd . Slechts in Ps 145,5 .


- הָגָר = hâgâr (Hagar)

- hâgâr (Hagar) . הָגָר = hâgâr (Hagar) . Taalgebruik in Tenakh : hâgâr (Hagar) . Getalswaarde : he = 5 , gimel = 3 , resj = 20 of 200 ; totaal : 28 (4 X 7) OF 208 (2² X 2² X 13 of 2³ X 26) . Structuur : 5 - 3 - 2 . Som van de elementen is telkens 10 -> 1 . Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41) . Dit is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël) . Taalgebruik in Tenakh : jisjëmâ`e´l (Ismaël) . De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el (Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541 (10de zeshoekige ster) . Via de getalswaarde is er een duidelijke link tussen de ouders Abram en Hagar en hun zoon Ismaël . Ook in de naamgeving is er een link tussen de vernedering die Hagar vanwege Saraj moest ondergaan . haggar of hagger (de vreemdeling, proseliet) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ger . h-g-r . Tenakh (33) . Pentateuch (29) . Eerdere Profeten (1) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (0) . Gn (10) : (1) Gn 16,1 . (2) Gn 16,3 . (3) Gn 16,4 . (4) Gn 16,8 . (5) Gn 16,15 . (6) Gn 16,16 . (7) Gn 21,9 . (8) Gn 21,14 . (9) Gn 21,17 . (10) Gn 25,12 .
- LXX : voorgaande + Gn 16,13 . In veertien verzen in de bijbel . (12) Ba 3,23 . (13) Gal 4,24 . (14) Gal 4,25 .


- הָיָה = hâjâh (zijn)

- hâjâh (zijn) . act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Genesis : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Dt : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Jesaja : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Micha : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Sefanja : hâjâh (zijn) . Getalדwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Een vorm van eimi (zijn) , in de LXX (6947) , in het NT (2450) . Tenakh (332) . Pentateuch (52) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (87) . 12 Kleine Profeten (14) . Geschriften (67) . Gn (28) : (1) Gn 3,1 . (2) Gn 3,22 . (3) Gn 4,2 . (4) Gn 4,20 . (5) Gn 4,21 . (6) Gn 6,9 . (7) Gn 7,6 . (8) Gn 10,9 . (9) Gn 11,3 . (10) Gn 13,3 . (11) Gn 13,5 . (12) Gn 13,6 . (13) Gn 15,1 . (14) Gn 15,17 . (15) Gn 26,1 . (16) Gn 26,28 . (17) Gn 30,29 . (18) Gn 30,30 . (19) Gn 31,5 . (20) Gn 31,42 . (21) Gn 36,7 . (22) Gn 37,2 . (23) Gn 39,22 . (24) Gn 41,13 . (25) Gn 41,53 . (26) Gn 41,54 . (27) Gn 41,56 . (28) Gn 42,5 . Gn 22,1 . Jl (1) : Jl 1,1 .
- act. qal perf. 3de pers. vr. enk. hâjëthâh (en zij werd) van het werkw. . Tenakh (114) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (26) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (30) . Gn (8) : (1) Gn 1,2 . (2) Gn 3,20 . (3) Gn 18,12 . (4) Gn 29,17 . (5) Gn 36,12 . (6) Gn 38,21 . (7) Gn 38,22 . (8) Gn 47,26 . Js (5) : (1) Js 1,21 . (2) Js 11,16 . (3) Js 14,24 . (4) Js 50,11 . (5) Js 64,9 .

- הָיוּ = hâjû (zij waren) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (166) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (36) . Latere Profeten (43) . 12 Kleine Profeten (9) . Profeten in totaal (88) . Geschriften () .


- act. qal imperat. (jussief) 3de pers. mann. enk. jëhî (het zij) van het werkw. Tenakh (49) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (27) . Gn (6) : (1) Gn 1,3 . (2) Gn 1,6 . (3) Gn 1,14 . (4) Gn 30,34 . (5) Gn 33,9 . (6) Gn 49,17 .

`ljk  Tenakh Gn   Ex   Lv   Nu   Dt   Joz   Re   Rt  1 S  2 S  1 K  2 K  1 Kr  2 Kr  Ezr  Neh  Tob  Jdt  Est  1 Mak  2 Mak     
                                                 
wajëhî                                                 
                                                 
                                                 
                                                 

  Job  Ps  Spr  Pr  Hl  W  Sir  Js  Jr  Kl  Bar   Ez  Da  Hos  Jl  Am  Ob  Jon  Mi  Nah  Hab  Sef  Hag  Zach  Mal     
                                                       
                                                       
                                                       
                                                       
                                                       
                                                       
                                                       
                                                       

- act. qal imperfect. 3de pers. mann. enk. יִהְיֶה = jihëjèh (hij zal zijn) van het werkw. הָיָה = hâjâh . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (399) . Pentateuch (194) . Eerdere Profeten (53) . Latere Profeten (95) . 12 Kleine Profeten (19) . Geschriften (38) . Dt (42) . Dt 15 (5) : (1) Dt 15,3 . (2) Dt 15,4 . (3) Dt 15,7 . (4) Dt 15,9 . (5) Dt 15,21 . Js (28) . Js 1-39 (21) . Js 40-66 (7) . Js 2 (1) Js 2,2 .

- wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 . 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . Gn (114) . Joz (59) . Re (47) . 1 S (58) . 2 S (43) . 1 K (78) . 2 K (54) . Gn 11 (2) : (1) Gn 11,1 . (2) Gn 11,2 . Gn 12 (4) : (1) Gn 12,10 . (2) Gn 12,11 . (3) Gn 12,14 . (4) Gn 12,16 . Gn 15 (2) : (1) Gn 15,12 . (2) Gn 15,17 . Gn 22 (2) : (1) Gn 22,1 . (2) Gn 22,20 . Andere telling . Tenakh (47) . Gn (33) . Gn 11 (14) : (1) Gn 11,11 . (2) Gn 11,13 . (3) Gn 11,15 . (4) Gn 11,16 . (5) Gn 11,17 . (6) Gn 11,18 . (7) Gn 11,19 . (8) Gn 11,20 . (9) Gn 11,21 . (10) Gn 11,22 . (11) Gn 11,23 . (12) Gn 11,24 . (13) Gn 11,25 . (14) Gn 11,26 . In het begin van het hoofdstuk in 2 S (9) : (1) 2 S 1,1 . (2) 2 S 2,1 . (3) 2 S 7,1 . (4) 2 S 8,1 . (5) 2 S 10,1 . (6) 2 S 11,1 . (7) 2 S 13,1 . (8) 2 S 15,1 . (9) 2 S 21,1 .

Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi (zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi (zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Tenakh (784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . Gn (114) . Joz (59) . Re (47) . 1 S (58) . 2 S (43) . 1 K (78) . 2 K (54) . Gn 11 (2) : (1) Gn 11,1 . (2) Gn 11,2 . Gn 12 (4) : (1) Gn 12,10 . (2) Gn 12,11 . (3) Gn 12,14 . (4) Gn 12,16 . Gn 15 (2) : (1) Gn 15,12 . (2) Gn 15,17 . Gn 22 (2) : (1) Gn 22,1 . (2) Gn 22,20 . Andere telling . Tenakh (47) . Gn (33) . Gn 11 (14) : (1) Gn 11,11 . (2) Gn 11,13 . (3) Gn 11,15 . (4) Gn 11,16 . (5) Gn 11,17 . (6) Gn 11,18 . (7) Gn 11,19 . (8) Gn 11,20 . (9) Gn 11,21 . (10) Gn 11,22 . (11) Gn 11,23 . (12) Gn 11,24 . (13) Gn 11,25 . (14) Gn 11,26 . In het begin van het hoofdstuk in 2 S (9) : (1) 2 S 1,1 . (2) 2 S 2,1 . (3) 2 S 7,1 . (4) 2 S 8,1 . (5) 2 S 10,1 . (6) 2 S 11,1 . (7) 2 S 13,1 . (8) 2 S 15,1 . (9) 2 S 21,1 .
Gr. ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw. ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai (worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) . Bijbel (925) . OT (678) . Pentateuch (156) . Eerdere Profeten (289) . Latere Profeten (126) . 12 Kleine Profeten (26) . Geschriften (131) . NT (195) . Gr. act. ind. imperf. 3de pers. enk. èn (hij / zij was) . Bijbel (1506) . OT (1120) . Pentateuch (329) . Eerdere Profeten (219) . Latere Profeten (146) . 12 Kleine Profeten (32) . Geschriften (193) . NT (386) .
Door וַיְהִי = = wajëhî (en hij was / en het was) wordt het verhaal vervolgd . We zouden kunnen vertalen : vervolgens , en dan .

Gn (114) . Gn 11 (2) : (1) Gn 11,1 . (2) Gn 11,2 . In 114 verzen in Gn (zie Gn 6,1) . Gn 12 (4) : (1) Gn 12,10 . (2) Gn 12,11 . (3) Gn 12,14 . (4) Gn 12,16 . In tweeënveertig verzen in Ex (zie Ex 2,23) . In 1 S (1 Samuël) in achtenvijftig verzen . Bij het begin van een hoofdstuk in Joz : (1) Joz 1,1 . (2) Joz 4,1 . (3) Joz 5,1 . (4) Joz 9,1 . (5) Joz 10,1 . (6) Joz 11,1 . (7) Joz 15,1 .(8) Joz 17,1 . (9) Joz 23,1 . Joz 1 (1) : Joz 1,1 . Joz 2 (1) : Joz 2,5 . Joz 3 : (1) Joz 3,2 . (2) Joz 3,14 . Joz 4 (3) : (1) Joz 4,1 . (2) Joz 4,11 . (3) Joz 4,18 . Joz 5 (3) : (1) Joz 5,1 . (2) Joz 5,8 . (3) Joz 5,13 . Joz 6 (5) : (1) Joz 6,8 . (2) Joz 6,15 . (3) Joz 6,16 . (4) Joz 6,20 . (5) Joz 6,27 . Joz 7 (1) : Joz 7,5 . Joz 8 (3) : (1) Joz 8,14 . (2) Joz 8,24 . (3) Joz 8,25 . Joz 9 (2) : (1) Joz 9,1 . (2) Joz 9,16 . Joz 10 (5) : (1) Joz 10,1 . (2) Joz 10,11 . (3) Joz 10,20 . (4) Joz 10,24 . (5) Joz 10,27 . Joz 11 (1) : Joz 11,1 . Joz 12 (0) . Joz 24 (1) Joz 24,29 . Re 47) . Re 11 (4) : (1) Re 11,4 . (2) Re 11,5 . (3) Re 11,35 . (4) Re 11,39 . Re 17 (6) : (1) Re 17,1 . (2) Re 17,4 . (3) Re 17,5 . (4) Re 17,7 . (5) Re 17,11 . (6) Re 17,12 . 1 S (58) . 1 S 1 (4) : (1) 1 S 1,1 . (2) 1 S 1,2 . (3) 1 S 1,4 . (4) 1 S 1,20 . 1 S 8 (2) : (1) 1 S 8,1 . (2) 1 S 8,2 . 1 K () : (1) 1 K 13,4 . (2) 1 K 13,20 . (3) 1 K 13,23 . (4) 1 K 13,31 . (5) 1 K 13,33 . (6) 1 K 13,34 . ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw. ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in het NT : ginomai (worden) . Taalgebruik in Lc : ginomai (worden) . Gr. act. ind. imperf. 3de pers. enk. èn (hij / zij was) . Bijbel (1506) . O.T. (1120) . Pentateuch (329) . 1 S (58) . 1 S 1 (4) : (1) 1 S 1,1 . (2) 1 S 1,2 . (3) 1 S 1,4 . (4) 1 S 1,20 .
Door wajëhî (en hij was) wordt het verhaal vervolgd . We zouden kunnen vertalen : vervolgens .
- wajëhî bihëjôth (en het was tijdens het zijn) . Tenakh (3) : (1) Joz 5,13 . (2) 2 S 3,6 . (3) 1 K 11,15 .
- ´äsjèr hâjâh (die / dat was) . Tenakh (54) . 12 Kleine Profeten (6) : (1) Da 9,2 . (2) Hos 1,1 . (3) Jl 1,1 . (4) Am 1,1 . (5) Mi 1,1 . (6) Sef 1,1 .
-- wajëhî ´îsj (er was een man) . Tenakh (8) : (1) Gn 39,2 . (2) Re 13,2 . (3) Re 17,1 . (4) Re 19,1 . (5) 1 S 1,1 . (6) 1 S 9,1 . (7) 2 S 21,20 . (8) 1 Kr 20,6 .
Re 13,1-16,31 omvat de verhalen over Simson . In Re 13,2 komen de ouders van de toekomstige Simson ter sprake . Na de verhalen over Simson begint een nieuwe reeks verhalen in Re 17,1 (nl. in verband met de Danieten) en vervolgens in Re 19,1 (in verband met de stam van Benjamin) . Maar door de grote gelijkenis tussen Re 17,1 en 1 S 1,1 wil de auteur met de verhalen over Samuël aansluiten bij die over Simson (Re 13,1-16,31) . In 1 S 9,1 begint de verhalenreeks over Saul . Pas in 2 S 21 wordt Saul begraven , maar de strijd tegen de Filistijnen blijft voortduren .
Het begin van het verhaal in 1 S 9,1 begint zoals in 1 S 1,1 . Zo worden de verhalenreeksen over Simson (Re 13,2) , Samuël (1 S 1,1) en Saul (1 S 9,1) aan elkaar gerijgd .
- wajëhî ´achar (en het was na) . Tenakh (6) : (1) Gn 22,1 . (2) Gn 39,7 . (3) Gn 40,1 . (4) 1 K 17,17 . (5) 1 K 21,1 . (6) Job 42,7 . - wajëhî ´achar haddëbharîm hâ´ellèh (na deze woorden/gebeurtenissen) . Tenakh (5) : (1) Gn 22,1 . (2) Gn 39,7 . (3) Gn 40,1 . (4) 1 K 17,17 . (5) 1 K 21,1 .
- wajëhî ba`älôth (en het was tijdens het opgaan) . Tenakh (3) : (1) Joz 4,18 . (2) 1 K 18,36 . (3) Jr 35,11 .
- wajëhî bajjôm hasjsjëbhî`î (en het was op de zevende dag) . Tenakh (6) : (1) Ex 16,27 . (2) Joz 6,15 . (3) Re 14,15 . (4) Re 14,17 . (5) 2 S 12,18 . (6) 1 K 20,29 .
- wajëhî binëso`a (en het was tijdens het optrekken) . Tenakh (2) : (1) Nu 10,35 . (2) Joz 3,14 .

-

- wajëhî kâl hannophëlîm (en het was alle gevallenen) . Tenakh (2) : (1) Joz 8,25 . (2) Re 20,46 .
-- wajëhî ´îsj ´èchâd (en er was een bepaalde man) . Tenakh (2) : (1) Re 13,2 . (2) 1 S 1,1 . De LXX klinkt heel verschillend : (1) Re 13,2 : kai egeneto anèr (en er was een man) . (2) 1 S 1,1 : anthrôpos èn (een mannenmens was) . In Lc 1,5 lezen we : egeneto ... hiereus tis (er was een priester) .
- wajëhî JHWH (en JHWH was) . Tenakh (8) : (1) Gn 39,2 . (2) Gn 39,21 . (3) Joz 6,27 . (4) Re 1,19 . (5) 2 S 22,19 . (6) 2 Kr 17,3 . (7) Ps 18,19 . (8) Ps 94,22 .
- wajëhî këkhallôth (en het was zo te eindigen, zodra hij eindigde) . Tenakh (8) : (1) Dt 31,24 . (2) Joz 8,24 . (3) Joz 10,20 . (4) 1 S 24,17 . (5) 1 K 8,54 . (6) 1 K 9,1 . (7) Jr 26,8 . (8) Jr 43,1 .
- wajëhî ka´äsjèr thammû (en het was zoals zij eindigden) . Tenakh (2) : (1) Joz 4,1 . (2) Joz 5,8 . wajëhî ka´äsjèr thâm (en het was zoals hij eindigde) . Tenakh (1) : Joz 4,11 .
- wajëhî kirë´ôth (en het was zo te zien, zodra hij zag) . Tenakh (10) : (1) Joz 8,14 . (2) 1 K 16,18 . (3) 1 K 18,17 . (4) 1 K 22,32 . (5) 1 K 22,33 . (6) 2 K 4,25 . (7) 2 K 9,22 . (8) 2 Kr 18,31 . (9) 2 Kr 18,32 . (10) Jr 41,13 .
- wajëhî kisjëmo`a (en het was bij het horen) . Tenakh (11) : (1) Gn 29,13 . (2) Gn 39,19 . (3) Joz 5,1 . (4) Joz 6,20 . (5) Joz 9,1 . (6) Joz 10,1 . (7) Re 7,15 . (8) 1 K 13,4 . (9) 1 K 14,6 . (10) 1 K 21,27 . (11) 2 K 6,30 .
- wajëhî lë`eth (en het was ten tijde van) . Tenakh (4) : (1) Joz 10,27 . (2) 2 S 11,2 . (3) 1 K 11,4 . (4) 1 Kr 20,1 .
- wajëhî miqëtseh (en het was vanaf het einde van, na) . Tenakh (5) : (1) Joz 3,2 . (2) Joz 9,16 . (3) 1 K 9,10 . (4) 2 K 8,3 . (5) Ez 3,16 .
-jehî (wees) act. imperat. 3de pers. enk. van het werkw. Tenakh (49) . Ps (13) : (1) Ps 33,22 . (2) Ps 35,6 . (3) Ps 69,23 . (4) Ps 69,26 . (5) Ps 72,16 . (6) Ps 72,17 . (7) Ps 104,31 . (8) Ps 109,12 . (9) Ps 109,13 . (10) Ps 113,2 . (11) Ps 119,76 . (12) Ps 119,80 . (13) Ps 122,7 .

- וַיִּהְיוּ = wajjihëjû (en zij waren) < wa-consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. mv. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (113) . Pentateuch (45) . Eerdere Profeten (32) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (2) . Profeten in totaal (40) . Geschriften (28) .

- ´äsjèr hâjâh (die / dat was) . Tenakh (54) . 12 Kleine Profeten (6) : (1) Da 9,2 . (2) Hos 1,1 . (3) Jl 1,1 . (4) Am 1,1 . (5) Mi 1,1 . (6) Sef 1,1 .

-- וְהָיָה = wëhâjâh (en het zal zijn / en het is) < prefix verbindingswoord wë + werkw. act. qal perf. 3de pers. mann. enk. OF וֶהְיֵה = wèhëjeh (en wees) < wë + act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. van het werkw.
Tenakh (388) . Pentateuch (149) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (117) . 12 Kleine Profeten (45) . Geschriften (11) . Ex (42) . Ex 24 (1) : Ex 24,12 . Dt (42) . Re (13) : (1) Re 2,18 . (2) Re 2,19 . (3) Re 4,20 . (4) Re 6,3 . (5) Re 7,4 . (6) Re 7,17 . (7) Re 9,33 . (8) Re 11,31 . (9) Re 12,5 . (10) Re 17,10 . (11) Re 18,19 . (12) Re 19,30 . (13) Re 21,22 . Jesaja (66) . Js 1-39 (58) . Js 40-66 (8) . (1) Js 1,31 . (2) Js 2,2 . Jl (3) : (1) Jl 3,1 . (2) Jl 3,5 . (3) Jl 4,18 . wëhâjâh JHWH (en JHWH was) . Tenakh (6) : (1) Gn 28,1 . (2) Re 2,18 . (3) 1 S 24,16 . (4) 2 K 18,7 . (5) Jr 17,7 . (6) Zach 14,9 .
--- wëhâjâh bajjôm hahû´ (en het zal zijn op die dag) . Tenakh (9) : (1) Jr 4,9 . (2) Jr 30,8 . (3) Ez 39,11 . (4) Hos 2,18 . (5) Jl 4,18 . (6) Mi 5,9 . (7) Sef 1,10 . (8) Zach 12,3 . (9) Zach 13,2 . wëhâjâh bajjôm hahû´ në´um JHWH (en het zal zijn op die dag , godsspraak van JHWH) . Tenakh (6 / 9) : (1) Jr 4,9 . (2) Jr 30,8 . (3) Hos 2,18 . (4) Mi 5,9 . (5) Sef 1,10 . (6) Zach 13,2 . wëhâjâh bâ`eth hahî´ = en het zal zijn in die tijd .
- act. qal perf. 3de pers. vr. enk. hâjëthâh (zij was) van het werkw. Tenakh (114) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (26) . 12 Kleine Profeten (6) . Geschriften (30) . Ps (5) : (1) Ps 42,4 . (2) Ps 114,2 . (3) Ps 118,22 . (4) Ps 118,23 . (5) Ps 119,56 .

- act. imperf. 1ste pers. enk. = ´èhëjèh (ik zal zijn) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , jod = 10 . Totaal : 1 + 5 + 10 + 5 = 21 . In veertig verzen in de bijbel . In vijf verzen in de Pentateuch : (1) Ex 3,12 . (2) Ex 3,14 . (3) Ex 4,12 . (4) Ex 4,15 . (5) Dt 31,23 .

- וַתְּהִי = waththëhî (en zij was) < waw consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. vr. enk. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Genesis : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (99) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (43) . Latere Profeten (19) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (19) . Gn (8) : (1) Gn 10,10 . (2) Gn 11,3 . (3) Gn 11,30 . (4) Gn 19,26 . (5) Gn 20,12 . (6) Gn 24,51 . (7) Gn 24,67 . (8) Gn 47,20 .

-- waththëhî (en zij was) `âlâ(j)w (over hem) . Tenakh (5) : (1) Nu 24,2 . (2) Re 3,10 . (3) 1 S 19,23 . (4) 2 K 3,15 . (5) Ez 1,3 .
-- waththëhî `âlâ(j)w rûach ´èlohîm (en de geest van God was over / op hem) . Tenakh (2) : (1) Nu 24,2 . (3) 1 S 19,23 : waththëhî `âlâ(j)w ... rûach ´èlohîm (en de geest van God was over / op hem) . waththëhî `âlâ(j)w rûach JHWH (en de geest van JHWH was over / op hem) .Tenakh (1) Re 3,10 . waththëhî `âlâ(j)w jâd JHWH (en de hand van JHWH was op hem) . Tenakh (2) : (1) 2 K 3,15 . (2) Ez 1,3 : waththëhî `âlâ(j)w ... jâd JHWH (en de hand van JHWH was op hem) .


 

- הָלַך = hâlakh (gaan)

2. - hâlakh (gaan) . הָלַך = hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 .
-

- וַיֵּלֶך = wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperf. 3de pers.mann. enk. van het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (216) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (146) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (22) . Gn (23) : (1) Gn 12,4 . (2) Gn 13,3 . (3) Gn 18,33 . (4) Gn 22,3 . (5) Gn 22,13 . (6) Gn 24,10 . (7) Gn 24,61 . (8) Gn 25,34 . Re (24) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,26 . (7) Re 3,13 . (8) Re 8,29 . (9) Re 9,1 . (10) Re 9,7 . (11) Re 9,21 . (12) Re 9,50 . (13) Re 11,11 . (14) Re 11,16 . (15) Re 11,18 . (16) Re 13,11 . (17) Re 14,9 . (18) Re 15,4 . (19) Re 16,1 . (20) Re 17,8 . (21) Re 17,10 . (22) Re 19,3 . (23) Re 19,10 . (24) Re 19,28 . 1 S (33) . 1 S 2 (1) : 1 S 2,11 .
- De LXX vertaalt sunetelesen (hij beëindigde) . Met de omkering van de medeklinkers lamed en kaph en een andere vocalisatie bekomen me wajëkhal (piel imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud, zie Dt 32,45 ; en hij beëindigde) en komt de LXX-vertaling in overeenstemming met de vertaling op andere plaatsen . De nevenschikkende Hebreeuwse zin is in de LXX herleid tot een participiumzin en de LXX heeft pantas (alle) toegevoegd . Het Hebreeuwse werkwoord klh (ver-vol-ledigen, beëindigen) en het bijvoeglijk naamwoord kl (al) behoren tot dezelfde stam . De LXX -vertaling van Dt 31,1 lijkt de vertaling van het Hebreeuwse Dt 32,45 te zijn .
- act. qal imperf. 2de pers. mann. mv. thelëkhûn (jullie gaan) van het werkw. Tenakh (1) : Dt 4,14 .

- haholëkhîm (zij die gaan) . Lidwoord + part. praes. mann. mv. van het werkw.hâlakh . Het onderwerp wordt als een meervoud beschouwd . LXX vertaalt met een participium enkelvoud (haholekh) bij ho laos (het volk) : ho poreuomenos (de zich op weg begevende) . Mt 4,16 vertaalt door ho kathèmenos (dat zit - eerder van het werkwoord jâsjab : wonen, vestigen) . kathèmenos komt in de bijbel in achtendertig verzen voor . De Vulgaat vertaalt met een betrekkelijke zin in de verleden tijd : qui ambulabat (dat wandelde) .
- hâlakh (gaan) . Verwijzing : hâlakh (gaan) , zie Js 9,1 . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (of : 4 X 7) of 55 (of : 5 X 11) . In 114 verzen in de bijbel . Ps 1,1
--- wëhâlëkhû (en zij zullen gaan) . wë + werkwoordvorm qal perfectum derde persoon meervoud van het werkw. hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . In tien verzen in de bijbel : (1) 1 S 2,20 . (2) Js 2,3 . (3) Js 35,9 . (4) Js 60,3 . (5) Js 60,14 . (6) Jr 11,12 . (7) Mi 4,2 . (8) Sef 1,17 . (9) Zach 8,21 . (10) Job 1,4 .

- = wannelèkh (en wij gingen) < prefix waw consecutivum + act. ind. perf. 1ste pers. mv. van het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (1) : Dt 1,19 .

--- wënelëkhâh (en laten we gaan) . Qal actief cohortativus eerste persoon meervoud van het werkw. hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . In negen verzen in de bijbel : (1) Gn 33,12 . (2) Gn 43,8 . (3) Re 19,28 . (4) lekhû (ga) + . 1 S 9,9 . (5) lekhû (ga) + . 1 S 11,14 . (6) 1 S 26,11 . (7) Js 2,3 . (8) lekhû (ga) + . Js 2,5 . (9) Mi 4,2 .
--- haholekh komt in dertien verzen in de bijbel voor . poreumomenos komt in zevenentwintig verzen voor .

--- wajjelèkh (en hij ging) . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . In 216 verzen in de bijbel . In drieëntwintig verzen in Gn .
Mt 4,16 vertaalt door ho kathèmenos (dat zit - eerder van het werkwoord jâsjab : wonen, vestigen) . kathèmenos komt in de bijbel in achtendertig verzen voor .
Halakh (gaan) doet denken aan de halacha (met zijn 613 geboden en verboden - 248 geboden en 365 verboden) . Het bepaalt de joodse levenswandel

- וַיֵּלְכוּ = wajjelëkhû (en zij gingen) < prefix voegwoord waw consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (104) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (63) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (10) . Dt (1) : Dt 29,25 . Re (12) : (1) Re 2,6 . (2) Re 2,12 . (3) Re 9,4 . (4) Re 9,6 . (5) Re 9,49 . (6) Re 9,55 . (7) Re 11,5 . (8) Re 18,7 . (9) Re 18,21 . (10) Re 18,26 . (11) Re 19,14 . (12) Re 21,23 . wajjelëkhû bëne(j) (en de zonen van... gingen) . Tenakh (2) : (1) Re 2,6 . (2) Re 18,26 .
- = wajjelëkhû ´achäre(j) (en zij gingen achter) . Tenakh (7) : (1) Re 2,12 . (2) Re 9,49 . (3) 2 K 17,15 . (4) Jr 2,5 . (5) Jr 9,13 . (6) Jr 13,10 . (7) Jr 16,11 .
--- lâlèkhèth (om te gaan) . Prefic l- en qal infinitief constructus . In tweeëntachtig verzen in de bijbel . In vier verzen in Gn : (1) Gn 11,31 . (2) Gn 12,5 .

- וּבְלֶכְתְּךָ = ûbhëlèkhëthëkhâ (en in jouw gaan) < < prefix voorzetsel bë + werkwoordvorm act. inf. stat. construct. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (2) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 .

--- lekhû (ga) . Qal imperatief tweede persoon mannelijk meervoud . In vijfenzestig verzen in de bijbel . In zeven verzen in Jesaja : (1) Js 1,18 . (2) Js 2,3 . (3) Js 2,5 . (4) Js 18,2 . (5) Js 30,21 . (6) Js 50,11 . (7) Js 55,1 .

- holîkhäkhâ (hij liet gaan, hij voerde) . Hifil perfectum derde persoon mannelijk enkelvoud + suffix persoonlijk voornaamwoord tweede persoon mannelijk enkelvoud . Hapax .
- wâ´ôlekh (hij liet gaan, hij voerde) < wë + act. hifil 1ste pers. enk. van het werkw. : (1) Lv 26,13 . (2) Dt 29,4 . (3) Joz 24,3 . (4) Am 2,10 .

- l-kh (lâkh of lëhkâ = aan jou) < voorzetsel lë = suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. OF act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. lekh (ga) . Zie hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 - 2 . Tenakh (827 . Pentateuch (276) . Eerdere Profeten (188) . Latere Profeten (147) . 12 Kleine Profeten (30) . Geschriften (186) . Gn (72) . Gn 22 (1) : Gn 22,2 . Dt (121) . (1) Dt 17,2 . (2) Dt 17,4 . (3) Dt 17,9 . (4) Dt 17,10 . (5) Dt 17,12 . (6) Dt 17,11 . (7) Dt 17,14 .

- wëlèch (en ga) of wëlech (en ga) of wâlech (en ga) < verbindingswoord wë + act. imperat. 2de pers. mann. enk. van het werkw. hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . Tenakh (31) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (14) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (5) . Gn (4) : (1) Gn 12,19 . (2) Gn 22,2 . (3) Gn 24,51 . (4) Gn 27,13 .


- hâlal (loven, prijzen) . הָלַל = hâlal (loven, prijzen) . Taalgebruik in Tenakh : halal (loven, prijzen) . he = 5 , lamed = 12 of 30 . Totaal : 29 OF 65 (5 X 13) . Structuur : 5 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 2 .
halëlûjâh = 5 + 12 + 12 + 6 + 10 + 5 = 50 .
--- halëlûhû (zij loven hem) . In 10 verzen in de bijbel, en wel in 10 verzen van de Psalmen.
--- ´ähalëlèkhâ (ik zal je loven). Imperfectum 1ste persoon enkelvoud. In 2 verzen in de bijbel: (1) Ps 22,23 . (2) Ps 35,18 .

- act. piël part. mann. mv. מְהַלְלִים = mëhalëlîm (lofprijzende) van het werkw. הָלַל = hâlal (loven, prijzen) . Taalgebruik in Tenakh : halal (loven, prijzen) . he = 5 , lamed = 12 of 30 . Totaal : 29 OF 65 (5 X 13) . Structuur : 5 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 2 .

--- mëhullâl (geprezen, geloofd) . Pual participium . Slechts in drie verzen in de bijbel : (1) 2 S 22,4 . (2) Ps 18,4 . (3) Ps 113,3 .

halëlû (looft) . piel imperatief 2de pers. mannelijk meervoud van het werkw. hâlal (loven, prijzen) . Taalgebruik in Tenakh : halal (loven, prijzen) . he = 5 , lamed = 12 of 30 . Totaal : 5 + 12 + 12 of 5 + 30 + 30 = 29 of 65 (5 X 13) . h-l-l-w . Tenakh (27) . Tenakh (27) . Jr (2) : (1) Jr 20,13 . (2) Jr 31,7 . Ps (25) : (1) Ps 104,35 . (2) Ps 105,45 . (3) Ps 106,48 . (4) Ps 111,1 . (5) Ps 112,1 . (6) Ps 113,1 . (7) Ps 113,9 . (8) Ps 115,18 . (9) Ps 116,19 . (10) Ps 117,1 . (11) Ps 117,2 . (12) Ps 135,1 . (13) Ps 135,3 . (14) Ps 135,21 . (15) Ps 146,1 . (16) Ps 146,10 . (17) Ps 147,1 . (18) Ps 147,20 . (19) Ps 148,1 . (20) Ps 148,7 . (21) Ps 148,14 . (22) Ps 149,1 . (23) Ps 149,9 . (24) Ps 150,1 . (25) Ps 150,6 . halëlû jâh (looft JHWH) . Tenakh (23) . Vorige 25 behalve (1) Ps 117,1 . (2) Ps 148,7 . Vanuit de stam h-l-l = hâlal (loven, prijzen) is het zelfstandig naamwoord thëhillâh (lofzang) afgeleid . Met de thaw wordt het uiteindelijk resultaat weergegeven .

halëlûjâh = 5 + 12 + 12 + 6 + 10 + 5 = 50 . Vanuit de stam hll = hâlal (loven, prijzen) is het zelfstandig naamwoord thëhillâh (lofzang) afgeleid . Met de taw wordt het uiteindelijk resultaat weergegeven . Verwijzing : thëhillâh (lofzang) , zie Ps 145,1 .


--- halëlûhû (zij loven hem) . In 10 verzen in de bijbel, en wel in 10 verzen van de Psalmen.
--- ´ähalëlèkhâ (ik zal je loven). Imperfectum 1ste persoon enkelvoud. In 2 verzen in de bijbel: (1) Ps 22,23 . (2) Ps 35,18 .
--- mëhullâl (geprezen, geloofd) . Pual participium . Slechts in drie verzen in de bijbel : (1) 2 S 22,4 . (2) Ps 18,4 . (3) Ps 113,3 .

- = thëhillâh (lofzang) . Taalgebruik in Tenakh : halal (loven, prijzen) . Vanuit de stam h-l-l = hâlal (loven, prijzen) is het zelfstandig naamwoord thëhillâh (lofzang) afgeleid . Met de thaw wordt het uiteindelijk resultaat weergegeven . Getalwaarde thëhillâh (lofzang) : taw = 22 of 400 , he = 5, lamed = 12 of 30 . Totale waarde 44 . Eerste letter : 22 , de drie volgende letters : 5 + 12 + 5 = 22 . Samen : 44 . OF : 400 + 5 + 30 + 5 = 440 . Tenakh (13) . Ps (7) : (1) Ps 33,1 . (2) Ps 40,4 . (3) Ps 65,2 . (4) Ps 119,171 . (5) Ps 145,1 . (6) Ps 147,1 . (7) Ps 148,14 .
--- thëhillath JHWH (de lofzang tot Jahweh): Ps 145,21 . Het is de enigste Psalm die begint met het woord thëhillâh (lofzang) .
--- thëhillâthô (een lofzang voor hem) . In acht verzen in de bijbel . Js 42,10 . (1) Ps 34,2 . (2) Ps 66,2 . (3) Ps 66,8 . (4) Ps 106,2 . (5) Ps 106,12 . (6) Ps 111,10 . (7) Ps 149,1 .

- תְּהִלָּה =


- ????? = hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen . הָמָה = hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen) . Taalgebruik in Tenakh : hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen) . Getalswaarde : he = 5 , mem = 13 of 40 ; totaal : 23 of 50 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 .

- act. qal perf. 3de pers. mann. enk. . Werkw. ה '' ל (י ו '' ל) = werkw. l '' he (l '' jod / waw) . Lettinga 12 , 2012 , 58 ; paradigma 11) .

- הָמוֹן = hâmôn (alarm, gedruis, menigte, overvloed) . Zie : הָמָה = hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen) . Taalgebruik in Tenakh : hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen) . Getalswaarde : he = 5 , mem = 13 of 40 ; totaal : 23 of 50 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (39) . Zie ook : Mc 4,36 .


- hâmam (in verwarring brengen, verdelgen) .

- hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) . hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) . Tenakh : hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) . Getalwaarde : he = 5 , pe = 17 of 80 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 5 - 8 - 2 . hahophëkhî (die kerende) < bepaald lidw. ha + act. qal part. mann. enk. van het werkw. Tenakh (1) : Ps 114,8 . Een vorm van hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) in Ex (5) : (1) Ex 7,15 . (2) Ex 7,17 . (3) Ex 7,20 . (4) Ex 10,19 . (5) Ex 14,5 .

wëhophekh (en omkerend) < wë + qal part. nom. mann. enk. van het werkw. hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) . Tenach (3) : (1) 2 K 21,13. (2) Am 5,8 . (3) Job 34,25 . hâphakhëthî (ik verwoestte) : qal . perf. 1ste pers. enk. . Tenach (1) Am 4,11 . wëhâphakhëthî (en ik zal veranderen) . Tenach (3) : (1) Jr 31,1 . (2) Am 8,10 . (3) Hag 2,22 . hahophëkhîm (de verdraaiers, die verdraaien) : lidw. ha + qal part. nom. mann. mv. . Tenach (1) Am 5,7 .
- wënèhèphërû (en zij werden veranderd) < wë + pass. nifal perf. 3de pers. mv. van het werkw. Tenakh (3) : (1) Ex 7,17 . (2) Js 34,9 . (3) Jr 30,6 .


- har (berg) . = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²) of 305 (5 x 61) . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros (berg) . Taalgebruik in NT : oros (berg) . Lat. mons , -tis . Fr. mont / montagne . E. mount . Ned. berg , gebergte . D. Gebirge . Tenakh (114) . Pentateuch (31) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (29) . 12 Kleine Profeten (9) . Geschriften (17) . Dt (14) : (1) Dt 1,2 . (2) Dt 1,7 . (3) Dt 1,19 . (4) Dt 1,20 . (5) Dt 2,1 . (6) Dt 2,5 . (7) Dt 3,8 . (8) Dt 3,12 . (9) Dt 4,48 . (10) Dt 11,29 . (11) Dt 27,12 . (12) Dt 32,49 . (13) Dt 33,19 . (14) Dt 34,1 .
- הָהָר = hâhâr (de berg) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Tenakh (83) . Pentateuch (43) .

- stat. constr. mann. mv. = harëre(j) (de bergen van, het gebergte van) van het zelfst. naamw. הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 200 ; totaal : 25 (5²) of 205 (5 X 41) . De som van de elementen is telkens 7 .
- Grieks : ὁρος = horos (berg) . Taalgebruik in het NT : horos (berg) . Taalgebruik in de LXX : horos (berg) .
- Ned. : berg , gebergte . D. : Gebirge . E. : mount . Fr. : mont / montagne . Grieks : ὁρος = horos (berg) . Taalgebruik in het NT : horos (berg) . Hebr. : הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Lat. mons , -tis .

- bëhar (op een berg) OF bâhâr (op de berg) < voorzetsel / voorvoegsel b + har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 of 305 . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros (berg) . Taalgebruik in NT : oros (berg) . Lat. mons , -tis . Fr. montagne . E. mount . Ned. berg, gebergte . D. Gebirge . Tenakh (109) . Gn (7) : (1) Gn 19,30 . (2) Gn 22,14 . (3) Gn 31,23 . (4) Gn 31,25 . (5) Gn 31,54 . (6) Gn 36,8 . (7) Gn 36,9 .

-- ´èl har (naar de berg van) . Tenakh : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 19,23 . (3) Ex 24,13 . (4) Ex 34,2 . (5) Ex 34,4 . (6) Nu 27,12 . (7) Dt 32,49 . (8) Dt 34,1 . (9) Joz 15,10 . (10) 1 K 18,19 . (11) 1 K 18,20 . (12) 2 K 2,25 . (13) 2 K 4,25 . (14) Ps 43,3 . (15) Hl 4,6 . (16) Js 2,3 . (17) Js 16,1 . (18) Js 56,7 . (19) Ez 40,2 . (20) Mi 4,2 .

-- `äleh `èl har hâ`äbhârîm (en ga naar het Abarimgebergte) . In twee verzen in de bijbel : (1) Nu 27,12 . (2) Dt 32,49 .

- hèhârîm (de bergen) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. Tenakh (52) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (8) . Gn (4) : (1) Gn 7,19 . (2) Gn 7,20 . (3) Gn 8,5 . (4) Gn 22,2 . Ex (0) . Lv (0) . Nu (0) . Dt (1) . hèhârîm ´äsjèr (de bergen die) . Tenakh (2) : (1) Gn 22,2 . (2) Js 7,25 .


- lahärog (om te doden) . Voorzetsel lë + werkwoordvorm qal infinitief constructus . In negen verzen in de bijbel .
- hârag (doden, ombrengen) . Verwijzing : hârag (doden, ombrengen) , zie Ex 2,15 . Het verhaal van Mozes die geconfronteerd wordt met zijn volksgenoot vind je in een andere versie terug in het verhaal van de onreine man in de synagoge (Mc 1,24 // Lc 4,34) .
- wahäragënuhû (en wij zullen hem doden) < wë + act. qal imperf. 3de pers.mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. Tenakh (1) : Re 16,2 .


- hârâh (zwanger worden, - zijn) . הָרָה = hârâh (zwanger worden, - zijn) . Taalgebruik in Tenakh : härâh (zwanger worden, - zijn) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) . Structuur : 5 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. ; hifil : hij doet zwanger zijn) . (2) act. qal part. vr. enk. (zwanger zijnde) . Tenakh (11) : (1) Gn 16,11 . (2) Gn 38,24 . (3) Gn 38,25 . (4) Ex 21,22 . (5) Re 13,5 . (6) Re 13,7 . (7) 1 S 4,19 . (8) 2 S 11,5 . (9) Js 7,14 . (10) Js 26,17 . (11) Jr 31,8 .

- act. qal imperf. 3de pers. vr. enk. וַתַּהַר = waththahar (en zij werd zwanger) van het werkw. הָרָה = hârâh (zie Jouön 79i , p.160) . Taalgebruik in Tenakh : härâh (zwanger worden, - zijn) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) . Structuur : 5 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (28) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (4) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (2) . Gn (13) : (1) Gn 4,1 (Eva - Kaïn) . (2) Gn 4,17 (de vrouw van Kaïn - Henoch) . (3) Gn 16,4 (Hagar) . - Gn 19,36 (beide dochters van Lot - Moab en Ben - Ammi) - (4) Gn 21,2 (Sara - Isaak) . (5) Gn 25,21 (Rebekka - Esau en Jakob) . (6) Gn 29,32 : waththahar leâh waththelèth (en Lea werd zwanger en zij baarde; Lea - Ruben) . (7) Gn 29,33 (Lea - Simeon) . (8) Gn 29,34 (Lea - Levi) . (9) Gn 29,35 (Lea - Juda) . (10) Gn 30,5 : waththahar bilëhâh waththelèth (en Bilha werd zwanger en zij baarde; Bilha - Dan) . (10) Gn 30,7 (Bilha, de slavin van Rachel, - Naftali) . (11) Gn 30,19 (Lea - Zebulon) . (12) Gn 30,23 (Rachel - Jozef) . (13) Gn 38,4 (Sua , de vrouw van Juda, - Onan) . Eerdere Profeten (4) : (1) 1 S 1,20 . (2) 1 S 2,21 . (3) 2 S 11,5 . (4) 2 K 4,17 .
- hrh (14) = hârâh (part. nom. vr. enk. : zwanger zijnde) . hèrâh (naar het gebergte) .


- hâdâr (eer, majesteit, glorie) . hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Taalgebruik in Tenakh : hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Taalgebruik in Ps : hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Tenakh (9) . Ps (3) .

--- wehâdâr (en majesteit) . Met prefix waw . In negen verzen in de bijbel . In vier verzen in de Psalmen . (1) Ps 21,6 . (2) Ps 96,6 . (3) Ps 104,1 . (4) Ps 111,3 . (1) Ps 8,6 . (2) Ps 21,6 . (3) Ps 96,6 . (4) Ps 104,1 . (5) Ps 111,3 .

- har (berg) . הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Taalgebruik in Jesaja : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²) of 305 (5 X 61) . Structuur : 5 - 3 . De som van de elementen is telkens 8 . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros (berg) . Taalgebruik in NT : oros (berg) . Lat. mons , -tis . Fr. montagne . E. mount . Ned. berg, gebergte . D. Gebirge . Een vorm van oros (berg) in de LXX (680) , in het NT (62) . Tenakh (114) . Pentateuch (31) . In negen verzen in Ex (Exodus) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 18,5 . (3) Ex 19,11 . (4) Ex 19,20 . (5) Ex 19,23 . (6) Ex 24,13 . (7) Ex 24,16 . (8) Ex 34,2 . (9) Ex 34,4 . In veertien verzen in Dt (Deuteronomium) : (1) Dt 1,2 . (2) Dt 1,7 . (3) Dt 1,19 . (4) Dt 1,20 . (5) Dt 2,1 . (6) Dt 2,5 . (7) Dt 3,8 . (8) Dt 3,12 . (9) Dt 4,48 . (10) Dt 11,29 . (11) Dt 27,12 . (12) Dt 32,49 . (13) Dt 33,19 . (14) Dt 34,1 .
-- har be(j)th JHWH (de berg van het huis van JHWH . In twee verzen in de bijbel - twee verzen die bijna identiek zijn - : (1) Js 2,2 . (2) Mi 4,1 .
-- `al har (op een berg / op de berg van) . Tenakh (18) . (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) . (14) . (15) . (16) . (17) . (18) . (19) . (20) . (21) . Js (4) : (1) Js 13,2 . (2) Js 28,8 . (3) Js 31,4 . (4) Js 66,20 .
-- `al har qâdësjî (op mijn heilige berg) . Tenakh (2) : (1) Js 66,20 . (2) Ob 16 .
-- bëkâl har qâdësjî (op heel mijn heilige berg) . Tenakh (2) : (1) Js 11,9 . (2) Js 65,25 .
-- bëkâl har (op de hele berg / op elke berg) . Tenakh (3) : (1) Re 7,24 . (2) Js 11,9 . (3) Js 65,25 .
-- ´èl har (naar de berg van) . Tenakh (20) : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 19,23 . (3) Ex 24,13 . (4) Ex 34,2 . (5) Ex 34,4 . (6) Nu 27,12 . (7) Dt 32,49 . (8) Dt 34,1 . (9) Joz 15,10 . (10) 1 K 18,19 . (11) 1 K 18,20 . (12) 2 K 2,25 . (13) 2 K 4,25 . (14) Ps 43,3 . (15) Hl 4,6 . (16) Js 2,3 . (17) Js 16,1 . (18) Js 56,7 . (19) Ez 40,2 . (20) Mi 4,2 .
--- ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van God) komt slechts tweemaal in de bijbel voor : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 24,13 . ´èl har JHWH komt slechts tweemaal in de bijbel voor : (1) Js 2,3 . (2) Mi 4,2 .
-- min hâhâr (van de berg) . Tenakh (13) : (1) Ex 19,3 . (2) Ex 19,14 . (3) Ex 32,1 . (4) Ex 32,15 . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) .
-- bëhar (op een berg) OF bâhâr (op de berg) < voorzetsel / voorvoegsel b + har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²) of 305 (5 X 61) . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros (berg) . Taalgebruik in NT : oros (berg) . Lat. mons , -tis . Fr. montagne . E. mount . Ned. berg, gebergte . D. Gebirge . Tenakh (109) . Gn (7) : (1) Gn 19,30 . (2) Gn 22,14 . (3) Gn 31,23 . (4) Gn 31,25 . (5) Gn 31,54 . (6) Gn 36,8 . (7) Gn 36,9 .
- bëhar haggilë`âd (Gileadgebergte) . Tenakh : (1) Gn 31,23 . (2) Gn 31,25 .
- bëhar JHWH (op de berg van JHWH) . Tenakh (1) Gn 22,14 .
- bëhar she`îr (op het Seïrgebergte) . Tenakh (2) : (1) Gn 36,8 . (2) Gn 36,9 .

-
- הָהָרָה = hâhârâh (bergwaarts, naar het gebergte) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. הַר = har + suffix van richting -ah , zie : הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Taalgebruik in Jesaja : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²) of 305 (5 X 61) . Structuur : 5 - 3 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (13) : (1) Gn 12,8 . (2) Gn 19,17 . (3) Gn 19,19 . (4) Ex 24,12 . (5) Dt 1,24 . (6) Dt 1,41 . (7) Dt 1,43 . (8) Dt 9,9 . (9) Dt 10,1 . (10) Dt 10,3 . (11) Joz 2,16 . (12) Joz 2,22 . (13) Re 1,34 .
- Verwant : `äleh `èl har hâ`äbhârîm (en ga naar het Abarimgebergte) . In twee verzen in de bijbel : (1) Nu 27,12 . (2) Dt 32,49 .
- mehar (van een berg) < min + . m-h-r . Tenakh (53) . Re (7) : (1) Re 2,17 (maher) . (2) Re 2,23 (maher) . mehar (van een berg) : (1) Re 3,3 . (2) Re 4,14 . (3) Re 7,3 . (4) Re 17,1 . (5) Re 19,16 . 1 S (3) . 1 S 1,1 (mehar) .


- hâsâh (zwijgen) . hâsâh (zwijgen) . Taalgebruik in Tenakh : hâsâh (zwijgen) . Getalwaarde : he = 5 , samekh = 15 of 60 ; totaal : 24 (5²) OF 70 . Structuur : 5 - 6 - 5 .
- act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. has / hâs (zwijg, stil) van het werkw. . Tenakh (5) : (1) Am 6,10 . (2) Am 8,3 . (3) Hab 2,20 . (4) Sef 1,7 . (5) Zach 2,17 .

 

- hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) . hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) ; stat. constr. häbhel . Ook de persoonsnaam Abel . Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) . Getalwaarde : he = 5 , beth = 2 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37 . Structuur : 5 - 2 - 3 . h-b-l . Tenakh (49) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (0) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (37) . Pr. (25) : (1) Pr 1,2 . (2) Pr 1,14 . (3) Pr 2,1 . (4) Pr 2,11 . (5) Pr 2,15 . (6) Pr 2,17 . (7) Pr 2,19 . (8) Pr 2,21 . (9) Pr 2,23 . (10) Pr 2,26 . (11) Pr 3,19 . (12) Pr 4,4 . (13) Pr 4,7 . (14) Pr 4,8 . (15) Pr 4,16 . (16) Pr 5,9 . (17) Pr 6,2 . (18) Pr 6,9 . (19) Pr 6,11 . (20) Pr 7,6 . (21) Pr 8,10 . (22) Pr 8,14 . (23) Pr 11,8 . (24) Pr 11,10 . (25) Pr 12,8 .
- mann. mv. häbhâlîm (ijdelheden...) van het zelfst. naamw. hèbhèl (ademtocht, ijdelheid, nietigheid) . Tenakh (3) : (1) Jr 10,8 . (2) Pr 1,2 . (3) Pr 12,8 .
- wëhèbèl (en nietigheid , en Abel) < verbindingswoord wë + . Tenakh (3) : (1) Gn 4,4 . (2) Js 49,4 . (3) Spr 31,30 .

- he(j)khal (tempel, heiligdom, paleis) . he(j)khal (tempel, heiligdom, paleis) . Taalgebruik in Tenakh : he(j)khal (tempel, heiligdom, paleis) . Getalwaarde : he = 5 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 2 - 3 .
- mehe(j)khal (uit de tempel) < min + Tenakh (3) : (1) 2 K 23,4 . (2) Js 66,6 . (3) Mi 1,2 .
- he(j)khal JHWH (de tempel van JHWH) . Tenakh (14) : (1) 1 S 1,9 . (2) 2 K 18,16 . (3) 2 Kr 26,16 . (4) 2 Kr 27,2 . (5) Ezr 6,10 . (6) Jr 7,4 (3X) . (7) Jr 24,1 . (8) Ez 8,16 (2X) . (9) Hag 2,18 . (10) Zach 6,12 . (11) Zach 6,13 .


- hem (hen) . persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. הֵם = hem (hen) . Taalgebruik in Tenakh : hem (hen)
-- הֶמָּה = hemmâh (hen) . Verlengde vorm . Forme allongée ou paragogique . 1 empr. au b. lat. paragoge «addition d'une syllabe à la fin d'un mot», gr. π α ρ α γ ω γ η ́ «addition à la fin d'un mot d'une lettre, d'une syllabe»; 2 empr. au gr. π α ρ α γ ω γ η ́ «changement de marche d'une armée». (http://www.cnrtl.fr/definition/paragogique) .


- הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie)

- hen / hinneh (zie) . הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenakh : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (495) . Pentateuch (96) . Eerdere Profeten (153) . Latere Profeten (140) . 12 Kleine Profeten (29) . Geschriften (77) . Re (21) : (1) Re 1,2 . (2) Re 6,15 . (3) Re 6,37 . (4) Re 7,13 . (5) Re 8,15 . (6) Re 9,31 . (7) Re 9,36 . (8) Re 9,37 . (9) Re 13,3 . (10) Re 13,10 . (11) Re 14,16 . (12) Re 16,2 . (13) Re 16,10 . (14) Re 16,13 . (15) Re 17,2 . (16) Re 18,12 . (17) Re 19,9 . (18) Re 19,12 . (19) Re 19,24 . (20) Re 20,7 . (21) Re 21,19 .
- Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het NT : idou (zie) . Taalgebruik in LXX : idou (zie) .
- Lat. ecce . E. behold. D. Siehe . Fr. voici < vois ici . idou (zie) in de LXX (1145) , in het NT (200) . hen . Tenakh (106) . Pentateuch (27) . Vroege Prof. (0) . Latere Profeten (28) . 12 kleine Prof. (1) . Geschriften (50) .

- הִנְנִי = hinnënî (zie ik; zie hier ben ik) < hinneh + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. mann. enk. . Ga naar : הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenakh : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (177) . Pentateuch (22) . Eerdere Profeten (23) . Latere Profeten (112) . 12 Kleine Profeten (17) . Geschriften (3) . Gn (12) : (1) Gn 6,17 . (2) Gn 9,9 . (3) Gn 22,1 . (4) Gn 22,7 . (5) Gn 22,11 . (6) Gn 27,1 . (7) Gn 27,18 . (8) Gn 31,11 . (9) Gn 37,13 . (10) Gn 41,17 . (11) Gn 46,2 . (12) Gn 48,4 .
- וְהִנֵּה = wëhinneh (en zie) . Zie : הֵן / הִנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Tenakh : hen / hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen / hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (347) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (70) . 12 Kleine Profeten (16) . Geschriften (36) . Gn (55) . Gn 18 (2) : (1) Gn 18,2 . (2) Gn 18,10 .

--- hinënî meqîm (zie ik die doet opstaan) . Tenakh (4) : (1) Gn 9,9 . (2) 2 S 12,11 . (3) Am 6,14 . (4) Hab 1,6 . hinneh ´ânokhî meqîm (zie ik die doet opstaan) . Tenakh (1) Zach 11,16 . wa´änî hinënî meqîm (en ik zie ik die doet opstaan) . Tenakh (1) Gn 9,9 .
--- kî hinënî meqîm (want zie ik die doet opstaan) . Tenakh (2) (1) Am 6,14 . (2) Hab 1,6 . kî hinneh ´ânokhî meqîm (want zie ik die doet opstaan) . Tenakh (1) Zach 11,16 .


- hôd (pracht, glans, majesteit) . חוֹד = hôd (pracht, glans, majesteit) . Taalgebruik in Tenakh : hôd (pracht, glans, majesteit) . Taalgebruik in Psalmen : hôd (pracht, glans, majesteit) . Tenakh (11) . Ps. (4) .
hôdëkhâ / hôdèkhâ . Zelfstandig naamwoord hôd (pracht, glans, majesteit) . Taalgebruik in Tenakh : hôd (pracht, glans, majesteit) . Taalgebruik in Psalmen : hôd (pracht, glans, majesteit) + suffix persoonlijk voornaamwoord 2de persoon enkelvoud . Tenakh (4) . Ps (3) : (1) Ps 8,2 . (2) Ps 45,4 . (3) Ps 145,3 . Verder : Spr 5,9 .

- hôj (wee) . hoj (wee) . Taalgebruik in Tenakh : hoj (wee) . Taalgebruik in Amos : hoj (wee) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) . Structuur : 5 - 6 - 1 . Gr. ouai . Lat. vae . Fr. malheur . E. woe . D. weh . Js (22) : (1) Js 1,4 . (2) Js 1,24 . (3) Js 5,8 . (4) Js 5,11 . (5) Js 5,18 . (6) Js 5,20 . (7) Js 5,21 . (8) Js 5,22 . (9) Js 10,1 . (10) Js 10,5 . (11) Js 16,4 . (12) Js 17,12 . (13) Js 18,1 . (14) Js 28,1 . (15) Js 29,1 . (16) Js 29,15 . (17) Js 30,1 . (18) Js 31,1 . (19) Js 33,1 . (20) Js 45,9 . (21) Js 45,10 . (22) Js 55,1 .

- hôsjeà (Hosea) . hôsjeà (Hosea) . Taalgebruik in Tenakh : hôsjeà (Hosea) . Taalgebruik in Hosea : hôsjeà (Hosea) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 48 (2² X 2² X 3) OF 381 (3 X 127) . Tenakh (10) . Gr. ôsèe (Hosea) . Taalgebruik in de Septuaginta : ôsèe (Hosea) . Bijbel (14) . O. T. (13) . NT (1) .


- הוּא = hû´ (hij, d.i.)

- hû´(hij, d.i.) . הוּא = hû´ (hij, d.i.) . Taalgebruik in Tenakh : hû´(hij, d.i.) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , aleph = 1 ; totaal : 12 (2² X 3) . Structuur : 5 - 6 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (919) . Pentateuch (394) . Eerdere Profeten (169) . Latere Profeten (96) . 12 Kleine Profeten (42) . Geschriften (218) . Gn (114) . Gn 3 (2) : (1) Gn 3,6 . (2) Gn 3,15 .
- Gr. autos (hij) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk voornaamwoord . L. ipse . E. he . D. er . Fr. il . Gn (114) . Gn 36 (5) : (1) Gn 36,1 . (2) Gn 36,8 . (3) Gn 36,19 . (4) Gn 36,24 . (5) Gn 36,43 . Gn 50 (2) : (1) Gn 50,14 . (2) Gn 50,22 . Dt (62) . Dt 17 (3) : (1) Dt 17,1 . (2) Dt 17,15 . (3) Dt 17,20 . 2 K 18 (3) : (1) 2 K 18,4 . (2) 2 K 18,8 . (3) 2 K 18,22 .

- hahû´ (dit, dat) < bepaald lidw. + Tenakh (358) . Pentateuch (113) . Eerdere Profeten (91) . Latere Profeten (81) . 12 Kleine Profeten (42) . Geschriften (31) . Ex (12) : (1) Ex 1,6 . (2) Ex 3,8 . (3) Ex 5,6 . (4) Ex 8,18 . (5) Ex 10,13 . (6) Ex 12,15 . (7) Ex 12,19 . (8) Ex 13,8 . (9) Ex 14,30 . (10) Ex 31,14 . (11) Ex 32,28 . (12) Ex 34,3 . 2 K (28) .

- וְהוּא =wëhû´ (en hij) < prefix verbindingswoord wë + persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. הוּא = hû´ (hij, d.i.) . Taalgebruik in Tenakh : hû´(hij, d.i.) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , aleph = 1 ; totaal : 12 (2² X 3) . Structuur : 5 - 6 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (216) .