Tenakh TAALGEBRUIK H
Overzicht van Tenakh : Tenakh
: overzicht , Tenakh
: taalgebruik - Tenakh
A - Tenakh
B - Tenakh
C - Tenakh
D - Tenakh
E - Tenakh
F - Tenakh
G - Tenakh
H - Tenakh
I - Tenakh
J - Tenakh
K - Tenakh
L - Tenakh
M - Tenakh
N - Tenakh
O - Tenakh
P - Tenakh
Q - Tenakh
R - Tenakh
S - Tenakh
T - Tenakh
U - Tenakh
V - Tenakh
W - Tenakh
X -Tenakh
Y - Tenakh
Z - Tenakh
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - Septuaginta
A - Septuaginta
B - Septuaginta
C - Septuaginta
D - Septuaginta
E - Septuaginta
F - Septuaginta
G - Septuaginta
H - Septuaginta
I - Septuaginta
J - Septuaginta
K - Septuaginta
L - Septuaginta
M - Septuaginta
N - Septuaginta
O - Septuaginta
P - Septuaginta
Q - Septuaginta
R - Septuaginta
S - Septuaginta
T - Septuaginta
U - Septuaginta
V - Septuaginta
W - Septuaginta
X -Septuaginta
Y - Septuaginta
Z - Septuaginta
: commentaar ,
ALGEMEEN OVERZICHT
- bijbeloverzicht
, bijbelverwijzingen
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
van Paulus , Apostolische
brieven .
Overzicht van het NT : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y
- Z - ,
NT : commentaar
,
- OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus)
, Lv (Leviticus)
, Nu (Numeri)
, Dt (Deuteronomium)
, Joz (Jozua)
, Re (Rechters)
, Rt (Ruth)
, 1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1
Kronieken) , 2
Kr (2 Kronieken) , Ezr
(Ezra) , Neh
(Nehemia) , Tob
(Tobia) , Jdt
(Judith) , Est
(Esther) , 1 Mak
(1 Makkabeeën) , 2
Mak (2 Makkabeeën) , Job
, Ps (Psalmen
) , Spr (Spreuken)
, Pr (Prediker)
, Hl (Hooglied)
, W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja)
, Jr (Jeremia)
, Kl (Klaagliederen)
, Bar (Baruch)
, Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël)
, Hos (Hosea)
, Jl (Joël)
, Am (Amos)
, Ob (Obadja)
, Jon (Jona)
, Mi (Micha)
, Nah (Nahum)
, Hab (Habakuk)
, Sef (Sefanja)
, Hag (Haggai)
, Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
- NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2
Kor (Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1
Tes (Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2
Joh (Johannes) , 2
Joh (Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
1. LXX , Griekse tekst NT | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm | Studiebijbel 3 | Luther-Bibel 1984 | Targumim | rubrieken (1) |
bijbelvertalingen Lexilogos | De Griekse bijbel - | bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
- ha (de, het) . bepaald lidw. הַ = ha (de, het) . Taalgebruik in Tenakh : ha (de, het) .
- he . De 5de letter van het Hebreeuwse alfabet . Het is de letter die geproduceerd wordt door uitademing . Vandaar is hij het symbool voor adem , leven , goddelijk leven . Hij geeft het bepaald lidwoord (bij een naamwoord) en de hifil (bij een werkwoord met de betekenis van doen, veroorzaken) aan . De getalwaarde is 5 . Als hieroglyf betekent hij "grote God" .
- hèbhèl / häbhel (ademtocht, ijdelheid, nietigheid, damp) . hèbhèl / häbhel (ademtocht, ijdelheid, nietigheid, damp) . Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl / häbhel (ademtocht, ijdelheid, nietigheid, damp) . Getalwaarde : he = 5 , beth = 2 , lamùed = 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (49) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (0) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (37) . Ps (5) . Pr (25) : (1) Pr 1,2 . (2) Pr 1,14 . (3) Pr 2,1 . (4) Pr 2,11 . (5) Pr 2,15 . (6) Pr 2,17 . (7) Pr 2,19 . (8) Pr 2,21 . (9) Pr 2,23 . (10) Pr 2,26 . (11) Pr 3,19 . (12) Pr 4,4 . (13) Pr 4,7 . (14) Pr 4,8 . (15) Pr 4,16 . (16) Pr 5,9 . (17) Pr 6,2 . (18) Pr 6,9 . (19) Pr 6,11 . (20) Pr 7,6 . (21) Pr 8,10 . (22) Pr 8,14 . (23) Pr 11,8 .
(24) Pr 11,10 . (25) Pr 12,8 .
- nom. mann. mv. häbâlîm (ijdelheden) van het zelfst. naamw. Tenakh (3) : (1) Jr 10,8 . (2) Pr 1,2 . (3) Pr 12,8 .
- hâdâr (eer, majesteit, glorie) . hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Taalgebruik in Tenakh : hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Taalgebruik in Ps : hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Tenakh (9) . Ps (3) : (1) Ps 145,5 . (2) Ps 145,12 . (3) Ps 149,9 .
-- hâdâr këbhôd . Slechts in Ps
145,5 .
- הָגָר = hâgâr (Hagar)
- hâgâr (Hagar) . הָגָר = hâgâr (Hagar) . Taalgebruik in Tenakh : hâgâr (Hagar) . Getalswaarde : he = 5 , gimel = 3 , resj = 20 of 200 ; totaal : 28 (4 X 7) OF 208 (2² X 2² X 13 of 2³ X 26) . Structuur : 5 - 3 - 2 . Som van de elementen is telkens 10 -> 1 . Abram (36 of 243) + Hagar (28 of 208) = 64 (2³ X 2³) OF 451 (11 X 41) . Dit is de getalswaarde van jisjëmâ`e´l (Ismaël) . Taalgebruik in Tenakh : jisjëmâ`e´l (Ismaël) . De getalswaarde van jishërâ´el (Israël) . Taalgebruik in Tenakh : jishërâ´el
(Israël) is 64 (2³ X 2³) OF 541
(10de zeshoekige ster) . Via de getalswaarde is er een duidelijke link tussen de ouders Abram en Hagar en hun zoon Ismaël . Ook in de naamgeving is er een link tussen de vernedering die Hagar vanwege Saraj moest ondergaan . haggar of hagger (de vreemdeling, proseliet) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. ger . h-g-r . Tenakh (33) . Pentateuch (29) . Eerdere Profeten (1) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (0) . Gn (10) : (1) Gn 16,1 . (2) Gn 16,3 . (3) Gn 16,4 . (4) Gn 16,8 . (5) Gn 16,15 . (6) Gn 16,16 . (7) Gn 21,9 . (8) Gn 21,14 . (9) Gn 21,17 . (10) Gn 25,12 .
- LXX : voorgaande + Gn
16,13 . In veertien verzen in de bijbel . (12) Ba 3,23 . (13) Gal
4,24 . (14) Gal
4,25 .
- הָיָה = hâjâh (zijn)
- hâjâh (zijn) . act. ind. perf. 3de pers. mann. enk. הָיָה = hâjâh
(zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh
(zijn) . Taalgebruik in Genesis : hâjâh
(zijn) . Taalgebruik in Dt : hâjâh
(zijn) . Taalgebruik in Jesaja : hâjâh
(zijn) . Taalgebruik in Micha : hâjâh
(zijn) . Taalgebruik in Sefanja : hâjâh
(zijn) . Getalדwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur
: 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi
(zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi
(zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Een
vorm van eimi (zijn) , in de LXX (6947) , in het NT (2450) . Tenakh (332) .
Pentateuch (52) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (87) . 12 Kleine
Profeten (14) . Geschriften (67) . Gn (28) : (1) Gn 3,1 . (2) Gn 3,22 . (3) Gn 4,2 . (4) Gn 4,20 . (5) Gn 4,21 . (6) Gn 6,9 . (7) Gn 7,6 . (8) Gn 10,9 . (9) Gn 11,3 . (10) Gn 13,3 . (11) Gn 13,5 . (12) Gn 13,6 . (13) Gn 15,1 . (14) Gn 15,17 . (15) Gn 26,1 . (16) Gn 26,28 . (17) Gn 30,29 . (18) Gn 30,30 . (19) Gn
31,5 . (20) Gn
31,42 . (21) Gn 36,7 . (22) Gn 37,2 . (23) Gn 39,22 .
(24) Gn 41,13 . (25) Gn 41,53 . (26) Gn 41,54 . (27) Gn 41,56 . (28) Gn 42,5 . Gn 22,1 . Jl (1) : Jl
1,1 .
- act. qal perf. 3de pers. vr. enk. hâjëthâh (en zij werd) van het werkw. . Tenakh (114) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (26) . 12 Kleine
Profeten (6) . Geschriften (30) . Gn (8) : (1) Gn 1,2 . (2) Gn 3,20 . (3) Gn 18,12 . (4) Gn 29,17 . (5) Gn 36,12 . (6) Gn 38,21 . (7) Gn 38,22 . (8) Gn 47,26 . Js (5) : (1) Js 1,21 . (2) Js 11,16 . (3) Js 14,24 . (4) Js 50,11 . (5) Js 64,9 .
- הָיוּ = hâjû (zij waren) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (166) . Pentateuch (35) . Eerdere Profeten (36) . Latere Profeten (43) . 12 Kleine Profeten (9) . Profeten in totaal (88) . Geschriften () .
- act. qal imperat. (jussief) 3de pers. mann. enk. jëhî (het zij) van het werkw. Tenakh (49) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (27) . Gn (6) : (1) Gn 1,3 . (2) Gn 1,6 . (3) Gn 1,14 . (4) Gn 30,34 . (5) Gn 33,9 . (6) Gn 49,17 .
`ljk | Tenakh | Gn | Ex | Lv | Nu | Dt | Joz | Re | Rt | 1 S | 2 S | 1 K | 2 K | 1 Kr | 2 Kr | Ezr | Neh | Tob | Jdt | Est | 1 Mak | 2 Mak | ||
wajëhî | ||||||||||||||||||||||||
Job | Ps | Spr | Pr | Hl | W | Sir | Js | Jr | Kl | Bar | Ez | Da | Hos | Jl | Am | Ob | Jon | Mi | Nah | Hab | Sef | Hag | Zach | Mal | |||
- act. qal imperfect. 3de pers. mann. enk. יִהְיֶה = jihëjèh (hij zal zijn) van het werkw. הָיָה = hâjâh . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (399) . Pentateuch (194) . Eerdere Profeten (53) . Latere Profeten (95) . 12 Kleine Profeten (19) . Geschriften (38) . Dt (42) . Dt 15 (5) : (1) Dt 15,3 . (2) Dt 15,4 . (3) Dt 15,7 . (4) Dt 15,9 . (5) Dt 15,21 . Js (28) . Js 1-39 (21) . Js 40-66 (7) . Js 2 (1) Js 2,2 .
- wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. וַיְהִי = wajëhî (en hij/het was) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . De getalwaarde van וַיְהי = wajëhî (en hij/het zal zijn/was) is 31 . 31 is de getalwaarde van אֵל = ´el (God) ; aleph = 1 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 13 of 31 (elkaars spiegelbeeld) .Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) . 12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . Gn (114) . Joz (59) . Re (47) . 1 S (58) . 2 S (43) . 1 K (78) . 2 K (54) . Gn 11 (2) : (1) Gn 11,1 . (2) Gn 11,2 . Gn 12 (4) : (1) Gn 12,10 . (2) Gn 12,11 . (3) Gn 12,14 . (4) Gn 12,16 . Gn 15 (2) : (1) Gn 15,12 . (2) Gn 15,17 . Gn 22 (2) : (1) Gn 22,1 . (2) Gn 22,20 . Andere telling . Tenakh (47) . Gn (33) . Gn 11 (14) : (1) Gn 11,11 . (2) Gn 11,13 . (3) Gn 11,15 . (4) Gn 11,16 . (5) Gn 11,17 . (6) Gn 11,18 . (7) Gn 11,19 . (8) Gn 11,20 . (9) Gn 11,21 . (10) Gn 11,22 . (11) Gn 11,23 . (12) Gn 11,24 . (13) Gn 11,25 . (14) Gn 11,26 . In het begin van het hoofdstuk in 2 S (9) : (1) 2 S 1,1 . (2) 2 S 2,1 . (3) 2 S 7,1 . (4) 2 S 8,1 . (5) 2 S 10,1 . (6) 2 S 11,1 . (7) 2 S 13,1 . (8) 2 S 15,1 . (9) 2 S 21,1 .
Gr. eimi (zijn) . Taalgebruik in de Septuaginta : eimi
(zijn) . Taalgebruik in het NT : eimi
(zijn) . Lat. esse . D. sein . Fr. être . Ned. zijn . E. to be . Tenakh
(784) . Pentateuch (181) . Eerdere Profeten (339) . Latere Profeten (116) .
12 Kleine Profeten (22) . Geschriften (126) . Gn (114) . Joz (59) . Re (47) . 1 S (58)
. 2 S (43) . 1 K (78) . 2 K (54) . Gn 11 (2) : (1) Gn 11,1 . (2) Gn 11,2 . Gn
12 (4) : (1) Gn
12,10 . (2) Gn
12,11 . (3) Gn
12,14 . (4) Gn
12,16 . Gn 15 (2) : (1) Gn 15,12 . (2) Gn 15,17 . Gn 22 (2) : (1) Gn
22,1 . (2) Gn 22,20 . Andere telling . Tenakh (47) . Gn (33) . Gn 11 (14) : (1) Gn 11,11 . (2) Gn 11,13 . (3) Gn 11,15 . (4) Gn 11,16 . (5) Gn 11,17 . (6) Gn 11,18 . (7) Gn 11,19 . (8) Gn 11,20 . (9) Gn 11,21 . (10) Gn 11,22 . (11) Gn 11,23 . (12) Gn 11,24 . (13) Gn 11,25 . (14) Gn 11,26 . In het begin van
het hoofdstuk in 2 S (9) : (1) 2
S 1,1 . (2) 2
S 2,1 . (3) 2
S 7,1 . (4) 2
S 8,1 . (5) 2
S 10,1 . (6) 2
S 11,1 . (7) 2
S 13,1 . (8) 2
S 15,1 . (9) 2
S 21,1 .
Gr. ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw. ginomai (worden,
gebeuren) . Taalgebruik in de LXX : ginomai
(worden) . Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden) . Bijbel (925) . OT (678) . Pentateuch (156) . Eerdere Profeten (289) . Latere Profeten (126) . 12 Kleine
Profeten (26) . Geschriften (131) . NT (195) . Gr. act. ind. imperf. 3de pers. enk. èn (hij / zij was)
. Bijbel (1506) . OT (1120) . Pentateuch (329) . Eerdere Profeten (219) . Latere Profeten (146) . 12 Kleine
Profeten (32) . Geschriften (193) . NT (386) .
Door וַיְהִי = = wajëhî (en hij was / en het was) wordt het verhaal vervolgd
. We zouden kunnen vertalen : vervolgens , en dan .
Gn (114) . Gn 11 (2) : (1) Gn
11,1 . (2) Gn
11,2 . In 114 verzen in Gn
(zie Gn 6,1)
. Gn
12 (4) : (1) Gn
12,10 . (2) Gn
12,11 . (3) Gn
12,14 . (4) Gn
12,16 . In tweeënveertig verzen in Ex
(zie Ex 2,23)
. In 1 S (1 Samuël)
in achtenvijftig verzen . Bij het begin van een hoofdstuk in Joz : (1) Joz
1,1 . (2) Joz
4,1 . (3) Joz
5,1 . (4) Joz
9,1 . (5) Joz
10,1 . (6) Joz
11,1 . (7) Joz
15,1 .(8) Joz
17,1 . (9) Joz
23,1 . Joz 1 (1) : Joz
1,1 . Joz 2 (1) : Joz
2,5 . Joz 3 : (1) Joz
3,2 . (2) Joz
3,14 . Joz 4 (3) : (1) Joz
4,1 . (2) Joz
4,11 . (3) Joz
4,18 . Joz 5 (3) : (1) Joz
5,1 . (2) Joz
5,8 . (3) Joz
5,13 . Joz 6 (5) : (1) Joz
6,8 . (2) Joz
6,15 . (3) Joz
6,16 . (4) Joz
6,20 . (5) Joz
6,27 . Joz 7 (1) : Joz
7,5 . Joz 8 (3) : (1) Joz
8,14 . (2) Joz
8,24 . (3) Joz
8,25 . Joz 9 (2) : (1) Joz
9,1 . (2) Joz
9,16 . Joz 10 (5) : (1) Joz
10,1 . (2) Joz
10,11 . (3) Joz
10,20 . (4) Joz
10,24 . (5) Joz
10,27 . Joz 11 (1) : Joz
11,1 . Joz 12 (0) . Joz 24 (1) Joz
24,29 . Re 47) . Re 11 (4) : (1) Re
11,4 . (2) Re
11,5 . (3) Re
11,35 . (4) Re
11,39 . Re 17 (6) : (1) Re 17,1 . (2) Re 17,4 . (3) Re 17,5 . (4) Re 17,7 . (5) Re 17,11 . (6) Re 17,12 . 1 S (58) . 1
S 1 (4) : (1) 1
S 1,1 . (2) 1
S 1,2 . (3) 1
S 1,4 . (4) 1
S 1,20 . 1 S 8 (2) : (1) 1
S 8,1 . (2) 1
S 8,2 . 1 K () : (1) 1
K 13,4 . (2) 1
K 13,20 . (3) 1
K 13,23 . (4) 1
K 13,31 . (5) 1
K 13,33 . (6) 1
K 13,34 . ind. aor. 3de pers. enk. egeneto (het gebeurde) van het werkw.
ginomai (worden, gebeuren) . Taalgebruik in het NT : ginomai
(worden) . Taalgebruik in Lc : ginomai
(worden) . Gr. act. ind. imperf. 3de pers. enk. èn (hij / zij was)
. Bijbel (1506) . O.T. (1120) . Pentateuch (329) . 1 S (58) . 1 S 1 (4) : (1)
1 S 1,1
. (2) 1 S
1,2 . (3) 1
S 1,4 . (4) 1
S 1,20 .
Door wajëhî (en hij was) wordt het verhaal vervolgd . We zouden kunnen
vertalen : vervolgens .
- wajëhî bihëjôth (en het was tijdens het zijn) . Tenakh
(3) : (1) Joz
5,13 . (2)
2 S 3,6 . (3) 1
K 11,15 .
- ´äsjèr hâjâh (die / dat was) . Tenakh (54) .
12 Kleine Profeten (6) : (1) Da
9,2 . (2) Hos
1,1 . (3) Jl
1,1 . (4) Am
1,1 . (5) Mi
1,1 . (6) Sef
1,1 .
-- wajëhî ´îsj (er was een man) . Tenakh (8) : (1) Gn
39,2 . (2) Re
13,2 . (3) Re
17,1 . (4) Re
19,1 . (5) 1
S 1,1 . (6) 1
S 9,1 . (7) 2
S 21,20 . (8) 1
Kr 20,6 .
Re 13,1-16,31 omvat de verhalen over Simson . In Re
13,2 komen de ouders van de toekomstige Simson ter sprake . Na de verhalen
over Simson begint een nieuwe reeks verhalen in Re
17,1 (nl. in verband met de Danieten) en vervolgens in Re
19,1 (in verband met de stam van Benjamin) . Maar door de grote gelijkenis
tussen Re
17,1 en 1
S 1,1 wil de auteur met de verhalen over Samuël aansluiten bij die
over Simson (Re 13,1-16,31) . In 1
S 9,1 begint de verhalenreeks over Saul . Pas in 2 S 21 wordt Saul begraven
, maar de strijd tegen de Filistijnen blijft voortduren .
Het begin van het verhaal in 1
S 9,1 begint zoals in 1
S 1,1 . Zo worden de verhalenreeksen over Simson (Re
13,2) , Samuël (1
S 1,1) en Saul (1
S 9,1) aan elkaar gerijgd .
- wajëhî ´achar (en het was na) . Tenakh (6) : (1) Gn
22,1 . (2) Gn
39,7 . (3) Gn
40,1 . (4) 1
K 17,17 . (5) 1
K 21,1 . (6) Job 42,7 . - wajëhî ´achar haddëbharîm hâ´ellèh
(na deze woorden/gebeurtenissen) . Tenakh (5) : (1) Gn
22,1 . (2) Gn
39,7 . (3) Gn
40,1 . (4) 1
K 17,17 . (5) 1
K 21,1 .
- wajëhî ba`älôth (en het was tijdens het opgaan) . Tenakh
(3) : (1) Joz
4,18 . (2) 1
K 18,36 . (3) Jr
35,11 .
- wajëhî bajjôm hasjsjëbhî`î (en het was op
de zevende dag) . Tenakh (6) : (1) Ex
16,27 . (2) Joz
6,15 . (3) Re
14,15 . (4) Re
14,17 . (5) 2
S 12,18 . (6) 1
K 20,29 .
- wajëhî binëso`a (en het was tijdens het optrekken) . Tenakh
(2) : (1) Nu
10,35 . (2) Joz
3,14 .
-
- wajëhî kâl hannophëlîm (en het was alle gevallenen)
. Tenakh (2) : (1) Joz
8,25 . (2) Re
20,46 .
-- wajëhî ´îsj ´èchâd (en er was een
bepaalde man) . Tenakh (2) : (1) Re
13,2 . (2) 1
S 1,1 . De LXX klinkt heel verschillend : (1) Re
13,2 : kai egeneto anèr (en er was een man) . (2) 1
S 1,1 : anthrôpos èn (een mannenmens was) . In Lc
1,5 lezen we : egeneto ... hiereus tis (er was een priester) .
- wajëhî JHWH (en JHWH was) . Tenakh (8) : (1) Gn
39,2 . (2) Gn
39,21 . (3) Joz
6,27 . (4) Re
1,19 . (5)
2 S 22,19 . (6) 2
Kr 17,3 . (7) Ps
18,19 . (8) Ps
94,22 .
- wajëhî këkhallôth (en het was zo te eindigen, zodra
hij eindigde) . Tenakh (8) : (1) Dt
31,24 . (2) Joz
8,24 . (3) Joz
10,20 . (4) 1
S 24,17 . (5) 1
K 8,54 . (6) 1
K 9,1 . (7) Jr
26,8 . (8) Jr
43,1 .
- wajëhî ka´äsjèr thammû (en het was zoals
zij eindigden) . Tenakh (2) : (1) Joz
4,1 . (2) Joz
5,8 . wajëhî ka´äsjèr thâm (en het was
zoals hij eindigde) . Tenakh (1) : Joz
4,11 .
- wajëhî kirë´ôth (en het was zo te zien, zodra
hij zag) . Tenakh (10) : (1) Joz
8,14 . (2) 1
K 16,18 . (3) 1
K 18,17 . (4) 1
K 22,32 . (5) 1
K 22,33 . (6) 2
K 4,25 . (7) 2
K 9,22 . (8) 2
Kr 18,31 . (9) 2
Kr 18,32 . (10) Jr
41,13 .
- wajëhî kisjëmo`a (en het was bij het horen) . Tenakh (11)
: (1) Gn
29,13 . (2) Gn
39,19 . (3) Joz
5,1 . (4) Joz
6,20 . (5) Joz
9,1 . (6) Joz
10,1 . (7) Re
7,15 . (8) 1
K 13,4 . (9) 1
K 14,6 . (10) 1
K 21,27 . (11) 2
K 6,30 .
- wajëhî lë`eth (en het was ten tijde van) . Tenakh (4) : (1)
Joz 10,27
. (2) 2 S
11,2 . (3) 1
K 11,4 . (4) 1
Kr 20,1 .
- wajëhî miqëtseh (en het was vanaf het einde van, na) . Tenakh
(5) : (1) Joz
3,2 . (2) Joz
9,16 . (3) 1
K 9,10 . (4) 2
K 8,3 . (5) Ez
3,16 .
-jehî (wees) act. imperat. 3de pers. enk. van het werkw. Tenakh (49) .
Ps (13) : (1) Ps
33,22 . (2) Ps
35,6 . (3) Ps
69,23 . (4) Ps
69,26 . (5) Ps
72,16 . (6) Ps
72,17 . (7) Ps
104,31 . (8) Ps
109,12 . (9) Ps
109,13 . (10) Ps
113,2 . (11) Ps
119,76 . (12) Ps
119,80 . (13) Ps
122,7 .
- וַיִּהְיוּ = wajjihëjû (en zij waren) < wa-consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. mv. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (113) . Pentateuch (45) . Eerdere Profeten (32) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (2) . Profeten in totaal (40) . Geschriften (28) .
- ´äsjèr hâjâh (die / dat was) . Tenakh (54) . 12 Kleine Profeten (6) : (1) Da 9,2 . (2) Hos 1,1 . (3) Jl 1,1 . (4) Am 1,1 . (5) Mi 1,1 . (6) Sef 1,1 .
-- וְהָיָה = wëhâjâh (en het zal zijn / en het is) < prefix verbindingswoord
wë + werkw. act. qal perf. 3de pers. mann. enk. OF וֶהְיֵה = wèhëjeh
(en wees) < wë + act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. van het werkw.
Tenakh (388) . Pentateuch (149) . Eerdere Profeten (66) . Latere Profeten (117)
. 12 Kleine Profeten (45) . Geschriften (11) . Ex (42) . Ex 24 (1) : Ex
24,12 . Dt (42) . Re (13) : (1) Re 2,18 . (2) Re 2,19 . (3) Re 4,20 . (4) Re 6,3 . (5) Re 7,4 . (6) Re 7,17 . (7) Re 9,33 . (8) Re 11,31 . (9) Re 12,5 . (10) Re 17,10 . (11) Re 18,19 . (12) Re 19,30 .
(13) Re 21,22 . Jesaja (66) . Js 1-39 (58) . Js 40-66 (8) . (1) Js
1,31 . (2) Js
2,2 . Jl (3) : (1) Jl
3,1 . (2) Jl
3,5 . (3) Jl
4,18 . wëhâjâh JHWH (en JHWH was) . Tenakh (6) : (1) Gn 28,1 . (2) Re 2,18 . (3) 1 S 24,16 . (4) 2 K 18,7 . (5) Jr 17,7 . (6) Zach
14,9 .
--- wëhâjâh bajjôm hahû´ (en het zal zijn
op die dag) . Tenakh (9) : (1) Jr
4,9 . (2) Jr
30,8 . (3) Ez
39,11 . (4) Hos
2,18 . (5) Jl
4,18 . (6) Mi
5,9 . (7) Sef
1,10 . (8) Zach
12,3 . (9) Zach
13,2 . wëhâjâh bajjôm hahû´ në´um
JHWH (en het zal zijn op die dag , godsspraak van JHWH) . Tenakh (6 / 9) : (1)
Jr 4,9
. (2) Jr 30,8
. (3) Hos
2,18 . (4) Mi
5,9 . (5) Sef
1,10 . (6) Zach
13,2 . wëhâjâh bâ`eth hahî´ = en het
zal zijn in die tijd .
- act. qal perf. 3de pers. vr. enk. hâjëthâh (zij was) van het werkw. Tenakh (114) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (34) . Latere Profeten (26) . 12 Kleine
Profeten (6) . Geschriften (30) . Ps (5) : (1) Ps 42,4 . (2) Ps 114,2 . (3) Ps 118,22 . (4) Ps 118,23 . (5) Ps 119,56 .
- act. imperf. 1ste pers. enk. = ´èhëjèh (ik zal zijn) van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : aleph = 1 , he = 5 , jod = 10 . Totaal : 1 + 5 + 10 + 5 = 21 . In veertig verzen in de bijbel . In vijf verzen in de Pentateuch : (1) Ex 3,12 . (2) Ex 3,14 . (3) Ex 4,12 . (4) Ex 4,15 . (5) Dt 31,23 .
- וַתְּהִי = waththëhî (en zij was) < waw consecutivum + act. qal imperf. 3de pers. vr. enk. van het werkw. הָיָה = hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Tenakh : hâjâh (zijn) . Taalgebruik in Genesis : hâjâh (zijn) . Getalwaarde : he = 5 , jod = 10 ; totaal : 20 (2² X 5) . Structuur : 5 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (99) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (43) . Latere Profeten (19) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (19) . Gn (8) : (1) Gn 10,10 . (2) Gn 11,3 . (3) Gn 11,30 . (4) Gn 19,26 . (5) Gn 20,12 . (6) Gn 24,51 . (7) Gn 24,67 . (8) Gn 47,20 .
-- waththëhî (en zij was) `âlâ(j)w (over hem) . Tenakh
(5) : (1) Nu
24,2 . (2) Re
3,10 . (3) 1
S 19,23 . (4) 2
K 3,15 . (5) Ez
1,3 .
-- waththëhî `âlâ(j)w rûach ´èlohîm
(en de geest van God was over / op hem) . Tenakh (2) : (1) Nu
24,2 . (3) 1
S 19,23 : waththëhî `âlâ(j)w ... rûach ´èlohîm
(en de geest van God was over / op hem) . waththëhî `âlâ(j)w
rûach JHWH (en de geest van JHWH was over / op hem) .Tenakh (1) Re
3,10 . waththëhî `âlâ(j)w jâd JHWH (en de hand
van JHWH was op hem) . Tenakh (2) : (1) 2
K 3,15 . (2) Ez
1,3 : waththëhî `âlâ(j)w ... jâd JHWH (en de
hand van JHWH was op hem) .
- הָלַך = hâlakh (gaan)
2. - hâlakh (gaan) . הָלַך = hâlakh (gaan)
. Taalgebruik in Tenakh : hâlakh
(gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal
: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 .
-
- וַיֵּלֶך = wajjelèkh (en hij ging) < waw + act. qal imperf.
3de pers.mann. enk. van het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan)
. Taalgebruik in Tenakh : hâlakh
(gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal
: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (216) . Pentateuch (39) . Eerdere Profeten (146) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (22) . Gn (23) : (1) Gn
12,4 . (2) Gn
13,3 . (3) Gn
18,33 . (4) Gn
22,3 . (5) Gn
22,13 . (6) Gn
24,10 . (7) Gn 24,61 . (8) Gn
25,34 . Re (24) : (1) Re 1,3 . (2) Re 1,10 . (3) Re 1,11 . (4) Re 1,16 . (5) Re 1,17 . (6) Re 1,26 . (7) Re 3,13 . (8) Re 8,29 . (9) Re 9,1 . (10) Re 9,7 . (11) Re 9,21 . (12) Re 9,50 .
(13) Re 11,11 . (14) Re 11,16 . (15) Re 11,18 . (16) Re 13,11 . (17) Re 14,9 . (18) Re 15,4 . (19) Re 16,1 . (20) Re 17,8 . (21) Re 17,10 . (22) Re 19,3 . (23) Re 19,10 .
(24) Re 19,28 . 1 S (33) . 1 S 2 (1) : 1 S 2,11 .
- De LXX vertaalt sunetelesen (hij beëindigde) . Met de omkering
van de medeklinkers lamed en kaph en een andere vocalisatie bekomen me wajëkhal
(piel imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud, zie Dt
32,45 ; en hij beëindigde) en komt de LXX-vertaling in overeenstemming
met de vertaling op andere plaatsen . De nevenschikkende Hebreeuwse zin is in
de LXX herleid tot een participiumzin en de LXX heeft pantas (alle) toegevoegd
. Het Hebreeuwse werkwoord klh (ver-vol-ledigen, beëindigen) en het bijvoeglijk
naamwoord kl (al) behoren tot dezelfde stam . De LXX -vertaling van Dt
31,1 lijkt de vertaling van het Hebreeuwse Dt
32,45 te zijn .
- act. qal imperf. 2de pers. mann. mv. thelëkhûn (jullie gaan) van
het werkw. Tenakh (1) : Dt
4,14 .
- haholëkhîm (zij die gaan) . Lidwoord + part. praes. mann. mv.
van het werkw.hâlakh . Het onderwerp wordt als een meervoud beschouwd
. LXX vertaalt met een participium enkelvoud (haholekh) bij ho laos (het volk)
: ho poreuomenos (de zich op weg begevende) . Mt
4,16 vertaalt door ho kathèmenos (dat zit - eerder van het werkwoord
jâsjab : wonen, vestigen) . kathèmenos komt in de bijbel in achtendertig
verzen voor . De Vulgaat vertaalt met een betrekkelijke zin in de verleden tijd
: qui ambulabat (dat wandelde) .
- hâlakh (gaan) . Verwijzing : hâlakh
(gaan) , zie Js
9,1 . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal
: 28 (of : 4 X 7) of 55 (of : 5 X 11) . In 114 verzen in de bijbel . Ps
1,1
--- wëhâlëkhû (en zij zullen gaan) . wë + werkwoordvorm
qal perfectum derde persoon meervoud van het werkw. hâlakh (gaan) . Taalgebruik
in Tenakh : hâlakh
(gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal
: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . In tien verzen in de bijbel : (1) 1
S 2,20 . (2) Js
2,3 . (3) Js
35,9 . (4) Js
60,3 . (5) Js
60,14 . (6) Jr
11,12 . (7) Mi 4,2 . (8) Sef 1,17 . (9) Zach 8,21 . (10) Job
1,4 .
- = wannelèkh (en wij gingen) < prefix waw consecutivum + act. ind. perf. 1ste pers. mv. van het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (1) : Dt 1,19 .
--- wënelëkhâh (en laten we gaan) . Qal actief cohortativus
eerste persoon meervoud van het werkw. hâlakh (gaan) . Taalgebruik in
Tenakh : hâlakh
(gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal
: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . In negen verzen in de bijbel : (1) Gn
33,12 . (2) Gn 43,8 . (3) Re 19,28 . (4) lekhû (ga) + . 1 S 9,9 . (5) lekhû (ga) + . 1 S 11,14 . (6) 1 S 26,11 . (7) Js
2,3 . (8) lekhû (ga) + . Js
2,5 . (9) Mi 4,2 .
--- haholekh komt in dertien verzen in de bijbel voor . poreumomenos komt in
zevenentwintig verzen voor .
--- wajjelèkh (en hij ging) . Qal actief imperfectum derde persoon mannelijk
enkelvoud . In 216 verzen in de bijbel . In drieëntwintig verzen in Gn
.
Mt 4,16
vertaalt door ho kathèmenos (dat zit - eerder van het werkwoord jâsjab
: wonen, vestigen) . kathèmenos komt in de bijbel in achtendertig verzen
voor .
Halakh (gaan) doet denken aan de halacha (met zijn 613 geboden en verboden -
248 geboden en 365 verboden) . Het bepaalt de joodse levenswandel
- וַיֵּלְכוּ = wajjelëkhû (en zij gingen) < prefix voegwoord waw consecutivum + act.
qal imperf. 3de pers. mann. mv. van het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan)
. Taalgebruik in Tenakh : hâlakh
(gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal
: 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (104) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten
(63) . Latere Profeten (11) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (10) . Dt (1) : Dt 29,25 . Re
(12) : (1) Re
2,6 . (2) Re
2,12 . (3) Re
9,4 . (4) Re
9,6 . (5) Re
9,49 . (6) Re
9,55 . (7) Re
11,5 . (8) Re
18,7 . (9) Re
18,21 . (10)
Re 18,26 . (11) Re
19,14 . (12) Re
21,23 . wajjelëkhû bëne(j) (en de zonen van... gingen) . Tenakh (2) : (1) Re
2,6 . (2) Re 18,26 .
- = wajjelëkhû ´achäre(j) (en zij gingen achter) . Tenakh
(7) : (1) Re
2,12 . (2) Re
9,49 . (3) 2
K 17,15 . (4) Jr
2,5 . (5) Jr
9,13 . (6) Jr
13,10 . (7) Jr
16,11 .
--- lâlèkhèth (om te gaan) . Prefic l- en qal infinitief
constructus . In tweeëntachtig verzen in de bijbel . In vier verzen in
Gn : (1) Gn
11,31 . (2) Gn
12,5 .
- וּבְלֶכְתְּךָ = ûbhëlèkhëthëkhâ (en in jouw gaan) < < prefix voorzetsel bë + werkwoordvorm act. inf. stat. construct. + suffix bezittel. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie het werkw. הָלַך = hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (2) : (1) Dt 6,7 . (2) Dt 11,19 .
--- lekhû (ga) . Qal imperatief tweede persoon mannelijk meervoud . In vijfenzestig verzen in de bijbel . In zeven verzen in Jesaja : (1) Js 1,18 . (2) Js 2,3 . (3) Js 2,5 . (4) Js 18,2 . (5) Js 30,21 . (6) Js 50,11 . (7) Js 55,1 .
- holîkhäkhâ (hij liet gaan, hij voerde) . Hifil perfectum
derde persoon mannelijk enkelvoud + suffix persoonlijk voornaamwoord tweede
persoon mannelijk enkelvoud . Hapax .
- wâ´ôlekh (hij liet gaan, hij voerde) < wë + act. hifil 1ste pers. enk. van het werkw. : (1) Lv 26,13 . (2) Dt 29,4
. (3) Joz
24,3 . (4) Am
2,10 .
- l-kh (lâkh of lëhkâ = aan jou) < voorzetsel lë = suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. OF act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. lekh (ga) . Zie hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 1S lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 - 2 . Tenakh (827 . Pentateuch (276) . Eerdere Profeten (188) . Latere Profeten (147) . 12 Kleine Profeten (30) . Geschriften (186) . Gn (72) . Gn 22 (1) : Gn 22,2 . Dt (121) . (1) Dt 17,2 . (2) Dt 17,4 . (3) Dt 17,9 . (4) Dt 17,10 . (5) Dt 17,12 . (6) Dt 17,11 . (7) Dt 17,14 .
- wëlèch (en ga) of wëlech (en ga) of wâlech (en ga) < verbindingswoord wë + act. imperat. 2de pers. mann. enk. van het werkw. hâlakh (gaan) . Taalgebruik in Tenakh : hâlakh (gaan) . Getalwaarde : he = 5 , lamed = 12 of 30 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2 X 2 X 7) of 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 3 -2 . Tenakh (31) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (14) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (5) . Gn (4) : (1) Gn 12,19 . (2) Gn 22,2 . (3) Gn 24,51 . (4) Gn 27,13 .
- hâlal (loven, prijzen) . הָלַל = hâlal
(loven, prijzen) . Taalgebruik in Tenakh : halal
(loven, prijzen) . he = 5 , lamed = 12 of 30 . Totaal : 29 OF 65 (5 X 13) . Structuur : 5 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 2 .
halëlûjâh = 5 + 12 + 12 + 6 + 10 + 5 = 50 .
--- halëlûhû (zij loven hem) . In 10 verzen in de bijbel, en
wel in 10 verzen van de Psalmen.
--- ´ähalëlèkhâ (ik zal je loven). Imperfectum
1ste persoon enkelvoud. In 2 verzen in de bijbel: (1) Ps
22,23 . (2) Ps
35,18 .
- act. piël part. mann. mv. מְהַלְלִים = mëhalëlîm (lofprijzende) van het werkw. הָלַל = hâlal (loven, prijzen) . Taalgebruik in Tenakh : halal (loven, prijzen) . he = 5 , lamed = 12 of 30 . Totaal : 29 OF 65 (5 X 13) . Structuur : 5 - 3 - 3 . De som van de elementen is telkens 2 .
--- mëhullâl (geprezen, geloofd) . Pual participium . Slechts in drie verzen in de bijbel : (1) 2 S 22,4 . (2) Ps 18,4 . (3) Ps 113,3 .
halëlû (looft) . piel imperatief 2de pers. mannelijk meervoud van het werkw. hâlal (loven, prijzen) . Taalgebruik in Tenakh : halal (loven, prijzen) . he = 5 , lamed = 12 of 30 . Totaal : 5 + 12 + 12 of 5 + 30 + 30 = 29 of 65 (5 X 13) . h-l-l-w . Tenakh (27) . Tenakh (27) . Jr (2) : (1) Jr 20,13 . (2) Jr 31,7 . Ps (25) : (1) Ps 104,35 . (2) Ps 105,45 . (3) Ps 106,48 . (4) Ps 111,1 . (5) Ps 112,1 . (6) Ps 113,1 . (7) Ps 113,9 . (8) Ps 115,18 . (9) Ps 116,19 . (10) Ps 117,1 . (11) Ps 117,2 . (12) Ps 135,1 . (13) Ps 135,3 . (14) Ps 135,21 . (15) Ps 146,1 . (16) Ps 146,10 . (17) Ps 147,1 . (18) Ps 147,20 . (19) Ps 148,1 . (20) Ps 148,7 . (21) Ps 148,14 . (22) Ps 149,1 . (23) Ps 149,9 . (24) Ps 150,1 . (25) Ps 150,6 . halëlû jâh (looft JHWH) . Tenakh (23) . Vorige 25 behalve (1) Ps 117,1 . (2) Ps 148,7 . Vanuit de stam h-l-l = hâlal (loven, prijzen) is het zelfstandig naamwoord thëhillâh (lofzang) afgeleid . Met de thaw wordt het uiteindelijk resultaat weergegeven .
halëlûjâh = 5 + 12 + 12 + 6 + 10 + 5 = 50 . Vanuit de stam hll = hâlal (loven, prijzen) is het zelfstandig naamwoord thëhillâh (lofzang) afgeleid . Met de taw wordt het uiteindelijk resultaat weergegeven . Verwijzing : thëhillâh (lofzang) , zie Ps 145,1 .
--- halëlûhû (zij loven hem) . In 10 verzen in de bijbel, en
wel in 10 verzen van de Psalmen.
--- ´ähalëlèkhâ (ik zal je loven). Imperfectum
1ste persoon enkelvoud. In 2 verzen in de bijbel: (1) Ps
22,23 . (2) Ps
35,18 .
--- mëhullâl (geprezen, geloofd) . Pual participium . Slechts in
drie verzen in de bijbel : (1) 2 S 22,4 . (2) Ps
18,4 . (3) Ps
113,3 .
- = thëhillâh (lofzang) . Taalgebruik in Tenakh : halal
(loven, prijzen) . Vanuit de stam h-l-l = hâlal (loven, prijzen) is
het zelfstandig naamwoord thëhillâh (lofzang) afgeleid . Met de thaw
wordt het uiteindelijk resultaat weergegeven . Getalwaarde thëhillâh
(lofzang) : taw = 22 of 400 , he = 5, lamed = 12 of 30 . Totale waarde 44 .
Eerste letter : 22 , de drie volgende letters : 5 + 12 + 5 = 22 . Samen : 44
. OF : 400 + 5 + 30 + 5 = 440 . Tenakh (13) . Ps (7) : (1) Ps
33,1 . (2) Ps
40,4 . (3) Ps
65,2 . (4) Ps
119,171 . (5) Ps
145,1 . (6) Ps
147,1 . (7) Ps
148,14 .
--- thëhillath JHWH (de lofzang tot Jahweh): Ps
145,21 . Het is de enigste Psalm die begint met het woord thëhillâh
(lofzang) .
--- thëhillâthô (een lofzang voor hem) . In acht verzen in
de bijbel . Js 42,10 . (1) Ps
34,2 . (2) Ps
66,2 . (3) Ps
66,8 . (4) Ps
106,2 . (5) Ps
106,12 . (6) Ps
111,10 . (7) Ps
149,1 .
- תְּהִלָּה =
- ????? = hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen . הָמָה = hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen) . Taalgebruik in Tenakh : hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen) . Getalswaarde : he = 5 , mem = 13 of 40 ; totaal : 23 of 50 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 .
- act. qal perf. 3de pers. mann. enk. . Werkw. ה '' ל (י ו '' ל) = werkw. l '' he (l '' jod / waw) . Lettinga 12 , 2012 , 58 ; paradigma 11) .
- הָמוֹן = hâmôn (alarm, gedruis, menigte, overvloed) . Zie : הָמָה = hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen) . Taalgebruik in Tenakh : hâmâh (bruisen, brommen , klagen , woelen) . Getalswaarde : he = 5 , mem = 13 of 40 ; totaal : 23 of 50 . Structuur : 5 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (39) . Zie ook : Mc 4,36 .
- hâmam (in verwarring brengen, verdelgen) .
- hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) . hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) . Tenakh : hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) . Getalwaarde : he = 5 , pe = 17 of 80 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 105 (3 X 5 X 7) . Structuur : 5 - 8 - 2 . hahophëkhî (die kerende) < bepaald lidw. ha + act. qal part. mann. enk. van het werkw. Tenakh (1) : Ps 114,8 . Een vorm van hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) in Ex (5) : (1) Ex 7,15 . (2) Ex 7,17 . (3) Ex 7,20 . (4) Ex 10,19 . (5) Ex 14,5 .
wëhophekh (en omkerend) < wë + qal part. nom. mann. enk. van
het werkw. hâphakh (wenden, omkeren, verdraaien, verwoesten) . Tenach
(3) : (1) 2
K 21,13. (2) Am
5,8 . (3) Job
34,25 . hâphakhëthî (ik verwoestte) : qal . perf. 1ste
pers. enk. . Tenach (1) Am
4,11 . wëhâphakhëthî (en ik zal veranderen) . Tenach
(3) : (1) Jr
31,1 . (2) Am
8,10 . (3) Hag
2,22 . hahophëkhîm (de verdraaiers, die verdraaien) : lidw. ha
+ qal part. nom. mann. mv. . Tenach (1) Am
5,7 .
- wënèhèphërû (en zij werden veranderd) < wë + pass. nifal perf. 3de pers. mv. van het werkw. Tenakh (3) : (1) Ex
7,17 . (2) Js 34,9 . (3) Jr 30,6 .
- har (berg) . = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har
(berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²)
of 305 (5 x 61) . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros
(berg) . Taalgebruik in NT : oros
(berg) . Lat. mons , -tis . Fr. mont / montagne . E. mount . Ned. berg ,
gebergte . D. Gebirge . Tenakh (114) . Pentateuch
(31) . Eerdere Profeten (28) . Latere Profeten (29) . 12 Kleine Profeten (9)
. Geschriften (17) . Dt (14) : (1) Dt
1,2 . (2) Dt
1,7 . (3) Dt
1,19 . (4) Dt
1,20 . (5) Dt
2,1 . (6) Dt
2,5 . (7) Dt
3,8 . (8) Dt
3,12 . (9) Dt
4,48 . (10) Dt
11,29 . (11) Dt
27,12 . (12) Dt
32,49 . (13) Dt
33,19 . (14) Dt
34,1 .
- הָהָר = hâhâr (de berg) < prefix bepaald lidw. + zelfst. naamw. . Tenakh (83) . Pentateuch (43) .
- stat. constr. mann. mv. = harëre(j) (de bergen van, het gebergte van) van het zelfst. naamw. הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har
(berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 200 ; totaal : 25 (5²)
of 205 (5 X 41) . De som van de elementen is telkens 7 .
- Grieks : ὁρος = horos (berg) . Taalgebruik in het NT : horos
(berg) . Taalgebruik in de LXX : horos
(berg) .
- Ned. : berg ,
gebergte . D. : Gebirge . E. : mount . Fr. : mont / montagne . Grieks : ὁρος = horos (berg) . Taalgebruik in het NT : horos
(berg) . Hebr. : הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har
(berg) . Lat. mons , -tis .
- bëhar (op een berg) OF bâhâr (op de berg) < voorzetsel / voorvoegsel b + har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har (berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 of 305 . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros (berg) . Taalgebruik in NT : oros (berg) . Lat. mons , -tis . Fr. montagne . E. mount . Ned. berg, gebergte . D. Gebirge . Tenakh (109) . Gn (7) : (1) Gn 19,30 . (2) Gn 22,14 . (3) Gn 31,23 . (4) Gn 31,25 . (5) Gn 31,54 . (6) Gn 36,8 . (7) Gn 36,9 .
-- ´èl har (naar de berg van) . Tenakh : (1) Ex 3,1 . (2) Ex 19,23 . (3) Ex 24,13 . (4) Ex 34,2 . (5) Ex 34,4 . (6) Nu 27,12 . (7) Dt 32,49 . (8) Dt 34,1 . (9) Joz 15,10 . (10) 1 K 18,19 . (11) 1 K 18,20 . (12) 2 K 2,25 . (13) 2 K 4,25 . (14) Ps 43,3 . (15) Hl 4,6 . (16) Js 2,3 . (17) Js 16,1 . (18) Js 56,7 . (19) Ez 40,2 . (20) Mi 4,2 .
-- `äleh `èl har hâ`äbhârîm (en ga naar het Abarimgebergte) . In twee verzen in de bijbel : (1) Nu 27,12 . (2) Dt 32,49 .
- hèhârîm (de bergen) < bepaald lidw. ha + mann. mv. van het zelfst. naamw. Tenakh (52) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (21) . 12 Kleine Profeten (12) . Geschriften (8) . Gn (4) : (1) Gn 7,19 . (2) Gn 7,20 . (3) Gn 8,5 . (4) Gn 22,2 . Ex (0) . Lv (0) . Nu (0) . Dt (1) . hèhârîm ´äsjèr (de bergen die) . Tenakh (2) : (1) Gn 22,2 . (2) Js 7,25 .
- lahärog (om te doden) . Voorzetsel lë + werkwoordvorm qal infinitief
constructus . In negen verzen in de bijbel .
- hârag (doden, ombrengen) . Verwijzing
: hârag
(doden, ombrengen) , zie Ex
2,15 . Het verhaal van Mozes die geconfronteerd wordt met zijn volksgenoot
vind je in een andere versie terug in het verhaal van de onreine man in de synagoge
(Mc 1,24 // Lc 4,34)
.
- wahäragënuhû (en wij zullen hem doden) < wë + act. qal imperf. 3de pers.mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. Tenakh (1) : Re 16,2 .
- hârâh (zwanger worden, - zijn) . הָרָה = hârâh (zwanger worden, - zijn) . Taalgebruik in Tenakh : härâh (zwanger worden, - zijn) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) . Structuur : 5 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. ; hifil : hij doet zwanger zijn) . (2) act. qal part. vr. enk. (zwanger zijnde) . Tenakh (11) : (1) Gn 16,11 . (2) Gn 38,24 . (3) Gn 38,25 . (4) Ex 21,22 . (5) Re 13,5 . (6) Re 13,7 . (7) 1 S 4,19 . (8) 2 S 11,5 . (9) Js 7,14 . (10) Js 26,17 . (11) Jr 31,8 .
- act. qal imperf. 3de pers. vr. enk. וַתַּהַר = waththahar (en zij werd zwanger) van het werkw. הָרָה = hârâh (zie Jouön 79i , p.160) .
Taalgebruik in Tenakh
: härâh
(zwanger worden, - zijn) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 30 (2 X 3 X 5) OF 210 (2 X 3 X 5 X 7) . Structuur : 5 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (28) . Pentateuch (18) . Eerdere Profeten (4) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (2) . Gn (13) : (1) Gn 4,1
(Eva - Kaïn) . (2) Gn
4,17 (de vrouw van Kaïn - Henoch) . (3) Gn
16,4 (Hagar) . - Gn
19,36 (beide dochters van Lot - Moab en Ben - Ammi) - (4) Gn
21,2 (Sara - Isaak) . (5) Gn
25,21 (Rebekka - Esau en Jakob) . (6) Gn
29,32 : waththahar leâh waththelèth (en Lea werd zwanger en
zij baarde; Lea - Ruben) . (7) Gn
29,33 (Lea - Simeon) . (8) Gn
29,34 (Lea - Levi) . (9) Gn
29,35 (Lea - Juda) . (10) Gn
30,5 : waththahar bilëhâh waththelèth (en Bilha werd zwanger
en zij baarde; Bilha - Dan) . (10) Gn
30,7 (Bilha, de slavin van Rachel, - Naftali) . (11) Gn
30,19 (Lea - Zebulon) . (12) Gn
30,23 (Rachel - Jozef) . (13) Gn
38,4 (Sua , de vrouw van Juda, - Onan) . Eerdere Profeten (4) : (1) 1 S 1,20 . (2) 1 S 2,21 . (3) 2 S 11,5 . (4) 2 K 4,17 .
- hrh (14) = hârâh (part. nom. vr. enk. : zwanger zijnde) . hèrâh
(naar het gebergte) .
- hâdâr (eer, majesteit, glorie) . hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Taalgebruik in Tenakh : hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Taalgebruik in Ps : hâdâr (eer, majesteit, glorie) . Tenakh (9) . Ps (3) .
--- wehâdâr (en majesteit) . Met prefix waw . In negen verzen in de bijbel . In vier verzen in de Psalmen . (1) Ps 21,6 . (2) Ps 96,6 . (3) Ps 104,1 . (4) Ps 111,3 . (1) Ps 8,6 . (2) Ps 21,6 . (3) Ps 96,6 . (4) Ps 104,1 . (5) Ps 111,3 .
- har (berg) . הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har
(berg) . Taalgebruik in Jesaja : har
(berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²)
of 305 (5 X 61) . Structuur : 5 - 3 . De som van de elementen is telkens 8 . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta
: oros
(berg) . Taalgebruik in NT : oros
(berg) . Lat. mons , -tis . Fr. montagne . E. mount . Ned. berg, gebergte
. D. Gebirge . Een vorm van oros (berg) in de LXX (680) , in het NT (62) .
Tenakh (114) . Pentateuch (31) . In negen verzen in Ex
(Exodus) : (1) Ex
3,1 . (2) Ex
18,5 . (3) Ex
19,11 . (4) Ex
19,20 . (5) Ex
19,23 . (6) Ex
24,13 . (7) Ex
24,16 . (8) Ex
34,2 . (9) Ex
34,4 . In veertien verzen in Dt
(Deuteronomium) : (1) Dt
1,2 . (2) Dt
1,7 . (3) Dt
1,19 . (4) Dt
1,20 . (5) Dt
2,1 . (6) Dt
2,5 . (7) Dt
3,8 . (8) Dt
3,12 . (9) Dt
4,48 . (10) Dt
11,29 . (11) Dt
27,12 . (12) Dt
32,49 . (13) Dt
33,19 . (14) Dt
34,1 .
-- har be(j)th JHWH (de berg van het huis van JHWH . In twee verzen in de bijbel
- twee verzen die bijna identiek zijn - : (1) Js
2,2 . (2) Mi
4,1 .
-- `al har (op een berg / op de berg van) . Tenakh (18) . (1) . (2) . (3) .
(4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) . (14) . (15)
. (16) . (17) . (18) . (19) . (20) . (21) . Js (4) : (1) Js
13,2 . (2) Js
28,8 . (3) Js
31,4 . (4) Js
66,20 .
-- `al har qâdësjî (op mijn heilige berg) . Tenakh (2) : (1)
Js 66,20
. (2) Ob 16
.
-- bëkâl har qâdësjî (op heel mijn heilige berg)
. Tenakh (2) : (1) Js
11,9 . (2) Js
65,25 .
-- bëkâl har (op de hele berg / op elke berg) . Tenakh (3) : (1)
Re 7,24
. (2) Js 11,9
. (3) Js
65,25 .
-- ´èl har (naar de berg van) . Tenakh (20) : (1) Ex
3,1 . (2) Ex
19,23 . (3) Ex
24,13 . (4) Ex
34,2 . (5) Ex
34,4 . (6) Nu
27,12 . (7) Dt
32,49 . (8) Dt
34,1 . (9) Joz
15,10 . (10) 1
K 18,19 . (11) 1
K 18,20 . (12) 2
K 2,25 . (13) 2
K 4,25 . (14) Ps
43,3 . (15) Hl
4,6 . (16) Js
2,3 . (17) Js
16,1 . (18) Js
56,7 . (19) Ez
40,2 . (20) Mi
4,2 .
--- ´èl har hä´èlohîm (naar de berg van
God) komt slechts tweemaal in de bijbel voor : (1) Ex
3,1 . (2) Ex
24,13 . ´èl har JHWH komt slechts tweemaal in de bijbel voor
: (1) Js 2,3
. (2) Mi 4,2
.
-- min hâhâr (van de berg) . Tenakh (13) : (1) Ex
19,3 . (2) Ex
19,14 . (3) Ex
32,1 . (4) Ex
32,15 . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) .
-- bëhar (op een berg) OF bâhâr (op de berg) < voorzetsel
/ voorvoegsel b + har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har
(berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²)
of 305 (5 X 61) . Gr. oros (berg) . Taalgebruik in de Septuaginta : oros
(berg) . Taalgebruik in NT : oros
(berg) . Lat. mons , -tis . Fr. montagne . E. mount . Ned. berg, gebergte
. D. Gebirge . Tenakh (109) . Gn (7) : (1) Gn
19,30 . (2) Gn
22,14 . (3) Gn
31,23 . (4) Gn
31,25 . (5) Gn
31,54 . (6) Gn
36,8 . (7) Gn
36,9 .
- bëhar haggilë`âd (Gileadgebergte) . Tenakh : (1) Gn
31,23 . (2) Gn
31,25 .
- bëhar JHWH (op de berg van JHWH) . Tenakh (1) Gn
22,14 .
- bëhar she`îr (op het Seïrgebergte) . Tenakh (2) : (1) Gn
36,8 . (2) Gn
36,9 .
-
- הָהָרָה = hâhârâh (bergwaarts, naar het gebergte) < prefix bepaald lidw.
ha + zelfst. naamw. הַר = har + suffix van richting -ah , zie : הַר = har (berg) . Taalgebruik in Tenakh : har
(berg) . Taalgebruik in Jesaja : har
(berg) . Getalwaarde : he = 5 , resj = 20 of 300 ; totaal : 25 (5²)
of 305 (5 X 61) . Structuur : 5 - 3 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (13) : (1) Gn 12,8
. (2) Gn
19,17 . (3) Gn
19,19 . (4) Ex
24,12 . (5) Dt
1,24 . (6) Dt
1,41 . (7) Dt
1,43 . (8) Dt
9,9 . (9) Dt
10,1 . (10) Dt
10,3 . (11) Joz
2,16 . (12) Joz
2,22 . (13) Re 1,34 .
- Verwant : `äleh `èl har hâ`äbhârîm (en
ga naar het Abarimgebergte) . In twee verzen in de bijbel : (1) Nu
27,12 . (2) Dt
32,49 .
- mehar (van een berg) < min + . m-h-r . Tenakh (53) . Re (7) : (1) Re 2,17 (maher) . (2) Re 2,23 (maher) . mehar (van een berg) : (1) Re 3,3 . (2) Re 4,14 . (3) Re 7,3 . (4) Re
17,1 . (5) Re
19,16 . 1 S (3) . 1 S 1,1 (mehar) .
- hâsâh (zwijgen) . hâsâh
(zwijgen) . Taalgebruik in Tenakh : hâsâh (zwijgen) . Getalwaarde
: he = 5 , samekh = 15 of 60 ; totaal : 24 (5²) OF 70 . Structuur : 5 -
6 - 5 .
- act. qal imperat. 2de pers. mann. enk. has / hâs (zwijg, stil) van het
werkw. . Tenakh (5) : (1) Am
6,10 . (2) Am
8,3 . (3) Hab
2,20 . (4) Sef
1,7 . (5) Zach
2,17 .
- hèbhèl
(ademtocht, ijdelheid, nietigheid) . hèbhèl (ademtocht, ijdelheid,
nietigheid) ; stat. constr. häbhel . Ook de persoonsnaam Abel . Taalgebruik in Tenakh : hèbhèl
(ademtocht, ijdelheid, nietigheid) . Getalwaarde : he = 5 , beth = 2 , lamed
= 12 of 30 ; totaal : 19 OF 37 . Structuur : 5 - 2 - 3 . h-b-l . Tenakh (49) . Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (0) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine
Profeten (1) . Geschriften (37) . Pr. (25) : (1) Pr 1,2 . (2) Pr 1,14 . (3) Pr 2,1 . (4) Pr 2,11 . (5) Pr 2,15 . (6) Pr 2,17 . (7) Pr 2,19 . (8) Pr 2,21 . (9) Pr 2,23 . (10) Pr 2,26 . (11) Pr 3,19 . (12) Pr 4,4 . (13) Pr 4,7 . (14) Pr 4,8 . (15) Pr 4,16 . (16) Pr 5,9 . (17) Pr 6,2 . (18) Pr 6,9 . (19) Pr 6,11 . (20) Pr 7,6 . (21) Pr 8,10 . (22) Pr 8,14 . (23) Pr 11,8 .
(24) Pr 11,10 . (25) Pr 12,8 .
- mann. mv. häbhâlîm (ijdelheden...) van het zelfst. naamw. hèbhèl (ademtocht, ijdelheid,
nietigheid) . Tenakh (3) : (1) Jr 10,8 . (2) Pr 1,2 . (3) Pr 12,8 .
- wëhèbèl (en nietigheid , en Abel) < verbindingswoord
wë + . Tenakh (3) : (1) Gn
4,4 . (2) Js
49,4 . (3) Spr
31,30 .
- he(j)khal (tempel, heiligdom, paleis) . he(j)khal (tempel, heiligdom, paleis) . Taalgebruik in Tenakh : he(j)khal (tempel, heiligdom, paleis) . Getalwaarde : he = 5 , kaph = 11 of 20 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 2 - 3 .
- mehe(j)khal (uit de tempel) < min + Tenakh (3) : (1) 2 K 23,4 . (2) Js 66,6 . (3) Mi 1,2 .
- he(j)khal JHWH (de tempel van JHWH) . Tenakh (14) : (1) 1 S 1,9 . (2) 2 K 18,16 . (3) 2
Kr 26,16 . (4) 2
Kr 27,2 . (5) Ezr 6,10 . (6) Jr 7,4 (3X) . (7) Jr 24,1 . (8) Ez 8,16 (2X) . (9) Hag 2,18 . (10) Zach
6,12 . (11) Zach
6,13 .
- hem (hen) . persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. mv. הֵם = hem (hen) . Taalgebruik in Tenakh : hem (hen)
-- הֶמָּה = hemmâh (hen) . Verlengde vorm . Forme allongée ou paragogique . 1 empr. au b. lat. paragoge «addition d'une syllabe à la fin d'un mot», gr. π α ρ α γ ω γ η ́ «addition à la fin d'un mot d'une lettre, d'une syllabe»; 2 empr. au gr. π α ρ α γ ω γ η ́ «changement de marche d'une armée». (http://www.cnrtl.fr/definition/paragogique) .
- הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie)
- hen / hinneh (zie) . הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik
in Tenakh : hen
/ hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen
/ hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF
55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (495) . Pentateuch (96) . Eerdere Profeten (153) . Latere Profeten (140) . 12 Kleine
Profeten (29) . Geschriften (77) . Re (21) : (1) Re 1,2 . (2) Re 6,15 . (3) Re 6,37 . (4) Re 7,13 . (5) Re 8,15 . (6) Re 9,31 . (7) Re 9,36 . (8) Re 9,37 . (9) Re 13,3 . (10) Re 13,10 . (11) Re 14,16 . (12) Re 16,2 .
(13) Re 16,10 . (14) Re 16,13 . (15) Re 17,2 . (16) Re 18,12 . (17) Re 19,9 . (18) Re 19,12 . (19) Re 19,24 . (20) Re 20,7 . (21) Re 21,19 .
- Gr. idou (zie) . Taalgebruik in het NT :
idou
(zie) . Taalgebruik in LXX : idou
(zie) .
- Lat. ecce . E. behold. D. Siehe . Fr. voici < vois ici . idou
(zie) in de LXX (1145) , in het NT (200) . hen . Tenakh (106) . Pentateuch (27)
. Vroege Prof. (0) . Latere Profeten (28) . 12 kleine Prof. (1) . Geschriften (50) .
- הִנְנִי = hinnënî (zie ik; zie hier ben ik) < hinneh + suffix pers. voornaamw. 1ste pers. mann. enk. . Ga naar : הֵן / הֶנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik
in Tenakh : hen
/ hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen
/ hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF
55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (177) . Pentateuch (22) . Eerdere Profeten (23) . Latere Profeten (112) . 12 Kleine
Profeten (17) . Geschriften (3) . Gn (12) : (1) Gn 6,17 . (2) Gn 9,9 . (3) Gn 22,1 . (4) Gn 22,7 . (5) Gn 22,11 . (6) Gn 27,1 . (7) Gn 27,18 . (8) Gn
31,11 . (9) Gn 37,13 . (10) Gn 41,17 . (11) Gn 46,2 . (12) Gn 48,4 .
- וְהִנֵּה = wëhinneh (en zie) . Zie : הֵן / הִנֵּה = hen / hinneh (zie) . Taalgebruik
in Tenakh : hen
/ hinneh (zie) . Taalgebruik in Jesaja : hen
/ hinneh (zie) . Getalwaarde : he = 5 , nun = 14 of 50 ; totaal : 19 OF
55 (5 X 11) . Structuur : 5 - 5 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (347) . Pentateuch (114) . Eerdere Profeten (111) . Latere Profeten (70) . 12 Kleine
Profeten (16) . Geschriften (36) . Gn (55) . Gn 18 (2) : (1) Gn 18,2 . (2) Gn 18,10 .
--- hinënî meqîm (zie ik die doet opstaan) . Tenakh (4) :
(1) Gn 9,9
. (2) 2 S
12,11 . (3) Am
6,14 . (4) Hab
1,6 . hinneh ´ânokhî meqîm (zie ik die doet opstaan)
. Tenakh (1) Zach
11,16 . wa´änî hinënî meqîm (en ik zie
ik die doet opstaan) . Tenakh (1) Gn
9,9 .
--- kî hinënî meqîm (want zie ik die doet opstaan) .
Tenakh (2) (1) Am
6,14 . (2) Hab
1,6 . kî hinneh ´ânokhî meqîm (want zie ik
die doet opstaan) . Tenakh (1) Zach
11,16 .
- hôd (pracht, glans, majesteit)
. חוֹד = hôd (pracht, glans, majesteit) . Taalgebruik in Tenakh : hôd
(pracht, glans, majesteit) . Taalgebruik in Psalmen : hôd
(pracht, glans, majesteit) . Tenakh (11) . Ps. (4) .
hôdëkhâ / hôdèkhâ . Zelfstandig naamwoord
hôd (pracht, glans, majesteit) . Taalgebruik in Tenakh : hôd
(pracht, glans, majesteit) . Taalgebruik in Psalmen : hôd
(pracht, glans, majesteit) + suffix persoonlijk voornaamwoord 2de persoon
enkelvoud . Tenakh (4) . Ps (3) : (1) Ps
8,2 . (2) Ps
45,4 . (3) Ps
145,3 . Verder : Spr
5,9 .
- hôj (wee) . hoj (wee) . Taalgebruik in Tenakh : hoj (wee) . Taalgebruik in Amos : hoj (wee) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , jod = 10 ; totaal : 21 (3 X 7) . Structuur : 5 - 6 - 1 . Gr. ouai . Lat. vae . Fr. malheur . E. woe . D. weh . Js (22) : (1) Js 1,4 . (2) Js 1,24 . (3) Js 5,8 . (4) Js 5,11 . (5) Js 5,18 . (6) Js 5,20 . (7) Js 5,21 . (8) Js 5,22 . (9) Js 10,1 . (10) Js 10,5 . (11) Js 16,4 . (12) Js 17,12 . (13) Js 18,1 . (14) Js 28,1 . (15) Js 29,1 . (16) Js 29,15 . (17) Js 30,1 . (18) Js 31,1 . (19) Js 33,1 . (20) Js 45,9 . (21) Js 45,10 . (22) Js 55,1 .
- hôsjeà (Hosea) . hôsjeà (Hosea) . Taalgebruik in Tenakh : hôsjeà (Hosea) . Taalgebruik in Hosea : hôsjeà (Hosea) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , sjin = 21 of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 48 (2² X 2² X 3) OF 381 (3 X 127) . Tenakh (10) . Gr. ôsèe (Hosea) . Taalgebruik in de Septuaginta : ôsèe (Hosea) . Bijbel (14) . O. T. (13) . NT (1) .
- הוּא = hû´ (hij, d.i.)
- hû´(hij, d.i.) . הוּא = hû´
(hij, d.i.) . Taalgebruik in Tenakh : hû´(hij,
d.i.) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , aleph = 1 ; totaal : 12 (2²
X 3) . Structuur : 5 - 6 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (919) . Pentateuch (394) . Eerdere Profeten
(169) . Latere Profeten (96) . 12 Kleine Profeten (42) . Geschriften (218) .
Gn (114) . Gn 3 (2) : (1) Gn 3,6 . (2) Gn 3,15 .
- Gr. autos (hij) . Taalgebruik in het NT : persoonlijk
voornaamwoord . L. ipse . E. he . D. er . Fr. il . Gn (114) . Gn 36 (5) : (1) Gn
36,1 . (2) Gn
36,8 . (3) Gn
36,19 . (4) Gn
36,24 . (5) Gn
36,43 . Gn 50 (2) : (1) Gn 50,14 . (2) Gn 50,22 . Dt (62) . Dt 17 (3) : (1) Dt 17,1 . (2) Dt 17,15 . (3) Dt 17,20 . 2 K 18 (3) : (1) 2 K 18,4 . (2) 2 K 18,8 . (3) 2 K 18,22 .
- hahû´ (dit, dat) < bepaald lidw. + Tenakh (358) . Pentateuch (113) . Eerdere Profeten (91) . Latere Profeten (81) . 12 Kleine Profeten (42) . Geschriften (31) . Ex (12) : (1) Ex 1,6 . (2) Ex 3,8 . (3) Ex 5,6 . (4) Ex 8,18 . (5) Ex 10,13 . (6) Ex 12,15 . (7) Ex 12,19 . (8) Ex 13,8 . (9) Ex 14,30 . (10) Ex 31,14 . (11) Ex 32,28 . (12) Ex 34,3 . 2 K (28) .
- וְהוּא =wëhû´ (en hij) < prefix verbindingswoord wë + persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. הוּא = hû´
(hij, d.i.) . Taalgebruik in Tenakh : hû´(hij,
d.i.) . Getalwaarde : he = 5 , waw = 6 , aleph = 1 ; totaal : 12 (2²
X 3) . Structuur : 5 - 6 - 1 . De som van de elementen is telkens 3 . Tenakh (216) .