-- pèh (mond, opening, ingang) --
Overzicht van Tenakh : Tenakh
: overzicht , Tenakh
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Tenakh
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
ALGEMEEN OVERZICHT
bijbeloverzicht
, bijbelverwijzingen
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
van Paulus , Apostolische
brieven .
Overzicht van het NT : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y
- Z - ,
NT : commentaar
,
- OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus)
, Lv (Leviticus)
, Nu (Numeri)
, Dt (Deuteronomium)
, Joz (Jozua)
, Re (Rechters)
, Rt (Ruth)
, 1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1
Kronieken) , 2
Kr (2 Kronieken) , Ezr
(Ezra) , Neh
(Nehemia) , Tob
(Tobia) , Jdt
(Judith) , Est
(Esther) , 1 Mak
(1 Makkabeeën) , 2
Mak (2 Makkabeeën) , Job
, Ps (Psalmen
) , Spr (Spreuken)
, Pr (Prediker)
, Hl (Hooglied)
, W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja)
, Jr (Jeremia)
, Kl (Klaagliederen)
, Bar (Baruch)
, Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël)
, Hos (Hosea)
, Jl (Joël)
, Am (Amos)
, Ob (Obadja)
, Jon (Jona)
, Mi (Micha)
, Nah (Nahum)
, Hab (Habakuk)
, Sef (Sefanja)
, Hag (Haggai)
, Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
- NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2
Kor (Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1
Tes (Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2
Joh (Johannes) , 2
Joh (Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
1. LXX , Griekse tekst NT | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm | Studiebijbel 3 | Luther-Bibel 1984 | Targumim | rubrieken (1) |
bijbelvertalingen Lexilogos | De Griekse bijbel - | bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
De peh is 17de letter van het Hebreeuwse alfabet . De getalswaarde is 17 of 80 . Het woord pèh betekent mond .
- פָעָה = pâ`âh (schreeuwen) . Taalgebruik in Tenakh : pâ`âh (schreeuwen)
- pâ`âh (schreeuwen) . פָעָה = pâ`âh (schreeuwen) . Taalgebruik in Tenakh : pâ`âh (schreeuwen) . Getalswaarde : pe = 17 of 80 , ajin = 16 of 70 , he = 5 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 155 (5 X 31) . Structuur : 8 - 7 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 .
- act. ind. qal imperf. 1ste pers. enk. אֶפְעֶה = ´èphë`èh (ik schreeuw) van het werkw. פָעָה = pâ`âh (schreeuwen) . Taalgebruik in Tenakh : pâ`âh (schreeuwen) . Getalswaarde : pe = 17 of 80 , ajin = 16 of 70 , he = 5 ; totaal : 38 (2 X 19) OF 155 (5 X 31) . Structuur : 8 - 7 - 5 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh o.a. Js 42,14 .
- pâ`al (doen, maken) . pâ`al (doen, maken) . Taalgebruik in Tenakh : pâ`al (doen, maken) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , ajin = 16 of 70 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 45 (3² X 5) OF 180 (2² X 3² X 5) ; verhouding : 1 op 4 . De som van de elementen is telkens 9 .
- pâ`am (slaan, onder de indruk geraken) . פָעַם= pâ`am (slaan, onder de indruk geraken) . Taalgebruik in Tenakh : pâ`am (slaan, onder de indruk geraken) .
- וַתִּפָּעֶם = waththppâ`èm (en zij werd geslagen, zij was onder de indruk , verontrust) < prefix wa^consecutivum + passief imperf. 3de pers. vr. enk. van het werkw. פָעַם= pâ`am (slaan, onder de indruk geraken) . Taalgebruik in Tenakh : pâ`am (slaan, onder de indruk geraken) . Tenakh (2) : (1) Gn 41,8 . (2) Da 2,3 .
- pä´ar (verheerlijken)
.פָאַר = pâ´ar (verheerlijken) . Taalgebruik in Tenakh : pâ´ar
(verheerlijken) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , aleph = 1 , resj = 20 of
200 ; totaal : 38 OF 281 . Structuur : 8 - 1 - 2 .
- hitpaël imperf. 1ste pers. enk. ´èthëpâ´âr
van het werkw.
- pâchad (vrezen, schrikken, sidderen) . פָחַד = pâchad (vrezen, schrikken, sidderen) . Taalgebruik in Tenakh : pâchad (vrezen, schrikken, sidderen) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , chet = 8 , daleth = 4 ; totaal : 29 of 92 (4 X 23) . 29 en 92 zijn spiegelgetallen . De som van de elementen is telkens 2 .
- zelfst. naamw. mann. enk. פַחַד = pachad (vrees, schrik, gesidder) . Zie het werkw. פָחַד = pâchad (vrezen, schrikken, sidderen) . Taalgebruik in Tenakh : pâchad (vrezen, schrikken, sidderen) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , chet = 8 , daleth = 4 ; totaal : 29 of 92 (4 X 23) . 29 en 92 zijn spiegelgetallen . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (16) : ) : (1) 1 S 11,7 . (2) Js 2,10 . (3) Js 2,19 . (4) Js 2,21 . (5) Js 24,17 . (6) Jr 30,5 . (7) Jr 48,43 . (8) Jr 49,5 . (9) Ps 36,2 . (10) Job 4,14 . (11) Job 22,10 . (12) Kl 3,47 . (13) Est 8,17 . (14) Est 9,3 . (15) 2 Kr 17,10 . (16) 2 Kr 20,29 .
- יהוה פַחַד = pachad JHWH (de vrees voor de Heer) . Tenakh (5) : (1) 1 S 11,7 . (2) Js 2,10 . (3) Js 2,19 . (4) Js 2,21 . (5) 2 Kr 17,10 .
- pâdâh (verlossen,
redden, vrijkopen) . פָדָה = pâdâh (verlossen, redden, vrijkopen) .
Taalgebruik in Tenakh : pâdâh
(verlossen, redden, vrijkopen) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , daleth =
4 , he = 5 ; totaal : 26 OF 89 . Structuur : 8 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 .
- Gr. lutroô (vrijkopen,
verlossen) . Zie het zelfst. naamw. lutrôsis (loskopen, verlossing) .
Taalgebruik in de LXX : lutrôsis
(loskopen, verlossing) . Lat. redimere . E. to buy (off) , to redeem . .
D. loskaufen , auslösen . Een vorm van lutroô (vrijkopen, verlossen)
in de LXX (108) , in het NT (3) . Een vorm van pâdâh (verlossen,
redden, vrijkopen) in Js (4) : (1) Js
1,27 . (2) Js
29,22 . (3) Js
35,10 . (4) Js
51,11
- passief nifal 3de pers. vr. enk. thippâdèh (zij wordt vrijgekocht)
. Tenakh (6) : (1) Ex
13,13 . (2) Ex
34,20 . (3) Nu 18,15 . (4) Nu
18,16 . (5) Nu 18,17 . (6) Js
1,27 .
- ûphëdûje(j) (en de vrijgekochten) < verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm passief qal part. mann. mv. van het werkw. Tenakh (2) : (1)
Js 35,10
. (2) Js
51,11
- פְדוּת = pëdûth (verlossing, bevrijding) . Zie het werkw. פָדָה = pâdâh (verlossen, redden, vrijkopen) .
Taalgebruik in Tenakh : pâdâh
(verlossen, redden, vrijkopen) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , daleth =
4 , he = 5 ; totaal : 26 OF 89 (priemgetal) . Structuur : 8 - 4 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (2) : (1) Ps
111,9 . (2) Ps
130,7 .
- lutrôsis (verlossing, redding) . In 4 verzen in de bijbel. Enkel in
het O.T.
--- lutrôseôs . Genitief enkelvoud. In 2 verzen in de bijbel.
--- lutrôsin . Accusatief enkelvoud. Het komt in 5 verzen in de bijbel
voor; in 2 verzen in het O.T., in 3 verzen in het NT
- pakh (fles, kruikje, vaas) . pakh (fles, kruikje, vaas) . Taalgebruik in Tenakh : pakh (fles, kruikje, vaas) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , kaph = 11 of 20 ; totaal : 28 (2² X 7) OF 100 (2 ² X 5²) . Gr. phiola (fles) . Lat. fiola . Fr. fiole . E. flask . Tenakh (3) : (1) 1 S 10,1 . (2) 2 K 9,1 . (3) 2 K 9,3 .
- pâlal (bidden, smeken) . pâlal (bidden, smeken) . Taalgebruik in Tenakh : pâlal (bidden, smeken) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 41 OF 140 (2² X 5 X 7) . Structuur : 8 - 3 - 3 .
- waw + hitpaël 3de pers. vr. enk. wathithëpallel (en zij bad) van het werkw. Tenakh (2) : (1) 1
S 1,10 . (2) 1
S 2,1 .
- pânâh (wenden, zich
afwenden) . pânâh (wenden, zich afwenden) . Taalgebruik in Tenakh
: pânâh
(wenden, zich afwenden) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 ,
he = 5 ; totaal : 36 OF 135 . Structuur : 8 - 5 - 5 .
- act. piël 3de pers. mann. enk. pinnâh (hij wendt af) . Tenakh (1)
Sef 3,15
.
- panîm (gezicht, aangezicht)
. פָּנִים= panîm (gezicht, aangezicht) . Taalgebruik in Tenakh : panîm
(gezicht, aangezicht) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , mem
= 13 of 40 ; totaal : 44 (4 X 11) OF 170 . Structuur : 8 - 5 - 4 . De som van de elementen is 8 .
- Ned. : aangezicht . D. : Angesicht . E. : face . Fr. : la face . Gr. προσωπον = prosôpon
(aangezicht) . Taalgebruik in het NT : prosôpon
(aangezicht) . Taalgebruik in de Septuaginta. : prosôpon
(aangezicht) . Taalgebruik in Lc : prosôpon
(aangezicht) . pros : naar , bij (aan-) , ôpon , zie optie , optieken
enz ... op- : zien . aangezicht , waarnaar je kijkt . Of : pro -s -opon , waaruit
het Latijnse per- son -a (doorheen -klinken) , wat wijst op een masker waardoor
men sprak . Lat. facies .
Gr. prosôpon
(aangezicht) . Taalgebruik in het NT : prosôpon
(aangezicht) . Taalgebruik in de Septuaginta. : prosôpon
(aangezicht) . Taalgebruik in Lc : prosôpon
(aangezicht) . pros : naar , bij (aan-) , ôpon , zie optie , optieken
enz ... op- : zien . aangezicht , waarnaar je kijkt . Of : pro -s -opon , waaruit
het Latijnse per- son -a (doorheen -klinken) , wat wijst op een masker waardoor
men sprak . Lat. facies . Fr. la face . E. face . D. Angesicht . Een vorm van
prosôpon (aangezicht) in de LXX (1297) , in het NT (74) .
- stat. constr. mann. mv. פְנֵי = pëne(j) (aanschijn van) van het zelfst. naamw.
פָּנִים= panîm (gezicht, aangezicht) . Taalgebruik in Tenakh : panîm
(gezicht, aangezicht) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , mem
= 13 of 40 ; totaal : 44 (4 X 11) OF 170 . Structuur : 8 - 5 - 4 . De som van de elementen is 8 . Tenakh (327) . Pentateuch (108) . Eerdere Profeten (62) . Latere Profeten (72) . 12 Kleine
Profeten (14) . Geschriften (71) . 1 K (16) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) .
(13) . (14) . (15) . (16) . Sef (2) : (1) Sef
1,2 . (2) Sef
1,3 .
- milliphëne(j) (van bij het aangezicht van) < voorzetsel min + voorzetsel lë + zelfst. naamw. stat. constr. mann. mv. van het zelfst. naamw. Tenakh (47) . Pentateuch (15) . Eerdere Profeten (6) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine
Profeten (2) . Geschriften (17) . Ps (2) : (1) Ps 97,5 . (2) Ps
114,7 .
-- mippëne(j) (van het aanschijn van) < prefix voorzetsel min + stat.
constr. mann. mv. pëne(j) (aanschijn van) van het zelfst. naamw. Tenakh
(180) . Pentateuch (30) . Eerdere Profeten (46) . Latere Profeten (55) . 12 Kleine
Profeten (8) . Geschriften (41) . 12 kl. Prof. (8) : (1) Hos
10,15 . (2) Am
5,19 . (3) Mi
1,4 . (4) Sef
1,7 . (5) Hag
1,12 . (6) Zach
2,17 . (7) Zach
14,5 . (8) Mal
3,14 . -- mippânè(j)hâ (uit haar aangezicht) < voorzetsel min + stat. constr. mann. mv. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vrouw. enk. . Tenakh (2) : (1) Gn 16,6 . (2) Hos 2,4 .
-
--- mippëne(j) ´ädonâj JHWH (van het aangezicht van mijn
Heer JHWH) . Tenakh (1) : Sef
1,7 .
--- mippëne(j) JHWH (van het aangezicht van JHWH) . Tenakh (3) : (1) Hag
1,12 . (2) Zach
2,17 . (3) Mal
3,14 .
- פָּנֶיךָ = pânèjkhâ (uw aangezicht) < stat. constr. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 2de pers. mann. enk. van het zelfst. naamw. פָּנִים= panîm (gezicht, aangezicht) . Taalgebruik in Tenakh : panîm
(gezicht, aangezicht) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , nun = 14 of 50 , mem
= 13 of 40 ; totaal : 44 (4 X 11) OF 170 . Structuur : 8 - 5 - 4 . De som van de elementen is 8 . Tenakh (73) . Pentateuch (8) . Eerdere Profeten (4) . Latere Profeten (17) . 12 Kleine
Profeten (3) . Geschriften (41) . Ps (32) : (1) Ps
4,7 . (2) Ps
9,20 . (3) Ps
13,2 . (4) Ps
16,11 . (5)
--- -- liphënej (voor het aangezicht van) . In 636 verzen in de bijbel
.
--- -- lëphânèjkhâ (voor jouw aangezicht) komt in 103
verzen in de bijbel voor . In negen verzen in Genesis . In acht verzen
in Exodus . mippëne(j)khèm (weg van jullie aangezicht) .
10-12. pânîm èl pânîm (van aangezicht tot aangezicht)
. In vijf verzen in de bijbel : (1) Gn
32,31 . (2) Ex
33,11 . (3) Dt
34,10 . (4) Re 6,22 . (5) Ez 20,35 .
- pânîm (aangezicht) . In
zevenenvijftig verzen in de bijbel . Verwijzing : pânîm
(aangezicht) , zie Dt
34,10 en Ps
4,7 .
- pâqach (openen, opmerkzaam
zijn) . פָקַד = pâqach (openen, opmerkzaam zijn) . Taalgebruik in Tenakh :
pâqach (openen, opmerkzaam zijn)
. getalswaarde : pe = 17 of 80 , qoph = 19 of 100 , chet = 8 ; totaal : 44 (4
X 11) OF 188 (4 X 47) . Structuur : 8 - 1 - 8 . De som van de elementen is telkens 8 .
- Gr. anoigô (openen) .
Taalgebruik in de LXX : anoigô
(openen) . Taalgebruik in het NT : anoigô
(openen) . Lat. aperire . Fr. ouvrir . D. öffnen . E. to open . Een
vorm van anoigô (openen) komt in de LXX (182), in het NT (78) voor .
Een vorm van pâqach (openen, opmerkzaam zijn) in Js (4) : (1) Js
35,5 . (2) Js
37,17 . (3) Js
42,7 . (4) Js
42,20 . Zie ook : pâthach (openen) . Taalgebruik in Tenakh : pâthach
(openen) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , thaw = 22 of 400 , chet = 8 ; totaal
: 47 OF 488 (8 X 61) . Structuur : 8 - 4 - 8 . Tegenover openen staat sluiten
. Hebr. sâgar (sluiten) . Taalgebruik in Tenakh : sâgar
(sluiten) . getalswaarde : samech = 15 of 60 , gimel = 3 , resj = 20 of 200
; totaal : 38 (2 X 19) OF 263 .
liphëqoach (om te openen) < voorzetsel lë + werkwoordvorm act.
qal infin. stat. constr. van het werkw. Tenakh (1) : Js
42,7 . liphëthoach (om te openen) . Tenakh (3) : (1) Js
45,1 . (2) Ez
21,27 . (3) Hl
5,5 .
- וַתִּפָּקַחְנָה = waththippâqachënâh (en zij werden geopend) < wë consecutivum + pass. nifal imperf. 3de pers. vr. mv. van het werkw. פָקַח = pâqach (openen, opmerkzaam zijn) . Taalgebruik in Tenakh : pâqach (openen, opmerkzaam zijn) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , qoph = 19 of 100 , chet = 8 ; totaal : 44 (4
X 11) OF 188 (4 X 47) . Structuur : 8 - 1 - 8 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (1) : Gn
3,7 . Een vorm van פָקַח = pâqach (openen, opmerkzaam zijn) in Tenakh (34X) .
- pâqad (omzien) , aanstellen , voorschrijven , in bewaring geven . פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven) . Taalgebruik in Tenakh : pâqad (omzien) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , qoph = 19 of 100 , daled = 4 ; totaal : 40 OF 184 (8 X 23) . Structuur : 8 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 4 . p - q- d : (1) act. qal perfectum derde persoon mannelijk enkelvoud פָקַד = pâqad (hij ziet om) . (2) act. qal infinitief absolut. פָקוֹד = pâqod (om te zien) . Tenakh (37) . Pentateuch (20) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (5) . 12 Kleine Profeten (1) . Geschriften (8) . Gn (3) : (1) Gn 21,1 (Jahweh - Sara) . (2) Gn 50,24 (God - de broers van Jozef) ; inf. + act. qal imperf. 3de pers. enk. . (3) Gn 50,25 (God - de broers van Jozef) ; inf. + act. qal imperf. 3de pers. enk. . Ex (3) : (1) Ex 3,16 (JHWH , de God van uw vaderen / de God van Abraham , Isaak en Jakob - de ouderlingen van Israël) ; inf. + act. qal perf. 1ste pers. enk. . (2) Ex 4,31 (JHWH - de zonen van Israël) . (3) Ex 13,19 (God - de broers van Jozef) ; inf. + act. qal imperf. 3de pers. enk. . Een vorm van פָקַד = pâqad in Tenakh (202) . פָקַד = pâqad wordt in de LXX vertaald in 29 verschillende Griekse (werk)woorden .
- פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring
geven) . Taalgebruik in Tenakh : pâqad
(omzien) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , qoph = 19 of 100 , daled = 4 ;
totaal : 40 OF 184 (8 X 23) . Structuur : 8 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 4 . p - q- d : (1) act. qal perfectum
derde persoon mannelijk enkelvoud פָקַד = pâqad (hij ziet om) . Tenakh (11) : (1) Gn 21,1 . (2) Nu 1,44 . (3) Nu 3,39 . (4) Nu 4,37 . (5) Nu 4,41 . (6) Nu 4,45 . (7) Nu 4,46 . (8) Nu 4,49 . (9) 1 K 20,15 . (10) Job 35,15 . (11) Kl 4,22 .
--- act. qal perf. 1ste pers. enk. פָּקַדְתִּי = pâqadëthî (ik zag om) van het werkw. פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring
geven) . Taalgebruik in Tenakh : pâqad
(omzien) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , qoph = 19 of 100 , daled = 4 ;
totaal : 40 OF 184 (8 X 23) . Structuur : 8 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (6) : (1) Ex
3,16 . (2) 1
S 15,2 . (3) Js
38,10 . (4) Jr
44,13 . (5) Jr
50,18 . (6) Sef
3,7 .
--- wpqdthj . Tenakh (20) . prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm
act. qal perf. 1ste pers. enk. pâqadëthî (ik zag om) van het
werkw. . 12 kl. Prof. (7) : (1) Hos
1,4 . (2) Hos
2,15 . (3) Hos
4,9 . (4) Am
3,14 . (5) Sef
1,8 . (6) Sef
1,9 . (7) Sef
1,12 .
--- act. qal imperf. 3de pers. enk. = jiphëqod (hij zal omzien) . Tenakh
(16) : (1) Gn
50,24 . (2) Gn
50,25 . (3) Ex
13,19 . (4) Nu
16,29 . (5) Nu
27,16 . (6) 1
S 20,18 . (7) 1
K 20,39 . (8) 2
K 10,19 . (9) Js
23,17 . (10) Js
24,21 . (11) Js
27,1 . (12) Js
27,3 . (13) Jr
13,21 . (14) Zach
11,16 . (15) Spr
19,23 . (16) Job
31,14 .
- act. qal imperf. 3de pers. enk. יִפְקֹד = jiphëqod (hij zal omzien) van het werkw. פָקַד = pâqad (omzien, aanstellen, voorschrijven, in bewaring geven) . Taalgebruik in Tenakh : pâqad (omzien) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , qoph = 19 of 100 , daled = 4 ; totaal : 40 OF 184 (8 X 23) . Structuur : 8 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 4 . j-p-q-d . Tenakh (16) : (1) Gn 50,24 . (2) Gn 50,25 . (3) Ex 13,19 . (4) Nu 16,29 . (5) Nu 27,16 . (6) 1 S 20,18 . (7) 1 K 20,39 . (8) 2 K 10,19 . (9) Js 23,17 . (10) Js 24,21 . (11) Js 27,1 . (12) Js 27,3 . (13) Jr 13,21 . (14) Zach 11,16 . (15) Spr 19,23 . (16) Job 31,14 .
- וַיִּפְקֹד = wajjiphëqod (en hij zag om) < prefix verbindingswoord wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (20) : (1) Gn 40,4 . (2) Gn 41,34 . (3) Nu 3,16 . (4) Nu 3,42 . (5) Nu 4,34 . (6) Joz 8,10 . (7) Re 15,1 . (8) 1 S 13,15 . (9) 1 S 20,25 . (10) 1 S 20,27 . (11) 2 S 18,1 . (12) 1 K 11,28 . (13) 1 K 20,15 . (14) 1 K 20,26 . (15) 2 K 3,6 . (16) 2 K 5,24 . (17) 2 K 25,22 . (18) Jr 14,10 . (19) Hos 8,13 . (20) Est 2,3 .
--- aphëgîd (ik zal toevertrouwen) . Actief hifil imperfectum eerste
persoon enkelvoud . Slechts in één vers in de bijbel : Ps
31,6 .Verwijzing : pâqad
(omzien) , zie Ex
3,7 . Qal perfectum derde persoon mannelijk enkelvoud . Infinitief constructus
. In zevendertig verzen in de bijbel : (1) Gn
21,1 (Jahweh - Sara) . (2) Gn
50,24 (God - de broers van Jozef) ; infinitief + imperfectum derde persoon
enkelvoud . (3) Gn
50,25 (God - de broers van Jozef) ; infinitief + imperfectum derde persoon
enkelvoud . (4) Ex
3,16 ( JHWH , de God van uw vaderen / de God van Abraham , Isaak en Jakob
- de ouderlingen van Israël) ; infinitief + perfectum eerste persoon enkelvoud
. (5) Ex
4,31 (JHWH - de zonen van Israël) . (6) Ex
13,19 (God - de broers van Jozef) ; infinitief + imperfectum derde persoon
enkelvoud . (7)
--- pâqadëthî (ik zag om) . In zes verzen in de bijbel .
--- jiphëqod (hij zal omzien) . In zestien verzen in de bijbel : (1) Gn
50,24 . (2) Gn
50,25 . (3) Ex 13,19 . (4) Nu
16,29 . (5) Nu 27,16 . (6) 1 S 20,18 . (7) 1 K 20,39 . (8) 2 K 10,19 . (9)
Js 23,17 . (10) Js 24,21 . (11) Js 27,1 . (12) Js 27,3 . (13) Jr 13,21 . (14)
Zach
11,16 . (15) Spr 19,23 . (16) Job 31,14 .
--- aphëgîd (ik zal toevertrouwen) . Actief hifil imperfectum eerste
persoon enkelvoud . Slechts in één vers in de bijbel : Ps
31,6 .
- par (stier) . par (stier) . Taalgebruik in Tenakh
: par
(stier) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 ; totaal : 37 of
280 (2³ X 5 X 7) . Structuur : 8 - 2 . përî (vrucht) . Taalgebruik in Tenakh : përî (vrucht) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 47 OF 290 (2 X 5 X 29) . Structuur : 8 - 2 - 1 . p-r-i-m . Tenakh (33) . Js (3) : (1) Js
1,11 . (2)
Js 37,30 . (3) Js
65,21 . (1) mann. mv. pârîm (stieren)
van het zelfst. naamw. . Js (1) : Js
1,11 . nom. mann. mv. stat. construct. van het zelfst.naamw. përî (vrucht) + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. pirejâm (hun vruchten) . Js (2) : (1) Js 37,30 . (2) Js
65,21 .
-- pârâh (koe) .
- פרה = pârâh : 1. vruchtbaar zijn , voortbrengen . 2. bloeien , opschieten
- pârâh (1. vruchtbaar zijn, voortbrengen. 2. bloeien, opschieten) . פרה = pârâh : 1. vruchtbaar zijn , voortbrengen . 2. bloeien , opschieten . Taalgebruik in Tenakh : pârâh (1. vruchtbaar zijn, voortbrengen. 2. bloeien, opschieten) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 42 (2² X 13) OF 285 (3 X 5 X 19) . Structuur : 8 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 7 . Zie përî (vrucht) . përî (vrucht) . Taalgebruik in Tenakh : përî (vrucht) . Gr. karpos (vrucht) . Taalgebruik
in het NT : karpos
(vrucht) . Taalgebruik
in de LXX : karpos
(vrucht) . Hebr. përî , mv. pêrôth . Lat. frui
- fructus . Fr. fruit . Ned. vrucht , fruit . E. fruit . D. Frucht .
- act. qal imperat. 2de pers. mann. mv. פְּרוּ = përû (weest vruchtbaar) van het werkw. פרה = pârâh : 1. vruchtbaar zijn , voortbrengen . 2. bloeien , opschieten . Taalgebruik in Tenakh : pârâh (1. vruchtbaar zijn, voortbrengen. 2. bloeien, opschieten) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 42 (2² X 13) OF 285 (3 X 5 X 19) . Structuur : 8 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 7 . p-r-w . Tenakh (5) . përû (weest vruchtbaar) . Tenach (4) : (1) Gn 1,22 . (2) Gn 1,28 . (3) Gn 9,1 . (4) Gn 9,7 .
- act. qal perf. 3de pers. mann. mv. pârû (zij zijn vruchtbaar) . Tenach (1) : Ex 1,7 .
- përî (vrucht) . פְּרִי = përî (vrucht, fruit) . Qatl-vorm met wortel י"ל (l"j) (Joüon 88Ce) . De oorspronkelijke vorm qati wordt gewoonlijk פְּרִי = përî (Joüon 96Aq) . Taalgebruik in Tenakh : përî (vrucht) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , jod = 10 ; totaal : 47 OF 290 (2 X 5 X 29) . Structuur : 8 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 2 . Zie het werkw. פרה = pârâh : 1. vruchtbaar zijn , voortbrengen . 2. bloeien , opschieten . Taalgebruik in Tenakh : pârâh (1. vruchtbaar zijn, voortbrengen. 2. bloeien, opschieten) .
- Grieks . καρπος = karpos (vrucht) . Taalgebruik
in het NT : karpos
(vrucht) . Taalgebruik
in de LXX : karpos
(vrucht) . Een vorm van καρπος = karpos in de LXX (125) , in het NT (66) .
- Latijn . frui
(genieten, genot hebben van, het vruchtgebruik van iets hebben) - fructus . Fr. fruit . Ned. vrucht , fruit . E. fruit . D. Frucht . Arabisch : فَاكِة = fâkihah (fruit) . Taalgebruik in de Qoran : fâkihah (fruit) .
- Bibliografie
-- http://nl.wiktionary.org/wiki/fruit .
-- Dray , 2007 , p.28-29 .
- Ned. : vrucht . Arabisch : فَاكِة = fâkihah (fruit) . Taalgebruik in de Qoran : fâkihah (fruit) . D. : Frucht . E. : fruit . Fr. : fruit . Grieks : καρπος = karpos (vrucht) . Taalgebruik
in het NT : karpos
(vrucht) . Hebreeuws : פְּרִי = përî (vrucht, fruit) . Taalgebruik in Tenakh : përî (vrucht) . Latijn : frui
- fructus .
--
- pirëjâh < zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. vr. enk. Tenakh (15) : (1) Lv 25,19 . (2) Nu 13,27 . (3) Js 17,6 . (4) Js 32,14 . (5) Jr 2,7 . (6) Jr 50,27 . (7) Ez 17,9 . (8) Ez 19,10 . (9) Ez 19,12 . (10) Ez 19,14 . (11) Zach
8,12 . (12) Ps 128,3 . (13) Spr 18,21 . (14) Spr 27,18 . (15) Neh 9,36 .
- pârad (uitspreiden, scheiden)
. פָרַד = pârad (uitspreiden, scheiden) . Taalgebruik in Tenakh : pârad
(uitspreiden, scheiden) . Taalgebruik in de Septuaginta : diachôrizô
(uiteenplaatsen , zich verwijderen) . LXX (27) . NT (1) Lc
9,33 .
- nifal perf. 3de pers. mv. niphërâdû (zij werden verspreid,
zij werden gescheiden) . getalswaarde p-r-d : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200
, daleth = 4 ; totaal : 41 OF 284 (2² X 71) . Tenakh (3) : (1) Gn
10,5 . (2) Gn
10,32 . (3) 2
S 1,23 . LXX . (1) Gn
10,5 : pass. ind. aor. 3de pers. enk. afôristhèsan (zij werden
afgezonderd) van het werkw. aforizô (klanknab. f-r-z) (afzonderen) . (3)
2 S 1,23
: pass. part. perf. nom. mann. mv. diakechôrismenoi (die uiteen werden
geplaatst, die werden gescheiden) van het werkw. diachôrizô (uiteenplaatsen
, zich verwijderen) .
- hifil imperf. (jaqtîl) 3de pers. mv. wajjaphëridû (en zij
maakten een scheiding tussen) OF nifal imperf. 3de pers. mv. wajjiphphârëdû
(en zij werden gescheiden) van het werkw. pârad (uitspreiden, scheiden)
. Taalgebruik in Tenakh : pârad
(uitspreiden, scheiden) . Tenakh (2) : (1) Gn
13,11 (nifal) . (2) 2
K 2,11 (hifil) .
LXX : pass. ind. aor. 3de pers. mv. diechôristhèsan (zij werden
gescheiden) van het werkw. diachôrizô (uiteenplaatsen , zich verwijderen)
. < dia - chôra (plaats) . LXX (3) : (1) Gn
13,11 . (2) 2
S 1,23 . (3) Sir
33,8 . In 2
K 2,11 wordt niet een werkw. van diachronizô , maar van diastellô
(uiteensturen, uiteenzenden) . In Lc
9,33 verwijderen Mozes en Elia zich van Jezus . In 2
K 2,11 werden Elia en Elisa van elkaar verwijderd .
- pass. nifal perf. 3de pers. mann. enk. = niphërad / niphërâd (hij werd gescheiden) van het werkw.
Gn 13,11 | pass. ind. aor. 3de pers. mv. diechôristhèsan | diachôrizô (uiteenplaatsen , zich verwijderen) . | nifal imperf. 3de pers. mv. wajjiphphârëdû (en zij werden gescheiden) | pârad (uitspreiden, scheiden) . | |
- pâras (breken) . pâras (breken) . Taalgebruik in Tenakh : pâras (breken) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , samekh = 15 of 60 ; totaal : 52 (2 X 26) OF 340 (2² X 5 X 17) . Structuur : 8 - 2 - 6 .
- pârash (spannen, uitspreiden, verstrooien) . pârash (spannen, uitspreiden, verstrooien) ; de handen uitspreiden . Taalgebruik in Tenakh : pârash (spannen, uitspreiden, verstrooien) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , shin = 21 of 300 ; totaal : 58 (2 X 29) OF 580 (10 X 2 X 29) . Structuur : 8 - 2 - 3 .
- pârat (zingen) . pârat (zingen)
. Taalgebruik in Tenakh : pârat
(zingen) .
-- happorëtîm (zij die zingen) < bepaald lidw. ha + act.qal part.
nom. mann. mv. van het werkw. pârat (zingen) . Taalgebruik in Tenakh :
pârat
(zingen) . getalswaarde : he = 5 , pe = 17 of 80 , resj = 20 of 200 , tet
= 9 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 74 (2 X 37) OF 344 . Slechts in Am
6,5 .
- ´èl parë`oh (tot Farao) . Tenakh (35) . Ex (20) : (1) Ex 1,19 . (2) Ex 3,10 . (3) Ex 3,11 . (4) Ex 4,22 . (5) Ex 5,1 . (6) Ex 5,15 . (7) Ex 5,23 . (8) Ex 6,11 . (9) Ex 6,27 . (10) Ex 6,29 . (11) Ex 7,2 . (12) Ex 7,7 . (13) Ex 7,10 . (14) Ex 7,15 . (15) Ex 7,26 . (16) Ex 8,15 . (17) Ex 9,1 . (18) Ex 10,1 . (19) Ex 10,3 . (20) Ex 10,8 .
- bo´ ´èl parë`oh (baan je een weg tot Farao) . Tenakh (3) : (1) Ex 7,26 . (2) Ex 9,1 . (3) Ex 10,1 . lekh ´èl parë`oh (ga naar Farao) . Tenakh (1) : Ex 7,15 .
- פָסַח עַל = pâsach `al (voorbijgaan)
- pâsach `al (voorbijgaan) . פָסַח עַל = pâsach `al (voorbijgaan) . Taalgebruik in Tenakh : pâsach `al (voorbijgaan) . Getalswaarde : pe = 17 of 80 , samekh = 15 of 60 , chet = 8 ; totaal : 40 OF 148 (4 X 37) . Structuur : 8 - 6 - 8 . De som van de elementen is telkens 4 . p-s-ch . Tenakh (25) . Pentateuch (11) : (1) Ex 12,11 . (2) Ex 12,27 . (3) Ex 12,48 . (4) Lv 21,18 . (5) Lv 23,5 . (6) Nu 9,10 . (7) Nu 9,14 . (8) Nu 28,16 . (9) Dt 15,21 . (10) Dt 16,1 . (11) Dt 16,2 .
- pâsîl (afgodsbeeld) . pâsîl (afgodsbeeld) . Taalgebruik in Tenakh : pâsîl (afgodsbeeld) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , samekh = 15 of 60 , jod = 10 , lamed = 12 of 30 ; totaal : 54 (2 X 3³) OF 180 (2² X 3² X 5) . Structuur : 8 - 6 - 1 - 3 .
- ûphësîle(j)hèm (en hun afgodsbeelden) < wë + zelfst. naamw. mann. mv. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. mv. Tenakh (2) : (1) Dt 7,5 . (2) Js 10,10 .
- pâsja` (een misdrijf plegen,
zondigen) . פָשַׁע = pâsja` (een misdrijf plegen, zondigen) . Taalgebruik in
Tenakh : pâsja`
(een misdrijf plegen, zondigen) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , sjin = 21
of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 54 (2 X 3³) OF 450 (2 X 3² X 5²)
. Structuur : 8 - 3 - 7 . De som van de elementen is telkens 9 . Een vorm van het werkw. פָשַׁע = pâsja` (een misdrijf
plegen, zondigen) in Js (8) : (1) Js
1,2 . (2) Js
1,28 . (3) Js
43,27 . (4) Js
46,8 . (5) Js
48,8 . (6) Js
53,12 . (7) Js
59,13 . (8) Js
66,24 .
- act. qal perf. 3de pers. mann. mv. pâsj`û (zij misdragen zich)
. Tenakh (10) : (1) 1
K 8,50 . (2) Js
1,2 . (3) Js
43,27 . (4) Jr
2,8 . (5) Jr
33,8 . (6) Ez
2,3 . (7) Ez
33,12 . (8) Hos
7,13 . (9) Hos
8,1 . (10) Mi
3,8 .
- act. qal part. mann. mv. פֹשְׁעִים = posjë`îm (misdadigers, zondaars) van het werkw. פָשַׁע = pâsja` (een misdrijf plegen, zondigen) . Taalgebruik in
Tenakh : pâsja`
(een misdrijf plegen, zondigen) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , sjin = 21
of 300 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 54 (2 X 3³) OF 450 (2 X 3² X 5²)
. Structuur : 8 - 3 - 7 . De som van de elementen is telkens 9 . Tenakh
(4) : (1) Js
1,28 . (2) Js
53,12 . (3) Ps
51,15 . (4) Spr
10,12 . Een vorm van het werkw. פָשַׁע = pâsja` (een misdrijf
plegen, zondigen) in Js (8) : (1) Js
1,2 . (2) Js
1,28 . (3) Js
43,27 . (4) Js
46,8 . (5) Js
48,8 . (6) Js
53,12 . (7) Js
59,13 . (8) Js
66,24 .
- pèsja` (misdrijf, zonde, vergrijp) . Tenakh (22) . Js (3) : (1) Js
57,4 . (2) Js
59,13 . (3) Js
59,20 . Een vorm van het zelfst. naamw. pèsja` (misdrijf, zonde,
vergrijp) in Js (10) : (1) Js
24,20 . (2) Js
43,25 . (3) Js
44,22 . (4) Js
50,1 . (5) Js
53,5 . (6) Js
53,8 . (7) Js
57,4 . (8) Js
58,1 . (9) Js
59,13 . (10) Js
59,20 .
- pisj`âm (hun misdrijf) < mann. enk. + suffix 3de pers. mann. mv.
. Tenakh (4) : (1) Js
58,1 . (2) Ps
89,33 . (3) Ps
107,17 . (4) Job
8,4 .
- gen. vr. enk. + acc. vr. mv. anomias van het zelfst. naamw. anomia (wetteloosheid,
misdaad) . Taalgebruik in Tenakh : anomia
(wetteloosheid, misdaad) . Een vorm van anomia (wetteloosheid, misdaad)
in de LXX (228) , in het NT (14) . Bijbel (80) . Pentateuch (6) . NT (4) . Js
(10) : (1) Js
3,8 . (2) Js
5,18 . (3) Js
6,7 . (4) Js
43,25 . (5) Js
43,26 . (6) Js
44,22 . (7) Js
53,5 . (8) Js
58,1 . (9) Js
59,6 . (10) Js
64,5 .
- een vorm van pèsja` (misdrijf, zonde, vergrijp) vertaald in de vorm
gen. vr. enk. + acc. vr. mv. anomias van het zelfst. naamw. anomia (wetteloosheid,
misdaad) in Js : (1) Js
43,25 . (2) Js
53,5 . (3) Js
58,1 .
- nom. + acc. onz. mv. peccata (zonden) . Bijbel (122) . Pentateuch (12) . NT
(38) . Js (6) : (1) Js
1,18 . (2) Js
38,17 . (3) Js
44,22 . (4) Js
58,1 . (5) Js
59,2 . (6) Js
59,12 .
- פָתַח = pâthach (openen)
- pâthach (openen) . פָתַח = pâthach (openen)
. Taalgebruik in Tenakh : pâthach
(openen) . Getalswaarde : pe = 17 of 80 , thaw = 22 of 400 , chet = 8 ; totaal : 47 OF 488 (8 X 61) . Structuur : 8 - 4 - 8 . De som van de elementen is telkens 2 .
-Gr. anoigô (openen) . Taalgebruik
in de LXX : anoigô
(openen) . Taalgebruik in het NT : anoigô
(openen) . Een
vorm van anoigô (openen) komt in de LXX (182) , in het NT (78) voor
. Lat. aperire . Fr. ouvrir . D. öffnen . E. to open . Arabisch : fataha (openen) . Taalgebruik in de Qoran : fataha (openen) . fatha (opening) wordt gebruikt om de a-klank aan te duiden . p-th-ch . Tenakh (133) . Pentateuch (58) . Js (4) . (1) act. qal perf. 3de
pers. mann. enk. pâthach (hij opende) : (1)
Js 14,17 . (2) Js
50,5 . (2) act. qal part. mann. enk. potheach (openende) : Js
22,22 . (3) actief piël inf. stat. constr. paththeach (te openen) :
Js 58,6
.
- וַיּפְתַּח = wajjiphëthach (en hij opende) < prefix consecutivum wë + act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. פָתַח = pâthach (openen) . Taalgebruik in Tenach : pâthach (openen) . Getalswaarde : pe = 17 of 80 , thaw = 22 of 400 , chet = 8 ; totaal : 47 OF 488 (8 X 61) . Structuur : 8 - 4 - 8 . De som van de elementen is telkens 2 . w-j-p-th-ch . Tenakh (17) . Gn (6) : (1) Gn 8,6 . (2) Gn 24,32 . (3) Gn 29,31 . (4) Gn 30,22 . (5) Gn 41,56 . (6) Gn 42,27 . 1 S 1 (1) : 1 S 3,15 .
- Grieks : pass. ind. fut. 3de pers. mv. ανοιχθησονται = anoichthèsontai (zij zullen geopend worden) van het werkw. ανοιγω = anoigô (openen) . Taalgebruik in het NT : anoigô
(openen) . Taalgebruik in de LXX : anoigô
(openen) . Bijbel (3) : (1) Js
35,5 . (2) Js 60,11 . (3) Nah 3,13 .
- Ned. : openen . D. : öffnen (ph = f). E. : to open . Fr. : ouvrir (ph = f -> v) . Grieks : ανοιγω = anoigô (openen) . Taalgebruik in het NT : anoigô
(openen) . Hebreeuws : פָקַח = pâqach (openen, opmerkzaam zijn) . Taalgebruik
in Tenach : pâqach
(openen, opmerkzaam zijn) . Latijn : aperire .
- wajjiphëthach (en hij opende) < wë + act. qal imperf. 3de pers.
mann. enk. van het werkw. . w-j-p-th-ch . Tenakh (17) . Gn (6) : (1) Gn
8,6 . (2) Gn
24,32 . (3) Gn
29,31 . (4) Gn
30,22 . (5) Gn
41,56 . (6) Gn
42,27 . 1 S 1 (1) : 1
S 3,15 .
De tegenpool van pâthach (openen) is sâgar (sluiten) . Taalgebruik
in Tenakh : sâgar
(sluiten) .
- wajjiphëthach èth rachëmâh (en Hij opende haar schoot)
. Tenakh (2) : (1) Gn
29,31 . (2) Gn
30,22 .
Tegenpool : sâgar rachëmâh (Hij sloot haar schoot) . Tenakh
(1) : 1 S
1,5 . Zie ook 1
S 1,6 : sâgar ... rachëmâh (Hij sloot ... haar schoot)
.
- pâthâh (overreden, verleiden, bedriegen) .
- act. piel imperat. 2de pers. vr. enk. paththî (verleid, overreed) . Tenakh (2) : (1) Re 14,15 . (2) Re 16,5 .
- pâzar (verstrooien) . act. piël 3de pers. mv. pizzërû (zij verstrooien) .
- פֵה = pèh (mond, opening, ingang)
- pèh (mond, opening, ingang) . פֵה = pèh (mond, opening, ingang) . Taalgebruik in Tenakh : pèh (mond, opening, ingang) . Getalswaarde : pe = 17 of 80 , he = 5 ; totaal : 22 (2 X 11) of 85 (5 X 17) . Structuur : 8 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Het is de 17de letter van het Hebreeuwse alfabet .
- פֵה = pèh (mond, opening, ingang< naamw. met 1 medeklinker (Lettinga(6) 24b) . De î is e geworden in open lettergrepen op het einde van een woord en met de hoofdklemtoon (Lettinga(6) 13d) .
- stat. constr. פִי = pî (mond, opening, ingang) van het zelfst. naamw. פֵה = pèh (mond, opening, ingang) . Taalgebruik in Tenakh : pèh (mond, opening, ingang) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , he = 5 ; totaal : 22 (2 X 11) of 85 (5 X 17) . Structuur : 8 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Het is de 17de letter van het Hebreeuwse alfabet . Tenakh (131) . Pentateuch (51) . Eerdere Profeten (20) . Latere Profeten (13) . 12 Kleine Profeten (5) . Geschriften (42) . Gn (7) : (1) Gn 29,2 . (2) Gn 29,3 . (3) Gn 29,8 . (4) Gn 29,10 . (5) Gn 43,7 . (6) Gn 45,12 . (7) Gn 45,21 .
-
- pëlèsjèth / pëlâsjèth (Filistea / Palestina) . pëlèsjèth / pëlâsjèth (Filistea / Palestina) . Taalgebruik in Tenakh : pëlèsjèth / pëlâsjèth (Filistea / Palestina) . getalswaarde : pe = 17 of 80 , lamed = 12 of 30 , sjin = 21 of 300 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 72 (2³ X 3²) OF 810 (2 X 3² X 3² X 5) . Structuur : 8 - 3 - 3 - 4 .
- phëlisjëthîm (Filistijnen) . פְלִשְׁתִים = phëlisjëthîm (Filistijnen) . Taalgebruik in Tenakh : phëlisjëthîm (Filistijnen) . getalswaarde : pi = 17 of 80 , lamed = 12 of 30 , sjin = 21 of 300 , thaw = 22 of 400 , jod = 10 , mem = 13 of 40 ; totaal : 95 (5 X 19) OF 860 (2² X 5 X 43) . Structuur : 8 - 3 - 3 - 4 - 1 - 4 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (179) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (132) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (24) . 1 S (81) . 1 S 23 (5) : (1) 1 S 23,1 . (2) 1 S 23,3 . (3) 1 S 23,4 . (4) 1 S 23,27 . (5) 1 S 23,28 .
- בַּפְּלִשְׁתִים = bappëlisjëthîm (tegen de Filistijnen) < prefix voorzetsel bë + bepaald lidw. + . Tenakh (11) : (1) 1 S 7,13 . (2) 1 S 13,4 . (3) 1 S 14,30 . (4) 1 S 14,31 . (5) 1 S 18,27 . (6) 1 S 19,8 . (7) 1 S 23,2 . (8) 1 S 23,5 . (9) 2 S 23,9 . (10) 2 S 23,10 . (11) 2 Kr 26,6 .
- pers. voornaamw. . pers. voornaamw. . Taalgebruik
in Tenakh : pers.
voornaamw. . Taalgebruik in Jesaja : pers.
voornaamw. .
- bô < voorzetsel b + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk.
. Tenakh (354) . Js (30) .
- pèsach (paasoffer, Pasen) . פֶסַח = pèsach (paasoffer, Pasen) . Taalgebruik in Tenakh : pèsach (paasoffer, Pasen) . Getalswaarde : pe = 17 of 80 , samekh = 15 of 60 , chet = 8 ; totaal : 40 OF 148 (4 X 37) . Structuur : 8 - 6 - 8 . De som van de elementen is telkens 4 .
- pisjëthâh (vlas, linnen)
. pisjëthâh (vlas, linnen) . Taalgebruik in Tenakh : pisjëthâh
(vlas, linnen) .
- verbindingswoord wë + zelfst. naamw. Tenakh (1) Js
42,3 .
- פועָה = pû`âh (Pua)
pû`âh (Pua) . פועָה = pû`âh (Pua) . Taalgebruik in Tenakh : pû`âh (Pua) . Tenakh (1) . Getalswaarde : pe = 17 of 80 , waw = 6 , ajin = 16 of 70 , he = 5 ; totaal : 44 (2² X 11) OF 161 (7 X 23) . Structuur : 8 - 6 - 7 - 5 . De som van de elementen is telkens 44 . Tenakh (1) : Ex 1,15 .
- pûts (zich verstrooien, zich verspreiden) . פוץ = pûts (zich verstrooien, zich verspreiden) . Taalgebruik in Tenakh : pûts (zich verstrooien, zich verspreiden) .