Tenakh TAALGEBRUIK Z
- bijbeloverzicht per pericope - bijbeloverzicht per vers - bijbeloverzicht : liturgisch gebruik - bijbeloverzicht : woordgebruik -- A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X -Y - Z -- bijbeloverzicht : commentaar -
Overzicht van Tenakh : Tenakh
: overzicht , Tenakh
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Tenakh
: commentaar ,
Overzicht van Septuaginta : Septuaginta
: overzicht , Septuaginta
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z
- , Septuaginta
: commentaar ,
ALGEMEEN OVERZICHT
- bijbeloverzicht
, bijbelverwijzingen
- A
- B
- C
- D
- E
- F
- G
- H
- I
- J
- K
- L
- M
- N
- O
- P
- Q
- R
- S
- T
- U
- V
- W
- X
-Y
- Z -
, Oude Testament
, Pentateuch
, Historische
boeken , Profeten
, Wijsheidsboeken
, NT overzicht
, Evangelies
, Synoptici
, Brieven
van Paulus , Apostolische
brieven .
Overzicht van het N.T. : NT
: overzicht , NT
: taalgebruik - A
- B
- C
- D
- E
- F
- G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X
-Y
- Z - ,
NT : commentaar
,
- OT : Gn (Genesis)
, Ex (Exodus)
, Lv (Leviticus)
, Nu (Numeri)
, Dt (Deuteronomium)
, Joz (Jozua)
, Re (Rechters)
, Rt (Ruth)
, 1 S (1 Samuël)
, 2 S (2 Samuël)
, 1 K (1 Koningen)
, 2 K (2 Koningen)
, 1 Kr ( 1
Kronieken) , 2
Kr (2 Kronieken) , Ezr
(Ezra) , Neh
(Nehemia) , Tob
(Tobia) , Jdt
(Judith) , Est
(Esther) , 1 Mak
(1 Makkabeeën) , 2
Mak (2 Makkabeeën) , Job
, Ps (Psalmen
) , Spr (Spreuken)
, Pr (Prediker)
, Hl (Hooglied)
, W (Wijsheid)
, Sir (Sirach)
, Js (Jesaja)
, Jr (Jeremia)
, Kl (Klaagliederen)
, Bar (Baruch)
, Ez (Ezechiël)
, Da (Daniël)
, Hos (Hosea)
, Jl (Joël)
, Am (Amos)
, Ob (Obadja)
, Jon (Jona)
, Mi (Micha)
, Nah (Nahum)
, Hab (Habakuk)
, Sef (Sefanja)
, Hag (Haggai)
, Zach (Zacharia)
, Mal (Maleachi)
.
- NT : Mt
(Matteüs) - Mc
(Marcus) - Lc
(Lucas) - Joh
(Johannes) - Hnd
(Handelingen) , Rom
(Rome) , 1 Kor
(Korinte) , 2
Kor (Korinte) , Gal
(Galatië) , Ef
(Efese) , Fil
(Filippi) , Kol
(Kolosse) , 1
Tes (Tessalonika) , 2
Tes (Tessalonika) , 1
Tim (Timoteüs) , 2
Tim (Timoteüs) , Tit
(Titus) , Film
(Filemon) , Heb
(Hebreeën) , Jak
(Jakobus) , 1 Pe
(Petrus) , 2 Pe
(Petrus) , 1 Joh
(Johannes) , 2
Joh (Johannes) , 2
Joh (Johannes) , Jud
(Judas) , Apk
(Apokalyps) .
Overzicht van
de bibliografie van de bijbelboeken - bibliografie
bijbel -
bibliografie
van het Oude Testament - bibliografie
Matteüsevangelie - bibliografie
Marcusevangelie - bibliografie
Lucasevangelie - bibliografie
van het Johannesevangelie - bibliografie
van het Nieuwe Testament (behalve evangeliën)
1. LXX , Griekse tekst N.T. | 2. Vulgata | 3. Synopsis Denaux - Vervenne | 4. Statenvertaling | 5. Willibrordvertaling | 6. Nieuwe Vertaling | 7. Naardense vertaling , zie |
8. Bible de Jérusalem | 9. Statenvertaling | 10. King James Bible - King James Bible | 11. Luther-Bibel | liturgische lezing |
ZOEKEN OP DEZE WEBSITE |
http://www.bible-history.com/isbe/ | http://www.sacrednamebible.com/kjvstrongs/index2.htm | Studiebijbel 3 | Luther-Bibel 1984 | Targumim | rubrieken (1) |
bijbelvertalingen Lexilogos | De Griekse bijbel - | bijbelweb | info-bible | interBible | http://www.diebibel.de/ |
Gn 1 | Gn 2 | Gn 3 | Gn 4 | Gn 5 | Gn 6 | Gn 7 | Gn 8 | Gn 9 | Gn 10 | Gn 11 | Gn 12 | Gn 13 | Gn 14 | Gn 15 | Gn 16 | Gn 17 | Gn 18 | Gn 19 | Gn 20 | Gn 21 | Gn 22 | Gn 23 | Gn 24 | Gn 25 | |
Gn 26 | Gn 27 | Gn 28 | Gn 29 | Gn 30 | Gn 31 | Gn 32 | Gn 33 | Gn 34 | Gn 35 | Gn 36 | Gn 37 | Gn 38 | Gn 39 | Gn 40 | Gn 41 | Gn 42 | Gn 43 | Gn 44 | Gn 45 | Gn 46 | Gn 47 | Gn 48 | Gn 49 | Gn 50 | |
- zâ`aq (schreien, klagen) . זָעַק = zâ`aq (schreien, klagen) . Taalgebruik in Tenakh : zâ`aq (schreigen, klagen) . Getalwaarde : zajin = 7 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 177 (3 X 59) . Structuur : 7 - 7 - 1 . De som van de elementen is telkens 5 .
- וַיִֹזְעָקוּ = wajjizë`âqû (en zij klaagden) < prefix wë + act. ind. imperf. 3de pers. mv. van het werkw. זָעַק = zâ`aq (schreien, klagen) . Taalgebruik in Tenakh : zâ`aq (schreigen, klagen) . Getalwaarde : zajin = 7 , ajin = 16 of 70 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 177 (3 X 59) . Structuur : 7 - 7 - 1 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (1) : Ex 2,23 .
(2) Joz 8,16 . (3) Re 3,9 . (4) Re 3,15 . (5) Re 6,6 . (6) Re 10,10 . (7) 1 S 5,10 . (8) 1 S 12,8 . (9) 1 S 12,10 . (10) Ez 27,30 . (11) Jon 1,5 . (12) Ps 107,13 . (13) Ps 107,19 . (14) Neh 9,4 . (15) 2 Kr 32,20 .
- zâbhach (slachten, offeren)
. זָבַח = zâbhach (slachten, offeren) . Taalgebruik in Tenakh : zâbhach
(slachten, offeren) . Getalwaarde : zajin = 7 , beth = 2 , chet = 8 ; totaal
: 17 . Structuur : 7 - 2 - 8 . z-b-ch . (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. zâbhach (hij offert) . (2) act. qal part. mann. enk. zobheach (slachtofferend) . (3) zelfst. naamw. mann. enk. zèbhach / zâbhach (offer, slachtoffer, offermaaltijd)
. Tenakh (74) . Pentateuch (28) . Eerdere Profeten (19) . Latere Profeten (7) . 12 Kleine
Profeten (5) . Geschriften (15) . 1 S (7) : (1) 1 S 1,21 . (2) 1 S 2,13 . (3) 1 S 2,19 . (4) 1 S 9,12 . (5) 1 S 15,15 . (6) 1 S 20,6 . (7) 1 S 20,29 . Pr (2) : (1) Pr 4,17 . (2) Pr 9,2 .
- act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. wajjizëbach (en hij slachtte af,
hij offerde) van het werkw. Tenakh (17) : (1) Gn
31,54 . (2) Gn
46,1 . (3)
Nu 22,40 . (4) 1
S 1,4 . (5) 2
S 6,13 . (6) 1
K 1,9 . (7) 1
K 1,19 . (8) 1
K 1,25 . (9) 1
K 8,63 . (10) 2
K 16,4 . (11) 2
K 23,20 . (12)
1 Kr 21,28 . (13) 2
Kr 7,5 . (14) 2
Kr 18,2 . (15) 2
Kr 28,4 . (16) 2
Kr 28,23 . (17) 2
Kr 33,16 .
- act. qal imperf. 3de pers. mann. mv. wajjizëbëchû (en zij slachtten af,
zij offerden) van het werkw. Tenakh (15) : (1) . (2) . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) . (14) . (15) .
- lizëboach (om te offeren) < voorzetsel lë + act. qal inf. van het werkw. . OF : lëzèbach (tot offer) voorzetsel lë + zelfst. naamw. . Tenakh (19) : (1) Ex 8,25 . (2) Lv 3,6 . (3) Lv 9,4 . (4) Lv 23,19 . (5) Nu 15,5 . (6) Dt 16,5 . (7) Joz 22,26 . (8) Joz 24,28 . (9) Re 18,23 . (10) 1 S 1,21 . (11) 1 S 2,19 . (12) 1 S 10,8 .
(13) 1 S 15,21 . (14) 1 S 16,2 . (15) 1 S 16,5 . (16) 1 K 3,4 . (17) 1 K 12,32 . (18) Js 57,7 . (19) Mal
1,8 .
- wëlizëboach (en om te offeren) < voegwoord wë + voorzetsel lë + act. qal inf. van het werkw. OF ûlëzèbach (en tot offer) + zelfst. naamw. Tenakh (16) : (1) Lv 7,37 . (2) Nu 7,17 . (3) Nu 7,23 . (4) Nu 7,29 . (5) Nu 7,35 . (6) Nu 7,41 . (7) Nu 7,47 . (8) Nu 7,53 . (9) Nu 7,59 . (10) Nu 7,65 . (11) Nu 7,71 .
(12) Nu 7,77 . (13) Nu 7,83 . (14) Joz 22,29 . (15) 1 S 1,3 . (16) Pr 9,2 .
- zâhâbh (goud) . zâhâbh (goud) . Taalgebruik in Tenakh : zâhâbh (goud) . Getalwaarde : zajin = 7 , he = 5 , beth = 2 ; totaal : 14 (2 X 7) . Structuur : 7 - 5 - 2 . wëzâhâbh (en goud) < wë + . Tenakh (31) . Js (2) : (1) Js 2,7 . (2) Js 13,17 . wëlizëboach lJHWH (en om te offeren aan JHWH) . Tenakh (1) : 1 S 1,3 . lizëboach lJHWH (om te offeren aan JHWH) . Tenakh (5) : (1) Ex 8,25 . (2) 1 S 1,21 . (3) 1 S 15,21 . (4) 1 S 16,2 . (5) 1 S 16,5 .
- zèbhach (offer,
slachtoffer, offermaaltijd) . zèbhach (offer, slachtoffer, offermaaltijd)
. Taalgebruik in Tenakh : zèbhach
(offer, slachtoffer, offermaaltijd) . Getalwaarde : zajin = 7 , beth = 2
, chet = 8 ; totaal : 17 . Structuur : 7 - 2 - 8 . Tenakh (3) : (1) Js
1,11 . (2) Jr
7,21 . (3) Am
4,4 .
- ûzëbhâchîm (en slachtoffers) < prefix verbindingswoord
wë + mann. mv. van het zelfst. naamw. Tenakh (3) : (1) Ex
18,12 . (2) 1
S 15,22 . (3) 1
Kr 29,21 .
- ´èth zèbhach (het offer) . Tenakh (8) : (1) Lv 7,29 . (2) Re 8,7 . (3) Re 8,12 . (4) Re 8,21 . (5) 1 S 1,21 . (6) 1 S 2,19 . (7) 2 Kr 7,5 . (8) Ez 46,24 .
- m-z-b-ch . Tenakh (111) . mizzèbhach (dan slachtoffer) < prefix
voorzetsel min + mann. enk. van het zelfst. naamw. () 1
S 15,22 .
- zèbhach hajjâmîm (offer van de dagen, jaarlijks offer) . Tenakh (3) : (1) 1 S 1,21 . (2) 1 S 2,19 . (3) ) 1 S 20,6 .
- ´èth zèbhach hajjâmîm (offer van de dagen, jaarlijks offer) . Tenakh (3) : (1) 1 S 1,21 . (2) 1 S 2,19 .
- zâbhal (wonen) . zâbhal (wonen) . Taalgebruik in Tenakh : zâbhal (wonen) .
- zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Taalgebruik in Tenakh : zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Getalwaarde : zajin = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (70) . Pentateuch (28) . Eerdere Profeten (8) . Latere Profeten (23) . 12 Kleine Profeten (2) . Geschriften (9) . Gn (14) . Jesaja (14) : (1) Js 1,4 . (2) Js 6,13 . (3) Js 14,20 . (4) Js 23,3 . (5) Js 41,8 . (6) Js 45,25 . (7) Js 53,10 . (8) Js 55,10 . (9) Js 57,3 . (10) Js 57,4 . (11) Js 59,21 . (12) Js 61,9 . (13) Js 65,9 . (14) Js 65,23 .
- זַרְעֲךָ = zarë`âkhâ (jouw zaad) < zelfst. naamw. mann. enk. + persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie : זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Taalgebruik
in Tenakh : zèra`
(zaad, nageslacht, nakomeling) . Getalwaarde : zajin = 7 , resj = 20 of
200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2
- 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (35) . Pentateuch (19) . Eerdere Profeten (3) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine
Profeten (0) . Geschriften (5) . Gn (15) : (1) Gn 3,15 . (2) Gn 13,16 . (3) Gn 15,5 . (4) Gn 15,13 . (5) Gn 16,10 . (6) Gn 17,7 . (7) Gn 17,10 . (8) Gn 21,13 . (9) Gn 22,17 . (10) Gn 24,60 . (11) Gn 26,4 . (12) Gn 26,24 . (13) Gn 28,14 . (14) Gn
32,13 . (15) Gn 48,11 .
- וּלְזַרְעֲךָ = ûlëzarë`äkhâ (en aan jouw nageslacht) < prefix voegwoord wë + prefix voorzetsel lë
+ zelfstandig naamwoord zr`+ suffix persoonlijk voornaamwoord tweede persoon
mannelijk enkelvoud van het zelfst. naamw. זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Taalgebruik
in Tenakh : zèra`
(zaad, nageslacht, nakomeling) . getalswaarde : zajin = 7 , resj = 20 of
200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2
- 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (8) : (1) Gn 13,15 . (2) Gn 17,7 . (3) Gn 17,8 . (4) Gn 26,3 . (5) Gn 28,4 . (6) Gn 28,13 . (7) Gn 35,12 . (8) Nu 18,19 .
- לְזַרְעֲךָ = lëzarë`äkhâ (aan uw nageslacht) < voorzetsel lë
+ zelfstandig naamwoord zr`+ suffix persoonlijk voornaamwoord tweede persoon
mannelijk enkelvoud van het zelfst. naamw. זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Taalgebruik
in Tenakh : zèra`
(zaad, nageslacht, nakomeling) . Getalwaarde : zajin = 7 , resj = 20 of
200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2
- 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (7) : (1) Gn
12,7 . (2) Gn
15,18 . (3) Gn
24,7 . (4) Gn
26,4 . (5) Gn
48,4 . (6) Ex
33,1 . (7) Dt
34,4 .
(1) Gn 12,7
(lëzarë`äkhâ ´èththen ´èth hâ´ârèts
hâzzo´th = aan uw nageslacht zal ik dit land geven) .
(2) Gn 15,18
(lëzarë`äkhâ nâthaththî ´èth hâ´ârèts
hâzzo´th = aan uw nageslacht geef ik dit land) .
(3) Gn 24,7
(lëzarë`äkhâ ´èththen ´èth hâ´ârèts
hâzzo´th = aan uw nageslacht zal ik dit land geven) .
(4) Gn 26,4
(wënâthaththî lëzarë`äkhâ ´èth
kâl hâ´ärâzoth = en ik geef uw nageslacht heel
het land) .
(5) Gn 48,4
(wënâthaththî ´èth hâ´ârèts
hâzzo´th lëzarë`äkhâ = en ik geef dit land
aan uw nageslacht) .
(6) Ex 33,1
(lëzarë`äkhâ ´èththënènnâh
= aan uw nageslacht zal ik het geven) .
(7) Dt 34,4
(lëzarë`äkhâ ´èththënènnâh
= aan uw nageslacht zal ik het geven) .
- לְזֶרַע = lëzèra` (aan het zaad / nageslacht) < prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Taalgebruik in Tenakh : zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Getalwaarde : zajin = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (5) : (1) Gn 47,24 . (2) Lv 18,20 . (3) Js 45,19 . (4) Ez 20,5 . (5) 2 Kr 20,7 .
- לֱזַרְעוֹ = lëzar`ô (aan zijn geslacht) < voorzetsel lë + zelfst. naamw. זֶרַע = zèra` (geslacht) + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Zie het werkw. זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâ` (zaaien, planten, voortbrengen) . Getallenwaarde : zain = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17 : getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (2) : (1) Gn 17,19 . (2) Neh 9,8 .
- וּלְזַרְעוֹ = ûlëzarë`ô (en aan zijn zaad / nageslacht) < prefix verbindingswoord wë + prefix voorzetsel lë + zelfst. naamw. + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . van het zelfst. naamw. זֶרַע = zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Taalgebruik in Tenakh : zèra` (zaad, nageslacht, nakomeling) . Getalwaarde : zajin = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (6) : (1) Ex 28,43 . (2) Ex 30,21 . (3) Nu 24,13 (ûlëzara`ô) . (4) 2 S 22,51 . (5) 1 K 2,33 . (6) Ps 18,51 .
Website : http://www.kerkrecht.nl/data/onderdelen/7793/Acta2008%20Bijlage%205.4%20Reactie%20deputaten%20Bijbelvertaling.pdf . Als eerste willen we noemen Genesis 3:15. We citeren wat deputaten daarover schreven in hun rapport aan de Generale Synode van Amersfoort-Centrum 2005 op bladzijde 41: ‘In het Oude Testament komt vaak het Hebreeuwse woord zèra‘ voor: ‘zaad’ of ‘nageslacht’. Het is een collectief begrip. Dat wil zeggen dat het woord in het enkelvoud staat, maar dat het verwijst naar iets dat in de werkelijkheid meervoudig is. De NBV vertaalt het vaak met ‘nakomelingen’, bijvoorbeeld in Genesis 12:7, 13:15 en 28:13, waar het gaat om de nakomelingen van Abraham. In Galaten 3:16 verwijst Paulus naar de weergave van deze teksten in de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament. In de Septuaginta wordt het Hebreeuwse woord voor zaad in het Grieks met een enkelvoud vertaald, terwijl de vertalers ook voor een meervoud hadden kunnen kiezen. De NBV heeft dit weergegeven met het woord ‘nakomeling’. Paulus voert op grond van het gebruikte enkelvoud aan dat eigenlijk Christus is bedoeld. Het verband tussen Galaten 3:16 en de teksten in Genesis zou iets duidelijker zijn als in Genesis met het ook in het Nederlands collectieve begrip ‘nageslacht’ werd vertaald. In Genesis 3:15 komt hetzelfde collectieve begrip zèra‘ voor: ‘Vijandschap sticht ik (...) tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je de kop, jij bijt hen in de hiel’ (NBV). Merkwaardig is de overgang van het enkelvoud van het woord ‘nageslacht’ naar het meervoud in het vervolg: ‘zij’, ‘hen’. In het Hebreeuws wordt hier nadrukkelijk het enkelvoud gebruikt. Hoewel deze tekst niet wordt aangehaald in het Nieuwe Testament, ziet de gereformeerde traditie hierin een verwijzing naar Jezus Christus.’
- זַיִת = zajith (olijfboom)
- zajith (olijfboom) . זַיִת = zajith (olijfboom) . Taalgebruik in Tenakh : zajith (olijfboom) . Zelfst. naamw. met 3 medeklinkers . De middelste medekl. is een י = j . De middelste stamletter י = j kan met de klinker a samentrekken tot e . Het is dan een onveranderlijke klinker . Het is een zelfst. naamw. segolta van een zwakke stam : qatl-vormn (Lettinga 31 l en m) . stat. construct. mann. enk. זֵית = ze(j)th (olijfboom van) . mann. mv. זֵיתִים= ze(j)thîm (olijfbomen) . stat. construct. mann. mv. זֵיתֵי = ze(j)the(j) (olijfbomen van) . zelfst. naamw. mann. mv. en suffix bezitt. voornaamw. 3de pers. mann. enk. זֵיתָיו = ze(j)thâ(j)w (zijn olijfbomen) .
- zâkhar (gedenken) . זָכַר = zâkhar (gedenken,
zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar
(gedenken) . z k r : (1) act. qal perf. 3de pers. mann. enk. zâkhar (hij
gedenkt) OF (2) qal imperat. 2de pers. mann. enk. (gedenk) + qal. inf. constr. zëkhor
(te gedenken) OF (3) zelfst. naamw. zekhèr (herinnering, aandenken) OF (4) bijvoegl.
naamw. zâkhâr (mannelijk) . E. remember . Ned. gedachtig / indachtig zijn . D. gedenken
. Fr. souvenir (Lat. subvenir) . De getalwaarde van z-k-r is : zain =
7 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 . Totaal : 38 (2 X 19)
OF 227 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 2 . De som van de elementen is telkens 2 . Tenakh (104) .
- זכור = z-k-w-r . Tenakh (16) : (1) Ex
13,3 . (2) Ex 20,8 . (3) Nu 13,4 . (4) Dt 24,9 . (5) Dt 25,17 . (6) Joz 1,13 . (7) Ps 103,14 . (8) Ps 132,1 . (9) Kl 3,20 . (10) Neh 3,2 . (11) Neh 10,13 . (12) Neh 12,35 . (13) Neh 13,13 . (14) 1
Kr 4,26 . (15) 1 Kr 25,2 . (16) 1 Kr
25,10 . act. qal infin. absol. זָכוֹר = zâkhôr (gedenken) . Tenakh (6) : (1) Ex
13,3 . (2) Ex 20,8 . (3) Dt 24,9 . (4) Dt 25,17 . (5) Joz 1,13 . (6) Kl 3,20 . Zie het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken,
zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar
(gedenken) .
-- zëkhor lë´abhërâhâm (gedenk Abraham) . Slechts
in Ex 32,13
.
- z k r u (16) : act. qal perf. 3de pers. mv. zâhkërû (zij
gedenken) (5) OF act. qal. imperat. 2de pers. mv. zihkërû (herinnert
jullie) (8) OF zelfst. naamw. zekhèr + suffix pers. voornaamw. 3de pers.
enk. ô = zich¨rô (zijn aandenken) (3) . act. qal. imperat. 2de pers. mann. mv. זִכְרוּ = zihkërû
(herinnert jullie) van het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken,
zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar
(gedenken) . Tenakh (7) : (1) 1
Kr 16,12 . (2) 1
Kr 16,15 . (3) Ps 105,5 . (4) Js 46,8 . (5) Js 46,9 . (6) Jr 51,50 . (7) Mal 3,22 .
wajjizëkhor (en hij gedacht) . In negen verzen in de bijbel : (1) Gn
8,1 (God gedacht Noach) . (2) Gn
19,29 (God gedacht Abram) . (3) Gn
30,22 (God gedacht Rachel) . (4) Gn 42,9 (Jozef dacht aan zijn dromen) . (5) Ex
2,24 (... ´èth bërîthô = God gedacht zijn
verbond met Abraham , Isaak en Jakob) . (6) Js 63,11 (en het - volk - dacht aan de dagen...) . (7) Ps
78,39 . (8) Ps
106,45 . (9) Pr 11,8 (hij dacht aan de dagen... ) .
--- wajjizëkhor ´èlohîm (en God gedacht) . In vier verzen
in de bijbel : (1) Gn
8,1 (God gedacht Noach) . (2) Gn
19,29 (God gedacht Abram) . (3) Gn
30,22 (God gedacht Rachel) . (5) Ex
2,24 (... ´èth bërîthô = God gedacht zijn
verbond met Abraham , Isaak en Jakob) .
--- wajjizëkërèhä JHWH (en JHWH gedacht haar - Hannah)
. Qal imperfectum derde persoon mannelijk enkelvoud + suffix persoonlijk voornaamwoord
derde persoon vrouwelijk enkelvoud . 1 S 1,19 . Hapax .
- zâkhar (gedenken) . Verwijzing : zâkhar
(gedenken) , Ex
2,24 . z k r : zâkhar (gedenken) OF zâkhâr (mannelijk)
OF zekhèr (herinnering, aandenken) : Ps
111,4 . In 104 verzen in Tenakh . De getalwaarde van z-k-r is : zain = 7
, kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 . Totaal : 7 + 11 + 20 = 38 (2 X 19) OF
7 + 20 + 200 = 227 (priemgetal) .
- act. hifil perf. 3de pers. enk. hizëkîr (hij brengt in herinnering)
van het werkw.
- zëkharëjâh (Zecharja, Zacharia) . zëkharëjâh (Zecharja, Zacharia) . Taalgebruik in Tenakh : zëkharëjâh (Zecharja, Zacharia) . Getalwaarde : zain = 7 , kaph = 11 of 20 , resj = 20 of 200 , jod = 10 , he = 5 ; totaal : 53 (priemgetal) OF 242 (11 X 22) . Structuur : 7 - 2 - 2 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 8 . Tenakh (20) : (1) 2 K 14,29 . (2) 2 K 25,11 . (3) . (4) . (5) . (6) . (7) . (8) . (9) . (10) . (11) . (12) . (13) . (14) . (15) . (16) . (17) . (18) . (19) . (20) 2 Kr 24,20 . Ook zëkharëjâhû . Tenakh (10) : (1) 2 K 15,8 .
- ûzëkharëthanî (en gij mij gedenkt) . Prefux û
, qal actief perfectum tweede persoon mannelijk enkelvoud + suffix eerste persoon
enkelvoud . Slechts in één vers in de bijbel : 1 S 1,11 .
- zikârôn (herinnering, herinneringsteken) . In negen verzen in
de bijbel :
- zâkhërâh lî (denk aan mij) . In vier verzen in de bijbel
: (1) Neh 5,19 . (2) Neh 13,14 . (3) Neh 13,22 . (4) Neh 13,31 . Het kan gezien worden als een anagram : lëzakharjâh
: aan Zacharja .
- לְהַזְכִּיר = lëhazëkîr (om te gedenken) < prefix voorzetsel lë + hifil inf. stat. construct.
van het werkw. זָכַר = zâkhar (gedenken,
zich herinneren) . Taalgebruik in Tenakh : zâkhar
(gedenken) . Bijbel (4) : (1) 1 K 17,18 . (2) Ps
38,1 . (3) Ps
71,1 . (4) Am
6,10 .
- wâ´èzëkhor (en ik zal gedenken) . Slechts in Ex
6,5 .
- hazëkîrû (brengt in herinnering) . Qal hifil imperatief tweede
persoon meervoud . In twee verzen in de bijbel : (1) Js 12,4 . (2) Jr 4,16 .
- Combinatie van horen en gedenken : Gn
30,22 . Ex
2,24 . Ex
6,5 .
- imperat. aor. 2de pers. mv. = mnèsthète (herinner je / gedenk) . Imperatief aorist tweede persoon meervoud
van het werkw. mimnèskomai (gedenken, zich herinneren) . Bijbel (17) . LXX (15) . NT (2) . In zeventien
verzen in de bijbel . In vijftien verzen in het O.T. . In twee verzen in het
N.T. : Lc
24,6 .
- zâmar (snoeien) . zâmar (snoeien) . Taalgebruik in Tenakh : zâmar (snoeien) . Getalwaarde : zajin = 7 , mem = 13 of 40 , resj = 20 of 200 ; totaal : 40 (2³ X 5) OF 247 () .
- zânah (ontucht
plegen, ontrouw worden, afvallen) . zânah (ontucht plegen, ontrouw
worden, afvallen) . Taalgebruik in Tenakh : zânah
(ontucht plegen, ontrouw worden, afvallen) . Getalwaarde : zain = 7 , nun
= 14 of 50 , he = 5 ; totaal : 26 OF 62 (2 X 31) .
- act. qal perf. 3de pers. mann. mv. zânû (zij pleegden ontucht)
van het werkw. Tenakh (2) : (1) Re
2,17 . (2) Ez 23,3 .
- zânach (verlaten, verstoten, verwerpen) . zânach (verlaten, verstoten, verwerpen) . Taalgebruik in Tenakh : zânach (verlaten, verstoten, verwerpen) . Getalwaarde : zain = 7 , nun
= 14 of 50 , chet = 8 ; totaal : 29 OF 65 (5 X 13) . Structuur : 7 - 5 - 8 . Een vorm van zânach (verlaten, verstoten, verwerpen) in Kl (3) : (1) Kl 2,7 . (2) Kl 3,17 . (3) Kl 3,31 .
- act. qal perf. 3de pers. mann. enk. zânach Tenakh (4) . Werkwoordvorm (3) : (1) Hos 8,3 . (2) Hos 8,5 . (3) Kl 2,7 . Eigennaam (1) : Neh 11,30 (zânoach = Zanoach) .
- act. qal imperf. 3de pers; enk. jizënach (hij zal verwerpen) van het werkw. Tenakh (2) : (1) Ps 77,8 . (2) Kl
3,31 .
- waththizënach (en jij verwierp) < prefix verbindingswoord wë + werkwoordvorm act. qal imperf. 2de pers. mann. enk. van het werkw. Tenakh (1) Kl
3,17 .
- zâqen (oud, voornaam) . זָקֵן = zâqen (oud, voornaam) . Taalgebruik in Tenakh : zâqen (oud, voornaam6) . Getalwaarde : zajin = 7 , qoph = 19 of 100 , nun = 14 of 50 ; totaal : 40 of 157 . Structuur : 7 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (40) . Pentateuch (10) . Eerdere Profeten (16) . Latere Profeten (8) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (4 . Gn (9) : (1) Gn 18,12 . (2) Gn 19,4 . (3) Gn 19,31 . (4) Gn 24,1 . (5) Gn 24,2 . (6) Gn 25,8 . (7) Gn 27,1 . (8) Gn 35,29 . (9) Gn 44,20 . Lv (1) : Lv 19,32 . Joz (3) : (1) Joz 6,21 . (2) Joz 13,1 . (3) Joz 23,1 . Re (1) : Re 19,16 . 1 S (7) : (1) 1 S 2,22 . (2) 1 S 2,31 . (3) 1 S 2,32 . (4) 1 S 4,18 . (5) 1 S 8,1 . (6) 1 S 17,12 . (7) 1 S 28,14 . 1 K (3) : (1) 1 K 1,1 . (2) 1 K 1,15 . (3) 1 K 13,11 . 2 S (1) : 2 S 19,33 . 1 K (3) : (1) 1 K 1,1 . (2) 1 K 1,15 . (3) 1 K 13,11 . 2 K (1) : 2 K 4,14 . Een vorm van zâqen (oud, voornaam) in Jl (4) : (1) Jl 1,2 . (2) Jl 1,14 . (3) Jl 2,16 . (4) Jl 3,1 .
- mann. mv. זְקֵנִים = zëqenîm (ouderen) van het bijvoegl. naamw. זָקֵן = zâqen (oud, voornaam) . Taalgebruik in Tenakh : zâqen (oud, voornaam) . Getalwaarde : zajin = 7 , qoph = 19 of 100 , nun = 14 of 50 ; totaal : 40 of 157 . Structuur : 7 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (15) . Pentateuch (3) . Eerdere Profeten (0) . Latere Profeten (0) . 12 Kleine Profeten (3) . Geschriften (9) . Tenakh (15) : (1) Gn 18,11 . (2) Gn 37,3 (zëqunîm) . (3) Gn 44,20 (zëqunîm) . (4) Jl 1,14 . (5) Jl 2,16 . (6) Zach 8,4 . (7) Ps 107,32 . (8) Ps 148,12 . (9) Spr 17,6 . (10) Spr 20,29 . (11) Job 12,20 . (12) Job 32,4 . (13) Kl 4,16 . (14) Kl 5,12 . (15) Kl 5,14 .
- hazzëqenîm (de ouderen) < bepaald lidw. ha + zelfst. naamw.
mann. mv. zëqenîm (ouderen) van het zelfst. naamw. Tenakh (21) .
Pentateuch (5) . Eerdere Profeten (10) . Latere Profeten (1) . 12 Kleine Profeten
(1) . Geschriften (4) . Jl (1) : Jl
1,2 .
- ziqëne(j)khèm (jullie ouderen) . Tenakh (2) : (1) Dt
29,9 . (2) Jl
3,1 .
- mann. mv. stat. constr. זִקְנֵי = ziqëne(j) (ouderen) van het zelfst. naamw. זָקֵן = zâqen (oud, voornaam) . Taalgebruik in Tenakh : zâqen (oud, voornaam) . Getalwaarde : zajin = 7 , qoph = 19 of 100 , nun = 14 of 50 ; totaal : 40 of 157 . Structuur : 7 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . Tenakh (61) . Pentateuch (23) . Eerdere Profeten (24) . Latere Profeten (6) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (8) . 1 S (5) : (1) 1 S 4,3 . (2) 1 S 8,4 . (3) 1 S 11,3 . (4) 1 S 15,30 . (5) 1 S 16,4 .
- זִקְנֵי יִשְׂרָאֵל = ziqëne(j) jishërâ´el ( oudsten van Israël) . Tenakh (18) : (1) Ex 3,16 . (2) Ex 12,21 . (3) Ex 17,6 . (4) Ex 18,12 . (5) Nu 16,25 . (6) Dt 31,9 . (7) 1 S 4,3 . (8) 1 S 8,4 . (9) 2 S 3,17 . (10) 2 S 5,3 . (11) 2 S 17,4 . (12) 2 S 17,15 . (13) 1 K 8,1 . (14) 1 K 8,3 . (15) 1 Kr 11,3 . (16) 2 Kr 5,2 . (17) 2 Kr 5,4 . (18) Ez 20,3 .
- kol ziqëne(j) jishërâ´el (alle oudsten van Israël)
. Tenakh (3) : (1) 1
S 8,4 . (2) 1
K 8,3 . (3) 2
Kr 5,4 .
- lizëqunâ(j)w (voor zijn oude (dagen) / ouderdom < voorzetsel lë + mann. mv. stat. constr. + suffix pers. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Tenakh (3) : (1) Gn 21,2 . (2) Gn 21,7 .
- zâqân (baard) . זָקָן = zâqân (baard) . Taalgebruik in Tenakh : zâqân (baard) . Zie זָקֵן = zâqen (oud, voornaam) . Taalgebruik in Tenakh : zâqen (oud, voornaam6) . Getalwaarde : zajin = 7 , qoph = 19 of 100 , nun = 14 of 50 ; totaal : 40 of 157 . Structuur : 7 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . z-q-n . Tenakh (40) .
- הַזָּקָן = hazzâqân (de baard) < prefix bepaald lidw. ha + zelfst. naamw. זָקָן = zâqân (baard) . Taalgebruik in Tenakh : zâqân (baard) . Zie זָקֵן = zâqen (oud, voornaam) . Taalgebruik in Tenakh : zâqen (oud, voornaam6) . Getalwaarde : zajin = 7 , qoph = 19 of 100 , nun = 14 of 50 ; totaal : 40 of 157 . Structuur : 7 - 1 - 5 . De som van de elementen is telkens 4 . h-z-q-n . Tenakh (9) .
- זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen)
- zârâ` (zaaien,
planten, voortbrengen) . זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâ`
(zaaien, planten, voortbrengen) . Getalswaarde : zain = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17 : getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Gr. speirô (spreiden, zaaien) . Taalgebruik in het NT : speirô
(spreiden, zaaien) . Taalgebruik in de LXX : speirô
(spreiden, zaaien) . Een vorm van speirô (spreiden, zaaien) in de LXX (62) , in het NT (52) . Lat. seminare , zie Ned. sper-ma (zaad) . Fr. sèmer . Arabisch : zara`ah (zaaien) . Taalgebruik in de Qoran : zara`ah (zaaien) .
- Ned. : zaaien .
- act. ind. imperf. 2de pers. mann. enk. . Jussiefvorm ? תִזְרָע = thizërâ` van het werkw. זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâ`
(zaaien, planten, voortbrengen) . Getallenwaarde : zain = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17 : getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Deze vorm komt slechts in Lv 25,4 voor . th-z-r-` . Tenakh (10) : (1) Ex 23,10 . (2) Ex 23,16 . (3) Lv 19,19 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 . (6) Dt 11,10 . (7) Dt 22,9 . (8) Dt 29,22 . (9) Js 30,23 . (10) Mi 6,15 .
-- lo´ thizëra` (jij zult niet zaaien) . Tenakh (2) : (1) Lv 19,19 . (2) Dt 22,9 . Het verbod om de akker met verschillend soort zaad te zaaien .
- act. ind. imperf. 2de pers. mann. mv.. thizërâ`û (jullie zullen zaaien) . Telkens bij een ontkenning . Het betreft dus een verbod . Tenakh (3) : (1) Lv 25,11 (lo´ +) . (2) Jr 4,3 (wëlo´ +) . (3) Jr 35, 7 (wëlo´ +) .
- act. ind. imperf. 2de pers. enk. תִּזְרַע = thizëra` (jij zult zaaien) van het werkw. זָרַע = zârâ` (zaaien, planten, voortbrengen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâ`
(zaaien, planten, voortbrengen) . Getalwaarde : zain = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17 : getalwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (5) : (1) Ex 23,10 . (2) Ex 23,16 . (3) Lv 25,3 . (4) Dt 11,10 . (5) Js 30,23 . th-z-r-` . Tenakh (10) : (1) Ex 23,10 . (2) Ex 23,16 . (3) Lv 19,19 . (4) Lv 25,3 . (5) Lv 25,4 . (6) Dt 11,10 . (7) Dt 22,9 . (8) Dt 29,22 . (9) Js 30,23 . (10) Mi 6,15 .
- Grieks . act. ind. futurum 2de pers. mann. enk. σπερεις = spereis van het werkw. σπειρω = speirô (spreiden, zaaien) . Taalgebruik in het NT : speirô
(spreiden, zaaien) . Taalgebruik in de LXX : speirô
(spreiden, zaaien) . Bijbel (4) : (1) Ex 23,10 . (2) Lv 25,3 . (3) Lv 25,4 . (4) Mi 6,15 . Een vorm van σπειρω = speirô (spreiden, zaaien) in de LXX (62) , in het NT (52) .
- Latijn . act. ind. futurum 2de pers. enk. seminabis van het werkw. seminare . Bijbel : (1) Ex 23,10 . (2) Js 17,10 . (3) Mi 6,15 . Zie Ned. sper-ma (zaad) . Fr. sèmer . E. sow . D. besaën . Arabisch : زَرَعَ = zara`ah (zaaien) . Taalgebruik in de Qoran : zara`ah (zaaien) .
- לֱזַרְעוֹ = lëzar`ô (aan zijn geslacht) < voorzetsel lë + zelfst. naamw. זֶרַע = zèra` (geslacht) + suffix persoonl. voornaamw. 3de pers. mann. enk. . Zie het werkw. זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâ` (zaaien, planten, voortbrengen) . Getallenwaarde : zain = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17 : getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (2) : (1) Gn 17,19 . (2) Neh 9,8 .
- לֱזַרְעֲךָ = lëzar`äkhô (aan jouw geslacht) < voorzetsel lë + zelfst. naamw. זֶרַע = zèra` (geslacht) + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. mann. enk. . Zie het werkw. זָרַע = zâra` (zaaien, planten, voortbrengen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâ` (zaaien, planten, voortbrengen) . Getallenwaarde : zain = 7 , resj = 20 of 200 , ajin = 16 of 70 ; totaal : 43 (26 + 17 : getallenwaarde van de 2 godsnamen) OF 277 (priemgetal) . Structuur : 7 - 2 - 7 . De som van de elementen is telkens 7 . Tenakh (7) : (1) Gn 12,7 . (2) Gn 15,18 . (3) Gn 24,7 . (4) Gn 26,4 . (5) Gn 48,4 . (6) Ex 33,1 . (7) Dt 34,4 .
- זְרֹעַ = zëro`a (arm, macht, hulp)
- zëro`a (arm, macht, hulp) . זְרֹעַ = zëro`a (arm, macht, hulp) . Taalgebruik in Tenakh : zëro`a (arm, macht, hulp) .
- וּבִזְרֹעַ = ûbhizëro`a < prefix wë + prefix voorzetsel bë + זְרֹעַ = zëro`a (arm, macht, hulp) . Taalgebruik in Tenakh : zëro`a (arm, macht, hulp) . Tenakh (2) : (1) Dt 5,15 . (2) Dt 26,8 (εν βραχιονι αυτου = en brachioni autou = met zijn arm) .
- zârach (rijzen, opgaan) . zârach
(rijzen, opgaan) . Taalgebruik in Tenakh : zârach
(rijzen, opgaan) . Getalwaarde : zajin = 7 , resj = 20 of 200 , chet = 8
; totaal : 35 (5 X 7) OF 215 (5 X 43) . Structuur : 7 - 2 - 8 . Lat. oriri /
exoriri . Fr. se lever . D. aufheben . E. to flash up . z-r-ch . Tenakh (19)
. act. qal perf. 3de pers. mann. enk. zâhar (hij rijst op) . Tenakh (2)
: (1) Js 60,1
. (2) Ps
112,4 .
- act. qal imperf. 3de pers. mann. enk. jizërach / jizërâch
(hij rijst op) . Tenakh (3) : (1) 2
S 23,4 . (2) Js
60,2 . (3) Job
9,7 .
- wëzârach (en hij ging op) < prefix verbindingswoord wë
+ werkwoordvorm act. qal perf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. w-z-r-ch . Tenakh
(5) . wëzârach . Tenakh (3) : (1) Dt
33,2 . (2) Js
58,10 . (3) Pr
1,5 .
- zelfstandig naamw. zèrach (schijnsel, glans) . zarëchekh <
zelfst. naamw + suffix persoonl. voornaamw. 2de pers. vr. enk. Tenakh (1) Js
60,3 .
- zârâh (verstrooien, wannen) . זָרַה = zârah (verstrooien, wannen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâh (verstrooien, wannen) . Getalwaarde : zajin = 7 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 212 (2² X 53) . Structuur : 7 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 .
- act. qal perf. 3de pers. mann. mv. זֵרוּ = zerû (zij verstrooien) van het werkw. זָרַה = zârah (verstrooien, wannen) . Taalgebruik in Tenakh : zârâh (verstrooien, wannen) . Getalwaarde : zajin = 7 , resj = 20 of 200 , he = 5 ; totaal : 32 (2² X 2³) OF 212 (2² X 53) . Structuur : 7 - 2 - 5 . De som van de elementen is telkens 5 . Tenakh (2) : (1) Zach
2,2 . (2) Zach
2,4 .
- zâraq (sprenkelen, sprengen, strooien) . זָרַק = zâraq (sprenkelen, sprengen, strooien) . Taalgebruik in Tenakh : zâraq (sprenkelen, sprengen, strooien) . Getalswaarde : zain = 7 , rasj = 20 of 200 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 46 (2 X 23) OF 307 . Structuur : 7 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 1 .
- וַיִּזְרֹק = wajjizêroq (en hij besprenkelde) < prefix waw consecutivum + act. ind. imperf. 3de pers. mann. enk. van het werkw. זָרַק = zâraq (sprenkelen, sprengen, strooien) . Taalgebruik in Tenakh : zâraq (sprenkelen, sprengen, strooien) . Getalswaarde : zain = 7 , rasj = 20 of 200 , qoph = 19 of 100 ; totaal : 46 (2 X 23) OF 307 . Structuur : 7 - 2 - 1 . De som van de elementen is telkens 1 . Tenakh (6) : (1) Ex 9,10 . (2) Ex 24,8 . (3) Lv 8,19 . (4) Lv 8,24 . (5) 2 K 16,13 . (6) 2 Kr 34,4 .
- zëbhûlun (Zebulon) . zëbhûlun / zëbhulôn (Zebulon) . Taalgebruik in Tenakh : zëbhûlun (Zebulon) . Getalwaarde : zajin = 7 , beth = 2 , waw = 6 , lamed = 12 of 30 , nun = 14 of 50 ; totaal : 41 OF 95 (5 X 19) . zëbhûlun . Tenakh (24) . Pentateuch (12) . Eerdere Profeten (7) . Latere Profeten (3) . 12 Kleine Profeten (0) . Geschriften (2) . Gn (2) : (1) Gn 46,14 . (2) Gn 49,13 . zëbhulôn . Tenakh (6) : (1) Gn 30,20 . (2) Re 4,6 . (3) Re 5,18 . (4) Js 8,23 . (5) Ps 68,28 . (6) 2 Kr 30,10 . Zebulon is de zesde en laatste zoon van Lea en de tiende zoon van Jakob .
- zônâh (hoer, prostituee) .
- zôr (verwijderen,
zich vervreemden van, afvallig worden) . zôr (verwijderen, zich vervreemden
van, afvallig worden) . Taalgebruik in Tenakh : zôr
(verwijderen, zich vervreemden van, afvallig worden) . Getalwaarde : zajin
= 7 , waw = 6 , resj = 20 of 200 ; totaal : 33 (3 X 11) OF 213 (3 X 71) .
- n-z-r-w . Tenakh (13) . pass. nifal 3de pers. mann. mv. nâzorû
(zij wenden zich af) . Tenakh (2) : (1) Js
1,4 . (2) Ez
14,5 .
- zûlâh (buiten, behalve) . zûlâh (buiten, behalve) . Taalgebruik in Tenakh : zûlâh (buiten, behalve) .
- zûlâthi (behalve mij) . Tenakh (9) : (1) Dt 1,36 . (2) Dt 4,12 . (3) Joz 11,13 . (4) 1 K 3,18 . (5) 1 K 12,20 . (6) Js 45,5 . (7) Js 45,21 . (8) Hos 13,4 . (9) Ps 18,32 .
- zèh (dit) . zèh (dit) . Taalgebruik in Tenakh : zèh (dit) . Getalwaarde : zajin = 7 , he = 5 ; totaal : 12 (2² X 3) . Structuur : 7 - 5 . Tenach (305) . Pentateuch (87) . Eerdere Profeten (77) . Latere Profeten (37) . 12 Kleine
Profeten (7) . Geschriften (97) . Pr (33) . Pr 6 (2) : (1) Pr 6,2 . (2) Pr 6,9 .
- Grieks . aanwijz. voornaamw. houtos (deze) , hautè , touto . Taalgebruik
in het NT : houtos
(deze) . Taalgebruik in de Septuaginta : houtos
(deze) .
- Latijn . hic - haec - hoc . Fr. ceci . Ned. deze , dat / dit . D. der
- die - das . E. this - that .
- hazzo´th (dit) < bepaald lidw. ha + aanwijz. voornaamw. vr. enk. . Getalwaarde : he = 5 , zajin = 7 , aleph = 1 , thaw = 22 of 400 ; totaal : 35 (5 X 7) OF 413 (7 X 59) . Tenakh (261) . Pentateuch (80) . Eerdere Profeten (57) . Latere Profeten (93) . 12 Kleine
Profeten (7) . Geschriften (24) . Dt (41) . Dt 17 (3) : (1) Dt 17,4 . (2) Dt 17,18 . (3) Dt 17,19 .